Brief regering : Landenbeleid Turkije
19 637 Vreemdelingenbeleid
Nr. 3432
BRIEF VAN DE MINISTER VAN ASIEL EN MIGRATIE
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 30 mei 2025
Het Ministerie van Buitenlandse Zaken heeft op 24 februari jl. een nieuw ambtsbericht
Turkije opgeleverd. Dit ambtsbericht beslaat de periode september 2023 tot en met
20 februari 2025 en geeft aanleiding om het landenbeleid op enkele punten te wijzigen.
Daarover informeer ik u met deze brief.
Huidige beleid
In het huidige beleid staan de volgende groepen als risicoprofiel aangemerkt:
1. personen die actief zijn in de politiek, journalistiek of op het gebied van mensenrechten;
en
2. (toegedichte) Gülen-aanhangers; en
3. HDP-leden, en -activisten.
Met betrekking tot dienstweigering en desertie geldt het algemene beleidskader. Specifiek
ten aanzien van dienstplichtige Koerden wordt in beginsel niet aangenomen dat zij
een gegronde vrees hebben om in een conflict te worden ingezet tegen eigen volk of
familie.
Ten slotte geldt in de context van Turkije dat er adequate opvangvoorzieningen voor
alleenstaande minderjarige vreemdelingen aanwezig zijn in de zin van paragraaf B8/6
Vc.
Het huidige beleid zal ongewijzigd blijven behalve op de punten die met deze brief
gewijzigd worden.
HDP/DEM
Gedurende de verslagperiode besloot de partij Halkların Demokratik Partisi (Democratische Partij van de Volkeren, HDP) om haar naam te veranderen in Halkların Eşitlik ve Demokrasi Partisi (Partij van Volkeren Voor Gelijkheid en Democratie). Er is door de partij voor gekozen
om deze naam af te korten als DEM. De situatie voor leden en activisten van HDP/DEM
bleef in de regel gelijk gedurende de verslagperiode. Deze naamswijziging leidt er
echter toe dat de beschrijving van het risicoprofiel gewijzigd zal moeten worden.
Het risicoprofiel «HDP-leden en -activisten» zal daarom worden gewijzigd in «DEM-leden
en -activisten (voormalig HDP)».
LHBTIQ+
Uit het ambtsbericht blijkt dat het sociale klimaat voor LHBTIQ+ in Turkije net als
de vorige verslagperiode slecht bleef ondanks het feit dat er sprake was van een weerbare
LHBTIQ+-rechtenbeweging en van bondgenoten in het maatschappelijk debat. Uit het ambtsbericht
vloeit voort dat de mate waarin bescherming ingeroepen kan worden door LHBTIQ+-personen
in de praktijk beperkt was. Een onderzoek van een Turkse LHBTIQ+ organisatie waar
het ambtsbericht naar verwijst, concludeerde dat homo- en transfobie wijdverbreid
waren onder het justitieel apparaat. Dit nam onder andere de vorm aan van aangiftes
van LHBTIQ+-personen die niet in behandeling werden genomen en de rechterlijke macht
die langzaam zou handelen in gevallen waarin het een LHBTIQ+-slachtoffer betrof, maar
voortvarend in gevallen waar het een LHBTIQ+-dader zou betreffen. Daar komt bovenop
dat het Turkse Instituut voor Mensenrechten en Gelijkheid en de Ombudsman geen meldingen
van LHBTIQ+ in behandeling nemen. Gelet op vorengaande zal ik in het beleid opnemen
dat LHBTIQ+ geen bescherming kunnen verkrijgen van de autoriteiten tenzij uit het
individuele dossier blijkt dat dit wel mogelijk is.
De Minister van Asiel en Migratie, M.H.M. Faber-van de Klashorst
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M.H.M. Faber-van de Klashorst, minister van Asiel en Migratie