Brief regering : Verminderen van regeldruk
32 637 Bedrijfslevenbeleid
25 883
Arbeidsomstandigheden
36 450
Regels omtrent de instelling van het Adviescollege toetsing regeldruk (Instellingswet
Adviescollege toetsing regeldruk)
Nr. 697
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 28 mei 2025
De regels op het terrein van arbeidsomstandigheden beogen dat iedereen in Nederland
gezond en veilig werkt en dat mensen niet ziek worden, geen arbeidsongeval krijgen
en niet overlijden door hun werk. De Arbeidsomstandighedenwet (Arbowet) bevat verplichtingen
voor werkgevers en werknemers en beschrijft het toezicht op de naleving en handhaving
hiervan. Deze regelgeving is grotendeels gebaseerd op EU-richtlijnen en ILO-verdragen.
Daardoor houden bedrijven in andere landen zich aan dezelfde regels en ontstaat er
binnen de Europese Unie (EU) een gelijk speelveld. Ook is hiermee het beschermingsniveau
van werkenden geborgd.
Regels kunnen een goede uitvoering echter ook in de weg zitten. Onnodige regeldruk
is één van de grootste ergernissen van ondernemers. De Kamerbrief over het «Actieprogramma
Minder Druk Met Regels» van 9 december 2024 stelt daarom het volgende: «Met respect
voor belangrijke beleidsdoelstellingen die met regelgeving worden nagestreefd, moeten
regels werkbaar en passend zijn, zonder onnodige regeldruk».1 Het gaat erom dat ondernemers minder druk ervaren van de regels die er zijn en nog
zullen komen. Daarbij realiseert het kabinet zich dat het overgrote deel van onze
regels afkomstig is vanuit de EU. Ook de Europese Commissie erkent het belang van
het voorkómen van onnodige regeldruk.2 Zelf zijn we hierop altijd kritisch in onze inbreng over Europese (wets)voorstellen.
Op het terrein van arbeidsomstandigheden wil ik hieraan bijdragen en regeldruk tegengaan
en de beleefde regeldruk omlaag brengen. Waar mogelijk wil ik de regeldrukkosten verlagen
en ervoor zorgen dat de regelgeving goed uitvoerbaar is. Daarmee lever ik een bijdrage
aan de doelstelling van 20% minder onnodige regeldrukkosten voor negen sectoren die
indicatief zijn voor het brede mkb uit de motie Kisteman3. Met goed werkbare regelgeving zijn we beter in staat om de doelen van de Arbowet
en de missie van de Arbovisie 2040 te bereiken.
De opbouw van deze brief is als volgt:
− een korte terugblik op regeldruk op het terrein van arbeidsomstandigheden;
− mijn bijdrage aan het regeldruk-reductieprogramma van het kabinet. Ik trek hierin
op samen met de Minister van Economische Zaken;
− de mogelijkheden om de beleefde regeldruk op het terrein van gezond en veilig werken
te verminderen. Dit gaat zowel om aanpassingen van bestaande regelgeving als om het
afzien van nieuwe regelgeving. Belangrijke randvoorwaarden zijn dat dit niet ten koste
gaat van de bescherming van werkenden en dat het past binnen de internationale regelgeving;
− informatie over de motie Kisteman over het onderzoeken van een voor het mkb werkbare
wijze voor het werken met gevaarlijke stoffen.4
Onlangs is het tweede SER-advies over Arbovisie 2040 uitgebracht. In de kabinetsreactie
in het najaar zal ik aandacht besteden aan de relatie met regeldruk. Gelijktijdig
met deze brief bied ik uw Kamer een Voortgangsbrief over de Arbovisie 2040 aan, evenals
een Verzamelbrief over diverse arbogerelateerde onderwerpen.
1. Vermindering van regeldruk in het verleden
De totstandkoming van regelgeving voor goede arbeidsomstandigheden van werknemers
beslaat een zeer lange periode en houdt verband met de industriële ontwikkeling. Dit
startte in 1874 met het Kinderwetje van Van Houten. In de loop van de jaren groeide
het uit tot een wirwar aan regelgeving. Bij een eerste herordening werden al deze
regels ondergebracht in een brede Arbeidsomstandighedenwet (1992). Deze bevatte nog
steeds 38 besluiten met 1.200 bepalingen, 40 ministeriële regelingen, 200 P-bladen
en 50 Voorlichtingsbladen. Rondom die periode begon een grote operatie om dit geleidelijk
terug te brengen tot een overzichtelijker geheel. Sindsdien is er niet alleen één
wet, maar ook één besluit, één regeling en enkele beleidsregels.
Met de Europese eenwording ontstonden ook Europese richtlijnen en de discussie over
nationale koppen5. Mede in het kader van het Rijksbrede programma «Marktwerking, Deregulering en Wetgevingskwaliteit»
(MDW) kwam rond 2002 een grondige doorlichting op mogelijkheden tot deregulering.
Dit leidde in 2005 tot een geheel nieuwe gedereguleerde Arbowet, die volgens Actal6 significant bijdroeg aan de vermindering van de administratieve lasten. Nationale
koppen werden alleen behouden bij zeer ernstig risico’s, die konden leiden tot onherstelbare
schade aan de gezondheid van werknemers. Waar mogelijk werden in deze wet middelbepalingen
vervangen door doelbepalingen. Middelbepalingen zijn voorschriften hoe iets moest
gebeuren. Bij doelbepalingen staat het te bereiken resultaat voorop; niet hoe je het
bereikt. Werkgevers en werkenden konden daarover samen afspraken maken. In 2007 werd
in een nieuwe scan op eventueel nog bestaande nationale koppen geconcludeerd dat er
nog nauwelijks nationale koppen waren, met uitzondering van koppen die door politiek
of sociale partners nadrukkelijk als wenselijk werden beschouwd. Dit bleek ook uit
een nieuwe scan in 2012 en latere exercities. Het feit dat er weinig nationale koppen
resteren, laat onverlet dat werkgevers regeldruk ervaren.
Zoals aangegeven zet ik erop in om de regeldruk omlaag te brengen. Overigens is onlangs
aandacht geweest voor nationale koppen. In mei is een motie aangenomen vanuit de context
van Corporate Sustainability Due Diligence Directive (CSDDD) over het schrappen van
nationale koppen.7
2. Bijdragen aan het regeldruk-reductieprogramma
Het kabinet presenteerde het regeldruk-reductieprogramma in de genoemde Kamerbrief
van 9 december 2024. Mijn bijdrage hieraan op het terrein van arbeidsomstandigheden
maakt onderdeel uit van de eerste tranche van dit programma8. Daarbij gaat het om drie bestaande trajecten. Deze zijn gericht op een beter werkbare
Arboregelgeving, op de totstandkoming van Risico-Inventarisatie en Evaluatie’s (RI&E’s)
in het mkb en op het vervolgadvies van de SER over de Arbovisie 2040. Het SER-advies
bestrijkt meerdere thema’s, maar gaat ook in op de door mkb-bedrijven beleefde complexiteit
van wet- en regelgeving op arbogebied.
2.1. Vergroten van de werkbaarheid van de Arboregelgeving met het Actieprogramma Arbo
Actief!
Het verlagen van de beleefde regeldruk van de regelgeving op het terrein van arbeidsomstandigheden
heeft voor mij prioriteit. SZW werkt hieraan langs een aantal sporen. Bij de introductie
en actualisatie van regelgeving wordt getoetst op regeldruk. Er vindt een bedrijfseffectentoets
(BET) plaats, inclusief een mkb-toets en een regeldruktoets. Er wordt advies gevraagd
aan het Adviescollege Toetsing Regeldruk (ATR) en de Nederlandse Arbeidsinspectie
(hierna: Arbeidsinspectie) doet een uitvoerings- en handhavingstoets (U&H-toets).
Ook wegen we vooraf zorgvuldig af of regelgeving nodig is.
Recent heeft een beleidsverkenning naar de ervaren knelpunten plaatsgevonden, inclusief
een kwalitatief onderzoek uitgevoerd door Capgemini. Daaruit blijkt dat aanpassingen
in de formulering en structuur van de regelgeving weinig impact zullen hebben op zowel
de naleving door werkgevers als de beleefde regeldruk. De grootste impact op de naleving
van de Arboregelgeving en de beleefde regeldruk, is te behalen door een betere informatievoorziening
en door het aanbieden van toegankelijke kennis en concrete handvatten. De rapportage
van het onderzoek is als bijlage toegevoegd aan deze brief. Daarom gaat SZW met werkgevers,
de praktijk en diverse overheden in gesprek over een duurzame oplossing voor het vergroten
van de werkbaarheid van de arboregelgeving, mede om daarmee bij te dragen aan de eerdergenoemde
doelstelling van 20% minder onnodige regeldrukkosten voor negen indicatieve sectoren
uit de motie Kisteman. We gaan ook in gesprek met de sociale partners.
In 2025 zet SZW zich in voor een duurzame samenwerking om informatie over gezond en
veilig werken werkbaar te maken voor werkgevers en werkenden en andere betrokkenen.
Het beoogde eindresultaat is een gezamenlijk meerjarig Actieprogramma Arbo Actief! Dit actieprogramma is erop gericht dat werkgevers en werkenden beschikken over de
benodigde kennis, gemotiveerd zijn en voldoende handelingsperspectief hebben om de
arboregels goed toe te passen. Hiermee wil ik een blijvende gedragsverandering bereiken
bij werkgevers en werkenden. We verwachten hiermee de werkbaarheid van de Arboregelgeving
te kunnen vergroten.
We werken hierbij nauw samen met het Regeldruk-reductieprogramma van het Ministerie
van EZ. Zo zullen SZW en EZ hierover gezamenlijk gesprekken organiseren met werkgevers
en werkenden en de praktijk.
2.2. Vergroten kwantiteit en kwaliteit RI&E in het mkb
Werkgevers zijn op grond van de Arbeidsomstandighedenwet en een Europese richtlijn
verplicht hun arborisico’s vast te leggen in een RI&E. Een kwalitatief goede RI&E
vormt de basis voor een goed arbobeleid en gaat samen met gezond en veilig werken
in de praktijk.9 Veel mkb-bedrijven ervaren regeldruk rondom de RI&E-verplichting. Vanuit het meerjarenprogramma
Impuls RI&E (2020–2023) zijn samen met de eindgebruikers instrumenten en ondersteuning
beschikbaar gesteld om het maken van een RI&E te vergemakkelijken. Dat betreft de
app «Route naar RI&E» en de «Routeplanner». De bereikte werkgevers hebben baat bij
deze ontwikkelde instrumenten. Toch laat het recente mkb-onderzoek zien dat nog veel
ondernemers uit het mkb het opstellen van een RI&E ingewikkeld en kostbaar vinden.
Zij weten niet goed hoe ze aan deze wettelijke verplichting kunnen voldoen. Ook bestaan
er veel misverstanden over de toetsing van de RI&E.10
De voortgangsbrief over de «Arbovisie 2040» geeft een volledig overzicht van mijn
vervolgacties om ondernemers verder op weg te helpen. Ook geef ik daarin aan wat ik
doe om de ervaren regeldruk voor het mkb van de RI&E verder te verminderen. Daarbij
gaat het onder meer om een start-RI&E en het stimuleren van meer erkende branche-RI&E’s
voor bedrijven met minder dan 25 werknemers. Ook inventariseer ik of de aanpak in
andere EU-landen voor het mkb minder regeldruk in Nederland kan opleveren. Daarnaast
bespreek ik de verdere uitwerking van de motie van het lid Kisteman c.s. over vereenvoudiging
van de RI&E11 en de motie van het lid Flach c.s.12 over de toetsing van de RI&E. Beide moties hebben als doel een vermindering van de
regeldruk. Ook hiermee lever ik een bijdrage aan de eerder genoemde doelstelling van
20% minder onnodige regeldrukkosten voor de negen sectoren uit de motie van het lid
Kisteman.
3. Verdere stappen om de regeldruk te verminderen
De hiervoor genoemde mogelijkheden om de regeldruk te verminderen richten zich met
name op de werkbaarheid van de bestaande regelgeving. Daarnaast heb ik gekeken naar
mogelijkheden om regeldruk te verlagen door een aanpassing van de bestaande regelgeving
of door af te zien van nieuwe regelgeving. Dit betreft:
− Aanpassing van bestaande regelgeving:
• Liftboek in lift
• Hittestress
• Veiligheid tankschepen en gevaarlijke stoffen
− Afzien van nieuwe regelgeving:
• Testen op alcohol- en drugsgebruik
• Melden van onveilige en ongezonde situaties door bedrijfsartsen
In de gelijktijdig verzonden Voortgangsbrief ga ik daarnaast in op mijn voornemen
om zelfstandigen zonder personeel (zzp’ers) niet onder de werking van de Arbeidstijdenwet
te brengen. Ook bespreek ik in deze brief de voortgang van de asbestregelgeving. Zoals
toegezegd tijdens het Commissiedebat Gezond en veilig werken op 26 september 2024,
ben ik daarbij ook ingegaan op de gevolgen voor regeldruk.
3.1. Aanpassing regelgeving om een digitaal liftenboek mogelijk te maken
De Europese liftenrichtlijn (2014/33/EU), die is geïmplementeerd in het Warenwetbesluit
liften 2016, bepaalt dat bij elke lift instructies aanwezig moeten zijn. Dit bevat
in elk geval de volgende documenten:
− de voor normaal gebruik benodigde tekeningen en schema’s;
− de gegevens voor onderhoud, inspectie, reparatie, periodieke controle en de hulpverlening;
− het liftboek met de reparaties en periodieke controles.
Elke lift gaat dus vergezeld van de instructies, waaronder een liftenboek. Het liftboek
moet door diverse partijen altijd te raadplegen zijn. Het is momenteel een papieren
document dat in de machinekamer van de lift te vinden is. De installateurs, onderhoudsbedrijven
en keuringsinstanties hebben ook een eigen digitaal systeem waarin zij alle informatie
registreren. Die informatie vormt ook onderdeel van het papieren liftboek.
Met een digitaal liftboek kunnen de partijen effectiever en efficiënter werken en
ervaren ze minder regeldruk. Ze kunnen zich bijvoorbeeld beter voorbereiden op onderhoudswerk
en er is onderhoud op afstand mogelijk in geval van een software update of bij een
lifttest. Bovendien past dit bij de nieuwste technologische ontwikkelingen. Dit maak
ik mogelijk met een wijziging van het Warenwetbesluit liften 2016, die ik rond de
zomer van 2026 zal publiceren. De wijziging kan dan op 1 januari 2027 in werking treden.
De sector heeft al een digitaal liftboek en zal hierin de komende tijd meer informatie
opnemen zoals de keuringsinformatie (datum keuring, nieuwe keuringsdatum, aandachtspunten
en reden van afkeuring) en de technische informatie over installatie en onderhoud.
3.2. Aanpassing regelgeving op het terrein van hittestress
Klimaatverandering leidt tot meer extreme weersomstandigheden. Dit betekent meer hitte,
zowel qua frequentie als intensiteit. Voor werknemers kan dit leiden tot gezondheidsklachten
bijvoorbeeld uitputting door hitte en hitteberoerte. Ook is een negatieve impact mogelijk
op cognitieve functies (concentratievermogen, coördinatie en reactiesnelheid) die
gevolgen kunnen hebben voor veilig werken. Los van hittestress, kan het werken in
de zon buiten huidkanker veroorzaken, als er geen goede bescherming is.13 Hittestress geldt zowel voor werken buiten als binnen, bijvoorbeeld bij het werken
in een productiehal met hete ovens.
In de verzamelbrief van 18 juni 2024 (Kamerstuk 25 883, nr. 495) is het risico van hittestress besproken. Conclusie is dat dit risico blijvend aandacht
vraagt, gezien de klimaatverandering, ook in internationaal verband. We blijven de
ontwikkelingen op dit terrein daarom volgen. Als hittestress in een bedrijf een risico
is, moeten werkgevers maatregelen nemen om hun werknemers daartegen te beschermen.14 In mei 2024 heeft de Nederlandse Arbeidsinspectie (hierna: Arbeidsinspectie) een
verkenning uitgebracht over hittestress.15 Daarin wijst de Arbeidsinspectie erop dat het eerste lid van artikel 6.1 van het
Arbeidsomstandighedenbesluit niet duidelijk is over factoren die van invloed zijn
op de ervaren temperatuur tijdens het werken. Ook signaleert de Arbeidsinspectie een
tegenstrijdigheid in de regelgeving bij het toepassen van de arbeidshygiënische strategie.16 In de Verzamelbrief van 18 juni 2024 wordt daarom een aanpassing van deze artikelen
aangekondigd. Op dit moment werk ik daaraan. Daarbij voer ik een verduidelijking door
in het eerste lid, opdat werkgevers weten met welke factoren zij rekening kunnen houden
om hun werknemers adequaat te beschermen. Het tweede lid is in strijd met artikel 3
van de Arbowet op het terrein van toepassing van de arbeidshygiënische strategie.
Daarom heb ik besloten dit lid te laten vervallen. Omdat de regelgeving op dit moment
tegenstrijdig is, vindt er momenteel geen handhaving plaats op dit lid, om aperte
onbillijkheden te voorkomen. De Arbeidsinspectie is schriftelijk gevraagd hieraan
opvolging te geven. Met deze aanpassingen verduidelijk ik de regelgeving en neem ik
een interne tegenstrijdigheid in de regelgeving weg. Resultaat is een beter werkbare
regelgeving en daardoor minder regeldruk.
3.3. Aanpassing regelgeving voor tankschepen met gevaarlijke stoffen
Tankschepen kunnen worden gebruikt voor het vervoer van vloeistoffen en gassen waar
brand- of ontploffingsgevaar kan plaatsvinden. Werkzaamheden aan, op of in tankschepen,
zoals onderhouden, verbouwen, herstellen en slopen, vormen een risico voor de veiligheid
en gezondheid van werkenden. De huidige arbeidsomstandighedenregelgeving voor het
verrichten van werkzaamheden aan en op tankschepen sluit niet aan op de technische
ontwikkelingen in de scheepvaart. Zo wordt Liquified Natural Gas (LNG) niet alleen
vervoerd, maar ook gebruikt als voorstuwingsbrandstof. Dit was ten tijde van het formuleren
van de regelgeving niet voorzien.
Doordat de huidige arbeidsomstandighedenregelgeving verouderd is, ervaren de markt-
en branchepartijen in de scheepvaartsector een verhoogde regeldruk. Het is wenselijk
dat deze regelgeving wordt geactualiseerd. SZW werkt hiervoor samen met toezichthouders,
markt- en branchepartijen in de scheepvaartsector om de arbeidsomstandighedenregelgeving
toekomstbestendig te maken. Dit zorgt voor duidelijke en werkbare regels voor de betrokkenen
en een afname van de ervaren regeldruk.
3.4. Afzien van regelgeving: geen testen op alcohol- en drugsgebruik door werkgevers
In het najaar 2024 is een onderzoek afgerond, waarin is nagaan in hoeverre het onder
invloed zijn van alcohol en drugs op de werkvloer voor veiligheidsproblemen zorgt
en of alcohol- en drugstesten kunnen bijdragen aan het verhogen van de veiligheid.
De belangrijkste conclusie van dit onderzoek is dat er slechts een zeer beperkt aantal
incidenten bekend is, waarbij werkgevers en collega’s een direct verband leggen tussen
werkzaam zijn onder invloed van alcohol of drugs en ongevallen of veiligheidsproblemen.
Dit speelt in minder dan 2% van de organisaties. Het testen op gebruik van alcohol
en drugs zal daarom waarschijnlijk voor de meeste organisaties geen of een minimale
veiligheidswinst opleveren.
Mede op basis van de uitkomsten van het onderzoek, heb ik besloten geen wettelijke
grondslag te creëren voor het testen van werkenden door werkgevers op het gebruik
van alcohol of drugs. Ik zie om meerdere redenen onvoldoende onderbouwing voor een
wettelijke grondslag. Dit licht ik verder toe in mijn beleidsreactie op het onderzoek
in de Verzamelbrief. Een wettelijke grondslag voor AD-testen zou met de nodige waarborgen
en voorwaarden gepaard moeten gaan om de inbreuk op de grondrechten van werkenden
zover mogelijk te beperken. Gelet op de bestaande zeer strikt gereguleerde mogelijkheid
voor bijvoorbeeld piloten en machinisten, betekent dit een aanpassing van het strafrecht
en de inzet van speciale opsporingsambtenaren. Als bedrijven zouden willen testen,
zou deze noodzakelijke strikte regulering daarom in de praktijk veel vergen van bedrijven.
Hoewel het niet het hoofdargument is, vind ik het een bijkomend voordeel dat de regeldruk
niet op deze wijze oploopt voor de bedrijven die hiermee zouden werken.
3.5. Afzien van regelgeving: het melden van onveilige en ongezonde situaties door
bedrijfsartsen bij de Arbeidsinspectie
Iedereen kan meldingen over onveilige en ongezonde situaties op de werkvloer doen
bij de Arbeidsinspectie. De SER adviseerde in zijn advies over de Arbovisie 2040 een
onderzoeksplicht voor de Arbeidsinspectie als een bedrijfsarts of andere kerndeskundige
zo’n melding doet. Op grond van de Arbowet moet de Arbeidsinspectie al opvolging geven
aan een melding of verzoek van een vakbond of de personeelsvertegenwoordiging in een
bedrijf. In de kabinetsreactie op het SER-advies werd daarop een voorstel voor regelgeving
aangekondigd, opdat voor meldingen of verzoeken door de bedrijfsarts en andere kerndeskundigen
een vergelijkbare werkwijze gaat gelden als bij een melding of verzoek door een vakbond
of de personeelsvertegenwoordiging.
Een uitwerking hiervan was opgenomen in de Verzamelwet 2025. In reactie hierop heeft
de Arbeidsinspectie bij de Toezichtbaarheidstoets echter verzocht om de onderzoeksplicht
te heroverwegen. Mede op basis van de uitkomsten van deze toets, heb ik besloten af
te zien van een wettelijke onderzoeksplicht. Dit licht ik verder toe in de Voortgangsbrief
over de Arbovisie 2040. Van belang hierbij is dat in de uitvoeringspraktijk van de
Arbeidsinspectie al is geregeld dat meldingen van bedrijfsartsen en kerndeskundigen
die gaan over ongezonde of onveilige arbeidsomstandigheden een serieuze opvolging
krijgen. Naar mijn oordeel is een wettelijke onderzoeksplicht daarom overbodig. Het
afzien van deze regelgeving voorkomt bovendien regeldruk voor de Arbeidsinspectie
en regeldrukkosten en ervaren regeldruk van bedrijven, omdat niet elke melding automatisch
tot opvolging door de Arbeidsinspectie bij een werkgever hoeft te leiden.
4. Motie registratie gevaarlijke stoffen/werkbare wijze mkb
Op 6 november 2024 nam uw Kamer een motie aan van het lid Kisteman (VVD) over het
onderzoeken van een voor het mkb werkbare wijze voor het werken met gevaarlijke stoffen.17 De motie geeft aan dat de Arbeidsinspectie kleine werkgevers als schilders en kappers
een rapportage- en analyseverplichting tot op componentenniveau oplegt, en noemt dit
een onwerkbare nationale kop. Daarbij verwijst de motie naar de Europese REACH-verordening18 die aan producenten van gevaarlijke stoffen Veiligheidsinformatiebladen (VIB’s) voorschrijft.
De motie refereert aan de werkwijze van arbeidsinspecties in andere EU-lidstaten.
Deze landen zouden de toepassing van VIB’s toereikend achten voor sectoren die werken
met producten met gevaarlijke stoffen. Gevraagd wordt om de toezichtspraktijk uit
de andere EU-lidstaten te betrekken bij de uitwerking van de motie.
4.1. Regelgeving
Conform Europese regelgeving dient de werkgever een RI&E op te stellen. De EU-Richtlijn
(98/24/EG) bevat wettelijke verplichtingen voor het inventariseren van gevaarlijke
stoffen als verbijzondering van de algemene RI&E-plicht. In de RI&E moet voor gevaarlijke
stoffen «de aard, de mate en de duur van de blootstelling» worden beoordeeld om de
risico’s voor de gezondheid van werknemers te bepalen. De werkgever moet hierbij aandacht
besteden aan de identiteit en risico’s van de betrokken stoffen en de blootstelling
beoordelen. Op basis van deze beoordeling stelt de werkgever passende preventiemaatregelen
op.
Een product kan bestaan uit meer dan één gevaarlijke stof (een mengsel). Om de aard,
mate en duur van de blootstelling van zo’n product te beoordelen, moet daarom naar
iedere stof (oftewel component) in het product worden gekeken. Dit geldt voor het
bepalen van de blootstelling en het bepalen van de gevaars-eigenschappen. In de beoordeling
van het risico van blootstelling aan gevaarlijke stoffen moet vervolgens getoetst
worden aan grenswaarden. In artikel 4.2 van het Arbeidsomstandighedenbesluit zijn
al deze verplichtingen geïmplementeerd. Om een adequate blootstellingsbeoordeling
te doen is het gelet op de Europese en Nederlandse regelgeving nodig om de verschillende
componenten van gevaarlijke stoffen op de werkplek te identificeren. De genoemde verplichtingen
gelden in alle EU-landen. Er is geen sprake van een nationale kop. De Arbeidsinspectie
houdt toezicht en handhaaft zo nodig op deze verplichtingen.
4.2. Veiligheidsinformatieblad (VIB)
Een VIB is een document met informatie over de risico's van een gevaarlijke stof of
preparaat en aanbevelingen voor het veilig gebruik ervan op het werk. Het bevat alle
eigenschappen van het product: van de gevaren en de chemische samenstelling tot informatie
over beschermingsmiddelen, veilig gebruik, transport en afvoer. De informatie uit
het VIB kan helpen bij de inventarisatie en beoordeling van de blootstelling aan gevaarlijke
stoffen uit het betreffende product, en de selectie van geschikte beheersmaatregelen.
Volgens de regelgeving volstaat alleen een VIB niet om invulling te geven aan de RI&E-verplichting
voor gevaarlijke stoffen. Om de aard, mate en duur van de blootstelling te kunnen
beoordelen, moet altijd worden gekeken naar de specifieke omstandigheden en de blootstelling
van medewerkers in het bedrijf.
4.3. Eerste beelden handhavingsbeleid andere EU-lidstaten
Er is een uitvraag gedaan bij EU-lidstaten over de inventarisatie van gevaarlijke
stoffen door werkgevers in het kader van de risicobeoordeling. Uit een eerste analyse
blijkt dat mkb-bedrijven in veel lidstaten moeite ervaren met het opstellen van een
RI&E voor gevaarlijke stoffen. Redenen zijn onder meer:
• een laag bewustzijn dat men werkt met gevaarlijke stoffen,
• moeite met het begrijpen van de regelgeving op dit gebied of
• moeite met de uitvoering daarvan (bijvoorbeeld het niet opnemen van alle stoffen in
de RI&E of de correcte uitvoering van blootstellingsmetingen).
Het VIB wordt vaak genoemd als informatiebron voor de inventarisatie van gevaarlijke
stoffen. Over de handhaving geven toezichthouders van de EU-lidstaten aan dat zij
controleren of een RI&E is opgesteld voor de aanwezigheid van en blootstelling aan
gevaarlijke stoffen. Als blijkt dat gevaarlijke stoffen aanwezig zijn wordt specifieker
gekeken, bijvoorbeeld naar de beoordeling van de blootstelling van bepaalde groepen
werknemers, of naar de effectiviteit van beheersmaatregelen. Veel landen noemen het
belang van het opnemen van alle stoffen in de RI&E, ook voor stoffen die tijdens het
proces worden gevormd. Lidstaten hebben voorbeelden gegeven van tools die het mkb
kan gebruiken bij het opstellen van de RI&E. Sommige lidstaten bieden zelf tools aan
(bijvoorbeeld een format voor de inventarisatie van gevaarlijke stoffen). Andere lidstaten
wijzen op tools die ontwikkeld zijn door brancheorganisaties of op commerciële instrumenten.
Nederland wijkt hierin niet af van de andere landen. In Nederland ondersteunen we
mkb-bedrijven bijvoorbeeld met de Route naar RI&E. Dit instrument bevat een aparte
module voor de inventarisatie van gevaarlijke stoffen. De tool «zelfinspectie» van
de Arbeidsinspectie helpt werkgevers om de risico’s voor het werken met gevaarlijke
stoffen te inventariseren, te beoordelen en maatregelen erop af te stemmen en de aanpak
te borgen in de organisatie.19
4.4. In de praktijk
In de motie wordt specifiek gerefereerd aan de kappers- en schildersbranche. Uit een
gesprek met de brancheorganisatie van de schilders blijkt dat met name kleinere werkgevers
de inventarisatie van gevaarlijke stoffen niet eenvoudig vinden en ervaren als een
administratieve last. Brancheverenigingen kunnen mkb-werkgevers ondersteunen bij het
opstellen van de RI&E gevaarlijke stoffen en te nemen maatregelen. In de praktijk
gebeurt dat ook. Zo geeft de schildersbranche aan dat zij een blootstellingstool hebben
laten ontwikkelen die door TNO gevalideerd is. Met de tool kunnen gevaarlijke stoffen
worden geïnventariseerd en de aard, mate en duur van de blootstelling bepaald worden.
Tevens helpt de tool met het vervangen van de meest schadelijke producten en het kiezen
van geschikte beheersmaatregelen. De brancheorganisatie geeft aan dat de tool de VIB’s
gebruikt als input en daarmee afhankelijk is van de informatie die in de VIB’s wordt
gegeven.
Deze informatie is volgens de branchevereniging van de schilders niet altijd makkelijk
toegankelijk. Het lezen en interpreteren van VIB’s is niet eenvoudig. De brancheorganisaties
hebben hierover op 25 juli 2024 een brief aan SZW gestuurd. Het is bijvoorbeeld niet
altijd duidelijk in welke situaties bepaalde risicobeheersmaatregelen moeten worden
gebruikt. Dit maakt het moeilijker voor werkgevers om een RI&E voor gevaarlijke stoffen
te baseren op de informatie uit VIB’s.
Onduidelijke informatie over de juiste beheersmaatregelen in het VIB is door Nederland
eerder al meegegeven in de consultatie van de REACH-verordening die in 2022 heeft
plaatsgevonden. De herziening van REACH wordt dit jaar verwacht. Ik zal dan opnieuw
aandacht vragen voor verbeteringen aan VIB’s, in samenwerking met de Minister van
IenW.
Verder wil ik bekijken hoe ik het voor mkb-bedrijven makkelijker kan maken om te voldoen
aan de nadere voorschriften voor de RI&E bij gevaarlijke stoffen. Daarbij sluit ik
aan op de uitwerking van de motie «vereenvoudiging RI&E» (Flach/Kisteman20). In de voortgangsbrief over de «Arbovisie 2040» staat een volledig overzicht van
mijn vervolgacties om ondernemers verder op weg te helpen met de RI&E. In die acties
besteed ik gerichte aandacht aan de ondersteuning bij de registratie en beoordeling
van blootstelling aan gevaarlijke stoffen. Ik wil mogelijkheden verkennen voor de
kwaliteitsverbetering van branche-RI&E’s en arbocatalogi.
5. Tot slot
Met de regelgeving op het terrein van arbeidsomstandigheden wil ik bereiken dat iedereen
in Nederland gezond en veilig werkt en dat mensen niet ziek worden, geen arbeidsongeval
krijgen of overlijden door hun werk. Deze regelgeving is dus belangrijk voor de bescherming
van werkenden. Tegelijkertijd kunnen regels een goede uitvoering ook in de weg zitten.
Met een goed werkbare regelgeving kunnen we de doelen van de Arbowet en de missie
van de Arbovisie 2040 beter bereiken. In deze brief beschrijf ik daarom mijn bijdragen
aan het regeldrukreductieprogramma van het kabinet en mijn daarop aanvullende beleid
om de beleefde regeldruk op het terrein van gezond en veilig werken te verminderen.
Mijn werk op dit terrein is nog niet afgerond. Uw Kamer heeft na het Commissiedebat
van 26 september 2024 diverse moties ingediend, gericht op een vermindering van regeldruk.21 Ik houd u op de hoogte van de uitwerking daarvan. De regelgeving moet beter werkbaar
worden, opdat ondernemers de regels beter kunnen naleven en de realisatie van de doelen
van de Arbovisie 2040 dichterbij komt.
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
J.N.J. Nobel
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
J.N.J. Nobel, staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid