Brief regering : Jaarlijkse voortgangsbrief Strafrechtketen en reactie Verantwoordingsonderzoek Algemene Rekenkamer
29 279 Rechtsstaat en Rechtsorde
Nr. 974
BRIEF VAN DE MINISTER EN STAATSSECRETARIS VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 5 juni 2025
1. Inleiding
Jaarlijks wordt uw Kamer voor het zomerreces geïnformeerd over de voortgang van de
prestaties in de strafrechtketen en de maatregelen die in gang zijn gezet ter uitvoering
van de motie Ellian c.s. (Kamerstuk 29 279, nr. 805)1 Hierbij doen wij u de voortgangsbrief van 2025 toekomen. Wij reageren met deze brief
ook op de conclusies en aanbevelingen over de coördinatie van de prestaties van de
strafrechtketen uit het Verantwoordingsonderzoek van de Algemene Rekenkamer (hierna:
Rekenkamer) dat op 21 mei jl. is gepubliceerd.2
In deze brief geven wij eerst een algemene reflectie op het onderzoek van de Rekenkamer
en schetsen wij de richting en hoofdlijnen van de aanvullende verbetermaatregelen
die in gang worden gezet (paragraaf 2). Vervolgens komt in paragraaf 3 het actuele
cijfermatige beeld aan de orde over de voorraden en doorlooptijden, op basis van de
factsheet strafrechtketen over 2024. In paragraaf 4 gaan we in op de ambities en maatregelen
die in het kader van de meerjarenagenda aanvullend worden voorbereid. Hiermee geven
wij ook uitvoering aan de aangenomen motie Michon-Derkzen van 8 april 20253 en komen we terug op de toezegging in de brief van de Minister van JenV van 11 november
2024 in reactie op de motie van het lid Mutluer.4 Tot slot delen we de stand van zaken op de twee overige ketendoelstellingen: digitalisering
en de implementatie van het nieuwe wetboek van strafvordering (paragraaf 5). In de
bijlage bespreken we voor de volledigheid nog enkele meer specifieke deelconclusies
van de Rekenkamer.
2. Conclusies Rekenkamer: algemene reflectie
De Rekenkamer heeft voor haar verantwoordingsonderzoek over 2024 onderzoek gedaan
naar de effecten van de in 2024 ingevoerde maatregelen in de strafrechtketen, in het
bijzonder ten aanzien van de doorlooptijden van jeugd- en zedenzaken. De Rekenkamer
stelt op basis van de beschikbare cijfers tot en met 2023 vast dat de doorlooptijden
voor zeden en jeugdzaken ver achterblijven bij de streefnormen. Verder concludeert
de Rekenkamer dat «de Minister de bedrijfsvoering van strafrechtketen te weinig coördineert»
en dat de verbeteringen die sinds 2024 zijn doorgevoerd «nog in ontwikkeling, tijdelijk,
vanzelfsprekend of onvoldoende» zijn. Dit leidt tot het oordeel dat sprake is van
een onvolkomenheid waar het gaat om de coördinatie op de prestaties van de strafrechtketen.
Daaraan verbindt de Rekenkamer de aanbeveling «dat de Minister gebruik moet maken
van zijn wettelijke bevoegdheden om aanwijzingen te geven aan ketenpartners in de
strafrechtketen over hun bedrijfsvoering om het algemene ketenbelang te behartigen».
Daarbij zou de focus gelegd moeten worden op het aanpakken van knelpunten en het verbeteren
van sturingsinformatie en werkprocessen, waarbij centraal moet staan wat de uitvoering
nodig heeft.
Wij onderkennen dat de resultaten bij het verbeteren van de doorlooptijden tot en
met 2023 zijn achtergebleven bij de streefnormen die de ketenorganisaties zichzelf
hebben gesteld. Tegelijkertijd komt dit wat ons betreft deels doordat het tijdsverloop
tussen de aankondiging van de verbetermaatregelen (januari 2024) en het nu verrichte
Rekenkameronderzoek relatief kort is, omdat sommige maatregelen eerst nog organisatorische
invulling vergden voordat ze feitelijk in gang konden worden gezet. Dat maakt dat
de effecten van de ingezette maatregelen wellicht nog te weinig zichtbaar zijn. Bovendien
latende meest recente cijfers over 2024 een positiever beeld laten zien ten opzichte
van 2023. In paragraaf 3 lichten wij dit nader toe.
Het rapport van de Rekenkamer volgt op de eerdere kritische conclusies uit de parlementaire
verkenning van uw Kamer en de daaropvolgende motie Ellian c.s. uit 2023. Hoewel we
op de goede weg zijn, hebben we te maken met weerbarstige vraagstukken waarvan de
aanpak tijd kost. Hiermee rekening houdend is wel duidelijk dat aanvullende inspanningen
gewenst zijn om de gewenste verbetering van het presterend vermogen van de strafrechtketen
te realiseren.
Wij hebben hierover recent overleg gevoerd met de bestuurders van alle betrokken ketenorganisaties.
De belangrijkste uitkomst daarvan is dat we met gedeelde urgentie nu een nieuw traject
ingaan: de komende periode wordt een meerjarenagenda uitgewerkt met heldere doelen
en verantwoordelijkheden, die erop is gericht het presterend vermogen van de strafrechtketen
te versterken, de voorraden te verkleinen en de doorlooptijden te verbeteren. Het
Ministerie van JenV en ketenorganisaties zetten zich ervoor in om knelpunten die hieraan
in de weg staan, ieder vanuit de eigen verantwoordelijkheid en waar nodig gezamenlijk,
aan te pakken. Daarbij werd de conclusie van de Rekenkamer dat centraal moet staan
wat de uitvoering nodig heeft om beter te kunnen presteren breed ondersteund. Hierin
zien wij een gedeelde opgave met de gehele strafrechtketen.
Om het presterend vermogen van de strafrechtketen te verbeteren, hebben we met de
ketenorganisaties afgesproken dat meer dan tot nu toe vooruitgekeken moet worden naar
wat er op de ketenorganisaties afkomt, zodat zij daar tijdig op kunnen anticiperen
en daar gezamenlijk en waar nodig in overleg met het ministerie keuzes in kunnen maken.
Dat vergt soms ook politieke keuzes. Niet alles kan tegelijk en er zijn grenzen aan
het absorptievermogen en de verwerkingscapaciteit van de strafrechtketen.
De ketenorganisaties benadrukken dat het belangrijk is om bij het verbeteren van de
doorlooptijden primair in te zetten op versterking van lokale en regionale initiatieven
en werkwijzen. De sturing op zaken en doorlooptijden vindt ook primair op het lokale
en regionale niveau plaats en dat moet zo blijven. Daar zit de expertise, daar zijn
de verantwoordelijkheden belegd en daar zetten al die duizenden professionals zich
elke dag in voor een eerlijk, effectief en tijdig strafrecht. Wij onderschrijven het
belang van regionale en lokale inzet, in combinatie met afstemming en coördinatie
op landelijk niveau op basis van verbeterde transparante sturingsinformatie (zie verder
in paragraaf 4.3 onder versterking coördinatie).
We onderschrijven de aanbeveling van de Rekenkamer dat knelpunten die in de weg staan
aan versnelling van de doorlooptijden beter en eerder in beeld moeten komen en worden
opgepakt; regionaal waar dat kan en landelijk waar dat nodig is. De vorig jaar aangestelde
ketencoördinatoren kunnen juist hierbij vanuit het lokale en regionale niveau een
belangrijke rol spelen. De ketenorganisaties en het ministerie werken de komende maanden
gezamenlijk aan een concrete, meerjarenagenda gericht op het wegwerken van de voorraden
en het verbeteren van de doorlooptijden. Zie hierover verder paragraaf 4.
In samenhang hiermee gaan we de bestaande overleg- en coördinatiestructuren binnen
het ministerie en tussen het ministerie en de ketenorganisaties kritisch tegen het
licht houden: waar en hoe kan het ministerie zijn coördinerende rol beter invullen
en welke aanvullende acties zijn daarbij passend, rekening houdend met de onafhankelijke
positie van de Rechtspraak, de bijzondere rechtsstatelijke positie van het Openbaar
Ministerie en het sui generis karakter van de politie.
Ook gaan we met de ketenorganisaties gezamenlijk bekijken hoe de transparantie, toegankelijkheid
en benutting van ketendata verbeterd kan worden. Hierop hebben de ketenorganisaties
al stappen gezet, maar het is belangrijk dat er een nog beter beeld beschikbaar komt
van de voortgang en eventuele knelpunten bij het wegwerken van voorraden en het versnellen
van doorlooptijden, waar deze door veroorzaakt worden en hoe ze kunnen worden weggenomen.
In lijn met de aanbeveling van de Rekenkamer zal hierbij waar nodig een beroep gedaan
worden op externe expertise.
In het recente overleg met de ketenorganisaties is ons goed duidelijk geworden dat
de urgentie om de ketenprestaties te verbeteren bij alle betrokkenen hoog is. De hoofdlijnen
van de meerjarenagenda en de concrete afspraken die wij met de ketenorganisaties hebben
gemaakt over aanscherping van de coördinatie binnen het departement en in relatie
tot de ketenorganisaties, geven ons het vertrouwen dat we op de goede weg zijn. Dat
zijn we ook verplicht aan zowel slachtoffers als verdachten: het is van groot belang
dat zij sneller zekerheid krijgen over hun zaak. Dat zal bijdragen aan het vertrouwen
in het strafrecht en daarmee in de rechtsstaat in het algemeen. We zullen de voortgang
kritisch blijven monitoren en uw Kamer daarover blijven rapporteren.
3. Doorlooptijden en voorraden: cijfers 2024 tot en met eerste kwartaal 2025
Als bijlage bij deze brief treft u de factsheet strafrechtketen van 2024 aan. Zoals
uit de factsheet naar voren komt, hebben de ketenorganisaties ook het afgelopen jaar
een enorme hoeveelheid strafzaken, zowel overtredingen als misdrijven, afgehandeld.5 Dat is een compliment waard, gegeven het feit dat de druk op de strafrechtketen hoog
is en de organisaties, net als andere sectoren in de samenleving, te kampen hebben
(gehad) met personeelskrapte. Wij waarderen hun inzet, te meer daar wij zien dat de
prestaties in de keten een verbetering laten zien: verschillende doorlooptijden laten
een lichte verbetering zien en de voorraad oude zaken neemt af. Dat laatste duidt
op een afname van de werkvoorraden. Hieronder zullen wij nader ingaan op in welke
fasen van het proces zich verbeteringen hebben voorgedaan.6
Zeden
Eind 2022 is gestart met het actieplan versterken ketenaanpak in zedenzaken. Zichtbaar
wordt dat de inspanningen resultaat beginnen op te leveren. Bij de politie is de doorlooptijd
gelijk gebleven: vanaf het moment van «aangifte bij de politie» heeft in 53% (in plaats
van de beoogde 80%) binnen 180 dagen inzending aan het OM plaatsgevonden. Daarbij
moet echter worden aangetekend dat de instroom van zedenzaken met 8% is toegenomen
ten opzichte van 2023, mogelijk onder meer als gevolg van de invoering van de Wet
seksuele misdrijven, zonder dat dit heeft geleid tot verdere vertraging. Tegelijkertijd
is de voorraad oude zaken bij de politie afgenomen, in 2023 was die in 32% van de
zaken meer dan een jaar, in 2024 was dit 16%.
De doorlooptijd in de fase «Instroom OM» tot «beoordeling OM» is flink verbeterd (van
49% naar 60% in 60 dagen). Van «beoordeling OM» tot «eerste zitting» is licht verbeterd
(van 41% naar 43%). De doorlooptijd bij de rechtspraak is gelijk gebleven («eerste
zitting» tot «eindvonnis» 72% in 90 dagen). De Algemene Rekenkamer heeft opgemerkt
dat zaken die niet binnen de genoemde percentages zijn behandeld er langer over doen.
De oorzaak hiervan is het wegwerken van oude voorraad, waardoor tijdelijk doorlooptijden
in eerste instantie wat op kunnen lopen, omdat de verwerkingstijd van oudere zaken
het gemiddelde omhoog brengt. Het wegwerken van oude voorraden zal op termijn gaan
bijdragen aan verkorting van de doorlooptijden.
Jeugd
Bij de jeugdzaken zijn in 2024 nieuwe normen vastgesteld, met meetpunten die passen
bij de huidige systemen en waarbij een realistisch groeipad is ontwikkeld. Uit eerste
cijfers blijkt dat politie en OM in 2024 uitstekend presteren op deze normen. De groeinorm
van 70%, die in 2026 dient te worden bereikt, wordt in 2024 bijna of helemaal bereikt.
De doorlooptijd van de fase «vanaf dagvaarden tot vonnis», loopt nog niet conform
de norm. Bezien wordt of de overige jeugdstrafrechtpartners ook zo snel mogelijk kunnen
aansluiten op de jeugdmonitor doorlooptijden.
Veel voorkomende criminaliteit (vvc)-zaken
Ten aanzien van veel voorkomende criminaliteit (vvc) geldt dat er tot nu toe nog geen
streefnormen zijn geformuleerd, dit gaat de komende jaren wel gebeuren als onderdeel
van de meerjarenagenda van de ketenorganisaties (zie paragraaf 5). Wel is zichtbaar
dat de voorraad VVC-zaken afneemt. De voorraad politierechter zaken (PR-zaken) bij
de Rechtspraak daalt hard, het overgrote deel daarvan betreft VVC-zaken. De afgelopen
jaren is al hard gewerkt aan het verkorten van de doorlooptijden van de VVC-zaken.
Dat heeft erin geresulteerd dat de voorraad op zitting te plannen zaken van eind 2022
van ruim 13.500 zaken, eind april 2025 was teruggebracht tot circa 7.200 zaken. Deze
tendens zet door. Niet alleen wordt de voorraad steeds kleiner – de verwachting is
dat die voorraad de komende jaren nog verder daalt – ook de ouderdom van de zaken
daalt aanzienlijk.
De cijfers over 2024 laten bij politie, Openbaar Ministerie en Rechtspraak zowel bij
zeden als bij jeugd in een aantal fasen van het strafproces een voorzichtige en soms
ook duidelijke verbetering zien. Bij veel voorkomende criminaliteit is het beeld dat
de voorraden daar flink afnemen. Hiermee zijn we er zeker nog niet, de resultaten
moeten verder verbeteren en daar zijn nog grote stappen te maken. Dat is voor de ketenorganisaties
voldoende reden om in de meerjarenagenda de ambities onverminderd voort te zetten,
om bij zeden voor 2026 een tussenstap in te bouwen om tot een realistischer groeipad
te komen richting de jaren erna en om meer specifieke ambities te formuleren met betrekking
tot de aanpak van veelvoorkomende criminaliteit. Dit wordt in de volgende paragraaf
nader uitgewerkt als onderdeel van de meerjarenagenda.
4. Meerjarenagenda strafrechtketen
De organisaties in de strafrechtketen werken aan een meerjarenagenda die moet leiden
tot een versterking van de aanpak van voorraden en doorlooptijden, op drie geprioriteerde
zaaksstromen: zeden, jeugd en veel voorkomende criminaliteit. Om die versterking te
realiseren worden door de organisaties zowel generieke maatregelen (die de doorlooptijden
in algemene zin verkorten) als specifieke maatregelen (die zich met name richten op
een zaaksstroom) genomen. De maatregelen zullen zowel op lokaal/regionaal als op landelijk
niveau worden uitgevoerd, waarbij zowel de ketenorganisaties als het Ministerie van
JenV een rol hebben. Hieronder beschrijven we eerst de cijfermatige doelstellingen
voor de komende jaren. Daarna gaan we in op de maatregelen die op dit moment worden
uitgewerkt. Het streven is om de eerste uitwerking met verdere planning van de maatregelen
in het najaar van dit jaar gereed te hebben (zie paragraaf 4.2 en 4.3).
4.1 Ambities doorlooptijden en voorraden 2026 en verder
De meerjarenagenda richt zich op één van de ketendoelstellingen, de aanpak van doorlooptijden.
De meerjarenagenda zal later worden aangevuld met afspraken over de andere twee ketendoelen,
namelijk ketendigitalisering en implementatie van het nieuwe Wetboek van Strafvordering.
De afspraken over de aanpak van doorlooptijden hebben zoals gezegd betrekking op de
drie geprioriteerde zaaksstromen zeden-, jeugd- en vvc-zaken.
Zedenzaken:
In 2019 zijn voor zedenzaken normen vastgesteld voor de doorlooptijd van deze zaken
van aangifte bij de politie tot eindvonnis in eerste aanleg. Vanaf 2022 wordt er met
een actieplan gewerkt aan het verbeteren van deze doorlooptijden. De organisaties
in de strafrechtketen stellen zich in de meerjarenagenda tot doel in 2026 in 70%,
in 2027 in 75% en in 2028 in 80% van alle zedenzaken de afgesproken doorlooptijden
te halen.
Jeugdzaken:
In 2024 heeft het Bestuurlijk Ketenberaad voor jeugdzaken (herijkte) normen en doelstellingen
voor de doorlooptijden vastgesteld. Het zijn ketennormen en normen voor verschillende
deeltrajecten in het jeugdstrafrecht, inclusief de leveringsbetrouwbaarheid van de
benodigde rapportages over de persoon van de verdachte. In de meerjarenagenda stellen
de organisaties in de strafrechtketen zich tot doel in 2026 in 70% en in 2028 in 80%
van alle jeugdzaken de afgesproken doorlooptijden en normen voor tijdige advisering
te halen.
VVC-zaken:
Ten aanzien van VVC-zaken stellen de organisaties in de strafrechtketen zich tot doel
de bestaande achterstanden in VVC-zaken bij politie, OM en Rechtspraak uiterlijk medio
2026 grotendeels te hebben weggewerkt. Er vindt nog overleg plaats met de partners
verderop in de keten, om te borgen dat voldoende geanticipeerd kan worden op de verwerking
van deze inhaalslag. Naast het wegwerken van de voorraden worden ook voor VVC-zaken
normen ontwikkeld voor de doorlooptijden voor de jaren 2026 en verder. Hiermee wordt
een belangrijke beweging gemaakt om de voorraden weg te werken en normen te ontwikkelen
voor zaken die een grote impact hebben op de samenleving. Het gaat om hoge volumes
van relatief eenvoudig te behandelen misdrijven zoals diefstal, inbraak en eenvoudige
mishandeling, waarin veelal de ZSM-aanpak wordt toegepast en de zaken worden afgedaan
met een OM-strafbeschikking of, indien ze aan de rechter worden voorgelegd, via de
politierechter, snelrecht of supersnelrecht. VVC-zaken vormen kwantitatief ongeveer
tweederde van alle misdrijfzaken. Het wegwerken van voorraden en het verkorten van
de doorlooptijden in deze zaakstroom heeft dus een groot effect op de samenleving
en de prestaties van de strafrechtketen als geheel.
4.2 Maatregelen en aanpak knelpunten ketenorganisaties
Om de prestaties in de strafrechtketen te verbeteren worden door de organisaties in
de strafrechtketen verschillende maatregelen ingezet. Deze zijn enerzijds generiek,
waar zij in algemene zin doorlooptijden verkorten, en anderzijds specifiek daar waar
zij zich richten op één van de zaakstromen. Maatregelen zullen zowel op landelijk
als op lokaal niveau worden uitgevoerd. Wij gaan eerst in op de maatregelen die de
ketenorganisaties nemen om de afspraken in de meerjarenagenda te realiseren. Vervolgens
zullen wij aangeven hoe wij de ketenorganisaties daarbij zullen ondersteunen.
Aanscherping selectiviteits- en opportuniteitskader OM/politie
Om te voorkomen dat zaken de strafrechtketen instromen die beter langs andere weg
kunnen worden afgedaan is van belang dat politie en Openbaar Ministerie nog meer gaan
werken vanuit een gedeeld selectiviteits- en opportuniteitskader. Op dit moment ronden
OM en politie een eerste ontwikkelingsfase af, de opgedane inzichten en ervaringen
worden verder uitgewerkt tot een kader dat de sturing op de instroom van strafzaken
helpt bevorderen. Dit ondersteunt de lokale sturing op de instroom van zaken.
Triage en Coördinatiepunten
De politie verkent momenteel de inrichting van de het landelijke eenduidig inrichten
van Triage en Coördinatiepunten (TCP) ten behoeve van het werk in de basisteams. Deze
teams voeren activiteiten uit die gerelateerd zijn aan de in- door- en uitstroom en
kwaliteit van opsporingsonderzoeken die starten in het (basis)team. Het landelijk
eenduidig beschrijven en inrichten van het TCP zal bijdragen aan betere triage, snellere
doorlooptijden, kwalitatief betere uitstroom en meer rechtsgelijkheid voor burgers.
Verruiming inzet OM-strafbeschikking
Per 1 februari 2025 is binnen het OM de Tijdelijke instructie intensivering strafbeschikking
bij veelvoorkomende vermogensdelicten (hierna: Tijdelijke instructie) in werking getreden.
Met deze uitbreiding van de inzet van de strafbeschikking beoogt het College van procureurs-generaal
(College) de strafrechtketen te ontlasten, de doorlooptijden te verkorten en meer
criminaliteit aan te pakken, zoals uitvoerig besproken in het debat met uw Kamer van
8 april 2025.7 Het College gaat de resultaten van de Tijdelijke instructie en de mate waarin deze
bijdraagt aan de beoogde doelen monitoren. Op basis van deze resultaten en de resultaten
van de twee aangekondigde onderzoeken naar de strafbeschikking,8 zal het College bezien of het de toepassing van de strafbeschikking blijvend en eventueel
verder verruimd zal worden.
OM Programma Voorraden & Doorlooptijden
Het OM werkt met het Programma Voorraden & Doorlooptijden via zes programmalijnen
de komende jaren door middel van sprints aan uniforme en heldere definiëring, het
in balans brengen van in- en uitstroom van zaken, beter voorraadbeheer, het operationaliseren
van volumesturing, optimale benutting van zittingscapaciteit en de drie prioriteiten
van het BKB: zeden, jeugd en vvc. Het programma bevat concrete doelstellingen voor
de drie prioriteiten, zoals het behalen van de voor het OM geldende streefnormen voor
zeden en jeugd. De keteneffecten van dit programma worden in het Coördinerend Keten
Beraad (CKB) besproken.
De (optimale) vulling van MK- en PR-zittingen
In ieder arrondissement worden vrijwel dagelijks (super)snelrechtzittingen gehouden.
Niet overal worden deze zittingen goed gevuld. Een belemmerende factor hierbij lijkt
te zijn dat OM niet kort voor de zitting nog zaken kan toevoegen omdat de reclasseringsrapportage
dan niet tijdig gereed is. 3RO sluit aan bij landelijke en lokale initiatieven (zoals
de digitale samenwerkingsruimte ZSM) om doorlooptijden te bekorten en is bereid waar
nodig ook behulpzaam te zijn bij het verbeteren van de planning van zittingen en vaststelling
van zittingsconvenanten.
Gezamenlijk project OM en Rechtspraak: «Verbetering Verkeerstorens»
Ieder arrondissement heeft een logistiek centrum, een «Verkeerstoren». Medewerkers
van het OM en de Rechtspraak werken hier samen. Zij regelen de logistieke planning
van meervoudige strafzaken. Ook monitoren, begeleiden en bewaken zij de zaakstromen.
De Verkeerstorens dragen bij aan een zo optimaal mogelijke zittingsvulling. De Verkeerstorens
spelen bijvoorbeeld een belangrijke rol bij het prioriteren van (meervoudige) jeugd-
en zedenzaken. OM en Rechtspraak hebben hun gezamenlijk project «Verbetering Verkeerstorens»,
tot eind 2025 verlengd. Dit draagt bij aan de versterking van de verkeerstorens.
Voorkomen onnodig aanhouden van zaken
OM en Rechtspraak onderzoeken samen hoe voorkomen kan worden dat strafzaken aangehouden
moeten worden of niet gepland kunnen worden op zitting wegens het ontbreken van (onder
meer Pro Justitia) rapportages (zie ook paragraaf 4.3). Bij dit onderzoek zullen ook
de criteria betrokken worden om tot een dergelijke rapportage opdracht te geven.
Tenuitvoerlegging straffen
Openbaar Ministerie, Rechtspraak en CJIB overleggen zowel lokaal als landelijk om
te zorgen voor een snellere, zekerdere en beter geïnformeerde tenuitvoerlegging van
straffen. De drie reclasseringsorganisaties (3RO) en het CJIB werken samen met het
Openbaar Ministerie en het Ministerie van JenV projectmatig aan concrete maatregelen
om het aantal succesvol afgeronde taakstraffen met 5% te verhogen.
Sinds het najaar van 2023 is er bij de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) een capaciteitsprobleem,
onder andere door een stijgende bezetting als gevolg van langere detenties en een
toename van tbs-passanten en jongvolwassenen in het gevangeniswezen. Er is sinds eind
vorig jaar sprake van een code zwart-situatie: concreet betekent dit een bezetting
van ruim 99,5% bij DJI en er blijven stelselmatig arrestanten achter op politiebureaus.
Ook is er is een groeiende voorraad zelfmelders en arrestanten. Uw Kamer wordt hierover
periodiek geïnformeerd door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid via de
voortgangsrapportages capaciteit DJI.
Ketencoördinatoren
In alle arrondissementen/politieregio’s zijn sinds 2023 ketencoördinatoren werkzaam.
Zij werken voor de lokale organisaties in de strafrechtketen. Ketencoördinatoren ondersteunen
en/of coördineren in elk arrondissement de gezamenlijke aanpak van de geprioriteerde
zaakstromen en identificeren en bedenken oplossingen voor de problemen op de koppelvlakken.
Ketencoördinatoren wisselen met elkaar best practices uit. Tevens nemen zij het voortouw in het monitoren van de actuele stand van zaken
op het gebied van in-, door- en uitstroom van deze zaken. De ketencoördinatoren zijn
in beginsel aangesteld voor twee jaar. Op basis van de positieve ervaringen in de
meeste regio’s is inmiddels in het Bestuurlijk Ketenberaad strafrechtketen besloten
om deze periode te verlengen. De verwachting is dat deze verlenging zal bijdragen
aan verdere verbetering van de afstemming en samenwerking op lokaal en regionaal niveau
en in het identificeren en helpen oplossen van knelpunten.
4.3 Maatregelen/aanpak knelpunten door JenV
In de loop van 2024 zijn, ter uitvoering van de motie Ellian c.s., stappen gezet om
de monitoring en coördinatie vanuit het departement, zowel intern als in relatie tot
de strafrechtketen te versterken. In deze paragraaf gaan wij kort in op de stand van
zaken, de voorgenomen aanscherpingen en leggen we de koppeling met de bevindingen
van de Rekenkamer.
Scherpere invulling verantwoording aan Ministerie van JenV
De ketenorganisaties zijn primair zelf verantwoordelijk voor het doorvertalen van
landelijk afgesproken doelstellingen en voor het in gang zetten van concrete maatregelen
die het verbeteren van het presterend vermogen van de strafrechtketen tot doel hebben.
Wij spreken de ketenorganisaties vanuit onze politieke verantwoordelijkheid aan op
het realiseren van de gestelde ketendoelen en bieden ondersteuning bij het wegnemen
van knelpunten. Daarbij besteden wij nadrukkelijk aandacht aan wat de ketenorganisaties
van ons nodig hebben om hun prestaties te verbeteren.
Aan de hand van de streefnormen die de ketenorganisaties zelf hebben afgesproken en
de daaraan gekoppelde acties en maatregelen:
1) wordt beoordeeld of de doelen ambitieus genoeg zijn gesteld (en ketenbreed zijn vastgelegd
in de jaarplancyclus);
2) wordt de voortgang gemonitord van de resultaten en worden deze geagendeerd in de bestuurlijke
overleggen met de ketenorganisaties;
3) worden de organisaties aangesproken als blijkt dat de gemaakte afspraken (binnen de
keten) niet worden nagekomen, dan wel zal worden bemiddeld wij als organisaties er
onderling niet uitkomen.
Het is van belang dat de ketendoelstellingen voor de strafrechtketen voor alle organisaties
transparant opgenomen zijn in de jaaraanschrijvingen en de bestuurlijke afspraken
tussen het Ministerie van JenV en de ketenorganisaties. Dit verbeterproces is vorig
jaar gestart. Op dit moment zijn de doelstellingen met betrekking tot doorlooptijden
verwerkt in jaarplanaanschrijvingen, kaderbrieven, subsidiebrieven en bijdragebrieven
aan ketenorganisaties. De doelstellingen zijn ook opgenomen in de bijdragebrief rechtspraak.
Dit proces zullen wij nauwlettend blijven volgen en mochten er verdere aanscherpingen
of verbeteringen nodig zijn, dan zullen we die doorvoeren. Bij het opstellen van de
volgende Veiligheidsagenda9 bezien we hoe de in het BKB gemaakte afspraken over doorlooptijden zich daartoe verhouden
en daarin een plaats kunnen krijgen.
Dat ketenorganisaties verantwoording afleggen over de besteding van toegekende middelen
en over de afgesproken doelstellingen staat niet ter discussie. De Rekenkamer noemt
planning-, roostering- en personeelsbeleid van de ketenorganisaties als voorbeelden
van zaken die onder bedrijfsvoering vallen waarover wij meer zeggenschap zouden hebben.
Maar deze zaken raken zodanig aan de interne werkprocessen van sommige ketenorganisaties
en de inhoud van het werk, dat daarbij de grens tussen «bedrijfsvoering» van die organisaties
en de inhoud van hun werk heel dun wordt, in het bijzonder bij de Rechtspraak en het
Openbaar Ministerie.
Wij zullen betrokken blijven bij de realisatie van de in de meerjarenagenda aangekondigde
afspraken en maatregelen. Niet alleen zullen wij de keten blijven ondersteunen bij
het oplossen van de knelpunten die zich kunnen voordoen, maar ook zullen wij de voortgang
scherp blijven monitoren en samen met de ketenorganisaties de nodige acties nemen
om indien nodig ook tussentijds te kunnen bijsturen. Daarvoor zullen alle relevante
overleggen op verschillende niveaus worden benut, consequenter en frequenter dan tot
nu toe het geval is geweest. Belangrijke voorwaarde daarvoor is dat er voldoende transparante
informatie beschikbaar is om op tijd de gewenste actie te kunnen ondernemen. Zoals
aangegeven in het begin van deze brief vergt dit nog verdere verkenning en concretisering.
Dat zal in de komende maanden gebeuren. Een van de reeds ingezette maatregelen is
dat de ketenorganisaties werken aan een regionale monitor, die naar verwachting nuttige
aanvullende inzichten zal geven bovenop de landelijke cijfers. Waar het gaat om het
beter identificeren van knelpunten die zorgen voor vertraging in de afhandeling van
zaken, zien wij een belangrijke rol weggelegd voor de ketencoördinatoren die in de
verschillende regio’s werkzaam zijn. Zij zijn bij uitstek in de positie om knelpunten
op het spoor te komen en oplossingen aan te dragen, waar het kan op regionaal niveau
en waar dat nodig is op landelijk niveau. Wij gaan verder met de ketenorganisaties
in gesprek over andere mogelijkheden tot verbetering, waarbij we ook specifieke expertise
zullen betrekken op het gebied van logistiek en het genereren van sturingsinformatie.
Overzicht en prioritering nieuwe beleids-en wetgevingsvoorstellen
Portfoliomanagement
De strafrechtketen wordt al jarenlang geconfronteerd met een grote hoeveelheid nieuwe
beleids- en wetgevingsvoorstellen die impact hebben op de ketenorganisaties. De Rekenkamer
werpt terecht de vraag op of de organisaties in de strafrechtketen deze voorstellen
wel adequaat kunnen implementeren. Niet alles kan tegelijkertijd en dat betekent dat,
in nauw overleg met de ketenorganisaties, meer rekening moet worden gehouden met het
absorptievermogen van de ketenorganisaties als het gaat om de implementatie van alle
beleids- en wetgevingsinitiatieven, inclusief de internationale (EU)-wetgeving. Dit
is des te belangrijker in relatie tot de implementatie van het nieuwe Wetboek van
Strafvordering. Juist daarom heeft het Ministerie van JenV in 2024 een project gestart
om met behulp van «portfoliomanagement» een transparant overzicht te creëren dat het
mogelijk moet maken om te kiezen en prioriteren.
In dit kader is nu een belangrijke volgende stap gezet. Er is in samenwerking met
strafrechtketenpartners een interactief dashboard ontwikkeld dat een overzicht biedt
van alle beleids- en wetgevingsinitiatieven, specifiek gericht op de strafrechtketenpartners.
Dit dashboard is ontworpen om ervoor te zorgen dat strafrechtketenpartners al in de
beleidsvormende fase tijdig en volledig geïnformeerd zijn over alle relevante ontwikkelingen.
Het dashboard zal medio juni beschikbaar worden gesteld aan geautoriseerde personen
binnen elke strafrechtketenpartner. Deze personen kunnen op elk gewenst moment het
overzicht raadplegen en de meest recente beleidsinitiatieven inzien. Dit draagt bij
aan een transparanter en efficiënter proces, waarbij de strafrechtketenpartners proactief
kunnen inspelen op nieuwe ontwikkelingen.
Bij de ontwikkeling van het dashboard heeft een ketenbrede werkgroep met vertegenwoordigers
van organisaties uit de strafrechtketen een cruciale rol gespeeld. Diezelfde groep
werkt nu ook aan de volgende stap: het opstellen van een werkwijze waarmee de consequenties
van beleidswijzigingen en het absorptievermogen van ketenorganisaties kunnen worden
ingeschat. Dit zal de mogelijkheid gaan bieden voor de laatste stap: een uniform prioriteringsproces
richting de strafrechtketen, met het oog op het maken van verantwoorde keuzes over
de (de)prioritering van voorstellen.
Aanpak knelpunten NIFP
Het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie (NIFP) kampt
al geruime tijd met problemen om te voldoen aan de vraag naar pro Justitie- rapportages10 en deze op tijd op te leveren. De belangrijkste oorzaak is een structureel tekort
aan rapporteurs. Dit tekort wordt mede veroorzaakt doordat de (wettelijke) vergoedingen
voor rapporteurs lager liggen dan de tarieven in de private sector. Daarnaast zijn
de zwaarte van de problematiek van de doelgroep en de complexiteit van de behandelde
zaken toegenomen. Hierdoor staan de huidige declareerbare uren niet langer in verhouding
tot de daadwerkelijk bestede uren. Momenteel wordt bekeken of en hoe binnen de bestaande
budgettaire kaders, in aanvulling op de bestaande maatregelen, de tarieven voor pro
Justitia-rapporteurs en het aantal declareerbare uren per rapportage verhoogd kunnen
verhogen. Daarna zal samen met de betrokken partijen worden bezien op welk tijdstip
een dergelijke verhoging in werking kan treden. Het NIFP bespreekt daarnaast met de
Rechtspraak en het Openbaar Ministerie hoe de pro Jusitia-rapportage optimaal kan
worden ingezet en welke maatregelen kunnen worden genomen om met de schaarste aan
rapporteurs om te gaan.
5. Stand van zaken overige ketendoelen
5.1 Ketendigitalisering
In het Duurzaam Digitaal Stelsel (DDS) werken de betrokken ketenpartijen samen aan
de digitaliseringsopgaven van de strafrechtketen op basis van het Ketenmeerjarenplan
Digitalisering Strafrechtketen 2025–2029. Dit plan vormt de basis voor een strategische
IV-routekaart om te komen tot sturing op de gezamenlijke opgaven. De ketenpartners
zorgen ervoor dat ze, ieder voor zich én gezamenlijk, alles in het werk stellen om
de invulling van de opgaven met betrekking tot informatievoorziening (IV-opgaven)
voor het nieuwe Wetboek van Strafvordering op tijd af te hebben. De IV-implementatie
moet één jaar voor inwerkingtreding van het nieuwe Wetboek van Strafvordering gereed
zijn zodat de mensen in het primaire proces opgeleid kunnen worden. Tevens werken
de ketenpartners aan de IV-opgaven die voortvloeien uit de Europese e-Justice verordeningen.
Centraal in de samenwerking staan de afspraken, standaarden en voorzieningen die noodzakelijk
zijn voor de digitale informatie uitwisseling in het strafrechtproces. Op deze wijze
levert de strafrechtketen een bijdrage aan een betere informatievoorziening ten behoeve
van de werkprocessen van de organisaties.
Naast het zorgdragen dat de IV bij de ketenpartijen gereed is voor implementatie van
het nWvSv en e-Justice, vraagt ook de noodzakelijke omschakeling van technisch verouderde
primaire processystemen naar een meer moderne wendbare IV-ondersteuning, veel aandacht.
Om die reden hebben de ketenpartijen in DDS verband afgesproken, om deze prioriteiten
in de samenwerking de komende jaren centraal te stellen. De opgave voor de ketenpartijen
is zowel in termen van portfolio als in termen van capaciteit en expertise zeer groot.
Politie, OM en Rechtspraak werken intensief samen om de digitale uitwisseling van
multimedia binnen de zaakstroom Veel Voorkomende Criminaliteit (vvc) tot stand te
brengen. Naast de technische koppelvlakken gaat het ook om de integratie van deze
toepassing met de eigen primaire processystemen. De start van de uitrol staat gepland
voor 2026. Dan start ook de voorbereiding om de andere zaakstromen (onderzoek dossiers
met een hoge rubricering) te realiseren.
5.2 Implementatie nieuwe Wetboek van Strafvordering
Zoals toegezegd door de Staatssecretaris Rechtsbescherming tijdens de behandeling
van de eerste twee wetsvoorstellen in dit wetgevingsproject, informeren wij uw Kamer
in deze voortgangsbrief over de stand van zaken van de voorbereidingen voor de invoering
van het nieuwe Wetboek van Strafvordering. De in de vorige brieven toegelichte aanpak
wordt onverminderd voorgezet.11 Om de onderlinge vergelijkbaarheid tussen de organisaties te vergroten en de samenhang
van de uit te voeren implementatie-activiteiten scherper in beeld te krijgen, zullen
de organisaties uiterlijk op 1 oktober 2025 hun individuele implementatieplannen actualiseren.
Zij doen dit mede op basis van een in samenwerking met de Auditdienst Rijk opgesteld
referentiekader. Om gezamenlijk inzicht te krijgen en te houden op de voortgang van
de activiteiten die bij de organisaties en in ketenverband gerealiseerd worden, is
een eerste versie van een ketenmijlpalenplanning opgesteld. De ketenorganisaties rapporteren
over de voortgang in tertaalrapportages. In de tertaalgesprekken tussen directeuren-generaal
en het bestuur van de organisaties in de strafrechtketen wordt zo nodig aandacht besteed
aan aanpak, voortgang, afhankelijkheden van andere (keten)organisaties, voorgedane
of verwachte knelpunten en (indien van toepassing) financiële uitputting. Aangezien
bij de aansturing van de ketenorganisaties vanuit het ministerie de planning- en begrotingscyclus
centraal staan, zijn de implementatiewerkzaamheden in 2026 wederom onderdeel van de
jaarplanaanschrijvingen aan de ketenorganisaties.
In aanvulling op het in kaart brengen van de structurele uitvoeringsconsequenties
van het nieuwe wetboek voor de ketenorganisaties, is opdracht aan een extern bureau
gegeven voor onderzoek naar de effecten van het nieuwe wetboek voor gefinancierde
rechtsbijstand. Een eerste expertmeeting daarover heeft op 30 april jongstleden plaatsgevonden.
6. Tot slot
De strafrechtketen ziet op opsporing tot en met tenuitvoerlegging van sancties. Bij
alle keuzes en/of maatregelen die worden genomen om de doorlooptijden, digitalisering
en Wetboek van strafvordering te verbeteren, is van belang dat in de hele keten de
samenwerking wordt gezocht. Het overkoepelende doel van alle inspanningen van zowel
het departement als de ketenorganisaties is om strafzaken tijdig en effectief tot
een einde te brengen. Het is belangrijk dat de prestaties in de strafrechtketen niet
alleen worden afgemeten aan de doorlooptijden, ook kwaliteit en zorgvuldigheid van
beslissingen zijn essentiële waarden. Dat zijn wij niet alleen verplicht aan de slachtoffers
en verdachten, maar aan de samenleving als geheel.
Een goed werkende strafrechtketen is van groot belang voor de veiligheid van Nederland
en voor een sterke rechtsstaat. Wij verwachten dat we met de in deze brief gepresenteerde
maatregelen deze doelstelling de komende jaren een stap dichterbij kunnen brengen.
De Minister van Justitie en Veiligheid,
D.M. van Weel
De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,
T.H.D. Struycken
Bijlage: reactie op andere specifieke deelconclusies Rekenkamer
De Rekenkamer benoemt een aantal oorzaken die mede van invloed kunnen zijn op te lange
doorlooptijden. Voorzover deze nog niet aan de orde zijn gekomen, bespreken we ze
hieronder.
Financieringssystematiek organisaties in relatie tot doorlooptijden
De Rekenkamer noemt als een van de mogelijke oorzaken voor te lange doorlooptijden
dat de manier van bekostiging van de organisaties in de strafrechtketen geen positieve
prikkel bevat voor het verkorten van doorlooptijden. Naar aanleiding hiervan is binnen
het Ministerie van JenV nogmaals goed gekeken naar de bestaande manieren waarop de
diverse organisaties worden gefinancierd en naar de voor- en nadelen van verschillende
bekostigingssystemen. Daarbij zijn ook de conclusies betrokken van het grondige onafhankelijke
onderzoek dat SEO in samenwerking met AEF in 2021 heeft verricht. Wij onderschrijven
nog steeds de uitkomsten van dat onderzoek, namelijk om ten aanzien van de politie
inputbekostiging te handhaven en ten aanzien van Openbaar Ministerie en Rechtspraak
uit te blijven gaan van gemengde bekostiging die neerkomt op een mix van deels vaste
bekostiging en deels outputbekostiging (op basis van het aantal zaken). Uit het omvangrijke
onderzoek van SEO is destijds niet gebleken dat de bestaande systematiek leidt tot
ongewenste effecten bij het afdoen van strafzaken en wij hebben geen aanwijzingen
dat dit anno 2025 anders is. In de praktijk worden wel vormen van ketenfinanciering
toegepast bij specifieke, goed af te bakenen projecten, zoals de implementatie van
het nieuwe Wetboek van Strafvordering of de digitalisering van de keten. Maar een
dergelijke wijze van financieren van reguliere werkprocessen in alle ketenorganisaties
is in de praktijk niet werkbaar om dat dit een majeure ingreep zou betekenen voor
alle organisaties met grote gevolgen voor de continuïteit van het werk. Daar komt
bij dat organisaties als de politie en de Rechtspraak ook veel andere taken verrichten
naast werk voor de strafrechtketen. Daarom kiezen wij ervoor om geen fundamentele
wijzigingen aan te brengen in de bestaande wijze van bekostiging van de organisaties
in de strafrechtketen. Uiteraard zijn op onderdelen verbeteringen altijd mogelijk,
daarom houden we ook nadrukkelijk de vinger aan de pols. Hierover vindt ook regelmatig
overleg plaats met de organisaties in de strafrechtketen, juist om te voorkomen dat
zich perverse effecten voordoen. In het verleden zijn diverse bekostigingssystemen
ook al met enige regelmaat aangepast. En indien het voorbeeld van de Rekenkamer zich
voordoet dat de ene organisatie veel zaken behandelt terwijl een andere organisatie
kampt met personeelstekort, zien wij de oplossing veeleer in een verdere verbetering
van de onderlinge afstemming tussen de ketenorganisaties dan in een andere manier
van financieren.
Zicht op ongewenste uitstroom
De ARK concludeert dat zaken tussentijds kunnen «uitstromen» uit de keten maar dat
dit soms sprake is van «ongewenste uitstroom» die niet in lijn is met de in-, uit-
en doorstroom van zaken binnen de strafrechtketen worden verantwoord in de jaarlijkse
strafrechtketenmonitor, die hierboven al aan de orde is gekomen. Daarin wordt onder
meer aangegeven hoeveel strafbare feiten de politie heeft geregistreerd, hoeveel van
deze feiten doorstromen naar het OM, hoeveel niet in behandeling worden genomen (bijvoorbeeld
wegens het ontbreken van opsporingsindicaties) en hoeveel voortijdig worden beëindigd
(bijvoorbeeld omdat het onderzoek niets heeft opgeleverd).
Er zijn verschillende oorzaken, waardoor zaken de strafrechtketen uit kunnen stromen.
Als bijvoorbeeld een onderzoek van de politie lang duurt, niet leidt tot een verdachte
en wordt beëindigd of het niet lukt een opgelegde straf uit te voeren waardoor de
zaak terug wordt gestuurd naar het OM (retourstroom) en moet worden geseponeerd, zou
gesproken kunnen worden van ongewenste uitstroom. Maar hierbij is geen sprake van
strijd met wet- en regelgeving. Er wordt in de factsheet strafrechtketenmonitor voldoende
inzichtelijk gemaakt wat er gebeurt met de bij de politie geregistreerde zaken. Nog
preciezer registreren zou tot een onevenredige belasting leiden voor de organisaties
in de strafrechtketen.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
D.M. van Weel, minister van Justitie en Veiligheid -
Mede ondertekenaar
T.H.D. Struycken, staatssecretaris van Justitie en Veiligheid