Brief regering : Herinvoering vermogenstoetsuitzondering voor letselschadevergoedingen
35 574 Wijziging van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen en enkele andere wetten met het oog op verbetering van de uitvoerbaarheid van toeslagen (Wet verbetering uitvoerbaarheid toeslagen)
J/ Nr. 32
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN
Ter Griffie van de Eerste en van de Tweede Kamer der Staten-Generaal ontvangen op
4 juni 2025.
De wens dat het onderwerp van de ministeriële regeling bij wet wordt geregeld kan
door of namens een van beide Kamers of door ten minste vijftien leden van de Eerste
Kamer dan wel door ten minste dertig leden van de Tweede Kamer te kennen worden gegeven
uiterlijk op 18 juni 2025.
Aan de Voorzitters van de Eerste en van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 4 juni 2025
Tijdens de behandeling van het Belastingplan 2025 is de motie van het lid Inge van
Dijk1 (CDA) aangenomen die oproept te onderzoeken wat de gevolgen zijn van het aflopen
van de tienjaarstermijn voor de vermogenstoetsuitzonderingen voor letselschadevergoedingen.
Indien de gevolgen disproportioneel blijken, roept de motie op maatregelen in te stellen.
Naar aanleiding hiervan informeer ik u hierbij over mijn voornemen om de vermogenstoetsuitzondering
voor de toeslagen voor letselschadevergoedingen opnieuw in te voeren en leg ik u de
ministeriële regeling daartoe voor.
1. Vermogenstoetsuitzonderingen
De huurtoeslag, de zorgtoeslag en het kindgebonden budget kennen een zogenoemde vermogenstoets
om te bepalen of iemand aanspraak maakt op de betreffende toeslag.2 Indien het vermogen op de peildatum van 1 januari hoger is dan een bepaald bedrag,
vervalt voor dat jaar het recht op de toeslag waarvan de vermogensgrens is overschreden.
Voor de huurtoeslag bedraagt de vermogensgrens € 37.395 voor alleenstaanden en € 74.790
voor mensen met een toeslagpartner (bedragen 2025). Voor de zorgtoeslag en het kindgebonden
budget gelden hogere vermogensgrenzen (€ 141.896 zonder toeslagpartner en € 179.429
met toeslagpartner, bedragen 2025). De vermogenstoets is bedoeld om de toeslagen te
beperken tot mensen die inkomensondersteuning nodig hebben. In bepaalde situaties
is het echter niet wenselijk dat mensen hun toeslagen kwijtraken als gevolg van het
overschrijden van de vermogensgrens doordat zij een bepaalde tegemoetkoming hebben
ontvangen. Voor bepaalde financiële bijdragen, compensaties of tegemoetkomingen is
daarom bepaald dat die niet meetellen voor het vermogen voor de toeslagen en daarmee
de vermogenstoets (de vermogenstoetsuitzonderingen).
2. Overgangsregeling voor letselschadevergoedingen
Bij het vaststellen van de hoogte van een vergoeding voor letselschade wordt in beginsel
rekening gehouden met het feit dat het ontvangen van een hoog bedrag kan betekenen
dat burgers hun aanspraak verliezen op een regeling, zoals een toeslag. Bij een specifieke
groep burgers was bij het vaststellen van de hoogte van hun letselschade-uitkering
het niet mogelijk om rekening te houden met het mogelijke verlies van zorgtoeslag
en kindgebonden budget als gevolg van ontvangst van de uitkering, omdat de vermogensgrenzen
in deze toeslagen toen nog niet bestonden. Op 11 oktober 2010 kwam het regeerakkoord
van het toenmalige kabinet beschikbaar, waarin werd aangekondigd dat in de zorgtoeslag
en het kindgebonden budget vermogensgrenzen gingen gelden.3 Bij de invoering van deze vermogensgrenzen per 1 januari 2013 is daarom ervoor gekozen
een overgangsregeling te treffen voor mensen met een letselschade-uitkering.4 De overgangsregeling hield in dat voor mensen bij wie de hoogte van de letselschade-uitkering
vóór 11 oktober 2010 was vastgesteld, deze uitkering niet mee zou tellen bij de vermogensgrens
in de zorgtoeslag en het kindgebonden budget.5 De overgangsregeling gold voor een periode van tien jaar. Sinds 1 januari 2023 wegen
letselschade-uitkeringen opnieuw mee in de vermogenstoetsen.6
3. Motie Inge van Dijk
Bij de behandeling van het Belastingplan 2025 heeft de Tweede Kamer de motie Inge
van Dijk aangenomen. Deze motie roept de regering op om te onderzoeken wat de impact
is van het aflopen van de hierboven bedoelde vermogenstoetsuitzondering. Indien deze
impact disproportioneel is, roept de motie de regering op om maatregelen voor te stellen.
Waar het kabinet in eerste instantie geen aanleiding zag om de vermogenstoetsuitzondering
opnieuw in te voeren, blijkt bij nader inzien dat het niet valt uit te sluiten dat
het aflopen van deze specifieke vermogenstoetsuitzondering in individuele situaties
disproportionele impact zou kunnen hebben op mensen die een letselschadevergoeding
hebben ontvangen. Het is voorstelbaar dat letselschadevergoedingen in individuele
gevallen bedoeld zijn geweest om langere periodes, soms zelfs van meerdere decennia,
te overbruggen en dat sommige mensen nu nog steeds voor hun dagelijks levensonderhoud
afhankelijk zijn van deze vergoeding. Als bij het vaststellen van de hoogte van de
letselschade-uitkering in deze gevallen rekening gehouden had kunnen worden met de
vermogensgrenzen in de zorgtoeslag en het kindgebonden budget, was deze opgehoogd
met een bedrag dat meer dan tien jaar aan toeslagverlies had gecompenseerd. Het hanteren
van een tienjaarstermijn voor deze vermogensuitzondering past dus bij nader inzien,
anders dan bij de andere bestaande vermogenstoetsuitzonderingen, niet bij de doelgroep
van deze uitzondering. Om onwenselijke gevolgen voor deze mensen te voorkomen, wil
het kabinet daarom de vermogenstoetsuitzondering voor deze specifieke groep letselschadevergoedingen
met terugwerkende kracht opnieuw invoeren. Zodoende worden ook de gevolgen voor deze
mensen die zijn ontstaan na afloop van de uitzondering op 1 januari 2023 met terugwerkende
kracht hersteld.
4. Voorhangprocedure
Hierbij bied ik u de u de ministeriële regeling aan waarmee de vermogenstoetsuitzondering
voor de zorgtoeslag en het kindgebonden budget voor letselschade-uitkeringen die zijn
vastgesteld vóór 11 oktober 2010 opnieuw wordt ingevoerd. Deze vermogenstoetsuitzondering
treedt in werking nadat deze in de Staatscourant is gepubliceerd, kent terugwerkende
kracht tot en met 1 januari 2023 en kent geen eindtermijn.
De voorlegging van deze regeling aan uw Kamer geschiedt op grond van artikel 47, derde
lid, van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen. Op grond van deze bepaling
mag de ministeriële regeling twee weken nadat deze aan beide Kamers der Staten-Generaal
is voorgelegd, gepubliceerd worden, tenzij uw Kamer de wens te kennen geeft dat deze
wijzigingen in een voorstel van wet worden opgenomen.
Een gelijkluidende brief heb ik gezonden aan de voorzitter van de Eerste Kamer der
Staten-Generaal.
De Staatssecretaris van Financiën,
S.Th.P.H. Palmen
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
S.T.P.H. Palmen, staatssecretaris van Financiën