Brief regering : Ontwerp-beleidsvisie van het Nationaal Programma Ruimte voor Defensie (NPRD)
36 592 Defensienota 2024 – Sterk, slim en samen
Nr. 17
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN DEFENSIE
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 23 mei 2025
Hierbij bied ik u namens het kabinet de ontwerp-beleidsvisie van het Nationaal Programma
Ruimte voor Defensie (NPRD) aan. Met deze ontwerp-beleidsvisie bereikt Defensie een
belangrijke mijlpaal in het creëren van ruimte voor het gereed maken van de Nederlandse
krijgsmacht op de fundamenteel veranderende veiligheidssituatie. Alleen een goed getrainde
en uitgeruste krijgsmacht kan effectief haar rol vervullen. Dit vereist ruimte om
te kunnen opleiden en oefenen en ruimte voor de huisvesting van personeel en materieel.
Het kabinet benoemt in deze ontwerp-beleidsvisie op basis van een onderbouwde afweging
de voorkeurslocaties voor deze fysieke ruimte. Bij de keuze voor de voorkeurslocaties
heeft het kabinet vier criteria gehanteerd: de uitkomsten van het planMER-onderzoek1, het bestuurlijk draagvlak, de maatschappelijke draagbaarheid en het defensiebelang.
In het planMER zijn de effecten op de verschillende aspecten van de leefomgeving in
kaart gebracht. Ook is onderzocht wat de mogelijke impact zou zijn op andere ruimtelijke
programma’s van de rijksoverheid en andere overheden. Dit maakt dat het kabinet een
goede integrale ruimtelijke afweging heeft kunnen maken. De uiteindelijke keuze van
de locaties is gestart vanuit de uitkomsten van de eerste trechtering van onderzochte
locatie-alternatieven. Ik heb uw Kamer hierover in november en december 2024 geïnformeerd
(Kamerstukken 36 592, nr. 7 en nr. 10).
De ontwerp-beleidsvisie NPRD is in relatief korte tijd tot stand gekomen. Eind 2023
is de zogenaamde Notitie Reikwijdte en Detailniveau (NRD) uitgebracht (Kamerstuk 36 124, nr. 41). Hierin was de extra ruimtevraag geformuleerd die noodzakelijk is voor een goede
uitoefening van defensietaken. In nog geen anderhalf jaar is het gelukt om voor het
overgrote deel van alle defensiebehoeftes die waren opgenomen in de NRD een voorkeurslocatie
of -gebied aan te kunnen wijzen. Daarbij gaat het om zeer diverse behoeftes verdeeld
over heel Nederland: van de stationering van jachtvliegtuigen en laagvlieggebieden
voor helikopters tot de uitbreiding van oefenterreinen en een nieuwe centraal gelegen
kazerne voor de ondersteunende eenheden van de landmacht. Dit is gelukt omdat collega-bewindspersonen
en bestuurders van medeoverheden – vanuit het besef dat de veiligheidssituatie ernstig
is verslechterd- met een veelal positieve houding hieraan hebben meegewerkt. Dat wil
overigens niet zeggen dat niet kritisch naar de ruimtebehoeftes van Defensie en de
locatie-alternatieven is gekeken. Maar op basis van het omvangrijke planMER-onderzoek
dat aan het programma ten grondslag ligt, toelichtingen van betrokken collega’s over
de noodzaak van deze behoeftes en wat ze behelzen en intensief ambtelijk en bestuurlijk
overleg hebben medebestuurders veelal begrip getoond voor de keuzes die zijn gemaakt.
Het kabinet beseft terdege dat met deze keuze van voorkeurslocaties voor defensie-activiteiten
burgers en bedrijven zullen worden geraakt. Soms is dit indirect door meer overlast
op termijn, soms ook heel direct met gevolgen voor de woning, het bedrijf of gronden.
Dit raakt deze mensen hard. Ik heb in de afgelopen maanden veel mensen bezocht die
mogelijk werden getroffen door de plannen van Defensie en heb gezien dat dit enorme
impact heeft. Defensie heeft geprobeerd om de situaties waarin die stap nodig is zo
beperkt mogelijk te houden. Maar dit kan helaas niet in alle gevallen worden voorkomen.
Eigenaren en bewoners van gronden die onderdeel zijn van voorkeurlocaties worden persoonlijk
geïnformeerd. Voor een aantal van de voorkeurlocaties vestigt de Minister van Volkshuisvesting
en Ruimtelijke Ordening op mijn verzoek een nationaal voorkeursrecht op de percelen
die nodig zijn om de ruimtelijke ontwikkelingen te realiseren. Het nationaal voorkeursrecht
geeft de Staat een eerste recht van koop en voorkomt dat de grond die Defensie nodig
heeft voor de ruimtelijke ontwikkelingen wordt aangekocht door derde partijen. Ook
voorkomt het nationaal voorkeursrecht dat het eigendom op de voorkeurslocaties versnipperd
raakt. Op deze manier heeft Defensie grip op ruimtelijke ontwikkelingen. Een nationaal
voorkeursrecht dwingt grondeigenaren niet om hun woning of grond te verkopen.
Ook realiseert het kabinet zich goed dat in de afgelopen periode veel burgers en bedrijven
in een onzekere situatie terecht zijn gekomen. Hun woning of bedrijf lag namelijk
in of nabij één van de locaties die Defensie heeft onderzocht. Ik heb geprobeerd,
geheel in lijn met uw motie hierover (Kamerstuk 36 124, nr. 55), om steeds zo snel als mogelijk duidelijkheid te bieden aan betrokkenen.
Het is gelukt om in het keuzeproces van locatie-alternatieven een goede bredere ruimtelijke
afweging te kunnen maken. Nederland heeft veel grote en urgente opgaven die ruimte
vragen. Bij de keuze van locaties is zowel gekeken naar de andere Nationale Programma’s
van het Rijk als naar regionale en lokale plannen. Bij de uitbreiding van Defensie
zijn met name combinaties met en in de natuur kansrijk. Dit geldt voor de uitbreidingen
van oefenterreinen maar ook voor de locaties voor munitie-opslag. De beperkingen die
voor deze gebieden gelden, leveren een positieve bijdrage aan natuurontwikkeling.
De behoeftes van Defensie zijn inhoudelijk zorgvuldig afgestemd in het kader van de
nieuwe Nota Ruimte. De voorkeurslocaties uit de ontwerp-beleidsvisie NPRD zullen onderdeel
uitmaken van die nota.
Het kabinet heeft zorgvuldig gekeken naar de planMER-uitkomsten en goed geluisterd
naar signalen dat sommige behoeftes van Defensie niet of alleen deels in Nederland
kunnen worden vervuld. Zo is de behoefte aan een nieuw terrein voor het oefenen en
trainen met explosieven uiteindelijk niet opgenomen in deze ontwerp-beleidsvisie.
Daarmee blijft de behoefte aan een nieuw springterrein staan, maar nu niet realiseerbaar
in Nederland. Dit geldt ook voor het oefenen met bepaalde typen munitie op de Noordzee
en het IJsselmeer. Defensie zal bezien in hoeverre deze behoeftes op een andere wijze
geheel of gedeeltelijk ingevuld kunnen worden.
Vandaag stelt het kabinet de voorkeur vast voor stationering van jachtvliegtuigen
op Lelystad Airport. Voor veel voorkeurslocaties zijn met andere overheden afspraken
gemaakt over de verdere uitwerking. Deze afspraken zijn opgenomen in deze ontwerp-beleidsvisie.
Voor de stationering van jachtvliegtuigen heeft nauw overleg plaatsgevonden met de
provincie Flevoland en de gemeente Lelystad. Hieruit is naar voren gekomen dat er
voor stationering van jachtvliegtuigen bij deze partijen alleen draagvlak is onder
de voorwaarde dat de luchthaven ook opengaat voor groothandelsverkeer. Lokaal draagvlak
is voor dit kabinet belangrijk en daarom zal de definitieve besluitvorming over het
stationeren van jachtvliegtuigen en de openstelling van Lelystad Airport voor groothandelsverkeer,
conform het regeerprogramma (bijlage bij Kamerstuk 36 471, nr. 96), later dit jaar plaatsvinden.
Zoals gezegd, de ontwerp-beleidsvisie is een belangrijke mijlpaal. Het kabinet benoemt
hiermee de locaties die – alles afwegende – als beste plekken worden gezien voor de
realisatie van de noodzakelijke uitbreiding van defensie-activiteiten. Op dit kabinetsvoornemen
is nu inspraak mogelijk. Iedereen die dit wil kan een zienswijze indienen op de ontwerp-beleidsvisie.
Op Defensie.nl is toegelicht hoe dit kan. Defensie zal de komende weken digitale en
fysieke informatiebijeenkomsten organiseren over deze voornemens en de afwegingen
die hierbij zijn gemaakt. De commissie MER is gevraagd advies uit brengen over het
uitgevoerde planMER-onderzoek. De ingediende zienswijzen worden beantwoord in een
Nota van Antwoord. Eind 2025 zal deze Nota van Antwoord met de definitieve Beleidsvisie
worden uitgebracht.
De huidige veiligheidssituatie noopt echter tot haast. Waar mogelijk worden in het
belang van de realisatie gronden aangekocht. Met andere overheden wordt een aantal
gebiedsontwikkelingen opgestart. Met het Rijksvastgoedbedrijf en Staatsbosbeheer werken
we uit hoe de uitvoering spoedig en doordacht kan worden opgestart. Voor het realiseren
van de groei van de krijgsmacht is ook stikstofruimte nodig. Het recent door het kabinet
gepresenteerde «Startpakket Nederland van het slot» bevat hiertoe belangrijke maatregelen.
Voorkomen moet worden dat stikstofproblematiek en trage vergunningsverlening tot vertraging
in de uitvoering leiden.
Deze ontwerp-beleidsvisie is het antwoord op de behoeftes aan ruimte zoals Defensie
die in de tweede helft van 2023 heeft geformuleerd. De bundeling van die ruimtevraag
heeft ervoor gezorgd dat voor andere partijen inzichtelijk is geweest waar de extra
ruimtevraag van Defensie uit bestond. In bijzonder is een woord van dank op zijn plaats
aan alle medeoverheden die mee hebben gedacht, oplossingen hebben aangedragen en Defensie
hebben ondersteund in de participatie en informatievoorziening naar alle Nederlanders
met zorgen of vragen.
De Staatssecretaris van Defensie,
G.P. Tuinman
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
G.P. Tuinman, staatssecretaris van Defensie