Brief regering : Verdere bescherming van trekvissen en vismigratievoorzieningen
29 664 Binnenvisserij
Nr. 213
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN LANDBOUW, VISSERIJ, VOEDSELZEKERHEID EN NATUUR
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 30 mei 2025
Met deze brief wil ik uw Kamer, mede namens de Minister van Infrastructuur en Waterstaat
(I&W), informeren over de vooruitgang van het beleidsvoornemen ten aanzien van visserij
in de nabijheid van vismigratievoorzieningen bij kunstwerken als stuwen, sluizen en
gemalen. In verband hiermee informeer ik uw Kamer over de uitvoering van twee moties
die verzoeken om tot maatwerk te komen voor de sport- en beroepsvisserij.
Voor de uitvoering van de Kaderrichtlijn Water (KRW) en het herstel van populaties
van migrerende vissoorten zijn door de waterbeheerders voor aanzienlijke bedragen
diverse maatregelen getroffen om de kunstwerken, die obstakels vormen in rivieren
en andere wateren, voor vis weer vrij passeerbaar te maken. Al geruime tijd bestaat
de roep vanuit onder andere de sportvisserij, de waterbeheerders en de Internationale
Commissie ter bescherming van de Rijn om trekvissen betere bescherming te bieden bij
zulke vismigratievoorzieningen. In de KRW stroomgebiedbeheerplannen 2022–2027 (Kamerstukken
35 325, nr. 5) is dit ook als maatregel opgenomen. Mijn doel is om de visserij op deze locaties
zo vorm te geven dat deze geen grote negatieve invloed heeft op de effectiviteit van
de vismigratievoorzieningen en de trekvissen die daar gebruik van maken. Tegelijkertijd
mag de visserij ook niet onnodig gelimiteerd worden. Daarom zal ik nabij de vismigratievoorzieningen,
in de zone waar migrerende vissen zich ophopen, een passende zone instellen waar geen
visserij plaatsvindt. Hierbij pas ik maatwerk toe door de wensen van de sportvisserij,
beroepsvisserij en de waterbeheerders in acht te nemen en toets ik of hier een wetenschappelijk
onderbouwing voor is en of deze kosteneffectief handhaafbaar zijn.
Over dit beleid ter instelling van visserijvrije zones (hierna: VVZ’s) is uw Kamer
eerder geïnformeerd. In 2020 heeft mijn ambtsvoorganger uw Kamer geïnformeerd over
te willen gaan tot het instellen van generieke VVZ’s (Kamerstuk 29 664, nr. 204) van 250 meter bij alle vismigratievoorzieningen voor alle vistuigen met grotere
zones aan de zeezijde van de Haringvlietsluizen (1.500 meter), en aan de zeezijde
van de sluizen in de Afsluitdijk (1.000 meter). Sindsdien is hier een aantal keer
met uw Kamer over gesproken. Met deze brief wil ik uiteenzetten hoe ik op onderdelen
afwijk van het voorstel van mijn ambtsvoorganger, en daarmee afzie van deze generieke
zones en met maatwerk de impact op sport- en beroepsvisserij aanzienlijk wil verminderen,
zonder daarbij de bescherming van trekvissen uit het oog te verliezen. Daarmee geef
ik gehoor aan de wensen van de Kamer, door invulling te geven aan de motie Lodders
c.s. (Kamerstuk 33 450, nr. 82) en de motie Van der Plas en Flach (Kamerstuk 36 600 XIV, nr. 52). Ik beschouw deze moties hiermee als afgedaan.
In december 2020 heeft uw Kamer met de motie Lodders c.s. de toenmalige regering verzocht
om in gesprek te gaan met de sportvisserij om te komen tot visserijvrije zones op
maat. In samenspraak met de waterbeheerders heeft Sportvisserij Nederland een maatwerkadvies
opgesteld met als insteek om, waar mogelijk en verantwoord, de afmeting van de VVZ’s
te beperken. Dit advies houdt in dat de omvang van de VVZ’s afhankelijk wordt van
het type water (Rijkswater, boezemwater, zout water en overige wateren). Ten opzichte
van het oorspronkelijke voorstel worden de VVZ’s daarmee op de meeste plekken kleiner,
namelijk 50 of 100 meter in plaats van de generieke 250 meter. In kleinere wateren
is de zone waar vissen zich ophopen voor het kunstwerk kleiner en daarom zijn zones
van 50 of 100 meter daar voldoende om migrerende vissen te beschermen. Alleen bij
de zoet-zout overgangen en in Rijkswater komen er zones van 250 meter. Dit maatwerk
gaat gelden voor zowel sport- als beroepsvisserij. Dit advies over de indeling van
VVZ’s zal grotendeels het uitgangspunt vormen voor de regeling over VVZ’s. Hiermee
is de impact voor de visserij ten opzichte van het oorspronkelijke voorstel al aanzienlijk
teruggebracht, zonder de bescherming van de trekvissen uit het oog te verliezen. Het
volledige advies van Sportvisserij Nederland en de onderbouwing stuur ik u als bijlage
bij deze brief.
Daaropvolgend heeft uw Kamer mij in oktober 2024 met de motie Van der Plas en Flach
verzocht om in gesprek te gaan met beroepsvisserij om tot verder maatwerk te komen.
Op basis van mijn gesprekken met deze sector, heb ik in afstemming met de Minister
van I&W van de Unie van Waterschappen besloten om met de volgende vier nadere tegemoetkomingen
invulling te geven aan de motie Van der Plas:
1. De grotere zones aan de zeezijden van het Haringvliet (1500m) en de Afsluitdijk (1000m)
zouden een buiten proportionele impact hebben op de bedrijfsvoering van beroepsvissers
die aantoonbaar een lage bijvangst van trekvissen hebben1 Daarom worden in deze zones, voor zover deze groter zijn dan 250 meter, alleen vistuigen
verboden die een zeer hoge bijvangst hebben van trekvissen, namelijk hokfuiken en
staand want. Zoals bij alle zoet-zoutovergangen zal in de eerste 250 meter van deze
kunstwerken wel alle vormen van visserij verboden worden, omdat in dit gebied de meeste
ophoping van vis plaatsvindt en daar alle vistuigen impact hebben.
2. De zone bij Den Oever wordt 500 meter in plaats van 1.000 meter. Bij Den oever is
namelijk geen spuikom zoals bij Kornwerderzand of trechtervorming zoals bij de Haringvlietsluizen.
Deze karakteristieken vergroten de zone waar vis zich ophoopt bij kunstwerken, omdat
deze bij Den Oever niet aanwezig zijn voldoet een kleinere zone.
3. De VVZ’s zullen niet gelden in de maanden december en januari en dan mag er dus bij
de vismigratievoorzieningen gevist worden. In deze maanden vindt relatief weinig vismigratie
plaats2, maar dit zijn wel belangrijke maanden voor de wolhandkrabvisserij. De wolhandkrab
is een invasieve exoot en deze visserij kan met weinig bijvangst worden uitgevoerd.
Deze visserij kan het beste plaatsvinden nabij de vismigratiepunten.
4. Voor vaste fuikenplaatsen die binnen VVZ’s komen te vallen zal waar mogelijk naar
vervangende locaties buiten de VVZ worden gezocht.
Dit pakket is een substantiële tegemoetkoming voor alle beroepsvissers. Hierdoor blijft
er ruimte voor visserij en kan tegelijkertijd bescherming worden geboden aan trekvissen.
Samen met het maatwerk waarbij voor kleinere wateren kleinere zones gelden vormen
deze tegemoetkomingen een evenwichtig pakket. Langs deze lijn zal ik de VVZ’s in de
regelgeving uitwerken.
Ik zal de communicatie over dit beleid richting de betrokkenen in nauw overleg met
de sport- en beroepsvissers vormgeven. Wanneer een beroepsvisser aan kan tonen recht
te hebben op nadeelcompensatie, zal hierin worden voorzien.
Ik hecht veel waarde aan het maatwerkadvies van sportvisserij en de waterbeheerders.
Dit advies geeft ruimte voor alle vormen van visserij doordat het op heel veel plekken
tot kleinere zones leidt. Daarnaast heb ik veel waardering voor de constructieve gesprekken
met de waterbeheerders en beroepsvisserijsector, en dat we gezamenlijk tot deze evenwichtige
aanpak zijn gekomen waar de noodzakelijke bescherming voor trekvissen overeind blijft
en waar mogelijk belemmeringen voor de beroepsvisserij weg worden genomen. De verwachting
is dat de zones in de tweede helft van 2026 in werking zullen treden. Dit beleid zal
twee jaar nadat het in werking is getreden worden geëvalueerd.
De Staatssecretaris van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur, J.F. Rummenie
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
J.F. Rummenie, staatssecretaris van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur