Brief regering : Gewasbeschermingsmiddelenbeleid - stand van zaken moties en toezeggingen mei 2025
27 858 Gewasbeschermingsbeleid
Nr. 711
BRIEF VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, VISSERIJ, VOEDSELZEKERHEID EN NATUUR
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 12 mei 2025
In mijn brief van 26 september 2024 heb ik mijn voorgenomen inzet op het terrein van
gewasbescherming uiteengezet (Kamerstuk 27 858, nr. 683). In deze brief wil ik, ter voorbereiding op het debat gewasbeschermingsmiddelen
van 15 mei aanstaande, de stand van zaken op diverse moties en toezeggingen op dit
dossier langs de drie eerder geschetste lijnen toelichten.
1. Toelating
De motie van het lid Holman c.s. die de regering verzoekt om actief bij de Europese
Commissie te bevorderen dat de beoordelingskaders voor de goedkeuring en toelating
van deze effectieve groene middelen meer worden toegesneden op de aard en kenmerken
van deze middelen, mede door een kopgroep te vormen met andere lidstaten (Kamerstuk 27 858, nr. 660)
In Nederland heeft het Ctgb ruime ervaring met het beoordelen van biologische werkzame
stoffen en middelen en zijn de goede praktijken al geïmplementeerd. Nederland vindt
dat de oplossingen in dit kader liggen in uitbreiden van capaciteit en expertise in
alle lidstaten en bij de Europese Commissie en EFSA, zodat vooral het langdurende
goedkeuringstraject voor werkzame stoffen verkort kan worden met meer menskracht.
Ook ligt dit in aangepaste procedures voor de risicobeoordeling zodat die zijn toegesneden
op de aard en kenmerken van deze stoffen en middelen, waar het Ctgb met kennis aan
bijdraagt. Dit draagt Nederland uit in de Raad en het SCoPAFF. De Europese Commissie
wil met voorstellen komen om de markttoegang voor biologische werkzame stoffen en
middelen te vergroten. Nederland denkt actief mee in dit proces. In afwachting van
de uitkomsten houd ik de Kamer op de hoogte.
De toezegging over het in gesprek gaan met deskundigen over het toetsen van carcinogeniteit
door het Ctgb
Het afgelopen jaar waren er discussies over de wijze waarop in Europa studies naar
kankerverwekkende eigenschappen van stoffen worden beoordeeld. Meer specifiek kwamen
in de media experts aan het woord die stelden dat het Ctgb de statistische toetsing
van dat soort studies anders zou moeten uitvoeren. Het Ctgb heeft daarop het initiatief
genomen om met verschillende inhoudelijke deskundigen een bijeenkomst te organiseren
over dit onderwerp. Ik heb uw Kamer toegezegd de resultaten van deze bijeenkomst terug
te koppelen.
De bijeenkomst vond plaats op 7 februari 2025. Onder de aanwezigen waren onder andere
de experts die zich eerder kritisch hebben uitgelaten. Het leverde een goed, constructief
en wetenschappelijk inhoudelijk gesprek op. U vindt de aanbiedingsbrief en het verslag
van Ctgb als bijlage bij deze brief (bijlage 1 en 2). De bijeenkomst resulteerde in
twee bevindingen:
1. De deskundigen geven aan dat bij carcinogeniteit eenzijdige statistische toetsing
het uitgangspunt zou moeten zijn en dat wanneer een studie met tweezijdige toetsing
is gerapporteerd deze eenzijdige toetsing ook achteraf kan plaatsvinden. Het Ctgb
heeft toegezegd om, in samenwerking met andere partijen zoals het RIVM, in internationale
gremia deze bevinding in te brengen om de richtlijnen op dit punt aan te scherpen.
Het Ctgb geeft aan te verkennen of dit inzicht vooruitlopend op harmonisatie al toe
te passen is, wanneer Ctgb rapporterend lidstaat is van een werkzame stof.
2. Zoals nu al gangbare praktijk is bij de beoordeling van gewasbeschermingsmiddelen
en biociden wordt een conclusie over carcinogeniteit bepaald door niet alleen naar
de statistische toetsing te kijken, maar naar alle informatie van een stof. Een andere
manier van toetsen leidt dus niet automatisch tot een andere conclusie.
2. Gebruik
De motie van het lid Van Campen c.s. over het aanscherpen van het wettelijke systeem
van vakbekwaamheidseisen met eisen op het gebied van hoogrisicomiddelen (Kamerstuk 27 858, nr. 691) en de toezegging over het informeren over de gesprekken met Bureau Erkenningen hierover
(TZ202412–007)
Ik ben samen met Bureau Erkenningen en vertegenwoordigers van de sector in gesprek
gegaan over verschillende handelingsopties om de eisen voor vakbekwaamheidsbewijzen
aan te scherpen. Enkele opties die nader zullen worden uitgewerkt zijn:
• Het ontwikkelen van specifieke nascholingsmodules die zich richten op het verantwoord
en veilig toepassen van «kandidaten voor vervanging», om zo de kennis en vaardigheden
van professionals actueel te houden. De Europese gewasbeschermingsmiddelenverordening
kent geen categorie hoogrisicomiddelen zoals gesteld in de motie, wel een categorie
«kandidaten voor vervanging».
• Het invoeren van een maatschappelijke thema op het gebied van vermindering van het
gebruik van «kandidaten voor vervanging» én betere naleving van de gebruiksvoorschriften.
Dit maatschappelijk thema kan verplicht onderdeel worden van de verlengingsbijeenkomsten
van vakbekwaamheidsbewijzen waardoor telers zich beter bewust worden van de risico’s
van «kandidaten voor vervanging» en het belang van goede naleving van de gebruiksvoorschriften.
• Samen met de NVWA kijken hoe de leerpunten uit inspecties beter ingezet kunnen worden
bij verlengingsbijeenkomsten. Bureau Erkenningen heeft al positieve ervaringen met
het betrekken van inzichten van de NVWA uit de praktijk bij de verplichte verlengingsbijeenkomsten
en gaat nu samen met de NVWA afstemmen welke ervaringen en trends breed kunnen worden
opgenomen in de verplichte verlengingsbijeenkomsten van de vakbekwaamheidsbewijzen.
• Zodanige toetsing van de vakbekwaamheid van toepassers van gewasbeschermingsmiddelen
dat deze ook doeltreffend is ten aanzien van degenen die de Nederlandse taal niet
volledig machtig zijn, maar wel worden geacht om een etiket van een gewasbeschermingsmiddel
goed te kunnen begrijpen en na te leven.
Ik zal uw Kamer nader informeren wanneer de uitwerking van deze handelingsopties hebben
geleid tot concrete aanscherpingen in de eisen voor vakbekwaamheidsbewijzen.
De motie van het lid Akerboom over het uitvoeren van onderzoek naar alternatieven
voor andere «kandidaten voor vervanging» (Kamerstuk 27 858, nr. 627)
Hierbij ontvangt u het onderzoeksrapport van de WUR over het gebruik van drie kandidaten
voor vervanging en alternatieven, namelijk de herbiciden flufenacet, lenacil en tembotrione
(bijlage 3). De goedkeuring voor flufenacet is recent niet hernieuwd (SCoPAFF, 12 maart
2025). Door WUR is gekeken naar mogelijke alternatieven. Uit het rapport blijkt dat
de drie actieve stoffen hoofdzakelijk worden gebruikt in mais, aardappelen en wintergranen.
Voor de inzet van alternatieven, is een geïntegreerde aanpak voor onkruidbeheersing
belangrijk, waarbij fysische, chemische en cultuurmaatregelen worden gecombineerd.
Op basis van het rapport van de WUR pakken we de actie op om de sector te informeren
over de uitkomsten en hen te vragen om deze kennis te verspreiden zodat deze alternatieven
breder worden ingezet. Ik verwijs u ook naar de andere onderzoeken die in het kader
van deze motie zijn verricht (Kamerstuk 27 858, nr. 644 en Kamerstuk 35 767, nr. 8). Hiermee beschouw ik de motie als afgedaan.
De motie van het lid Vedder c.s. over het in gesprek gaan met de sector te gaan om
te komen tot 50% reductie van chemische gewasbeschermingsmiddelen in de lelieteelt
in 2030 en te komen tot een gids voor goede praktijken (Kamerstuk 27 858, nr. 662)
Tijdens het commissiedebat gewasbescherming van 10 oktober 2023 heeft mijn ambstvoorganger
uw Kamer toegezegd in overleg te treden met de sierteeltsector. Tijdens verscheidene
gesprekken met de KAVB, LTO en NAJK, is er gewezen op het intensieve gebruik van gewasbeschermingsmiddelen
in de bollenteelt en het belang om het gebruik terug te dringen, ook om te voldoen
aan KRW normen voor waterkwaliteit. Ketenpartijen KAVB (bloembollensector), Anthos
(handelsbond voor bollen) en CNB (coöperatieve bemiddeling) hebben dit opgepakt, en
hebben een werkplan «Toekomst Bollenvak» getekend om verduurzaming van de sector te
versnellen richting 2030. Doelstellingen omvatten onder meer uitfasering van hoog-impact
middelen en reductie van gebruik van gewasbeschermingsmiddelen met 50%. Deze afspraken
omvatten onder meer certificering van de keten en strengere eisen via leveringsvoorwaarden,
monitoring en bijsturing van de voortgang. Dit sluit aan bij de doelen van mijn beleid
en juich ik toe. Een gids voor goede gewasbeschermingspraktijken is een alternatief
instrument waarmee de sector zelf kan sturen op gebruiksreductie. Het werkplan voorziet
nu eerst in duidelijke stappen hiertoe. Hiermee beschouw ik de motie als afgedaan.
3. Transparantie en naleving
De motie van het lid Nijhoff over komen met een monitoring voor gewasbeschermingsmiddelen
zodat beleid op basis van feiten tot stand komt (Kamerstuk 27 858, nr. 694) en de motie van het lid Vedder c.s. over in overleg met BO Akkerbouw komen tot een
stappenplan voor de gefaseerde invoering van het benchmarkingsysteem gewasbescherming
(Kamerstuk 36 600 XIV, nr. 43)
Jaarlijks wordt de afzet van gewasbeschermingsmiddelen in Nederland gemonitord en
gepubliceerd op de rijksoverheid site. Daarnaast moeten telers het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen
registreren. Ik heb het afgelopen half jaar constructieve gesprekken gevoerd met BO
Akkerbouw over het ontwikkelen van een benchmarkingssysteem, zoals de motie van het
lid Vedder c.s. mij vroeg. Zij werken momenteel aan een projectvoorstel waardoor binnen
drie jaar een benchmarkingssysteem operationeel kan zijn. Met dit benchmarkingssysteem
zal het mogelijk zijn om periodiek geaggregeerde monitoringsdata van het gebruik van
gewasbeschermingsmiddelen te verkrijgen. Hiermee wordt ook invulling gegeven aan de
motie van het lid Nijhoff. Hiermee beschouw in beide moties als afgedaan. Ik zie het
voorstel met vertrouwen en enthousiasme tegemoet.
De motie van het lid Van Campen c.s. over een verbeteraanpak voor de naleving van
gebruiksvoorschriften van gewasbeschermingsmiddelen in de kersenteelt en het onderzoeken
van de naleving van voorschriften voor andere teelten (Kamerstuk 27 858, nr. 692)
Goede naleving begint met goed uitvoerbare en robuuste wet- en regelgeving. De NVWA
heeft samen met het Ministerie van IenW, het Ctgb en mijn ministerie eind 2024 een
voorstel gedaan voor vereenvoudiging van de regelgeving voor onder andere wettelijke
gebruiksvoorschriften. Ik ga daarmee aan de slag, omdat vereenvoudiging van de regelgeving
de uitvoerbaarheid, de naleving en de handhaving kan verbeteren. Sinds 2024 geeft
de NVWA tevens adviezen aan LVVN over restricties zoals voorgesteld door het Ctgb
bij vrijstellingen van gewasbeschermingsmiddelen en publiceert deze adviezen op hun
website. Toezicht op naleving van gebruiksvoorschriften is onderdeel van het reguliere
risicogerichte toezicht. Om de naleving te bevorderen zet NVWA verschillende instrumenten
in. Zo heeft de NVWA een zelfinspectietool ontwikkeld die een teler kan ondersteunen
in het naleven van de wet -en regelgeving1. Ook gaat de NVWA in gesprek met telers, brancheorganisaties, gemeenten en provincies
over de risico’s van niet naleving en de duiding van nalevingsresultaten. Ik bekijk
de mogelijkheden om beperkingen op te leggen aan bedrijven waar eerder (herhaalde)
niet-naleving van gebruiksvoorschriften en/of voorwaarden is geconstateerd. Met al
deze extra acties en inzet verwacht ik dat de naleving van de gebruiksvoorschriften
verbeterd kan worden. Het tweede deel van de motie gaat over het onderzoeken van de
naleving van voorschriften van andere teelten. De NVWA doet jaarlijks naleefmetingen
in verschillende teelten. De inspectieresultaten van 2024 zijn onlangs gepubliceerd
en te vinden op de website2 van de NVWA. In algemene zin is er weinig verandering ten opzichte van de resultaten
van 2023 als het gaat om de algehele naleving. Ik beschouw de motie van Van Campen
c.s. hiermee als afgedaan.
De motie van het lid Grinwis c.s. over het ondersteunen van de naleving van teeltvoorschriften
door het garanderen van voldoende flexibele handhavingscapaciteit bij de NVWA, NAK,
BKD en Naktuinbouw, waarbij het mogelijk gemaakt wordt het jaarlijks beschikbare budget
over verschillende jaren te benutten (Kamerstuk 27 858, nr. 689)
Het budget voor het toezicht op teeltvoorschriften is recent niet geïndexeerd. Dat
betekent dat in 2025 voor hetzelfde budget minder toezicht gehouden kan worden. Op
dit moment onderzoekt mijn ministerie de mogelijkheden voor additionele financiering
voor het toezicht op teeltvoorschriften. Ik zal uw Kamer hierover voor het eind van
dit jaar informeren.
4. Overig
De toezegging aan het lid Podt over het samen met de GGD, NVWA, RIVM en VNG verkennen
van de behoeften m.b.t. een informatiepunt voor omwonenden (TZ202412–010)
Ik heb uw Kamer toegezegd om een verkenning uit te voeren naar de behoeften aangaande
een informatiepunt voor omwonenden van agrarische percelen waar gewasbeschermingsmiddelen
worden gebruikt. Ik ben in gesprek met de VNG, NVWA, GGD en RIVM om te onderzoeken
welke vorm van een informatiepunt het beste past binnen de bestaande structuur. De
instanties beschikken namelijk ieder over hun eigen informatievoorziening en onderhouden
op verschillende manieren contact met omwonenden. Er is besloten om samen een plek
in te richten op de site van de rijksoverheid, waar informatie voor omwonenden gebundeld
gaat worden en waar de rollen en verantwoordelijkheden van de verschillende instanties
verder worden toegelicht. Welke informatie hier precies op komt te staan en hoe deze
plek verder vorm gaat krijgen, wordt in de komende periode nader besproken.
Er is daarnaast besloten voor een periodiek structureel overleg met alle betrokken
instanties, waar meer complexe casussen besproken kunnen worden. Dit bevordert de
communicatie tussen de onderlinge instanties door het creëren van korte lijnen en
zorgt voor een eenduidigere en snellere communicatie richting omwonenden.
De toezegging aan de Kamer over het in gesprek gaan met VWS en SZW over consumenten-
en arbeidsveiligheid met betrekking tot sierteeltproducten en contact leggen met de
branchevereniging voor bloemisten
Eind vorig jaar heeft mijn ministerie gesprekken gevoerd samen met de ministeries
van VWS en SZW en de Koninklijke Vereniging Bloemist Winkeliers (VBW) over consumenten-
en arbeidsveiligheid met betrekking tot sierteeltproducten. Daarnaast voert Bureau
Risicobeoordeling & Onderzoek (bureau) in samenwerking met RIVM een onderzoek uit
naar de risico’s van residuen op geïmporteerde snijbloemen van buiten de Europese
Unie voor consumenten, werkenden in de keten en het milieu. Bureau verwacht eind dit
jaar alle resultaten te kunnen publiceren.
Met VBW is gesproken over de mogelijke risico’s van het werken met residuen van gewasbeschermingsmiddelen.
Zij gaven aan dat zij veilige werkomstandigheden zeer belangrijk vinden. VBW zal relevante
maatregelen opnemen in de nieuwe arbocatalogus en zal deze uit dragen richting hun
achterban. Daarnaast zet de sector middels verschillende initiatieven in op verdere
verduurzaming van de sierteeltketen, zodat ook de mogelijke risico’s voor werkenden
en consumenten geminimaliseerd worden.
De toezegging aangaande het informeren over het verplichten van alternatieven voor
gewasbeschermingsmiddelen
Op 26 november 2024 heb ik uw Kamer geïnformeerd (Kamerstuk 27 858, nr. 683) over het wijzigingsvoorstel van het besluit gewasbeschermingsmiddelen en biociden
waarin het mogelijk wordt om alternatieven voor gewasbeschermingsmiddelen te verplichten.
Hierbij dient te worden voldaan aan de randvoorwaarden dat het alternatief in de praktijk
doeltreffend, doelmatig, uitvoerbaar en betaalbaar moet zijn voor de ondernemer én
dat de impact van (de toepassing van) een alternatief op andere doelen (stikstof,
klimaat, biodiversiteit) niet slechter mag zijn dan de impact van gangbare methoden.
Ik laat me daarbij adviseren door zowel wetenschap, als de agrarische sector.
Het wijzigingsvoorstel wordt naar de Raad van State gestuurd voor advies. Zodra het
advies van de Raad van State er ligt, ga ik mij hierop beraden en vervolgens zal ik
uw Kamer informeren.
De Minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur, F.M. Wiersma
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
F.M. Wiersma, minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur