Brief regering : Appreciatie brief stichting Calamiteitenfonds Mijn(water)schade over afhandeling mijnbouwschade Zuid-Limburg
32 849 Mijnbouw
Nr. 273
BRIEF VAN DE MINISTER VAN KLIMAAT EN GROENE GROEI
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 30 mei 2025
Op 1 april 2025 heeft de Tweede Kamer het kabinet gevraagd om voor het commissiedebat
Mijnbouw van 3 april 2025 te reageren op de brief van stichting Calamiteitenfonds
Mijn(water)schade Limburg (hierna: de stichting) over de nieuwe schaderegeling die
wordt opgezet voor alle vormen van mijnbouwschade in Limburg.1 Op 3 april 2025 heeft het kabinet de Tweede Kamer geïnformeerd2 dat voor het appreciëren van de brief meer tijd nodig was. Hieronder volgt de appreciatie
van de brief. Daarbij staat het kabinet ook stil bij de rol die de stichting heeft
gespeeld in de tijdelijke schadeafhandeling voor schrijnende gevallen en de betrokkenheid
van de stichting bij het opzetten van de nieuwe schaderegeling.
In 2016 hebben het Rijk, de provincie Limburg en de betrokken gemeenten, vanuit hun
verantwoordelijkheid voor een veilige leefomgeving, een pakket aan maatregelen afgesproken
om de risico’s en gevolgen van na-ijleffecten van steenkolenwinning te verminderen.3 Als onderdeel van dit pakket hebben de provincie Limburg en de betrokken gemeenten
de stichting Calamiteitenfonds Mijn(water)schade Limburg opgezet, die tijdelijk met
subsidie van het Rijk schades aan woningen kan herstellen als de bewoner van mening
is dat de woning beschadigd is als gevolg van voormalige mijnbouwactiviteiten én er
sprake is van een situatie waarbij als gevolg van bouwtechnische gebreken aan de woning
de veiligheid van bewoning of de bewoonbaarheid en leefbaarheid van wonen in het geding
is.
Met de stichting is afgesproken dat zij gebruik kan maken van de reeds verleende subsidies
om gevallen die behoren tot het werkterrein van de stichting, en voor inwerkingtreding
van de nieuwe regeling zijn gemeld, in behandeling te nemen en af te handelen. Het
kabinet wil opnieuw haar dank uitspreken voor het schadeherstel dat de stichting in
de afgelopen jaren heeft gerealiseerd. Door de inzet van de stichting zijn bewoners
die al lange tijd te maken hadden met ernstige schades geholpen. Hiermee zijn voor
mensen schrijnende situaties opgelost.
De stichting is in de periode 2022 tot en met 2023 intensief betrokken geweest bij
het opstellen van de uitgangspunten van de nieuwe regeling voor schadeafhandeling
en was daarna betrokken bij het verder uitwerken van de uitgangspunten tot de zogenoemde
inrichtingsprincipes. De inrichtingsprincipes zijn eind oktober 2023 door de Staatsecretaris
van Economische Zaken en Klimaat en de gedeputeerde van de provincie Limburg, mede
namens de wethouders van de mijngemeenten, in Heerlen gepresenteerd.4
Na de presentatie zijn de provincie Limburg, de gemeenten (vertegenwoordigd door de
wethouder van Heerlen) en het ministerie verder gegaan met het uitwerken en organiseren
van de schadeafhandeling conform de inrichtingsprincipes. In juni 2024 zijn twee kwartiermakers
gestart en deze hebben eind december 2024 hun resultaten gepresenteerd. In april 2025
hebben de twee kwartiermakers hun werk overgedragen aan een nieuwe kwartiermaker.
De stichting heeft na het presenteren van de inrichtingsprincipes geen directe actieve
rol gehad bij de uitwerking daarvan. Dit omdat voor de stichting geen taak is voorzien
in de nieuwe schaderegeling, en de aard en omvang van de werkzaamheden van de Limburg
Kamer van de Commissie Mijnbouwschade en het Instituut Mijnbouwschade Limburg (IML)
anders zijn dan de werkzaamheden die eerder door de stichting zijn verricht. Wel heeft
de stichting via de provincie een reactie gegeven op de concepten van de regeling
en het schadeprotocol. Zoals reeds aangegeven in de brief van 24 juni 2024 van de
Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat aan de stichting, is deze reactie
verwerkt. De brief van de Staatssecretaris is als bijlage toegevoegd.
In de brief die de stichting naar de Tweede Kamer heeft gestuurd geeft de stichting
haar visie op het tot stand komen van de nieuwe regeling voor afhandeling van alle
vormen van mijnbouwschade in Limburg. De stichting is kritisch en stelt dat er geen
voortgang is geboekt sinds de vaststelling van de inrichtingsprincipes in oktober
2023. De stichting meent dat er gekozen is voor een centralistische aanpak en dat
de regio specifieke zaken uit de inrichtingsprincipes, zoals de Limburg Kamer van
de Commissie Mijnbouwschade en IML als uitvoeringsorganisatie, niet zijn overgenomen.
Ook stelt de stichting vragen over de rechtsvorm van de organisatie en zet zij vraagtekens
bij de noodzaak voor de Commissie Mijnbouwschade om te starten met een pilot van tien
schadegevallen, terwijl er bij de stichting al jarenlange opgebouwde kennis en ervaring
aanwezig is.
Het kabinet hecht eraan te benadrukken dat de inrichtingsprincipes, inclusief de afspraken
over een regio specifieke aanpak, nog steeds de basis vormen voor de in voorbereiding
zijnde schaderegeling. Ook de adviezen van de kwartiermakers worden zo veel mogelijk
gevolgd5. Zo is de insteek nog steeds dat een Limburg Kamer bij de Commissie Mijnbouwschade
gaat adviseren over de schade en de geraamde kosten voor het herstel. De voorzitter
van de Limburg Kamer is in oktober 2024 benoemd en is inmiddels aan de slag. Bij het
adviseren over de oorzaak van de schade gaat de Limburg Kamer uit van voldoende aannemelijkheid.
Bij kleine schade zal er een financiële vergoeding plaatsvinden. Bij overige schades
wordt de schade in natura hersteld, conform de nadrukkelijke wens van de regio. Er
komt een uitvoeringsorganisatie (IML) die, met inachtneming van de adviezen van de
Limburg Kamer van de Commissie Mijnbouwschade, namens de Minister voor Klimaat en
Groene Groei6 besluit op aanvragen om tegemoetkoming op grond van de regeling. IML werkt met de
regio samen op het gebied van duurzaam herstel, onderzoek naar mijnbouwschade en het
bieden van een luisterend oor en adviesloket voor particuliere woningeigenaren, met
inbegrip van particuliere huiseigenaren die wonen in appartementencomplexen met een
Vereniging Van Eigenaren. Deze samenwerking gaat plaatsvinden onder de vlag van I3ML
(Instituut voor Mens, Milieu en Mijnbouw Limburg).
Het kabinet betreurt het dat het niet gelukt is om de schadeafhandeling in Limburg
eerder te starten. In de beantwoording7 van de Kamervragen van het lid Vermeer (BBB) en in de beantwoording8 van de Kamervragen van het lid Beckerman (SP) is het kabinet hier nader op ingegaan.
Daarbij heeft het kabinet toegelicht dat zij om de start van de schadeafhandeling
te bespoedigen eerst een tijdelijke organisatie in zal richten, die daarna kan overvloeien
in een definitieve organisatie. Een projectteam van het Ministerie van Klimaat en
Groene Groei en RVO werkt op dit moment onder leiding van de kwartiermaker aan het
ontwerp van de tijdelijke organisatie. Het kabinet zal in de zomer de Tweede Kamer
nader informeren over de opzet van de tijdelijke organisatiestructuur en wie welke
besluiten neemt. De Limburg Kamer van de Commissie Mijnbouwschade is in samenwerking
met de tijdelijke organisatie de komende maanden bezig met een pilot om ervaring op
te doen met het beoordelen van schades op basis van voldoende aannemelijkheid. De
Limburg Kamer zal in deze pilot tien schadegevallen beoordelen die zijn aangedragen
door de twee eerdere kwartiermakers, in goede afstemming met de regio. Deze pilot
is nodig, omdat de werkzaamheden van de Limburg Kamer en IML, zoals eerder aangegeven
in deze brief, anders zijn dan de werkzaamheden die eerder door de stichting zijn
verricht. De pilot zal in het derde kwartaal van 2025 worden afgerond, zodat de uitkomsten
kunnen worden gebruikt ten behoeve van de verdere voorbereiding van de schaderegeling.
Vanaf het moment dat het loket geopend is, kunnen particuliere woningeigenaren met
kleine en grote schade zich in tranches melden. In overleg met de regio is besloten
om dit per postcode te doen. Alle ingediende schades zullen vervolgens worden beoordeeld
en afgehandeld. De verwachting van het kabinet is dat de meeste schades in Limburg
kleinere schades zullen zijn. Deze schades zullen worden vergoed. De zwaardere schadegevallen
zullen via «herstel in natura» worden afgehandeld.
Het kabinet werkt op dit moment, in lijn met het advies van de kwartiermakers, de
exacte manier uit van de wijze waarop de uitvoering definitief belegd kan worden bij
een uitvoeringsorganisatie. Dit moet gebeuren in lijn met het kabinetsbeleid inzake
verzelfstandiging9 en in of op grond van een wet10. Dit beleid vereist terughoudendheid bij het opzetten van (nieuwe) zelfstandige bestuursorganen.
Ik ben hierover in gesprek met de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.
In het najaar van 2025 hoopt het kabinet hier meer duidelijkheid over te kunnen geven.
De afgelopen periode zijn er stappen gezet om de schadeafhandeling eind 2025 te laten
starten. Zoals hierboven vermeld, is de voorzitter van de Limburg Kamer benoemd. Ook
worden er op dit moment twee technische specialisten geworven om de Limburg Kamer
verder vorm te geven. Daarnaast is er opdracht gegeven voor het bouwen van het ICT-systeem
voor de schadeafhandeling. Dit systeem wordt gebaseerd op het systeem dat ook door
het Instituut Mijnbouwschade Groningen (IMG) wordt gebruikt. Hierdoor kan de tijdelijke
organisatie straks gemakkelijker leren van ervaringen van het IMG. Ook is er gewerkt
aan de regeling en het instellingsbesluit voor de Commissie Mijnbouwschade. De komende
maanden zal het kabinet samen met de regio via de Stuurgroep I3ML de verdere stappen
zetten die nodig zijn om einde van dit jaar met de nieuwe schadeafhandeling te starten.
Daarbij blijven de inrichtingsprincipes van eind oktober 2023, waaronder de afspraken
om de schadeafhandeling op Limburgse leest te schoeien, leidend.
Het kabinet wil hierbij nogmaals zijn dank uitspreken voor het werk dat de stichting
heeft gedaan. De door de stichting gedeelde kennis en ervaring vormen een belangrijke
pijler onder de huidige aanpak van de afhandeling van mijnbouwschade in Limburg.
De Minister van Klimaat en Groene Groei, S.Th.M. Hermans
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
S.T.M. Hermans, minister van Klimaat en Groene Groei