Brief regering : Beter betrekken en informeren van deelnemers bij invaren
36 578 Wijziging van de Pensioenwet, de Wet op de loonbelasting 1964 en enige andere wetten in verband met de verlenging van de transitieperiode naar het nieuwe pensioenstelsel
Nr. 28
BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 13 mei 2025
Tijdens het plenaire debat over het wetsvoorstel verlenging pensioentransitie heb
ik toegezegd om uw Kamer voorafgaand aan het commissiedebat Pensioenonderwerpen van
13 mei te informeren over het betrekken en informeren van de deelnemers, om zo het
draagvlak voor de pensioentransitie te vergroten. Tevens heeft de motie van het lid
Ceder c.s. verzocht om de zorgen rond communicatie en transparantie rond het invaarbesluit
weg te nemen.1 In deze brief geef ik aan hoe ik invulling kan geven aan deze motie.
Het is belangrijk dat deelnemers goed worden meegenomen in deze belangrijke pensioentransitie.
Het politieke en maatschappelijke debat rond het amendement Joseph c.s. bevestigt
dat werken aan draagvlak en vertrouwen een permanente opdracht is. Ik zie dat een
aantal partijen kritisch is ten aanzien van de pensioentransitie en zorgen heeft dat
deelnemers niet voldoende worden meegenomen bij de overgang naar het nieuwe stelsel.
Fondsen hebben de taak om hun deelnemers actief te betrekken bij de transitie. Dit
geldt in het bijzonder bij de keuzes die zij hebben gemaakt rondom het overgaan naar
het nieuwe stelsel en welke overwegingen daarbij vanuit het collectief zijn gemaakt.
Transparantie richting de (gewezen) deelnemers en gepensioneerden draagt daarbij bij
aan het vertrouwen in het pensioenstelsel in het algemeen en in de transitie in het
bijzonder. Daarbij gaat het zowel om goed invulling te geven aan de bestaande wet-
en regelgeving, maar ook expliciet het opzoeken van de dialoog met (gewezen) deelnemers
en gepensioneerden gedurende deze periode van transitie. Ik verwacht dan ook brede
inzet van de pensioensector hiervoor en zal daar met hen aanvullende gesprekken over
voeren. Daarnaast wil ik, zoals ik tijdens het plenaire debat over het wetsvoorstel
verlenging pensioentransitie heb toegezegd daarom de volgende drie aanvullende maatregelen
nemen:
1. In de regelgeving verplichten dat een kwalitatieve toelichting door pensioenfondsen
wordt gegeven waarom niet is afgezien van invaren, op het niveau van de regeling en
op leeftijdscohortniveau, beschikbaar voor alle deelnemers op de website van de pensioenuitvoerder.
2. Een aanscherping van de regelgeving die ervoor zorgt dat de pensioenuitvoerder zich
inspant om ervoor te zorgen dat de getoonde transitie-informatie leidt tot realistische
verwachtingen bij de deelnemer.
3. Het delen van good practices, in samenspraak met de sector, over de invulling van
de informatievoorziening aan en dialoog met deelnemers.
De verbeteringen rondom het betrekken en informeren van deelnemers dienen, gezien
de onderlinge samenhang en het beoogde doel, in samenhang en als totaalpakket te worden
bezien. Ik ben ervan overtuigd dat deze drie maatregelen daadwerkelijk gaan bijdragen
aan een groter draagvlak onder de transitie van de nieuwe Pensioenwet. In het vervolg
van deze brief ga ik nader in op de toezeggingen rond het betrekken van de deelnemers.
Eerder heb ik uw Kamer al toegezegd om in aanvulling op bestaande koopkrachtinstrumenten
te onderzoeken of het denkbaar en praktisch uitvoerbaar binnen de kaders van het Pensioenakkoord
is om additionele koopkrachtinstrumenten vorm te geven. Ik ben ik hier in mijn brief
d.d. 17 april nader op ingegaan.2 Om er zorg voor te dragen dat in een vroegtijdig stadium ook aspecten rond het toezicht
en de praktische uitvoering goed in beeld kunnen worden gebracht voor de verschillende
mogelijke koopkrachtinstrumenten, zal een werkgroep worden samengesteld met daarin
experts, de Pensioenfederatie, DNB, AFM en sociale partners, om additionele koopkrachtinstrumenten
uit te werken. In dat kader wil ik, zoals ik heb aangegeven in mijn appreciatie op
de motie van het lid Joseph (NSC)3, de toegevoegde waarde nagaan van het formuleren van een koopkrachtambitie door sociale
partners en pensioenfondsen. Voor de pensioenambitie/-doelstelling is al in de wet
geregeld dat, bij de solidaire premieregeling, ten minste iedere vijf jaar moet worden
berekend wat de kans is dat de beoogde pensioendoelstelling wordt behaald. Omwille
van de voortgang zal in eerste instantie de analyse een kwalitatief karakter hebben.
Ik zal uw Kamer rond de zomer informeren over de stand van zaken. In aanvulling hierop
zal in de doelstellingmonitor, onderdeel van de monitor wet toekomst pensioenen, worden
gemonitord hoe de doelstelling van meer perspectief op een koopkrachtig pensioen wordt
vormgegeven en in hoeverre zicht is op het behalen hiervan.
Vergroten draagvlak/betrekken deelnemers
Kwalitatieve toelichting waarom niet is afgezien van invaren
In de Wtp is invaren de default. Het bij elkaar houden van het collectief draagt immers
bij om de doelen van de Wtp het snelst te kunnen bereiken, omdat daarmee in de regel
de voordelen van het nieuwe pensioenstelsel neerslaan op het gehele pensioenvermogen
in plaats van alleen op de nieuwe pensioenopbouw. Het is vervolgens aan sociale partners
en pensioenfondsbesturen om daadwerkelijk te beoordelen of invaren evenwichtig uitpakt.
Redenen om niet in te varen kunnen zijn dat het tot onevenwichtig nadeel leidt voor
(groepen) (gewezen) deelnemers en gepensioneerden, onuitvoerbaar is, of in strijd
is met de wet. Indien de opgebouwde pensioenaanspraken en -rechten van (gewezen) deelnemers
en gepensioneerden worden ingevaren in de gewijzigde pensioenregeling, ontvangt de
(gewezen) deelnemer en pensioengerechtigde de wettelijk voorgeschreven transitie-informatie.
De transitie-informatie biedt inzicht in de gevolgen van invaren voor de (verwachte)
pensioenuitkering in vergelijking met de (verwachte) pensioenuitkering in het oude
pensioenstelsel (als de Wtp niet zou hebben gegolden). Tegelijkertijd is het goed
dat een pensioenfonds laat zien dat de afweging om af te zien van niet-invaren ook
expliciet wordt gemaakt.
Dat geeft (gewezen) deelnemers en gepensioneerden ook het inzicht en vertrouwen dat
deze afweging welbewust is gemaakt. Om deze reden wil ik, in aanvulling op de bovengenoemde
informatie, verplichten dat het pensioenfonds kwalitatief, na overleg met de organen
van het fonds, inzichtelijk maakt wat, voor de pensioenregeling als geheel en voor
de verschillende leeftijdscohorten, de gevolgen zouden zijn van de overgang naar het
nieuwe pensioenstelsel als alle bestaande pensioenaanspraken en -rechten zouden achterblijven
in een niet-ingevaren gesloten deel van het pensioenfonds (en er voor hen dus niet
gekozen wordt voor invaren) en de gevolgen daarvan voor de nieuwe pensioenregeling.
Op die manier maakt dit inzicht onderdeel uit van de totale afweging binnen het pensioenfonds.
Ik ga hiertoe een uitbreiding uitwerken van de opdrachtbevestiging in het «Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling». Beoogde inwerkingtreding van deze AMvB is 1 januari 2026. Het pensioenfonds geeft
nu in de opdrachtbevestiging aan sociale partners aan hoe het de nieuwe pensioenregeling
inclusief invaren gaat uitvoeren. De afwegingen van het pensioenfonds om af te zien
van het alternatief van niet-invaren worden toegevoegd aan de opdrachtbevestiging.
Deze nadere motivatie draagt tevens bij aan het vergroten van draagvlak voor de transitie
onder deelnemers aangezien geduid wordt dat de invaarbesluitvorming evenwichtig uitpakt
voor de verschillende leeftijdscohorten.
Het gaat om een kwalitatieve duiding van de overwegingen die gemaakt zijn voor de
pensioenregeling als geheel en wat dit betekent voor de verschillende leeftijdscohorten.
De informatie wordt via het openbaar toegankelijke deel van de website van het pensioenfonds
beschikbaar gesteld aan de deelnemer, gewezen deelnemer, gewezen partner en pensioengerechtigde.
Via de website stelt het fonds op dit moment al het transitieplan en het implementatieplan
beschikbaar aan de deelnemer, gewezen deelnemer, gewezen partner en pensioengerechtigde.
Daarnaast informeert de pensioenuitvoerder deelnemers, gewezen deelnemers, gewezen
partners en pensioengerechtigden over de inhoud van het communicatieplan, waarin is
vastgelegd hoe zij worden meegenomen in de transitie. Ik roep ook de fondsen die invaren
voor 1 januari 2026 op deze informatie met hun deelnemers te delen.
Realistische verwachtingen in transitie-informatie
Op basis van de wettelijk voorgeschreven transitie-informatie en de achterliggende
berekeningsmethode, zullen prognoses voor pensioenbedragen veelal van elkaar verschillen
(verschil tussen de verwachting in het oude stelsel en in het nieuwe stelsel). Bijvoorbeeld
voor jongeren kunnen pensioenbedragen in het goed weer scenario flink beter uitpakken
in het nieuwe stelsel ten opzichte van hetzelfde scenario in het oude stelsel. In
antwoord op Kamervragen heb ik de verklaring voor deze verschillen en het belang van
het goed informeren van deelnemers hierover al eerder toegelicht.4 Het is niet gewenst dat informatie onrealistische verwachtingen schept. De AFM wijst
de sector ook nu op het belang van doelgroepspecifieke toelichtingen die laten zien
hoe deze verschillen kunnen ontstaan. Zij ziet echter dat pensioenuitvoerders hier
nog niet altijd goed invulling aan geven.
Gegeven het politieke en maatschappelijke debat over het belang van goede informatie,
verwacht ik zoals eerder aangegeven dat de sector zich nog meer zal gaan inspannen
om de deelnemer goed te informeren en mee te nemen in de transitie. De pensioensector
zet daar nu wel stappen in, onder meer door het aanscherpen van het servicedocument
transitiecommunicatie en het opstellen van een handreiking over het geven van toelichtingen.
Door deze handreikingen te benutten om de toelichtingen goed vorm te geven, wordt
bevorderd dat deelnemers en gepensioneerden realistische verwachtingen hebben van
hun (toekomstige) pensioenuitkering. Ik verwacht van de pensioensector dat zij deze
handschoen oppakken en hiermee aan de slag gaan.
Tevens zal ik voorbereidingen treffen om in de wet- en regelgeving een aanscherping
op te nemen die het bevorderen van realistische verwachtingen zoals dat in de handreikingen
van de sector is vormgegeven codificeert. De uitwerking en vormgeving daarvan zal
ik ook afstemmen met de sector en toezichthouders. Maar ook zonder deze aanscherping
en tot het moment dat deze in werking is getreden, is het op basis van de huidige
wet- en regelgeving reeds aan pensioenuitvoerders om hun transitiecommunicatie zo
vorm te geven dat deze leidt tot realistische verwachtingen. Die inspanning verwacht
ik ook van de sector. Dit geldt zowel voor uitvoerders waarbij de pensioenregeling
wordt ingevaren als voor uitvoerders waarbij de regelingen op een andere manier de
transitie naar de Wtp doormaken.
Good practices delen
Om bovenstaande toezeggingen in wet- en regelgeving te verankeren, moet een zorgvuldig
wetgevingsproces worden doorlopen, en dit kost tijd. Maar ook zonder wettelijke bepalingen
is het van belang dat er extra wordt ingezet op het informeren en betrekken van deelnemers
bij de transitie. Daarom verwacht ik, zoals ik hierboven heb aangegeven, een inspanning
van de pensioensector op het gebied van de wettelijke verplichte transitiecommunicatie.
Maar er is meer nodig. In de kabinetsreactie en tijdens het debat met uw Kamer heb
ik de pensioenfondsen opgeroepen om meer de dialoog op te zoeken met de deelnemers
om zo het draagvlak voor het nieuwe pensioenstelsel te vergroten. De Pensioenfederatie
heeft mij laten weten dat zij onder haar leden hiertoe ook een oproep heeft verspreid.
Fondsen besteden veel tijd en aandacht aan het meenemen van deelnemers in de veranderingen.
Ik zie in de praktijk dat verschillende fondsen daar reeds al invulling aan geven.
Zoals digitale inloopspreekuren voor deelnemers, fysieke deelnemersbijeenkomsten in
verschillende regio’s en periodieke gesprekken van fondsbesturen met verenigingen
van gepensioneerden en jongeren, aanvullend op de bestaande overleggen met fondsorganen.
De Pensioenfederatie heeft toegezegd twee keer per jaar (zomer en winter) een rapportage
op te leveren waarmee inzicht wordt geboden in wat pensioenfondsen doen om hun deelnemers
mee te nemen in de transitie en om de dialoog met deelnemers te voeren. Deze rapportage
zal worden gebaseerd op een analyse van de communicatieplannen en de jaarverslagen
van de pensioenfondsen. Daarbij wordt onder andere gevraagd naar verbeteringen in
de communicatie op basis van de behoefte van deelnemers. Op basis van deze informatie
zal ik regelmatig in overleg treden met de Pensioenfederatie over welke verbeteringen
nog nodig zijn, waarbij ik mede teruggrijp op de observaties van AFM. Ik zal hierbij
de uitkomsten gebruiken van de deelnemersmonitor die ik zelf uitvoer als onderdeel
van de monitoring van de transitie.
Ook acht ik het verstandig dat de Pensioenfederatie, gelet op de observaties van de
AFM, hun rapportage ook agendeert op het Platform pensioentransitie.5
Samen met de pensioensector vind ik het belangrijk om kennis en ervaring te delen,
zodat voordeel gehaald kan worden uit de goede ervaringen van anderen. Dat gebeurt
al vaker: in het kader van communicatie zijn het servicedocument transitiecommunicatie6 en het inspiratiedocument «Onze taal op groen»7 van de Pensioenfederatie een goed voorbeeld. Ik wil op korte termijn concrete afspraken
maken met de Pensioenfederatie om de bestaande hulpdocumenten uit de sector nog beter
te ontsluiten (onder andere via Werkenaanonspensioen.nl) en op een aantal onderwerpen
aanvullende hulpdocumenten op te stellen. Ik denk daarbij in de eerste instantie aan
een hulpdocument voor de kwalitatieve toelichting waarom niet is afgezien van invaren
(zoals genoemd onder 1); deze zal voor de zomer worden gepubliceerd op Werkenaanonspensioen.nl.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
Y.J. van Hijum
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
Y.J. van Hijum, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid