Brief regering : Opvolging bezoek agro-innovatiecentrum De Marke
28 973 Toekomst veehouderij
Nr. 265
BRIEF VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, VISSERIJ, VOEDSELZEKERHEID EN NATUUR
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 25 april 2025
Tijdens de procedurevergadering van 9 april 2025 vroeg u mij om een brief over de
opvolging naar aanleiding van ons gezamenlijke bezoek aan Agro-Innovatiecentrum De
Marke (Kamerstuk 2025Z06868/2025D15819). In deze brief licht ik toe hoe ik concreet opvolging geef aan dit bezoek en de
onderwerpen die daar ter sprake kwamen.
Allereerst wil ik u bedanken voor het gezamenlijk afleggen van dit inspirerende bezoek.
Agro-Innovatiecentrum De Marke is een melkveeproefbedrijf van Wageningen Research
dat nauw verbonden is met de regio en waar mijn ministerie al jaren mee samenwerkt
voor de ontwikkeling van kennis en innovatie in de veehouderij op zandgrond. Tijdens
dit bezoek stonden een drietal thema’s centraal: experimenteerlocaties, stalinnovaties
en managementmaatregelen en ten slotte doelsturing via het Marke model.
Experimenteerlocaties
Agro-Innovatiecentrum De Marke heeft de afgelopen jaren samen met een aantal regionale
partijen in de Achterhoek en Twente, gefunctioneerd als pilot voor het ontwikkelen
van de experimenteerlocatie aanpak. Hiermee waren zij één van de inspiratiebronnen
voor de ontwikkeling van een landsdekkend netwerk van experimenteerlocaties.
Centraal in de aanpak met experimenteerlocaties staat het creëren van fysieke praktijkomgevingen
waar agrarische ondernemers, kennisinstellingen en overheden samen experimenteren,
innoveren en kennis uitwisselen. Deze zorgen ervoor dat innovaties die bijdragen aan
onder andere stikstofreductie, verdienvermogen en aan de verbetering van bodem- en
waterkwaliteit, aansluiten bij de dagelijkse praktijk van het boerenerf en bij de
omgeving waarin het bedrijf is gevestigd. Hiervoor is de zowel vakkennis van de ondernemer
nodig, alsook wetenschappelijk onderzoek en beleidsmaatregelen, om zo tot toekomstbestendige
agrarische bedrijven te komen. Naast de experimenteerlocaties komt er ook een nationaal
platform dat ervoor gaat zorgen dat kennis die wordt opgedaan op experimenteerlocaties
wordt uitgewisseld met elkaar en met overheden bij het vormen van beleid.
Begin dit jaar is de subsidieregeling experimenteerlocaties (SREL) voor het eerst
opengesteld. Met deze subsidieregeling ondersteun ik meerjarig, meerdere experimenteerlocaties
in verschillende gebieden waar praktijkproeven zullen plaatsvinden zoals dit ook op
De Marke gebeurt. In het kader van deze eerste openstelling zijn 26 aanvragen ingediend
met een totale omvang van circa 107 miljoen euro aan aangevraagde subsidie. De aanvragen
worden nu door RVO en een onafhankelijke adviescommissie beoordeeld op kwaliteit,
zodat de beste aanvragen als eerste in aanmerking komen voor subsidie. Met het beschikbare
budget van 17 miljoen euro voor een periode van 5 jaar kan ik naar verwachting 3–4
locaties ondersteunen. Ik ben ervan overtuigd dat een landelijk netwerk van experimenteerlocaties,
waarbij betrokken agrarische ondernemers van elkaar leren, gaat bijdragen aan het
oplossen van de verschillende opgaves zoals stikstofreductie, water- en bodemkwaliteitsverbetering.
Ons bezoek aan De Marke heeft laten zien hoe belangrijk het is om dit soort locaties
te ondersteunen voor regionale samenwerking en voor waardering van de vakkennis van
ondernemers. In de voorjaarsnota zijn extra middelen opgenomen voor experimenteerlocaties
en pilots voor het verduurzamen van landbouwbedrijven. Na parlementaire autorisatie
op dit onderdeel van de voorjaarsnota kan dit een extra stimulans vormen voor de ontwikkeling
van dergelijke locaties.
Stalinnovaties en managementmaatregelen
Tijdens het bezoek aan De Marke kregen we uitleg over een aantal praktijkproeven die
daar plaatsvinden op het gebied van emissiemetingen en managementmaatregelen. Daarbij
werd de nadruk gelegd op de positieve resultaten die daar worden behaald in het reduceren
van ammoniakemissie en wat hieraan ten grondslag ligt. In mijn brief aan uw Kamer
van 14 april 2025 heb ik onder andere de voortgang geschetst rond het continu meten
van ammoniakemissie (Kamerstuk 2025Z07391) zoals onder andere op De Marke plaatsvindt.
De Marke is al jaren bezig om scherp te sturen op de hoeveelheid eiwit in het rantsoen
en speelt hier ook een voortrekkersrol in. Minder eiwit in het rantsoen zorgt voor
minder stikstof in de mest. Minder stikstof in de mest zorgt voor een lagere ammoniakemissie
en zorgt ervoor dat een melkveehouder minder kosten hoeft te maken voor afvoer van
mest. De druk op de mestmarkt wordt hiermee verminderd en het verlagen van het eiwitgehalte
in het rantsoen van melkvee is daarom ook een van de sporen in het mestbeleid van
LVVN. Ik heb de Kamer op 7 maart 2025 geïnformeerd over de voortgang op de aanpak
mestmarkt (kamerstuk 33 037) met ook aandacht voor het voerspoor. De Marke zit qua eiwit nog een stuk lager dan
de doelen uit het Convenant dat door de partijen in de zuivelketen in februari van
dit jaar is afgesloten. Dit past ook bij de rol van de Marke als agro-innovatiecentrum.
De Marke doet mee in landelijke LVVN gefinancierde projecten zoals Koeien & Kansen
om hun kennis te delen.
Doelsturing en het Markemodel
Naast een uitleg over experimenteerlocaties en concrete praktijkproeven kwam ook het
thema doelsturing via het Markemodel aan de orde. Hier legde een agrarische ondernemer
van VALA samen met VK-Oost meer uit over het Markemodel, doelsturing en de beloningssystematiek
die zij hebben ingericht. Het Markemodel is een van de verschillende initiatieven
in het land op doelsturing. Het Markemodel is een type doelsturing dat me erg aanspreekt.
Op gebiedsniveau wordt door verschillende stakeholders in gezamenlijkheid gewerkt
aan integraal doelbereik waarbij agrarische ondernemers hun eigen keuzes maken over
de doelen waaraan ze werken en op welke wijze. Hier ontvangt de boer beloningen en
waardering voor vanuit de verschillende stakeholders. Tegelijk wordt de boer bijgestaan
bij het halen van prestaties en zijn deze prestaties voor hem inzichtelijk. Dit is
in de aanloopfase om regionale doelen binnen bereik te brengen een goed systeem.
Daarnaast werk ik conform het Regeerprogramma aan bedrijfsgerichte doelsturing. In
mijn Kamerbrief van 21 oktober 2024 heb ik aangegeven dat voor de doelen rond waterkwaliteit,
klimaat en stikstof met prioriteit wordt gewerkt om naar afrekenbare doelsturing te
gaan (Kamerstuk 30 252 nr. 176). Voor gebiedsgerichte opgaven kan het Markemodel een goede rol spelen om passend
bij het gebied en de zich daarin bevindende ondernemers goede oplossingen te vinden.
Ik zal de ontwikkelingen rond het Markemodel blijven volgen en de daarbij geleerde
lessen en opgedane «good practices» meenemen in de verdere uitwerking van mijn beleid.
Ik zal de Kamer nader informeren over mijn inzet op het gebied van doelsturing in
het kader van de Ministeriële commissie Economie en Natuurherstel (MCEN) en middels
een aparte brief over doelsturing.
Afsluitend
De onafhankelijk adviescommissie experimenteerlocaties zal de komende weken de binnengekomen
aanvragen nog gaan beoordelen en rangschikken op basis van de criteria van de subsidieregeling.
Desalniettemin maakte het bezoek aan De Marke duidelijk dat innovatie onmisbaar is
bij het werken aan toekomstbestendige landbouw en maatschappelijke opgaves en dat
het een investering is in de toekomst. Locaties zoals De Marke waar mensen met vakkennis,
wetenschappelijke kennis en kennis over beleid samenwerken aan praktijkproeven, zijn
essentieel voor het doorontwikkelen van vroege fase innovaties en prototypes zodat
ze in de dagelijkse praktijk concreet kunnen worden toegepast. Als de geslaagde innovaties
op termijn, op grote schaal toegepast worden, volgt de gewenste impact waar ik naartoe
werk: toekomstperspectief voor de Nederlandse land- en tuinbouw.
De Minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur, F.M. Wiersma
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
F.M. Wiersma, minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur