Brief regering : Verslag van de Milieuraad van 27 maart 2025
21 501-08 Milieuraad
Nr. 994
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT EN DE MINISTER VAN
KLIMAAT EN GROENE GROEI
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 29 april 2025
Met deze brief ontvangt u, mede namens de Staatssecretaris van Landbouw, Visserij,
Voedselzekerheid en Natuur, het verslag van de Milieuraad die op 27 maart 2025 in
Brussel plaatsvond.
In aanvulling op het BNC-fiche over de Clean Industrial Deal welke op 4 april 2025 naar uw Kamer is verzonden, zeg ik, de Staatssecretaris van
Infrastructuur en Waterstaat – Openbaar Vervoer en Milieu, de Kamer toe dat het kabinet
uitvoering zal geven aan de Motie Kostic c.s.1, in die zin dat het kabinet zich actief zal inzetten om 0% btw op tweedehands en
reparatiediensten juridisch mogelijk te maken. Deze motie was ingediend bij het tweeminutendebat
over deze Milieuraad.
De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat,
Ch.A. Jansen
De Minister van Klimaat en Groene Groei, S.Th.M. Hermans
Verslag Milieuraad d.d. 27 maart 2025
Tijdens de Milieuraad op 27 maart 2025 vond een gedachtewisseling plaats over de milieu
en klimaataspecten van de Clean Industrial Deal en over mondiaal milieubeleid.
Onder diversenpunten is er gesproken over grensoverschrijdende overbrenging van afvalstoffen
(EVOA). Ook werd er door Oekraïne een presentatie gegeven over de milieugevolgen van
de Russische agressie in het land. Dit werd gevolgd door informatie van Slovenië over
de Barcelona-conventie en een presentatie van Portugal over hun nationale waterweerbaarheidsstrategie.
Ten slotte gaf het Pools Voorzitterschap onder diversen een terugkoppeling van de
uitkomst van de VN-Biodiversiteitsconferentie (COP CBD16.2).
Milieu- en klimaataspecten van de Clean Industrial Deal
Tijdens de Milieuraad vond een gedachtewisseling plaats over de milieu- en klimaataspecten
van de Clean Industrial Deal (CID). Op 26 februari jl. heeft de Europese Commissie de CID gepubliceerd.2 De CID-mededeling schetst in grote lijnen wat de Commissie de komende jaren wil bewerkstelligen
om de Europese industrie en haar concurrentievermogen te verbeteren, en tegelijkertijd
op één lijn te brengen met de EU klimaat- en milieudoelstellingen. Ten tijde van de
Milieuraad werd er nog een kabinetsappreciatie voor de CID opgesteld. Deze appreciatie
is op 4 april jl. naar de Kamer gestuurd.3
Het Pools voorzitterschap vroeg de lidstaten naar hun gedachten over de aangekondigde
maatregelen om verduurzaming en concurrentiekracht samen te brengen, de bijdrage vanuit
EU-fondsen zoals het Innovatiefonds en een Industrie Decarbonisatie Bank, en tot slot
de kansen en uitdagingen voor het bereiken van een circulaire economie.
Een groot deel van de lidstaten, waaronder Nederland, sprak steun uit voor de CID
als een overkoepelende strategie die de ambities op het gebied van concurrentievermogen,
weerbaarheid en verduurzaming samenbrengt. Lidstaten benadrukten dat het versterken
van het Europees concurrentievermogen hand in hand moet gaan met het decarboniseren
van de economie. Lidstaten gaven aan dat verdere uitwerking van de CID-mededeling
noodzakelijk is. Enkele lidstaten, waaronder Nederland, benadrukten ook de link met
het aangekondigde wetsvoorstel voor een EU klimaatdoel voor 2040 en riepen op tot
snelle publicatie van het voorstel. Naast dat dit belangrijk is voor de investeringszekerheid
van bedrijven, is tijdige besluitvorming nodig om de Europese Nationally Determined Contribution (NDC) in te kunnen dienen voor COP30 die in november plaatsvindt in Brazilië.
Het merendeel van de lidstaten gaf aan dat voldoende financiering voor de CID belangrijk
is en vroeg in die context naar meer informatie over de toekomstige opzet van de aangekondigde
Industriële Decarbonisatie Bank. Een aantal lidstaten gaf aan zich zorgen te maken
over het hergebruik van al gealloceerde Innovatiefonds gelden en ook zorgen te hebben
bij het gebruik van nationale ETS inkomsten. Nederland, gesteund door enkele lidstaten,
benadrukte het belang van excellentie-criteria en kosteneffectiviteit in het Innovatiefonds.
Daartegenover vroeg een groep lidstaten juist aandacht voor meer geografische balans.
Daarnaast pleitten een aantal lidstaten voor het vergemakkelijken van toegang tot
financiering en verminderen van regeldruk voor bedrijven en burgers, en het waarborgen
van een rechtvaardige transitie.
Tot slot was er brede steun voor de centrale rol die de circulaire economie inneemt
in de CID en de discussie omtrent het concurrentievermogen van de EU. Vrijwel alle
lidstaten, waaronder Nederland, benadrukten het belang van de circulaire economie
voor zowel de strategische autonomie van de EU, grondstoffenonafhankelijkheid, en
een toekomstbestendige, schone en gezonde economie. De aankomende Circular Economy Act, die de Commissie heeft aangekondigd voor 2026, wordt door veel lidstaten gezien
als belangrijk middel hiervoor. Daarnaast deden verschillende lidstaten oproepen tot
herziening van EU-wetgeving. Het harmoniseren van de einde-afval criteria werd in
dit kader door een grote groep lidstaten, waaronder ook Nederland, genoemd, aangezien
deze moet bijdragen aan het beter hergebruiken van materialen. Ook benadrukte Nederland,
cf. de motie Gabriëls/Thijssen4, het belang van het ontwikkelen van Europese circulaire productstandaarden in relevante
Europese wetgeving.
Mondiaal milieubeleid
Tijdens de Milieuraad vond een gedachtewisseling plaats over Europese samenwerking
in multilaterale gremia ten behoeve van mondiaal milieubeleid. De uitvoerend directeur
van het VN-milieuprogramma (UNEP), Inger Andersen, bedankte de EU-lidstaten voor hun
bijdrage aan multilaterale milieugremia tot op heden en gaf een betoog over het belang
van EU-leiderschap in het tegengaan van de milieu- en klimaatcrises. EU-leiderschap
in internationale gremia kan een verschil maken in (1) het bereiken van een akkoord
voor een internationaal juridisch bindend instrument voor het tegengaan van plasticvervuiling
tijdens de top in Genève (INC5.2), (2) het indienen en implementeren van ambitieuze
klimaatplannen vóór de VN-Klimaatconferentie (UNFCCC COP30), en (3) het oprichten
van een wetenschappelijk beleidspanel over chemicaliën, afval en het voorkomen van
vervuiling (het zogeheten Science-Policy Panel, SPP).
De Commissie onderschreef het belang van multilaterale samenwerking, en kreeg hierop
bijval van alle lidstaten, en gaf aan dat de onderhandelingen voor INC5.2 en het vaststellen
van het SPP prioriteiten zijn. De meeste lidstaten gaven aan een ambitieus akkoord
te willen bereiken op INC5.2. Een groot aantal lidstaten, waaronder Nederland, riep
op tot een constructieve houding om een zo groot mogelijke groep landen mee te krijgen
in de onderhandelingen. Een aantal lidstaten waarschuwde dat een flexibele houding
echter niet ten koste mag gaan van het ambitieniveau en dat een zwak akkoord een minder
gunstige uitkomst kan zijn dan geen akkoord. Ook opperde een kleine groep lidstaten
om te zoeken naar een coalition of the willing of een zogenaamde high ambition coalition.
Door een groep grote lidstaten werd voor INC5.2 de expliciete nadruk gelegd op het
belang van een aanpak die toeziet op de gehele levenscyclus van plastics. Ook riep
een aantal grote lidstaten in het kader van het SPP op tot het beschermen van de rol
van de wetenschap bij de totstandkoming van objectieve adviezen.
Tenslotte riep een kleine groep grote lidstaten de andere landen op om goed gebruik
te maken van bestaande bilaterale contactmomenten en samenwerkingen in aanloop naar
grote internationale onderhandelingen zoals de INC5.2 en COP30.
Diversen
– Grensoverschrijdende overbrenging van afvalstoffen (EVOA)
Een groot aantal, voornamelijk Oost-Europese, lidstaten riep op tot het verbeteren
van de uitwisseling van data tussen lidstaten om illegale overbrenging van afvalstoffen
tegen te gaan. Een klein aantal grote lidstaten ondersteunde de inzet op nadere samenwerking,
onder andere via het elektronische systeem dat onder het de recent aangenomen EVOA
verordening is ingesteld. De Commissie gaf aan dat deze aanpak centraal staat bij
de implementatie van de recent herziene EVOA-strategie.
– Milieugevolgen van Russische agressie in Oekraïne
Via een toelichting van de Oekraïense milieuminister werden de lidstaten geïnformeerd
over de ecologische ramp die de oorlog in het land teweegbrengt. Volgens Oekraïense
berekeningen is er circa 85 miljard euro aan milieuschade (lucht, (grond-)water en
bodem) berokkend. De klimaatschade wordt uitgedrukt in een uitstoot van 230 miljoen
ton CO2, wat gelijkstaat aan de jaarlijkse uitstoot van Oostenrijk, Hongarije en Tsjechië
samen. Ook refereerde de Minister naar een recente droneaanval op Tsjernobyl en gaf
daarbij aan dat dit soort aanvallen heel Europa in gevaar brengt. De Commissie en
ongeveer de helft van de lidstaten spraken aanhoudende steun uit voor onder andere
technische assistentie en het ter verantwoording roepen van Rusland, ook op ecologisch
gebied.
– Barcelona-conventie
Slovenië kondigde aan samen met Frankrijk en Spanje een side event te organiseren tijdens de vijftigste VN-Oceanenconferentie in Nice, 9–14 juni a.s.
– Portugees waterweerbaarheidsstrategie
In aanloop naar de aangekondigde strategie voor waterweerbaarheid door de Commissie,
lichtte Portugal haar nationale waterweerbaarheidsstrategie toe. De Commissie verwelkomde
de Portugese inzet.
– Terugkoppeling recente internationale bijeenkomsten
De Commissie en het Pools voorzitterschap hebben een terugkoppeling gegeven over de
voortgezette 16e Conferentie van Partijen van het VN-biodiversiteitsverdrag (CBD COP16.2), die plaatsvond
op 25–27 februari jl. in Rome. Op de agenda stonden zeven agendaonderwerpen die tijdens
de COP16 in Colombia afgelopen najaar niet waren afgerond wegens tijdsgebrek. Tijdens
de COP16.2 is de bespreking van deze onderwerpen afgerond. Een belangrijke uitkomst
is dat er een duidelijke roadmap met twee sporen is vastgesteld voor resource mobilisation: één gericht op het mobiliseren van middelen uit verschillende bronnen en één op
het aanwijzen van een permanent financieel mechanisme voor het biodiversiteitsverdrag
(Global Environment Facility – GEF). Een ander belangrijk agendaonderwerp betrof het monitoren, rapporteren en
bewaken van de voortgang van de implementatie van de doelen uit het Global Biodiversity Framework (GBF). In 2026 zal tijdens COP17 de eerste Global Review plaatsvinden, waar wordt bezien of de doelen van het GBF voor 2030 binnen bereik
zijn. De Kamer zal nader aanvullend worden geïnformeerd over de uitkomsten van CBD
COP16.2.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C.A. Jansen, staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat -
Mede ondertekenaar
S.T.M. Hermans, minister van Klimaat en Groene Groei