Brief regering : Fiche: Mededeling staal en metaal actieplan
22 112 Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie
Nr. 4044
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 25 april 2025
Overeenkomstig de bestaande afspraken ontvangt u hierbij 3 fiches die werden opgesteld
door de werkgroep Beoordeling Nieuwe Commissie voorstellen (BNC).
Fiche: Mededeling spaar- en investeringsunie (Kamerstuk 22 112, nr. 4043)
Fiche: Mededeling staal en metaal actieplan
Fiche: Wijziging verordening kapitaalvereisten inzake transitiemaatregelen voor de
nettostabielefinancieringsratio (Kamerstuk 22 112, nr. 4045)
De Minister van Buitenlandse Zaken,
C.C.J. Veldkamp
Fiche: Mededeling staal en metaal actieplan
1. Algemene gegevens
a) Titel voorstel
A European steel and Metals Action Plan
b) Datum ontvangst Commissiedocument
19 maart 2025
c) Nr. Commissiedocument
COM(2025) 125
d) EUR-Lex
EUR-Lex – 52025DC0125 – NL – EUR-Lex
e) Nr. impact assessment Commissie en Opinie
Niet opgesteld
f) Behandelingstraject Raad
Raad voor Concurrentievermogen
g) Eerstverantwoordelijk ministerie
Ministerie van Klimaat en Groene Groei, samen met Ministerie van Economische Zaken
2. Essentie voorstel
Op 19 maart 2025 presenteerde de Europese Commissie (hierna: de Commissie) haar staal
en metaal actieplan dat een sectorspecifieke aanpak presenteert voor de verduurzaming
en versterking van de staal- en metalensector. Deze sector is, aldus de Commissie,
van strategische waarde voor de gehele EU. De staal- en metaalindustrie kampt met
uitdagingen: hoge energiekosten, een ongelijk speelveld met derde landen1 en regeldruk. Dat maakt het moeilijk en onaantrekkelijk voor de metaalindustrie in
de EU om te investeren in de noodzakelijke verduurzaming en bij te dragen aan het
behalen van de klimaatdoelen. Het is van belang dat de metaalindustrie kan verduurzamen,
onder andere om haar aandeel in de uitstoot van Europese broeikasgassen te verlagen
en luchtvervuiling te verminderen. In lijn met de Clean Industrial Deal (CID) en het
Actieplan voor betaalbare energieprijzen2, is het staal en metaal actieplan opgesteld langs zes sporen die hieronder worden
toegelicht.
De Commissie benadrukt in het eerste spoor het belang van betaalbare energieprijzen
en een gelijk speelveld in de Europese Unie, en zet hierbij het Actieplan betaalbare
energieprijzen centraal. Er wordt specifiek gewezen op de mogelijkheden die EU-regelgeving
op het gebied van energie en de staatssteunkaders bieden voor de lidstaten om de energie-intensieve
industrieën financieel te ondersteunen en het gelijk speelveld te verbeteren, alsook
initiatieven van de Commissie op dit vlak, zoals een nieuw steunkader ten behoeve
van de CID, genaamd Clean Industry State Aid Framework (CISAF). In dit verband wordt tot slot verwezen naar de in het Actieplan betaalbare
energieprijzen aangekondigde richtsnoeren voor het kader voor netwerktarieven voor
Q2 2025. In het staal- en metaalactieplan geeft de Commissie aan dat in deze richtsnoeren mogelijke oplossingen worden
aangedragen om systeemkosten voor alle gebruikers te verlagen, ook voor de metaalsector
en andere energie-intensieve industrie.
In het tweede spoor, dat betrekking heeft op het voorkomen van koolstoflekkage, presenteert
de Commissie een aantal maatregelen die de effectiviteit van het Carbon Border Adjustment
Mechanism (CBAM) moeten verbeteren (hoewel het nog volledig in werking moet treden).
CBAM biedt momenteel bescherming tegen koolstoflekkage via import, maar niet via de
export van goederen die onder de CBAM-systematiek vallen. De Commissie komt in het
tweede kwartaal van 2025 met een mededeling om koolstoflekkage op de exportmarkt te
adresseren. De Commissie constateert ook een ontwijkingsrisico, doordat CBAM niet
geldt voor alle eindproducten waarin staal is verwerkt. Hierdoor bestaat een risico
dat halffabricaten als eindproduct worden verhandeld door minimale aanpassingen te
doen of dat consumenten uitwijken naar eindproducten die niet onder CBAM vallen en
uit landen komen met een minder streng klimaatbeleid. Daarnaast kan CBAM worden ontweken
door producten met lage emissies voor de EU-markt te produceren en producten met hoge
emissies voor overige markten3 («shuffling»). De Commissie komt in het vierde kwartaal van 2025 met een voorstel
tot herziening van de CBAM-verordening, voorzien van een anti-ontwijkingsstrategie en een wetgevingsvoorstel om de CBAM-reikwijdte naar bepaalde staal- en
aluminiumproducten verderop in de waardeketen uit te breiden.
In het derde spoor gaat de Commissie in op het beschermen en bevorderen van de Europese
staal- en metaalindustrie. De Commissie stelt vast dat maatregelen nodig zijn om overcapaciteit
en oneerlijke concurrentie op de wereldmarkt tegen te gaan. Overcapaciteit op de interne
markt uit derde landen is nog altijd een probleem4. Daarnaast is het mogelijk dat meer staal uit Azië op de Europese markt wordt gebracht
door de recent ingevoerde VS-importtarieven op staal en aluminium. De Commissie kondigt
verschillende maatregelen aan om dit te adresseren, zoals een nieuwe handelsmaatregel
als opvolger van de vrijwaringsmaatregelen voor staal (die op 1 juli 2026 aflopen),
een maatregel die de origine van staal moet waarborgen («gesmolten en gegoten»-regel)
en mogelijkheden om eerder en harder op te treden tegen handelsverstorende praktijken
in plaats van ingrijpen wanneer de maatregelen al schade hebben aangericht.
Het vierde spoor gaat in op het bevorderen van circulariteit van metalen. De Commissie
wil recycling en recyclebaarheid van staal en metaal stimuleren met wetgeving zoals
End-of-Life Vehicle Regulation, Ecodesign en verdere uitwerking van de Critical Raw
Materials Act.5 Onderdeel hiervan is het stimuleren van de vraag naar schroot en het aanpakken van
knelpunten in de markt en businessmodellen. Ook wil de Commissie acties van derde
landen die export van schroot naar de EU tegenhouden adresseren. Dit zal de Commissie
beleidsmatig invullen in de Circular Economy Act (verwachte publicatie in vierde kwartaal
2026).
Het vijfde spoor gaat in op het behoud van industriële werkgelegenheid. De Commissie
onderstreept dat zij zal zorgen voor de promotie en bescherming van hoogwaardige industriële
banen. De transitie zal echter ook impact op werknemers hebben. Zoals ook aangekondigd
in het Actieplan voor de automobielindustrie6 wil de Commissie middels een aanpassing van de EU Globalisation Fund Regulation de
mogelijkheden uitbreiden voor steun aan bedrijven die herstructureren om werknemers
tegen werkeloosheid te beschermen.
Het zesde spoor gaat over het verminderen van risico’s en het aantrekkelijker maken
van decarbonisatieprojecten via groeimarkten en publieke steun (mogelijk financiering).
De Commissie benadrukt het belang van groeimarktcreatie voor groene producten, onder
andere door kwalitatieve criteria in aanbestedingen (zoals weerbaarheid en duurzaamheid)
die ook moet voortbouwen op de Net-Zero Industry Act. Tevens dienen de ontwikkeling
van een vrijwillig productlabel voor groen staal/metaal en het opstellen van ecodesign
criteria bij te dragen aan verdere groene/schone marktcreatie. De Commissie stelt
dat additionele publieke steun nodig is om privaat kapitaal aan te trekken, van innovatie
tot opschaling en uitrol, met behoud van het gelijke speelveld op de interne markt.
Tevens wijst de Commissie op de in de CID reeds aangekondigde investeringsmogelijkheden
onder Horizon Europe en de beoogde Industrial Decarbonisation Bank.7 In 2025 zal de Commissie naar verwachting een pilotveiling openzetten met een budget
van 1 miljard euro onder het Innovatiefonds voor de decarbonisatie en elektrificatie
van meerdere sectoren, waaronder de staal- en metaalsector. Ook wordt verwezen naar
de Critical Raw Materials Act voor mogelijke strategische projecten die bijdragen
aan verwerking van aluminium, koper, nikkel en materialen die nodig zijn voor bepaalde
ferro-legeringen.
De mededeling bevat geen nieuwe wetgeving, maar kondigt langs de hierboven genoemde
beleidslijnen verschillende plannen aan. Concrete voorstellen zullen later in 2025
en 2026 gepubliceerd worden.
NB: Veel van de hierboven benoemde beleidslijnen zijn al toegelicht als onderdeel
van de CID en het Actieplan voor Betaalbare Energie en zijn ook op dit fiche van toepassing.8
3. Nederlandse positie ten aanzien van het voorstel
a) Essentie Nederlands beleid op dit terrein
Conform de Kamerbrief EU-concurrentievermogen9 is het voor Nederland van belang dat het concurrentievermogen en de weerbaarheid
van de EU mede worden versterkt via (duurzaam) industriebeleid gericht op sterke randvoorwaarden,
met programma’s voor strategische sectoren die gefocust zijn op toekomstgerichte productie
en het behalen van de klimaatdoelen. De verduurzaming, het bevorderen van circulariteit
en decarbonisatie van de Europese en Nederlandse (energie-intensieve) industrie is
daar onmiskenbaar onderdeel van. Zoals de mededeling terecht aangeeft, is de staal-
en metaalsector een belangrijke sector binnen de EU en is extra inzet nodig om een
sterke concurrentiepositie te behouden, verder te verduurzamen en in te zetten op
het verminderen van risicovolle strategische afhankelijkheden.10 De huidige geopolitieke context laat zien dat de EU ook moet inzetten op een autonome
positie op staal- en metaalproductie ten behoeve van bijvoorbeeld de defensie-industrie,11 de maakindustrie en de energietransitie.12 De staalindustrie is ook nauw verbonden met de automobielindustrie en constructie-industrie.13 Het kabinet acht het van belang dat er vanuit de EU-brede visie wordt gekeken naar
de huidige én toekomstige comparatieve voordelen van de verschillende lidstaten. Het
kabinet is van mening dat normerende, stimulerende en beprijzende instrumenten nodig
zijn die idealiter op EU-niveau worden vormgegeven, gegeven potentiële weglekeffecten
nationaal en behoud van een gelijk speelveld, maar ook ter versterking van de positie
van de EU in de wereld.
Tevens geldt bij alle voorstellen onder de CID dat wordt ingezet op behoud en versterking
van het gelijke speelveld binnen de EU. Versterking van de interne markt dient gewaarborgd
te worden. Een goed functionerende interne markt is de basis voor een aantrekkelijk
ondernemingsklimaat en een bloeiende en toekomstbestendige industrie.14 Ook zet het kabinet in op gericht en pragmatisch handelsbeleid. In EU-context moet
bekeken worden welke instrumenten op welke wijze proportioneel ingezet moeten worden.
Dit dient in conformiteit met internationale verplichtingen, waaronder WTO-regelgeving,
te geschieden. Het uitgangspunt van het kabinet voor staatssteun is in beginsel terughoudend.
Dit neemt niet weg dat er in het licht van de transities en in geval van marktfalen
gerichte staatssteun nodig kan zijn, mits goed onderbouwd, met inachtneming van internationale
verplichtingen en rekening houdend met een mogelijk verstorend effect op de interne
markt, in lijn met de motie Postma,15 Het kabinet hecht er groot belang aan om staatssteun niet in isolement te bezien,
maar als onderdeel van en complementair aan andere maatregelen ten behoeve van het
EU-concurrentievermogen, verduurzaming en economische weerbaarheid. Voor de kabinetsinzet
ten aanzien van het CISAF wordt verwezen naar de appreciatie in het BNC-fiche over
de CID.16
b) Beoordeling + inzet ten aanzien van dit voorstel
Het kabinet mist een aantal zaken in het actieplan. Het kabinet had een bredere aanvliegroute
in het actieplan willen zien, bijvoorbeeld met een grotere rol voor de metaalverwerkende
industrie (die in Nederland groot is) en eveneens problemen ondervindt.17 Daarbij had de Commissie meer aandacht kunnen schenken aan specifiek kwalitatief
hoogwaardig staal dat niet (volledig) uit schroot gemaakt kan worden en waar slechts
enkele producenten voor zijn in de wereld. De Europese staalsector kan hier momenteel
niet in voorzien, terwijl het van belang is voor de open strategische autonomie van
de EU. Een voorbeeld van een dergelijk product is batterijstaal (waar Tata wereldwijd
een van de drie producenten is). Tot slot wordt er te weinig aandacht besteed aan
technologische vernieuwing. Uit gesprekken met de sector blijkt dat de staal en metaalsector
hoogwaardige innovatieve technologieën nodig heeft om toekomstbestendig te blijven,
een groene markt te creëren en haar mondiale concurrentiekracht te versterken.
Het kabinet wil, conform de Kamerbrief EU-concurrentievermogen, een goede onderbouwing
zien voor de noodzaak tot gericht industriebeleid in bepaalde sectoren ten behoeve
van verduurzaming en versterking van het concurrentievermogen. In de Kamerbrief EU-concurrentievermogen
presenteert het kabinet een afwegingskader om te bezien of een sector strategisch
is en daarmee eventueel ingrijpen rechtvaardigt. Het eerste punt uit het kader ziet
toe op de bijdrage van de sector aan de geo-economische veiligheid van de EU. De staal-
en metaalsector heeft een strategische rol voor de EU, doordat staal en metalen belangrijke
basismaterialen zijn voor onder andere de defensie-industrie, de energie-maakindustrie,
de bouw- en infrasector, de automobielsector, de lucht- en ruimtevaart en voor de
high-tech maakindustrie. Echter, op dit moment dekt voor staal en koper de Europese
productie grotendeels de Europese vraag. Zolang deze positie behouden kan worden,
zullen risicovolle strategische afhankelijkheden een minder grote rol spelen.
Het tweede punt in het kader om te beoordelen of sprake is van een strategische sector
ziet toe op de bijdrage aan de Europese economie. De staal- en metaalsector speelt
op dit moment een belangrijke rol in de economie van de EU. De Europese staalindustrie
zorgt voor circa 2,6 miljoen banen en draagt voor 152 miljard euro bij aan het Europees
bbp (0,9% van het totale EU bbp).
Het derde punt uit het afwegingskader ziet op de potentiële bijdrage aan transities,
zoals de verduurzaming van de industrie. De staal- en metaalsector is een grote CO2-uitstoter (de metaalsector is verantwoordelijk voor 8,1% van de totale uitstoot in
EU) en heeft een groot aandeel in, bijvoorbeeld, de luchtvervuiling. De sector heeft
een groot verduurzamingspotentieel, maar een risico op CO2-weglek. In het kader van het behalen van de klimaatdoelen en het akkoord van Parijs
is het noodzakelijk dat de verduurzaming van de sector gestimuleerd wordt en weglek
wordt voorkomen. In het verlengde daarvan is de sector geschikt voor groene- en schone
marktcreatie, bijvoorbeeld door in te zetten op de productie van groen staal. Het
vierde punt in het afwegingskader ziet toe op groeipotentieel van de sector. De EU
heeft afgelopen jaren moeten inleveren op haar aandeel in de globale staal- en metaalproductie
(ongeveer 7–8% marktaandeel) door hierboven genoemde factoren, zoals hoge energieprijzen.
Al met al kan volgens het kader in de Kamerbrief EU-concurrentievermogen gesteld worden
dat de staal- en metaalsector een potentieel strategische sector is. Dit maakt het
mogelijk verantwoord om voor deze sector vanuit de EU extra inzet te plegen. Het kabinet
ziet echter ook dat gericht ingrijpen niet op alle punten een vanzelfsprekendheid
is.
De Commissie verwijst in het eerste spoor (betaalbare energie) naar verschillende
initiatieven in het Actieplan betaalbare energieprijzen.18 In het staal- en metaalactieplan roept de Commissie, net zoals eerder in de CID,
alle lidstaten op de mogelijkheden binnen de EU-energieregelgeving- en staatssteunkaders
(specifiek: energiebelastingrichtlijn) aan te grijpen om te kijken hoe de energiekosten
en nettarieven voor energie-intensieve industrie kunnen worden verlaagd. Energieprijzen
zijn cruciaal voor de energie-intensieve industrie en hun concurrentievermogen, en
in het bijzonder de staal- en metaalindustrie. Verder dient, conform het BNC-fiche
over het Actieplan betaalbare energieprijzen, aandacht te zijn voor budgettaire effecten
van dergelijke verlagingen en het gelijke speelveld in de EU.
De elektriciteitsrekening voor de sector industrie in Nederland is hoger dan in EU-buurlanden,
onder andere vanwege verschillen in verleende kortingen en vrijstellingen ten opzichte
van buurlanden.19 In het staal- en metaal actieplan heeft de Commissie aangegeven dat lidstaten hun
netwerktarief methodologie zo kunnen vormgeven dat ze de energie-intensieve industrie
ten goede kunnen komen. Hiertoe is aangekondigd dat in de richtsnoeren die in Q2 2025
worden gepubliceerd over netwerktarief methodologieën meer details zullen worden gegeven
over oplossingen om systeemkosten voor alle gebruikers te verlagen, waaronder de energie-intensieve
industrie. Lidstaten worden in het staal- en metaal Actieplan aangemoedigd om compensatie
voor indirecte ETS-kosten (IKC) toe te (blijven) passen. Daarnaast is aangegeven dat
de Europese Commissie tegen de achtergrond van de ETS- en CBAM-herziening zal werken
aan maatregelen voor indirecte ETS-kostencompensatie na 2030, waarbij coherentie met
de andere manieren van het voorkomen van koolstofweglek wordt geborgd. De verlaging
van nettarieven door verschillende instrumenten en compensatie van de elektriciteitsprijs
door herinvoering van IKC-ETS in Nederland staat momenteel ter discussie als onderdeel
van de voorjaarsbesluitvorming en de kabinetsreactie op het Interdepartementaal Beleidsonderzoek
(IBO) Bekostiging Elektriciteitsinfrastructuur. Het kabinet zet zich in voor een geharmoniseerde
aanpak gericht op een gelijk speelveld binnen Europa en op het verbeteren van het
Europese speelveld ten opzichte van de rest van de wereld.
CBAM (dat aan bod komt in het tweede spoor; koolstoflekkage) speelt een cruciale rol
voor een goede werking van het ETS-systeem in het behalen van de afgesproken klimaatdoelen
en in de verbetering van het industriële concurrentievermogen van de EU. Tegelijkertijd
erkent het kabinet dat CBAM niet in alle mogelijke situaties een mondiaal gelijk speelveld
creëert; CBAM kan specifiek voor de exportmarkt moeilijkheden creëren. Het kabinet
erkent tevens de zorgen die bestaan over ontwijkingsrisico’s, die een goedwerkend
CBAM kunnen belemmeren. Het kabinet steunt het adresseren van deze situaties met in
achtneming van WTO-conformiteit, het mondiaal gelijke speelveld, de concurrentiepositie
van de EU en de klimaatdoelen. Het kabinet neemt met interesse kennis van de aangekondigde
mededeling en herziening en zal beide publicaties te zijner tijd beoordelen en constructief
meedenken over verdere verbetermogelijkheden.
Spoor 3 gaat in op het beschermen en promoten van de industrie. In algemene zin kan
worden gesteld dat het goed is dat de Commissie de problematiek van oneerlijke concurrentie,
omzeilingspraktijken door derde landen en overcapaciteit in de sector serieus neemt,
maar bij de uitwerking dient wel aandacht te zijn voor proportionaliteit, praktische
uitvoerbaarheid (regeldruk), inachtneming van WTO-regels, en de gevolgen en mogelijk
hogere kosten voor andere sectoren. Zo kan bijvoorbeeld de voorgestelde «melted and poured» regel (stelt voor dat de oorsprong van goederen wordt vastgesteld op basis van de
plaats waar het metaal oorspronkelijk is gesmolten, ongeacht waar het daarna verder
is bewerkt) potentieel tot extra regeldruk leiden, doordat het meer inspanning kost
van bedrijven om de origine van het staal te achterhalen. Hetzelfde geldt voor potentiële
strengere maatregelen als gevolg van de herziening van het BestBBT-referentiedocument IJzer en Staal.20 Het kabinet is voorstander van een onderzoek naar mogelijkheden om de staalindustrie
voldoende te beschermen na het verlopen van de staalvrijwaringsmaatregelen in 2026.
Het kabinet onderschrijft de noodzaak tot circulair gebruik (recycling en hergebruik)
van metalen en schroot (spoor 4). Dit bevordert onafhankelijkheid en zelfvoorzienende
werking in de Europese interne markt, maakt deze minder afhankelijk van import en
kan bijdragen aan energiebesparing. De voorgestelde doelstellingen voor een minimum
hoeveelheid gerecycled materiaal in de sector dragen bij aan verdere groene marktcreatie.
Het kabinet vindt dat de Commissie deze doelstellingen moet meenemen in de uitwerking
van Ecodesign-eisen voor ijzer, staal en aluminium. Het genoemde label zou als verplichting
in de Ecodesign-wetgeving opgenomen moeten worden en niet alleen informatie over de
CO2-uitstoot moeten bevatten, maar over milieueffecten in bredere zin. Met betrekking
tot het unilateraal opleggen van productiestandaarden is het kabinet over het algemeen
terughoudend.
Het voor handen hebben van voldoende schroot in de Europese markt is een groter wordend
probleem.21 Het kabinet zet hierbij in op het versterken van handelsrelaties en diversificatie
en ziet hier bijvoorbeeld een rol voor de in de CID aangekondigde Clean Trade and Investment Partnerships. Om de toevoer en behoud van schroot op de interne markt te borgen, zet het kabinet
zich ervoor in om de werking van de interne markt voor secundaire grondstoffen te
verbeteren en een interne markt voor afval te creëren. Primaire productie van metalen
blijft nodig. De vraag naar metalen neemt nog steeds toe en kan dus voorlopig niet
gedekt worden met recycling en hergebruik. Ook blijft het noodzakelijk om primaire
productie van staal voor het maken van producten die niet gemaakt kunnen worden uit
schroot (bijvoorbeeld batterijstaal) hierin mee te nemen. In dat kader acht het kabinet
het van belang dat Ecodesign-eisen ervoor gaan zorgen dat nieuwe staalproducten aan
passende circulariteits- en duurzaamheidseisen voldoen.
Zoals spoor 5 benadrukt, is voor het EU-concurrentievermogen een goed opgeleide beroepsbevolking
met de juiste (o.a. digitale en technische) vaardigheden essentieel. Het kabinet is
positief over een faciliterende rol voor de Commissie in het ondersteunen van lidstaten
bij het ontwikkelen van een sterke vaardighedeninfrastructuur met specifieke aandacht
voor informeel leren en een brede leercultuur, maar die ook kwalitatief hoogwaardige
banen in de industrie ten goede komt.
Het kabinet onderschrijft dat, om groeimarkten in staal en metaal te creëren, het
noodzakelijk is de markt voor groen staal en metaal te bevorderen door middel van
voordelen voor groene producenten (t.o.v. fossiele producenten). Ter bevordering van
groene marktcreatie vindt het kabinet het belangrijk dat er voldoende wetenschappelijke
data in de markt beschikbaar is over wat classificeert als duurzaam metaal en staal.22 Voor een eerlijke concurrentie is het belangrijk dat een duurzaamheidslabel hier
onderscheid maakt tussen duurzaam en niet-duurzaam staal. Het kabinet is voorstander
van kwalitatieve eisen bij aanbestedingen, mits deze gericht worden ingezet in specifieke
strategische sectoren, conform het voorgenoemde kader. De Commissie kondigt de inzet
van vrijwillige labels aan om groen staal te markeren. Om innovatie- en demonstratieprojecten
te stimuleren zal het Research Fund for Coal and Steel worden herzien en er wordt
een nieuwe ronde Horizon Europe Flagship projecten aangekondigd waarin ook aandacht
is voor circulariteit van metalen.
Met betrekking tot inzet van labels, de algemene financiering van groene marktcreatie
en het stimuleren van investeringen verwijst het kabinet naar het BNC-fiche over de
CID-mededeling, waarin een appreciatie staat van de inzet van het innovatiefonds en
de eventuele oprichting van de Industrial Decarbonisation Bank.23
c) Eerste inschatting van krachtenveld
Er is consensus onder de lidstaten over de noodzaak om het concurrentievermogen van
de Europese industrie actief te versterken. Verschillen tussen lidstaten zijn er met
name in de mate waarin en manier waarop het concurrentievermogen van de Europese industrie
versterkt dient te worden. Ook leek er initieel enige mate van tweedeling te ontstaan
met betrekking tot de mate waarin klimaatambities en concurrentiekracht elkaar zouden
versterken dan wel tegenwerken. De Commissie houdt met dit voorstel, net als het kabinet,
de benadering aan dat klimaatambities en concurrentiekracht elkaar kunnen versterken.
Het is namelijk ook van belang om energieafhankelijkheden van de EU af te bouwen en
in te zetten op zelfvoorzienende elektriciteitsproductie via hernieuwbare energie.
Daarbij is de staal- en metaalsector niet in elk land even groot en zal dit actieplan
mogelijk niet voor elke lidstaat hoge prioriteit genieten.
Het Europees Parlement laat enigszins dezelfde ideologische lijnen zien als bij de
CID. Het Europees Parlement is voorzichtig positief over het voorstel van de Commissie.
In verschillende politieke fracties wordt de noodzaak van de gestelde doelen erkend
en bestaat tevredenheid over het feit dat de relevante problematiek een Europees antwoord
krijgt. Wel bestaat verschil in ideologie over of ingrijpen noodzakelijk is vanuit
veiligheidsperspectief of vanuit verduurzamingsperspectief. Het actieplan wordt besproken
in het ITRE-comité. De rapporteur is nog niet bekend.
4. Grondhouding ten aanzien van bevoegdheid, subsidiariteit, proportionaliteit, financiële
gevolgen en gevolgen voor regeldruk, concurrentiekracht en geopolitieke aspecten
a) Bevoegdheid
De grondhouding van het kabinet is positief. Het voorstel heeft betrekking op industrie-,
handels- klimaat-, energie- en interne marktbeleid. Op het terrein van industrie is
sprake van een aanvullende bevoegdheid tussen de EU en lidstaten, conform artikel 6,
sub b VWEU. Op milieu- en energiegebied is sprake van een gedeelde bevoegdheid, conform
artikel 4, lid 2, sub e en i VWEU. Op het terrein van de gemeenschappelijke handelspolitiek
en van de vaststelling van mededingingsregels die voor de werking van de interne markt
nodig zijn, waar de staatssteunregels onder vallen, is sprake van een exclusieve bevoegdheid
van de EU, conform artikel 3, lid 1, sub b en e VWEU.
b) Subsidiariteit
De grondhouding van het kabinet is positief. De mededeling heeft tot doel de Europese
staal- en metaalsector te ondersteunen in het richting geven aan de mondiale transitie
naar een groene, weerbare en concurrerende sector. Gezien de mondiale waardeketen,
marktontwikkelingen en Europese belangen kan dit onvoldoende door de lidstaten op
centraal, regionaal of lokaal niveau worden verwezenlijkt, daarom is een EU-aanpak
nodig. De aangekondigde maatregelen, investeringen en aanbevelingen hebben de potentie
om het gelijk speelveld in de EU en mondiaal te verbeteren en om belemmeringen op
de interne markt voor groene productie weg te nemen en te voorkomen. Om die redenen
is optreden op het niveau van de EU gerechtvaardigd.
c) Proportionaliteit
De grondhouding van het kabinet is positief. De mededeling heeft tot doel de sector
van Europese staal- en metaalsector te ondersteunen in het richting geven aan de mondiale
transitie naar een groene, weerbare en concurrerende sector. Het voorgestelde optreden
is geschikt om deze doelstellingen te bereiken omdat de mededeling een integrale beleidsbenadering
bevat die bij kan dragen aan de versterking van deze doelen en de nadere invulling
van beleid en regelgeving hieromtrent. Het actieplan laat ook zien dat er spanning
is tussen de beleidsambities voor het verbeteren van concurrentievermogen, vergroten
van weerbaarheid en verduurzaming. Hierbij geldt dat protectionistische maatregelen
doorgaans niet leiden tot een verbetering van de concurrentiepositie. Daarnaast kunnen
ook de voorstellen die zien op de besluitvorming en de aard van regelgeving een bijdrage
leveren aan de beoogde verbetering van de kwaliteit, snelheid en de versimpeling van
de besluitvorming en regelgeving. Bovendien gaat het voorgestelde optreden niet verder
dan noodzakelijk, omdat het bieden van een beleidskader en strategische visie op versterking
van het EU-concurrentievermogen, verduurzaming en weerbaarheid nog wel voldoende ruimte
laat aan de EU-lidstaten om hier op bepaalde punten nationaal invulling aan te geven
en verdere uitwerking daarvan mede vorm te geven.
d) Financiële gevolgen
De mededeling zelf heeft geen directe gevolgen voor de EU-begroting of de nationale
begroting. De mededeling kondigt wel meerdere toekomstige voorstellen aan, die mogelijk
wel financiële gevolgen kennen (afhankelijk van de precieze invulling van de voorstellen
bijvoorbeeld ten aanzien van ETS-gelden). Daarbij is het kabinet van mening dat eventueel
benodigde EU-middelen gevonden dienen te worden binnen de in de Raad afgesproken financiële
kaders van de EU-begroting 2021–2027 en dat deze moeten passen bij een prudente ontwikkeling
van de EU-jaarbegroting. Het kabinet wil in het kader van de MFK-onderhandelingen
niet vooruitlopen op de integrale afweging van middelen na 2027. Eventuele budgettaire
gevolgen voor het Rijk worden ingepast op de begroting van het/de beleidsverantwoordelijk(e))
departement(en), conform de regels van de budgetdiscipline.
e) Gevolgen voor regeldruk, concurrentiekracht en geopolitieke aspecten
Regeldruk is een van de uitdagingen waar de staal- en metaalindustrie mee kampt. Het
streven van het actieplan is dan ook om regeldruk te reduceren, in lijn met het eerder
gepubliceerde Kompas voor concurrentievermogen, door regelgeving te verminderen, te
versimpelen en flexibeler te maken. De mededeling van de Commissie bevat geen nieuw
beleid, maar kondigt wel nieuwe regelgeving aan. Concrete voorstellen zullen later
in 2025 en in 2026 gepubliceerd worden. Hoe deze voorstellen zich zullen verhouden
tot bestaande regelgeving is nog niet bekend. Het kabinet is van mening dat een impact
assessment van de Commissie in principe bij elk voorstel wenselijk is. Het plan heeft
mogelijk effecten op de Nederlandse staal- en metaalsector. De metaalindustrie in
Nederland bestaat uit een ecosysteem van een aantal grote bedrijven, recyclers en
innovatief MKB. Primaire productie van metalen is echter beperkt. De voornaamste spelers
in Nederland zijn Tata en Nyrstar. Het bedrijf Tata Steel Nederland (TSN) produceert
ongeveer 7 Mton primair staal in IJmuiden; met dit bedrijf worden momenteel gesprekken
gevoerd om tot een maatwerkafspraak te komen voor versnelde verduurzaming, in lijn
met de ondersteuning van individuele staal-decarbonisatie projecten in de ons omringende
landen en inclusief vermindering van de impact op gezondheid en milieu. Daarnaast
produceert Nyrstar tot 315 kton primair zink in Budel. De metaalproductenindustrie
en basismetalensector leveren een aanzienlijke bijdrage aan de Nederlandse economie,
met een toegevoegde waarde van respectievelijk € 7,5 miljard en € 2,4 miljard in 2021.24 Uitwerking van de voorstellen kan deze concurrentiepositie beïnvloeden.
De uitwerking van het voorstel heeft mogelijk geopolitieke gevolgen, omdat een van
de doelen van de Clean Industrial Deal is om de positie van de industrie ook in mondiale
context te versterken en afhankelijkheden van derde landen te verkleinen. Daarbij
komt dat een spoor in de CID en het actieplan toezien op het borgen van een mondiaal
gelijk speelveld en verdere diversificatie van handelsrelaties ten behoeve van het
verminderen van risicovolle strategische afhankelijkheden. De concrete uitwerking
in voorstellen zal moeten laten zien hoe dit geopolitieke verhoudingen beïnvloedt.
Daarbij hecht het kabinet eraan dat de EU bij de nadere uitwerking van de plannen
voldoende rekening houdt met de mogelijke externe effecten op (de handelsrelatie met)
derde landen.
Indieners
-
Indiener
C.C.J. Veldkamp, minister van Buitenlandse Zaken