Brief regering : Opvolging in beeld: Periodieke rapportages ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid vanaf 2024
31 865 Verbetering verantwoording en begroting
Nr. 281
BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 12 mei 2025
In deze brief informeer ik uw Kamer over de opvolging van bevindingen en aanbevelingen
van Periodieke rapportages die in 2024 zijn afgerond.
Evaluaties vormen een belangrijke basis voor een lerende overheid. Bereikt beleid
het gewenste effect (doeltreffendheid)? En gaat dat tegen de laagst mogelijke kosten
(doelmatigheid)? Evaluaties verschaffen burgers, bedrijven en uw Kamer inzicht in
de effecten van het gevoerde beleid en daarmee de besteding van publieke middelen.
Deze informatie kan ingezet worden om de kwaliteit van beleid, publieke voorzieningen,
en wetten en regels continue te verbeteren.
Ik vind het belangrijk om de bevindingen en aanbevelingen van evaluaties mee te nemen
in de (door)ontwikkeling van beleid en uw Kamer hierbij te betrekken. Deze brief bevat
daarom een overzicht van de opvolging van bevindingen en aanbevelingen van de Periodieke
rapportages (de opvolger van beleidsdoorlichtingen) die vorig jaar zijn uitgevoerd
binnen mijn departement. Zo blijven de bevindingen en aanbevelingen onder de aandacht,
en kan de voortgang meegenomen worden in beleidsdiscussies en besluitvorming. Deze
brief geeft invulling aan de acties die in de brief versterken rijksbrede evaluatiestelsel
1 worden aangekondigd, naar aanleiding van de motie-Van Vroonhoven/Vermeer2.
Dit jaar stuur ik u de opvolging van de Periodieke rapportages die vorig jaar zijn
uitgevoerd. Komende jaren zal ik uw Kamer wederom informeren over deze en nieuwe Periodieke
rapportages die sindsdien zijn uitgevoerd. De Kamer vervult zelf ook een belangrijke
rol in het evaluatiestelsel en ik hoop dat deze brief bijdraagt aan het gesprek over
beter beleid.
Voor het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid is er één Periodieke rapportage
vorig jaar afgerond; namelijk de Periodieke rapportage Arbeid en Zorg. Deze Periodieke
rapportage valt onder het SEA-thema «Arbeid, zorg en de ontwikkeling van het kind».
In de tabel hieronder kunt u meer informatie vinden over de Periodieke rapportage
en de status van de aanbevelingen en bevindingen. Deze tabel is conform het format
dat in de brief versterken rijksbrede evaluatiestelsel wordt voorgeschreven.
SEA-THEMA: Arbeid, zorg en de ontwikkeling van het kind – Arbeid en zorg
Overkoepelende toelichting SEA-thema: Het doel van het beleidsterrein Arbeid en Zorg is de combinatie van arbeid en zorg
te faciliteren. In de Wet arbeid en zorg (Wazo) zijn verlofregelingen rondom de geboorte
van en zorg voor kinderen, de zorg voor naasten en calamiteitenverlof opgenomen. Recent
is het verlofstelsel uitgebreid met het betaald ouderschapsverlof en op dit moment
wordt gewerkt aan de vereenvoudiging van het verlofstelsel. Ook de Wet flexibel werken
(Wfw) valt onder het beleidsterrein Arbeid en Zorg. In deze wet zijn mogelijkheden
tot aanpassing van de arbeidsduur, arbeidstijden en arbeidsplaats opgenomen.
Titel onderzoek
Type onderzoek
Jaar afronding
Begrotingsartikel
(en)
Budgettaire grondslag (laatste evaluatiejaar)
Periodieke rapportage arbeid en zorg
Periodieke rapportage
2024
Artikel 6 (Hoofdstuk XV)
€ 2 mln. (2023)
Toelichting evaluatie: Het beleidsveld Arbeid en Zorg omvat de verlofregelingen uit de Wet arbeid en zorg
(Wazo) en de Wet Flexibel Werken (Wfw). Met de Periodieke rapportage Arbeid en Zorg
is de doeltreffendheid en doelmatigheid van de gezamenlijkheid van de regelingen uit
het beleidsveld Arbeid en Zorg onderzocht op basis van bestaande evaluaties en onderzoeken
van de (afzonderlijke) regelingen. Ook is de beleidstheorie Arbeid en Zorg gereconstrueerd.
Wat betreft de doeltreffendheid uit de Periodieke rapportage komt naar voren dat de
doelstellingen van het beleidsterrein «redelijk tot behoorlijk goed [worden] afgedekt»
door de bestaande regelingen. De onderzoekers constateren dat de regelingen gezamenlijk
meerdere positieve effecten hebben op de doelstellingen, waarvan een deel aannemelijk
wordt geacht en een deel is bewezen. Zo achten de onderzoekers het aannemelijk dat
de Wet flexibel werken in behoorlijke mate bijdraagt aan het stimuleren van de arbeidsparticipatie
en draagt het (aanvullend) geboorteverlof in behoorlijke mate (bewezen) bij aan de
ontwikkeling van een band tussen ouder en kind. Voor het betaald ouderschapsverlof
en de zorgverlofregelingen hebben de onderzoekers echter «geen of redelijke effecten»
gevonden op de doelstellingen. De onderzoekers plaatsen de kanttekening dat enkele
regelingen relatief recent zijn ingevoerd en dat bijvoorbeeld het betaald ouderschapsverlof
(ingevoerd in augustus 2022) zodoende nog niet is geëvalueerd. Het zwangerschaps-
en bevallingsverlof en de Wet flexibel werken hebben volgens de onderzoekers «redelijk
tot behoorlijk (aannemelijk) effect» op alle doelstellingen. Er wordt geconcludeerd
dat het gebruik van de zorgverlofregelingen laag is. Van de andere verlofregelingen
wordt dit middelhoog tot hoog ingeschat. In de Periodieke rapportage wordt geen uitspraak
gedaan over de doelmatigheid, omdat dit volgens de onderzoekers onvoldoende meetbaar
is. De effecten kennen geen harde indicatoren, waardoor volgens de onderzoekers niet
kan worden vastgesteld of de effecten (meer of minder dan) evenredig toenemen met
de kosten. Wel geven de onderzoekers aan dat het aannemelijk is «dat meer gebruik
en dus hogere uitkeringslasten zullen leiden tot meer effecten en een hogere bijdrage
aan de doelstellingen».
Aanbevelingen/bevindingen:
Toelichting status opvolging:
We bevelen aan om in de toekomst evaluaties uit te voeren waarin beide partners beschouwd
worden en waarin kwantitatieve effecten in de tijd bestudeerd worden.
Onder handen: deze aanbeveling zal bij de opzet van toekomstige onderzoeken en evaluaties
worden meegenomen, bijvoorbeeld bij de evaluatie van de Wet betaald ouderschapsverlof.
De bekendheid van niet alle
regelingen is even groot; de bekendheid bepaalt uiteraard in grote mate of er in praktijk
gebruik van de regelingen wordt gemaakt.
Onder handen: zoals aangekondigd in het regeerprogramma wordt gewerkt aan de bekendheid
van het recht op flexibel werken. Het kabinet is voornemens hier in het derde kwartaal
van dit jaar aandacht aan te besteden middels publiekscommunicatie.
Een deel van de verlofregelingen is wettelijk niet betaald (het langdurend zorgverlof
en een deel van het ouderschapsverlof) of de betaling bedraagt zeventig procent van
het dagloon tot maximaal zeventig procent van het maximum dagloon (het aanvullend
geboorteverlof en betaald ouderschapsverlof), zodat dit direct een negatieve invloed
heeft op het inkomen. Deze overweging speelt met name bij de lagere inkomens.
Er zijn op dit moment geen middelen beschikbaar om het uitkeringspercentage te verhogen.
Het is de onoverzichtelijkheid van het gehele palet aan regelingen, de verschillende
duur en flexibele mogelijkheden, en de betalingshoogte die het lastig maken voor zowel
werkenden om te bepalen welke regelingen gebruikt kunnen worden en wat de financiële
implicaties daarvan zijn. Het hele palet van regelingen, en veranderingen daarin,
maakt het voor werkgevers niet eenvoudig om na te gaan wat het gebruik van de regelingen
door werknemers voor de organisatie betekent (wat moet, wat mag en hoe te regelen,
vervanging regelen?). Daarnaast vraagt
het wat van de administratieve vaardigheden van de werkgever om alles goed en op tijd
te registreren.
Onder handen: op dit moment wordt gewerkt aan de vereenvoudiging van het verlofstelsel.
Het doel hiervan is om het stelsel eenvoudiger, begrijpelijker en toegankelijker te
maken voor rechthebbenden en werkgevers. Zoals toegezegd in mijn recente brief over
de combinatie van Arbeid en Zorg ben ik voornemens uw Kamer rond de zomer te informeren
over de contouren van het nieuwe, vereenvoudigde verlofstelsel dat ik voor ogen heb.1 Mijn streven is om na de zomer een conceptwetsvoorstel gereed te hebben voor de internetconsultatie,
adviezen en uitvoeringstoetsen.
X Noot
1
Kamerstukken II, 2024/25, 25 883, nr. 524.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
Y.J. van Hijum
Indieners
-
Indiener
Y.J. van Hijum, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid