Brief regering : Eerstelijns apotheekzorg
33 578 Eerstelijnszorg
29 477
Geneesmiddelenbeleid
Nr. 160
BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 3 juni 2025
De apotheker speelt een belangrijke rol in de eerstelijnszorg. De apotheker is, samen
met de huisarts, wijkverpleegkundige en het sociaal domein een herkenbaar punt in
de wijk. Bovendien een waar patiënten zonder afspraak naar binnen kunnen lopen. Dit
betekent dat apothekers een belangrijke rol hebben en deze rol moeten oppakken in
de ontwikkeling van een toekomstbestendige, sterke eerstelijnszorg. Ik zet mij op
verschillende manieren in om de farmaceutische zorg te versterken en om deze zorg
toekomstbestendig te maken. Ik werk hierin samen met farmaceutische zorgpartijen zoals
vertegenwoordigers van apothekers, voorschrijvers en patiënten.
In deze brief laat ik zien hoe ik mij inzet voor een beweging naar nog betere farmaceutische
zorg in Nederland door een update te geven over belangrijke randvoorwaarden hiervoor.
Dit zijn medicatieveiligheid, medicatieoverdracht, voldoende personeel en samenwerking
tussen zorgverleners. Ook geef ik een update op een aantal acties voor het verbeteren
van verantwoord en gepast gebruik van bepaalde geneesmiddelengroepen. Tenslotte bespreek
ik de farmaceutische zorg die gegeven kan worden aan patiënten los van verstrekking
van een medicijn, zoals bij het minderen en stoppen van medicijnen.
1. Voortgang veldtraject farmaceutische zorg
In twee brieven1 heb ik uw Kamer geïnformeerd over het veldtraject voor de farmaceutische zorg in
de eerste lijn. Hier werkt VWS met betrokken koepels2, naast de visie eerstelijnszorg aan een apart traject voor de eerstelijns apotheekzorg.
Er zijn tafels georganiseerd waar ook zorgverleners uit de praktijk aansluiten. De
input uit de praktijk is belangrijk, omdat die helpt om de afspraken concreet toepasbaar
te maken. De thematafels Samenwerking binnen de eerste lijn, Samenwerking tussen eerste- en tweede lijn en Farmaceutische zorg voor kwetsbare groepen hebben een werkplan opgeleverd met daarin meerdere concrete werkafspraken.
Veel van deze afspraken gaan over samenwerking en worden ondersteund door samen opgestelde
documenten, zoals de Handreiking Samenwerking rondom herhaalmedicatie tussen huisarts
en apotheker en de Praatplaat samenwerking huisarts en apotheker.3 De gemaakte werkafspraken worden gedeeld met het veld en daarna geïmplementeerd in
de dagelijkse praktijk van de zorgverleners. De komende maanden werken wij op dezelfde
wijze verder op de twee thema’s Preventie en leefstijl en Meer impuls aan de farmaceutische zorg.
De twee overige thema’s richten zich op waar digitale farmaceutische zorg in te zetten
en waar een andere verhouding tussen logistieke en zorgtaken kan leiden tot een betere
farmaceutische zorg. Deze twee thema’s worden op verzoek van de partijen met een onafhankelijke
begeleider vormgegeven.
Naar verwachting ronden we het hele traject rond de zomer af.
2. Inzicht in de farmaceutische zorg door onderzoek
Ik heb drie onderzoeken laten uitvoeren om de stand van zaken van goede farmaceutische
zorg in beeld te brengen. Het gaat hierbij om inzicht in arbeidsmarkt, het verbeteren
van medicatieveiligheid en een zorgbrede nulmeting van medicatieoverdracht samen met
een te ontwikkelen meetinstrument met bruikbare kwaliteitsindicatoren.
2a. Inzicht in arbeidsmarkt
Het personeelstekort is een groot probleem in de hele zorgsector. Het aanpakken hiervan
is een belangrijke prioriteit. Dit personeelstekort zien we ook in de apotheeksector.
Dit baart mij zorgen omdat openbare apotheken een onmisbare schakel in de zorgketen
zijn.
In de verzamelbrief eerstelijnszorg4 heb ik benoemd dat ik het belangrijk vind om te weten of wat we vragen van de eerstelijns
apotheekzorg uitvoerbaar is met de mensen die deze zorg moeten leveren. Daarom heb
ik het onderzoek «Knelpunten in de arbeidsmarkt openbare farmacie» laten uitvoeren
om een beter beeld te krijgen van de huidige arbeidsmarkt van openbare apotheken.
Apothekers zijn onder andere gevraagd naar de omvang van hun personeelstekort en de
redenen waarom apotheekpersoneel de openbare apotheeksector verlaat. Het rapport en
de bijbehorende infographic vindt u als bijlagen bij deze brief.
Uit het onderzoek blijkt dat driekwart van de deelnemende apotheken in de afgelopen
twaalf maanden te maken heeft gehad met uitstroom van apothekersassistenten.
Het gemiddelde tekort aan apothekersassistenten waar apotheken nu mee te maken hebben
is 1,7 fte op in totaal 6 fte per apotheek. Naast de uitstroom van apothekersassistenten
heeft 22% van de deelnemende apotheken te maken gehad met de uitstroom van een apotheker.
Apothekers verwachten dat dit personeelstekort verder oploopt, zij schatten dat het
gemiddeld tekort aan apothekersassistenten van 1,5 fte in de afgelopen twaalf maanden
oploopt tot 1,9 fte in het komende jaar. Dit zijn alarmerende cijfers. Er is werkgevers
gevraagd wat de redenen zijn dat apotheekpersoneel uitstroomt. Uit het onderzoek blijkt
dat dit bij apothekers voornamelijk gaat om de werkdruk, privéomstandigheden en het
beleid rondom geneesmiddelen. Bij apothekersassistenten is het salaris de belangrijkste
reden om de openbare apotheek te verlaten.
Apothekersassistenten hebben in 2024 acties gevoerd voor een beter salaris en een
lagere werkdruk. Omdat de CAO-onderhandelingen waren vastgelopen, heb ik samen met
de Minister van SZW Martin van Rijn gevraagd te bekijken hoe de CAO-onderhandelingen
voor apothekersassistenten weer vlot getrokken konden worden. Ik ben blij dat recent
bekend is geworden dat er een hoofdlijnenakkoord (bijlage bij Kamerstuk 36 471, nr. 37) ligt dat getekend is door de CAO-partijen, en waardeer de inspanningen van de heer
Van Rijn in dit traject.
Naast de afspraken die de CAO-partijen met elkaar hebben gemaakt over de arbeidsvoorwaarden
van de apothekersassistenten, is ook gesproken over de toekomst van de apotheekzorg.
Alle partijen delen de wens om met elkaar te werken aan een transitie naar meer zorgverlening
in de apotheek. Ik onderschrijf die transitie van harte, en zie dat als een versterking
van de weg die we al ingeslagen zijn, bijvoorbeeld door de extra aandacht voor polyfarmacie,
medicatiebeoordelingen en het minderen en stoppen. VWS zal in samenwerking met alle
betrokken veldpartijen deze transitie leiden en daarbij voortborduren op een aantal
al lopende trajecten.
Ik hoop dat het onderhandelaarsakkoord snel wordt omgezet in een CAO voor alle apothekersassistenten,
en dat de mensen in de apotheek daarna zich weer kunnen richten op dat waar ze goed
in zijn: apotheekzorg bieden aan patiënten.
Naast het salaris worden in het onderzoek door apothekersassistenten ook de hoge werkdruk
en de negatieve houding van patiënten vaak genoemd als reden om de openbare apotheeksector
te verlaten. Ik heb in het regeerakkoord (bijlage bij Kamerstuk 36 471, nr. 96) aangekondigd dat ik het personeelstekort wil aanpakken via drie lijnen: halveren
van de administratietijd, de juiste inzet van medewerkers en het vergroten van vakmanschap
en werkplezier. Deze drie lijnen dragen ook bij aan het verlagen van de werkdruk en
het vergroten van het werkplezier voor apothekersassistenten. De beroepsgroep van
apothekers (KNMP) is betrokken bij het project ZorgVeilig, een project dat zich richt
op een veilige werkomgeving en is geïnitieerd door KNMG. Het project wordt gesubsidieerd
door VWS. De campagne tegen agressie in de zorg zal zich ook richten op de patiënten
van de apotheek. Naast aansluiting bij brede programma’s ga ik ook in gesprek met
het veld om ideeën op te halen uit de praktijk om het personeelstekort af te wenden.
Een andere belangrijke bevinding uit het onderzoek is dat apothekersassistenten volgens
de meeste apothekers onvoldoende worden gewaardeerd. Niet alleen qua salaris, maar
ook qua sociale waardering. Redenen hiervoor zijn het onbegrip van patiënten en de
onbekendheid van het vak. Om dit te verbeteren ga ik samen met de beroepsverenigingen
en andere betrokkenen een plan van aanpak opstellen hoe we deze waardering kunnen
verbeteren.
We zien dat juist het uitvoeren van zorgtaken apotheekmedewerkers werkplezier geeft
en apothekers geven in het onderzoek aan dat ze graag willen dat apothekersassistenten
meer tijd hebben voor deze zorgtaken. Hierbij kan worden gedacht aan jaargesprekken
met patiënten die chronische medicatie gebruiken en zorg voor specifieke doelgroepen.
Uit het onderzoek blijkt dat er vanwege bovengenoemde redenen niet altijd voldoende
tijd is voor deze taken.
Een belangrijke randvoorwaarde om het apotheekpersoneel een meer zorg verlenende rol
te geven in de toekomst is voldoende personeel. Daarom neem ik dit mee in het plan
van aanpak.
2b. Verbeteren zorgbrede medicatieveiligheid
Goed en veilig gebruik van geneesmiddelen is niet vanzelfsprekend. Onjuist gebruik
kan tot schade leiden bij patiënten, zoals bijwerkingen, een ziekenhuisopname of een
lagere kwaliteit van leven. In 2013 werden 49.000 mensen in het ziekenhuis opgenomen
als gevolg van geneesmiddelengebruik. Van deze opnames waren er 27.000 potentieel
te voorkomen. Aandacht voor het veilig gebruik van geneesmiddelen, met andere woorden
medicatieveiligheid, is dus essentieel voor de gezondheid van patiënten. In opdracht
van mijn ambtsvoorgangers is in eerdere onderzoeken5 een groot aantal aanbevelingen gedaan om de medicatieveiligheid voor patiënten te
verbeteren. Het zorgveld is aan de slag gegaan met het implementeren van deze aanbevelingen.
In 2023 heeft mijn ambtsvoorganger de opdracht gegeven te onderzoeken welke aanbevelingen
goed geïmplementeerd zijn, welke aanbevelingen nog aandacht vragen en welke randvoorwaarden
daarvoor nodig zijn. Ook is gevraagd of er nieuwe aanbevelingen nodig zijn om de medicatieveiligheid
te verbeteren.6
Uit het onderzoek «Samen werken aan medicatieveiligheid» dat u als bijlage bij deze
brief ontvangt, blijkt dat de implementatie van de eerdere aanbevelingen beter moet
om de medicatieveiligheid verder te verbeteren. De onderzoekers hebben de aanbevelingen
gegroepeerd in elf clusters.7 Van de onderzochte elf clusters zijn vijf clusters goed en zes clusters matig tot
slecht geïmplementeerd. Goed geïmplementeerd zijn bijvoorbeeld het voorschrijven van
een laxerend middel bij patiënten die een sterke pijnstiller (opioïd) gebruiken, en
het voorkomen van bloedingen ten gevolge van het gebruik van orale antistollingsmiddelen
en ontstekingsremmers (acetylsalicylzuur en NSAID’s). Matig tot slecht geïmplementeerd
zijn bijvoorbeeld de aanbeveling om een laboratoriumbepaling uit te voeren voor het
starten met plasmiddelen en bloeddrukverlagers (diuretica en RAAS-remmers) en de aanbeveling
om de indicatie en de gebruiksduur van geneesmiddelen te delen met de apotheker.
Voor elke onderzochte aanbeveling is een advies geformuleerd met bijbehorende acties
om de implementatie te verbeteren. De acties zijn gericht op zorgverleners en bevatten
tevens aandachtspunten voor patiënten. Een voorbeeld is het maken van concrete afspraken
over de taken en verantwoordelijkheden van zorgverleners bij laboratoriumbepalingen
bij plasmiddelen en bloeddrukverlagers. De onderzoekers stellen voor dat zorgverleners
op landelijk niveau afspraken maken over de prioritering, planning, verantwoordelijkheidsverdeling,
monitoring en naleving van de aanbevolen acties.
De onderzoekers hebben vier randvoorwaarden geformuleerd die verdere implementatie
van de aanbevelingen kunnen stimuleren: (1) betere samenwerking tussen zorgverleners
op landelijk, regionaal en lokaal niveau, (2) betere gegevensuitwisseling en beslisondersteuning,
(3) passende bekostiging en (4) een beter geïnformeerde patiënt.
Beleidsreactie
De onderzoekers hebben een waardevol rapport «Samen werken aan Medicatieveiligheid»
opgeleverd. Ze tonen aan dat de implementatie van de eerdere aanbevelingen beter moet.
Ik onderschrijf de conclusies van de onderzoekers dat de samenwerking tussen zorgverleners
essentieel is voor de verbetering van de medicatieveiligheid. Het zorgveld is daarbij
zelf als eerste aan zet om deze samenwerking goed in te richten en om aan de slag
te gaan met het implementeren van de adviezen en acties die het Nivel en consortium
partijen in het bijgesloten rapport hebben uitgewerkt. Ik ondersteun het zorgveld
actief bij het invullen van de belangrijke randvoorwaarden die hiervoor nodig zijn.
Daarnaast zal ik de aanbevelingen agenderen op de thematafel Meer impuls aan de farmaceutische zorg uit het veldtraject farmaceutische zorg. Zo probeer ik zicht te houden op de voortgang
van de acties hierop van de partijen.
Ik faciliteer de samenwerking door met het landelijke Programma Medicatieoverdracht
aan de tweede randvoorwaarde te werken: de zorgbrede uitwisseling van medicatiegegevens
ter verbetering van de medicatieveiligheid. Daarnaast werk ik aan de uitwisseling
van gegevens die nodig zijn voor goede medicatiebewaking. Het is aan de partijen die
betrokken zijn bij het programma8 de ketenafspraken zo in te richten dat de gegevens ook gebruikt worden voor goede
medicatieveilige zorg. Daarnaast ondersteun ik vanuit het stimuleringsprogramma VIPP
Farmacie9 de medicatiebewaking op basis van goede beslisondersteuning in de openbare apotheken,
zodat de medicatieveiligheid verder wordt verbeterd.
Ik ben het eens met de onderzoekers dat het goed informeren van patiënten bijdraagt
aan medicatieveiligheid. Daarom ondersteun ik in den brede de totstandkoming van toegankelijke
en begrijpelijke informatie voor patiënten. Een mooi voorbeeld voor geneesmiddelen
is de landelijke pictogrammenset voor patiënten, die pas verschenen is. Daarnaast
zijn de patiëntenorganisaties een belangrijke partij in het landelijk Programma Medicatieoverdracht
en stimuleer ik de beschikbaarheid van medicatiegegevens voor de persoonlijke gezondheidsomgeving
van patiënten.
2c. Medicatieoverdracht: complete medicatiegegevens nodig voor goede zorg
Een belangrijke basis voor goede farmaceutische patiëntenzorg is de beschikbaarheid
van complete en actuele medicatiegegevens voor zorgverleners en patiënten. Om dit
te realiseren is het essentieel dat medicatiegegevens kunnen worden uitgewisseld tussen
de zorginformatiesystemen van zorgverleners en de persoonlijke gezondheidsomgeving
van de patiënt.
In het landelijk Programma Medicatieoverdracht werken partijen hieraan door het implementeren
van de kwaliteitstandaard Medicatieoverdracht en bijbehorende afspraken. De doelen
zijn het voorkomen van medicatie-incidenten en daarmee het verbeteren van de medicatieveiligheid
voor patiënten en het verminderen van de administratieve lasten voor zorgverleners.
Vanwege het belang werk ik ook aan de wettelijke verplichting voor medicatieoverdracht
onder de Wet op de elektronische gegevensuitwisseling (Wegiz).10 De eerste implementatie van de elektronische uitwisseling van medicatiegegevens vindt
plaats in de Kickstartregio’s Rijnmond en Friesland.
Om de effecten van de implementatie van de medicatieoverdracht op de verbetering van
de medicatieveiligheid en het verminderen van administratieve lasten te kunnen toetsen
heeft mijn ambtsvoorganger het Nivel en consortium partijen11 gevraagd een zorgbrede «nulmeting medicatieoverdracht» uit te voeren en een meetinstrument
te ontwikkelen met bruikbare kwaliteitsindicatoren.
Nulmeting
De nulmeting richt zich op de stand van zaken van medicatieoverdracht. De insteek
hierbij is het zorgbreed12 meten van Onbedoelde Medicatie Discrepanties (OMD). OMD’s zijn onbedoelde afwijkingen
tussen het medicatiegebruik van de patiënt en de medicatielijst die de zorgverlener
gebruikt en verstrekt. De nulmeting brengt het percentage OMD’s in beeld, de tijd
en kosten die met het achterhalen van de medicatie-informatie zijn gemoeid en de ervaringen
van patiënten en zorgverleners.
U treft het rapport «Medicatieoverdracht»13 aan als bijlage bij deze brief. Uit de resultaten blijkt dat zorgverleners te maken
hebben met incomplete medicatielijsten bij een groot deel van hun patiënten. Bij poliklinieken,
huisartsen en openbare apotheken werd bij 44% tot 90% van de patiënten minstens één
OMD gevonden. Bij opname en ontslag in ziekenhuizen is de situatie beter, 9% respectievelijk
14% van de patiënten had minstens één OMD. Dit komt door de medicatieverificatie die
apothekersassistenten uitvoeren. Ze halen fouten uit de aangeleverde medicatielijsten
door in gesprek te gaan met de patiënt en zo nodig te bellen met zorgverleners.
De OMD’s betreffen vaak verkeerde doseringen, het onjuist toevoegen van medicatie
of ontbrekende medicatie. Ook ontbreekt vaak de informatie over allergieën of overgevoeligheden
voor medicatie op het medicatieoverzicht. Bijvoorbeeld: het is niet bekend dat een
patiënt een antibiotica allergie heeft, waardoor hij of zij schade oploopt doordat
toch dit antibioticum wordt verstrekt.
De onderzoekers hebben een meetinstrument met concept kwaliteitsindicatoren uitgewerkt.
Een eerste toets met dit meetinstrument zal plaatsvinden na afronding van de implementatie
in de kickstart regio’s.
Beleidsreactie
De resultaten uit de nulmeting onderstrepen op heldere wijze de noodzaak voor het
goed uitwisselen van medicatiegegevens tussen zorgverleners voor een compleet en actueel
medicatieoverzicht. Hierdoor worden medicatie-incidenten voorkomen. Dit laat zien
hoe belangrijk het is om de implementatie van de medicatieoverdracht te realiseren.
De weg naar het in de praktijk uitwisselen van medicatiegegevens is complex en vraagt
inzet van alle betrokken partijen. Het is van het grootste belang dat op basis van
de ervaringen uit de Kickstartregio’s de implementatie verder stapsgewijs wordt opgeschaald.
Met als doel een betere medicatieveiligheid voor patiënten, en minder administratieve
lasten voor zorgverleners. Na afronding van de Kickstart vraag ik de onderzoekers
in 2027 de effecten van de implementatie te onderzoeken in een vervolgmeting. Ik zie
ernaar uit om de eerste effecten in de praktijk te zien van alle inspanningen door
alle betrokken partijen en zorgverleners.
3. Gepast gebruik bepaalde geneesmiddelgroepen
Verantwoord en gepast gebruik van geneesmiddelen is belangrijk voor goede farmaceutische
zorg. Een belangrijk aspect hiervan is het tegengaan van oneigenlijk gebruik, waarbij
mensen geneesmiddelen gebruiken zonder voorschrift van een arts. Zonder medische indicatie
en zonder tussenkomst van een arts en apotheker kan dit ernstige gezondheidsrisico's
met zich mee brengen voor de patiënt. In het kader van gepast gebruik koppel ik de
resultaten van de door uw Kamer verzochte gesprekken met het veld terug over de grote
groep mensen die cholesterolverlagers gebruiken en hoe het staat met de voorschrijfdruk
van onder andere ADHD medicatie.
3a. Oneigenlijk gebruik ADHD medicatie
In december 2023 heb ik uw Kamer geïnformeerd over de aanpak oneigenlijk gebruik van
ADHD-medicatie onder studenten. Ik heb toen de voortgang van het meerjarig programma
«Gezonde Focus» gedeeld. Dit programma is een samenwerking tussen het Instituut Verantwoord
Medicijngebruik (IVM) en het Trimbos-instituut, gericht op het terugdringen van oneigenlijk
gebruik van ADHD-medicatie onder studenten. Het programma liep van mei 2022 tot en
met december 2024 en is nu afgerond. Hierbij informeer ik u zoals toegezegd over de
eindresultaten van dit project.
Bij de start van het programma lag de nadruk op het vergroten van kennis en bewustzijn
over de risico’s van oneigenlijk gebruik van ADHD-medicatie bij zorgverleners, onderwijs- en preventieprofessionals en studenten. Hiervoor
werd een literatuurstudie uitgevoerd. In 2023 en 2024 verschoof de focus naar het
ontwikkelen en implementeren van allerlei materialen en activiteiten.
Er werd een Toolbox Gezonde Focus14 ontwikkeld om zorgverleners en onderwijs- en preventieprofessionals handvatten te
bieden voor het signaleren en aanpakken van oneigenlijk gebruik. Deze bevat allerlei
materialen, zoals materiaal gericht op zorgvuldig diagnosticeren, voorschrijven en
begeleiden van ADHD-patiënten in de eerste lijn. Denk hierbij aan onder meer een E-learning
«ADHD in de eerste lijn» voor zorgverleners en een infographic met aandachtspunten
over het zorgvuldig voorschrijven en ter hand stellen van ADHD-medicatie. Ook is er
bijvoorbeeld een balietraining voor apothekersassistenten ontwikkeld die gericht is
op het herkennen van eigenlijk en oneigenlijk gebruik van ADHD-medicatie en het oefenen
van gesprekstechnieken om hierover in gesprek te gaan.
Tijdens de implementatiefase in 2023 en 2024 werden verschillende activiteiten uitgevoerd.
Deze waren gericht op de toepassing van alle ontwikkelde materialen en het verbinden
van initiatieven en partijen op het gebied van oneigenlijk gebruik van ADHD-medicatie.
Daarnaast heeft een klankbordgroep15 bijgedragen aan waardevolle contacten bij andere organisaties zoals de «alliantie
kwaliteit in de geestelijke gezondheidszorg» en helderopvoeden.nl. Dit heeft onder
meer geleid tot een aanpassing van de tekst op Thuisarts.nl over oneigenlijk gebruik
van ADHD-medicatie en betrokkenheid van het programma «Gezonde Focus» bij de herziening
van de Zorgstandaard ADHD. Voor een overzicht van alle ontwikkelde materialen, activiteiten
en behaalde resultaten verwijs ik u graag naar de eindrapportage «Vervolgtraject gezonde
focus» in de bijlage bij deze brief.
Ik ben blij met de behaalde resultaten van het programma. Het project vroeg om een
multidisciplinaire aanpak en dat is ook gelukt dankzij de inzet van het IVM, het Trimbos-instituut
en de klankbordgroep. Dit heeft praktijkgerichte materialen opgeleverd en contacten
bij andere organisaties waardoor het onderwerp multidisciplinair onder de aandacht
blijft. Het programma heeft hiermee een stevige basis gelegd voor toekomstige samenwerking
en het terugdringen van oneigenlijk gebruik van ADHD-medicatie. Hoewel het programma
nu is afgerond, blijf ik geïnteresseerd in de verdere ontwikkelingen en vertrouw ik
erop dat de opgedane kennis en ervaringen zullen worden gebruikt door het veld en
dat alle betrokken partijen deze samenwerking voortzetten en gezamenlijk blijven werken
aan het bevorderen van verantwoord gebruik van geneesmiddelen.
3b. Beknopt onderzoek (on)eigenlijk gebruik (il)legale opioïden
In mijn eerdere brief over extramurale farmaceutische zorg16 heb ik u geïnformeerd over een overleg tussen VWS en de Nationaal Rapporteur Verslaving
(NRV). Dit overleg vond plaats in oktober 2023 en over het (on)eigenlijke gebruik
van opioïden (sterke pijnstillers) en of er reden tot zorg is. Oneigenlijk gebruik
betekent het gebruik van geneesmiddelen door personen die middelen niet krijgen voorgeschreven
door een arts.
Naar aanleiding van dit gesprek heeft VWS het Trimbos-instituut vorig jaar de opdracht
gegeven om te komen tot een preparedness-scan gericht op het voorkomen van schadelijke
effecten van nieuwe synthetische opioïden, zoals fentanyl (-achtigen) en nitazenen
die nog vele malen potenter zijn dan fentanyl. Het onderzoek richt zich op de vraag
of de Nederlandse gezondheidszorg en hulpverlening voldoende voorbereid zijn op de
(mogelijke) opkomst van nieuwe synthetische opioïden. Ik verwacht de resultaten van
dit onderzoek in het voorjaar van 2025.
In aanvulling op dit onderzoek speelt het Coördinatiepunt Assessment en Monitoring
nieuwe drugs (CAM), onderdeel van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu
(RIVM), een belangrijke rol bij het monitoren en beoordelen van nieuwe synthetische
opioïden en hun risico’s. De risicobeoordelingscommissie van het CAM besteedt regelmatig
nadrukkelijk aandacht aan het risico van synthetische opioïden, waarbij (internationale)
ontwikkelingen worden gevolgd en signalen worden gedeeld over zowel de gebruikersmarkt
als de illegale productie en handel.
3c. Grootschalig gebruik van cholesterolverlagers in Nederland
In Nederland worden tabletten om het cholesterol te verlagen (statines) veel voorgeschreven
ter preventie van hart- en vaatziekten. In 2023 gebruikten ongeveer 2,15 miljoen mensen
een cholesterolverlager, ten opzichte van 892.000 in 2003.17 Conform mijn toezegging aan uw Kamer ben ik in gesprek gegaan met de wetenschappelijke
vereniging van huisartsen (NHG) over het grootschalige gebruik van cholesterolverlagers.
Voor het gebruik van een cholesterolverlager komen volgens de richtlijn CVRM18 twee groepen patiënten in aanmerking. Patiënten die al bekend zijn met hart- en vaatziekten
(HVZ), zoals een hartinfarct, en patiënten met een verhoogd risico op het ontwikkelen
van HVZ. Voor de laatste groep is behandeling van het cholesterolgehalte alleen geïndiceerd
als het 10-jaarsrisico op HVZ (dat wil zeggen ziekte of sterfte aan HVZ) als hoog
of zeer hoog wordt ingeschat.19 Bij het bepalen van dit risico worden verschillende risicofactoren meegenomen, zoals
leeftijd, bloeddruk en roken. De toename in het aantal gebruikers van deze cholesterolverlagers
is dus mede te verklaren door de vergrijzing.
Ik heb aan het NHG gevraagd hoe het aandacht besteedt aan het langdurig voorschrijven
van cholesterolverlagers door huisartsen. Zij geven aan dat een eenmaal gestelde indicatie
voor hart- en vaatziekten vaak niet meer zal verdwijnen en dat het effect van cholesterolverlagers
aanhoudt zolang ze worden gebruikt. Tegelijkertijd erkennen zij dat er een moment
komt waarop de voordelen van de behandeling niet meer opwegen tegen de nadelen. Het
is daarom belangrijk dat er aandacht is voor het heroverwegen van het gebruik van
cholesterolverlagers bij patiënten boven de 70 jaar. Veldpartijen hebben met subsidie
van VWS een kennisdocument over het minderen en stoppen van een cholesterolverlager
ontwikkeld.20
Dit document biedt zorgverleners handvatten om het gesprek aan te gaan met patiënten
over het al dan niet voortzetten van het gebruik van een cholesterolverlager. Zo kunnen
zij de zorg beter laten aansluiten bij de persoonlijke situatie van patiënten en onnodig
langdurig gebruik zonder medische noodzaak voorkomen.
Tot slot heb ik, zoals toegezegd21, onderzocht waarom de cholesterolstreefwaarde in 2019 is verlaagd. Het NHG geeft
aan dat deze verlaging specifiek geldt voor patiënten die doorgemaakte hart- en vaatziekten
hebben om de kans op een (nieuw) hart- en vaatincident te voorkomen. Dit is gebaseerd
op wetenschappelijk onderzoek waar de voordelen van cholesterolverlagers zijn aangetoond
en sluit aan bij internationale richtlijnen.
3d. Diagnose- en voorschrijfdruk onder huisartsen en andere zorgprofessionals
Op verzoek van uw Kamer22 ben ik met verschillende partijen in de zorg in gesprek gegaan om diagnose- en voorschrijfdruk
onder huisartsen en andere voorschrijvers breder te onderzoeken, en te zien hoe mogelijk
het proces van «samen beslissen» in de spreekkamer kan verbeteren. Dit naar aanleiding
van eerder gepubliceerd promotieonderzoek waaruit blijkt dat huisartsen regelmatig
druk ervaren om ADHD-medicatie voor te schrijven of door te verwijzen voor een ADHD-diagnose.23
Uit de gesprekken met de koepelorganisaties van huisartsen, specialisten blijkt dat
zij de resultaten uit het promotieonderzoek herkennen. Huisartsen en andere zorgverleners
ervaren regelmatig druk bij het voorschrijven van ADHD-medicatie, en bij doorverwijzen
voor een ADHD-diagnose. Partijen benadrukken dat dit niet alleen bij ADHD speelt,
maar ook breder, zoals bij andere medicatie waaronder afslankmiddelen, slaappillen,
sterke pijnstillers en antibiotica.
Zorgverleners zien diverse factoren die bijdragen aan de ervaren diagnose- en voorschrijfdruk
bij zorgverleners. Zo geven partijen aan dat de maatschappij veranderd is: patiënten
wensen regie en willen meebeslissen over de zorg die zij ontvangen. Dit is op zich
een goede ontwikkeling, maar het kan soms voorkomen dat er spanning ontstaat tussen
de wensen van de patiënt en de professionele richtlijnen en kwaliteitsstandaarden,
waarop zorgverleners hun zorg baseren. Anderzijds ervaren patiënten zelf soms ook
druk vanuit de maatschappij.
In de gesprekken met de betrokken partijen is verkend of zorgverleners iets extra’s
nodig hebben om hiermee om te gaan. Koepelorganisaties geven aan dat de professionele
richtlijnen en kwaliteitsstandaarden voldoende handvatten bieden voor zorgverleners
om het gesprek met de patiënt aan te gaan als er sprake is van diagnose- en/of voorschrijfdruk.
Zo adviseert het NHG in haar richtlijn huisartsen hoe om te gaan met specialistische
medicatie en besteedt daarbij specifieke aandacht aan ADHD medicatie.24 Ook geven koepelorganisaties en de Patiëntenfederatie Nederland aan dat het belangrijk
is dat patiënten op een laagdrempelige manier toegang hebben tot betrouwbare informatie
over zorg en gezondheid, zoals op Thuisarts.nl en Apotheek.nl. Dit ondersteunt patiënten
bij het voorbereiden op het consult bij de zorgverlener, en bij gezamenlijk beslissen
over de zorg die bij de patiënt past. Mede om deze reden zet ik ook in op de doorontwikkeling
van Thuisarts.nl.
Ik vind het belangrijk dat (huis)artsen en andere voorschrijvers de tijd en ruimte
krijgen om samen met hun patiënten tot de juiste behandeling en het daarbij horende
medicatiegebruik te komen. De landelijke invoering van het programma «Meer Tijd voor
de Patiënt» helpt huisartsenpraktijken bij het creëren van die ruimte en tijd om het
proces van samen beslissen te verbeteren. Binnen de visie op de eerstelijnszorg en
de farmaceutische zorg is er ook aandacht voor passend medicijngebruik.25
Op basis van de gesprekken concludeer ik dat de koepelorganisaties van huisartsen,
specialisten, apothekers en de Patiëntenfederatie Nederland zicht hebben op de ervaren
diagnose- en voorschrijfdruk onder huisartsen en andere voorschrijvers en dat in hun
kwaliteitsstandaarden en richtlijnen voldoende aandacht voor dit onderwerp is. Ik
doe hiermee de motie van het lid Van Eijk over diagnose- en voorschrijfdruk onder
huisartsen en andere voorschrijvers (Kamerstuk 25 424, nr. 694) af.
4. Farmaceutische zorg niet gebonden aan verstrekking geneesmiddel
De farmaceutische zorg die apothekers leveren bestaat voor het overgrote deel uit
zorg bij de terhandstelling van medicijnen. Deze zorg is belangrijk omdat de apotheker
dan verschillende taken uitvoert waaronder medicatiebewaking, het verstrekken van
relevante informatie aan de patiënt ter bevordering van goed geneesmiddelgebruik en
het uitvoeren van verschillende controles voordat het geneesmiddel ter hand wordt
gesteld aan de patiënt.26
Daarnaast zijn er verschillende mogelijkheden om farmaceutische zorg los van de verstrekking
van een geneesmiddel te leveren, zoals het uitvoeren van een medicatiebeoordeling.
Een medicatiebeoordeling is een systematische beoordeling van alle geneesmiddelen
die (veelal oudere) patiënten gebruiken waarbij de arts, apotheker en patiënt betrokken
zijn. Het doel hiervan is het optimaliseren van de effectiviteit van de gebruikte
geneesmiddelen en het verminderen van de kans op problemen bij de behandeling met
geneesmiddelen. Ook kan er farmaceutische zorg gegeven worden bij opname of ontslag
uit het ziekenhuis.
Ik zie dat farmaceutische zorg die gegeven kan worden aan patiënten naast het terhandstellen
van medicijnen weinig wordt geleverd. Hier liggen mogelijkheden om de farmaceutische
zorg nog beter te maken en ook mogelijkheden om patiënten nog beter te kunnen helpen
bij het minderen en stoppen van medicijnen.
4a. Stand van zaken van medicatie-evaluaties
In de brief bij het Eindrapport medicatiegebruik bij ouderen27 is toegezegd dat ik zou spreken met veldpartijen over het vergroten van de bekendheid
van medicatie-evaluaties. Daarnaast ben ik in gesprek gegaan met het Zorginstituut
Nederland om te kijken hoeveel ruimte er is in de aanspraak farmaceutische zorg om
medicatie-evaluaties mogelijk te maken. Medicatie-evaluaties, zoals in dit onderzoek
beschreven, zijn in de meest intensieve vorm een medicatiebeoordeling. Overige vormen
van medicatie-evaluaties omvatten niet alle aspecten of componenten van een medicatiebeoordeling.
Het kan dan bijvoorbeeld gaan om een gerichte farmacotherapieanalyse waarbij een korte
screening van de totale medicatielijst van een patiënt plaatsvindt.
Op de thematafels in het veldtraject farmaceutische zorg komen nieuwe initiatieven
met verschillende medicatie-evaluaties zoals jaargesprekken ter sprake. Daarnaast
is in een recente werkconferentie door patiënten, apothekers, artsen en zorgverzekeraars
besproken wat onder een consult niet gebonden aan uitgifte van medicatie in de apotheek
wordt verstaan28. Dit kan ook een medicatie-evaluatie zijn. Het gezamenlijk tot een definitie komen
van medicatie-evaluaties door het veld kan houvast geven in de verschillende gesprekken
over de zorginhoud en de bekostiging hiervan. In de gesprekken die ik met het veld
voer, zal ik bespreken hoe zij hier invulling aan gaan geven.
Als het gaat om het mogelijk maken van meer medicatie-evaluaties, ben ik nagegaan
of er belemmeringen zijn in de manier waarop we de aanspraak omschrijven van farmaceutische
zorg of in de bekostiging van apotheekzorg. Het Zorginstituut Nederland (ZIN) en de
Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) geven aan dat er geen belemmeringen zijn. Op basis
van Besluit zorgverzekering is advies en begeleiding zoals apothekers die plegen te bieden ten behoeve van medicatiebeoordeling en verantwoord gebruik van verzekerde geneesmiddelen
al onderdeel van het vergoede pakket. Volgens ZIN is een nadere duiding dan ook niet
nodig.
Vervolgens heb ik overlegd met de NZa over de mogelijkheden van medicatie-evaluaties
in de bekostiging. De NZa komt tot de conclusie dat de huidige regelgeving rondom
de bekostiging29 voldoet voor het inzetten van medicatie-evaluaties. Er liggen mogelijkheden in de
bekostiging binnen de prestaties terhandstelling van een geneesmiddel, terhandstelling
door middel van een Geïndividualiseerde Distributievorm (GDV, ook wel bekend als medicatie
op rol), terhandstelling van een nieuw geneesmiddel met begeleidingsgesprek en de
prestatie medicatiebeoordeling. Tenslotte is het ook mogelijk om hiervoor facultatieve
prestaties in te zetten. Facultatieve prestaties bieden – kort samengevat – apotheker
en zorgverzekeraar de mogelijkheid om lokaal knelpunten in de bekostiging van farmaceutische
zorg aan te pakken.
Bovendien is voor andere mogelijkheden in de bekostiging een definitie wenselijk van
wat met een medicatie-evaluatie wordt bedoeld. Op basis van beroepsrichtlijnen bestaat
hier nu geen duidelijke definitie voor. Alleen voor de medicatiebeoordeling is een
definitie opgesteld in de KNMP-richtlijn medicatiebeoordeling, waar nu ook een prestatie
voor is beschreven. Op basis van de huidige informatie ziet de NZa nu geen aanleiding
om een nieuwe prestatie aan te maken voor medicatie-evaluaties.
De NZa blijft uiteraard in gesprek met de veldpartijen over hoe de bekostiging van
farmaceutische zorg zo optimaal mogelijk kan worden vormgegeven. Zo is het mogelijk
om nadere onderbouwing aan te leveren bij de NZa waarom de huidige prestaties niet
voldoen voor de inzet van medicatie-evaluaties. Deze onderbouwing kan worden ingediend
als wijzigingsverzoek tijdens de reguliere beleidscyclus extramurale farmacie van
de NZa.
4b. Motie onderzoeken bekostiging bevorderen ontpillen
Goede apotheekzorg leidt tot passend geneesmiddelgebruik en dus ook tot minderen en
stoppen, ofwel ontpillen, bij patiënten bij wie dat mogelijk en nodig is. Ik ben het
met de Kamer eens dat de bekostiging van de farmaceutische zorg ontpillen niet mag
ontmoedigen. Daarom wordt de motie-Inge van Dijk (Kamerstuk 36 343, nr. 6) al op verschillende manieren opgepakt. In het kader van het veldtraject Farmaceutische
Zorg worden afspraken gemaakt over het verbeteren van apotheekzorg. Die gaan bijvoorbeeld
over kwetsbare ouderen, een groep waarbij ontpillen veel waarde kan hebben.
Zorgverzekeraars en apothekers maken afspraken over farmaceutisch zorg in hun onderhandelingen.
Dat kan ook via prestaties die gericht zijn op zorg los van een verstrekking van een geneesmiddel, zoals bijvoorbeeld medicatiebeoordelingen en facultatieve prestaties. In dit soort
zorgprestaties wordt grondiger naar het (complete) medicijngebruik van een patiënt
gekeken, al dan niet samen met de voorschrijver.
Wat ik zie in de praktijk is dat zorgprestaties zonder verstrekken van een geneesmiddel
weinig worden gedeclareerd. Daarom ben ik in gesprek met de koepels van apothekers
en zorgverzekeraars en andere relevante partijen over het passend inzetten van deze
prestaties en medicatiebeoordelingen. Ook de motie-Inge van Dijk is daar onderwerp
van gesprek, omdat ik met deze partijen wil verkennen welke ideeën en mogelijkheden
zij zien om ontpillen niet te ontmoedigen. We weten namelijk ook uit het Eindrapport
Medicatiegebruik bij ouderen dat er ruimte is om de (inzet van) interventies zoals
medicatiebeoordelingen, minderen en stoppen van medicatie, valpreventie en andere
vormen van medicatie-evaluaties te optimaliseren. Ik verwacht dat het verkennen van
de ideeën en mogelijkheden wel enige tijd in beslag zal nemen en zal de Kamer hiervan
op de hoogte houden.
Afsluiting
In deze brief heb ik een overzicht gegeven van verschillende facetten en onderzoeken
die de farmaceutische zorg raken. Ik blijf werken aan de beweging naar een nog betere
farmaceutische zorg samen met zorgverleners, patiënten en andere veldpartijen. Bij
belangrijke stappen zal ik uw Kamer uiteraard informeren.
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, M-F. Agema
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M. Agema, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport