Brief regering : Pakket voor Groene Groei: voor een weerbaar energiesysteem en een toekomstbestendige industrie
33 043 Groene economische groei in Nederland (Green Deal)
Nr. 114
BRIEF VAN DE MINISTER VAN KLIMAAT EN GROENE GROEI
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 25 april 2025
In de afgelopen maanden is onze kwetsbaarheid voor geopolitieke ontwikkelingen eens
te meer duidelijk geworden. Om onze economie sterk en weerbaar te houden moeten we
minder afhankelijk worden van andere delen van de wereld. Dat vraagt dat we zorgvuldig
nadenken over onze energie- en grondstoffenvoorziening en over onze industrie. Betaalbare
en beschikbare energie staat daarin centraal en daarmee is de energievoorziening onderdeel
van ons economisch beleid en veiligheidsbeleid.
Meer autonomie op energiegebied vraagt meer duurzaam opgewekte energie van dichtbij.
Daarmee worden prijzen stabieler en verkleinen we de afhankelijkheid van dure import.
Dit maakt ook onze industrie meer toekomstbestendig. Gedurende deze transitieperiode
is de opdracht meervoudig: doorgaan met de uitrol van schone en eigen energie, zoveel
mogelijk zelf kunnen voorzien in de «oude» energiebronnen zolang die nodig zijn én
de industrie ontlasten waar dat verantwoord is, zo geven we groene groei de ruimte.
De overgang naar een duurzame energievoorziening is nog steeds cruciaal. De uitrol
ervan, zoals afgesproken in het Klimaatakkoord, is flink gevorderd maar loopt nu tegen
grenzen aan: beperkingen in netcapaciteit, beperkingen door stikstofuitstoot en beperkingen
in beschikbaar personeel. Het leidt ertoe dat bedrijven en maatschappelijke instellingen
die willen investeren in verduurzaming dat nu niet kunnen, simpelweg omdat ze geen
aansluiting op het stroomnet kunnen krijgen. Zo staan partijen te wachten op nieuwe
aansluitingen, en dreigt voor woningbouwprojecten uitstel omdat het stroomnet simpelweg
geen ruimte biedt. Ook heeft een aantal warmtebedrijven aangegeven op bepaalde plekken
in Nederland niet verder te willen investeren. Veel industriële bedrijven geven aan
graag van CCS (koolstofopslag) gebruik te maken, maar de infrastructuur hiervoor is
nog onvoldoende. Ook lopen dingen anders dan gedacht. De ontwikkeling van de waterstofmarkt
loopt niet zo voortvarend als we gedacht hadden. Het oplossen van knelpunten in de
uitvoering is essentieel om te kunnen blijven verduurzamen.
Dat we tegen knelpunten en beperkingen aanlopen is niet verwonderlijk. Nederland werkt
aan een enorme verbouwing van het energiesysteem en bedrijven verduurzamen hun processen.
Dan loop je onvermijdelijk tegen problemen aan. Deze fase in de transitie, deze geopolitieke
tijden, vragen om keuzes. Om wendbaar en flexibel te blijven en bij te durven sturen.
Niet concluderen dat het niet lukt, maar accepteren dat het erbij hoort dat zaken
soms anders lopen en daarop anticiperen. Zo gaan we met een verstandige en realistische
aanpak door. Daarvoor zetten we concrete stappen in alle sectoren – de industrie,
elektriciteit, landbouw, de gebouwde omgeving en mobiliteit. Stappen die zowel op
korte termijn haalbaar zijn én op lange termijn verstandig. De afgelopen jaren hebben
we ons voornamelijk gefocust op het ontwikkelen van nieuw beleid om de doelen voor
2030 te halen. Nu is het tijd om de focus te verschuiven naar het daadwerkelijk uitvoeren
van de plannen die al op tafel liggen. Met als einddoel nog steeds een sterke, schone
en weerbare economie. Die duurzaam is en draait op schone energie.
Randvoorwaarden op orde brengen
Dat betekent allereerst dat we de randvoorwaarden voor verduurzaming op orde moeten
brengen. Dit is essentieel om ervoor te zorgen dat we alle plannen en ambities daadwerkelijk
voor elkaar kunnen krijgen.
Het zo snel mogelijk verzwaren en het beter benutten van het elektriciteitsnet is
cruciaal voor de ambities van het kabinet op het gebied van woningbouw, groei van
de economie en werkgelegenheid en de verduurzaming van bedrijven, maatschappelijke
instellingen en mobiliteit. Het kabinet is zich ervan bewust dat de verduurzaming
van Nederland anders stagneert.
Zowel overheden als landelijk netbeheerder TenneT gaan de werkwijze versnellen en
starten met de 25 meest urgente hoogspanningsprojecten. Met de nieuwe aanpak wordt
sneller besloten welke overheid het bevoegd gezag op zich neemt en wordt dit vaker
bij de provincie of Rijksoverheid belegd. Het kabinet gaat met een aanpak voor kortere
procedures de wet- en regelgeving aanpassen om knelpunten weg te nemen en de doorlooptijden
te verkorten (wetgevingsprogramma Aanpak voor kortere procedures). Bijvoorbeeld door
snellere (beroeps)procedures en minder onderzoekslasten. Daarnaast wordt de «vliegende
brigade» die overheden kan helpen bij complexe vergunningverlening uitgebreid. Ook
TenneT gaat versnellen door verschillende stappen en onderzoeken gelijktijdig te laten
verlopen en meer te standaardiseren. Een uitgebreide toelichting op de versnellingsaanpak
is te vinden in de brief «Aanpak netcongestie: sneller uitbreiden elektriciteitsnet».
Voor de uitvoering van het toegenomen takenpakket van de provincies in de energietransitie,
zoals voor netcongestie en provinciale energievisies, heeft het kabinet ook voor de
jaren 2026 tot en met 2030 uitvoeringsmiddelen beschikbaar gemaakt.
Energiekosten
Het succes van de klimaat- en energietransitie valt of staat met draagvlak in de samenleving.
De betaalbaarheid van de transitie is daarvoor een belangrijke factor. Het kabinet
kijkt daarom doorlopend hoe de prijzen zich ontwikkelen en waar nodig hoe we huishoudens
en ondernemers kunnen ondersteunen. Om de kosten voor de energierekening te dempen
wordt de belastingvermindering in de energiebelasting incidenteel verhoogd in 2026,
2027 en 2028. Daarnaast ondersteunen we via het Energiefonds de meest kwetsbare huishoudens
direct met het betalen van de energierekening. Het kabinet heeft besloten om nog één
jaar de publiek-private samenwerking met een aantal energieleveranciers, de netbeheerders
en de diverse betrokken maatschappelijke partijen aan te gaan, zodat er ook in 2025
een energiefonds beschikbaar is. Vanaf 2026 wordt het fonds publiek gevuld met middelen
uit het Europese Social Climate Fund (SCF) dat gekoppeld is aan de invoering van het
ETS2-systeem.1 Uiteindelijk blijft energiebesparing de beste manier om de energierekening structureel
naar beneden te krijgen, bijvoorbeeld door te isoleren. Want warmte en elektriciteit
die je niet gebruikt, hoef je ook niet te betalen. Subsidies gericht op het financieel
ondersteunen bij het isoleren van huizen zet het kabinet daarom door.
Het kabinet vindt het van belang dat Nederland een gelijk speelveld behoudt ten aanzien
van omliggende landen. De hogere nettarieven vormen een beperking, daarom heeft het
kabinet met interesse kennisgenomen van de amortisatie variant uit het IBO Bekostiging
Elektriciteitsinfrastructuur. Door een deel van de netkosten via leningen op een amortisatierekening
te bekostigen en deze kosten in de tijd te spreiden, kunnen gemaakte netkosten over
een groter verbruik verdeeld worden. Zo kan de stijging van de nettarieven in de komende
jaren voor huishoudens en bedrijven gedempt worden. Het kabinet kijkt met een positieve
grondhouding of aan de vier voorwaarden, zoals door het kabinet gesteld in de kabinetsreactie
op het IBO, kan worden voldaan. Uiterlijk bij Prinsjesdag dit jaar komt het kabinet
hierop terug.
Daarnaast zet het kabinet in op het dempen van de totale investeringsopgave door betere
benutting van het elektriciteitsnet. Dit kan potentieel € 10 tot 20 mld. schelen in
de periode 2025–2040. In de kabinetsreactie op het IBO wordt hier verder op ingegaan.
Het kabinet werkt verder om een significant deel van de Nederlandse huizen en andere
gebouwen op collectieve warmtenetten aan te sluiten. De Wet collectieve warmte is
hierin een onmisbaar instrument en heeft als doel om de warmtemarkt duurzamer, betaalbaarder
en betrouwbaarder te maken. Dit gebeurt door publieke regie te versterken, consumenten
beter te beschermen en warmtenetten los te koppelen van de gasprijs. Het kabinet reserveert
middelen voor een waarborgfonds en een nationale deelneming warmte. Hiermee wil de
overheid de energietransitie versnellen en zorgen dat collectieve warmtevoorziening
kan opschalen. Het kabinet informeert de kamer separaat over hoe wordt geborgd dat
warmtenetten betaalbaar zijn ten opzichte van het gangbare alternatief.2
Doorgaan met logische maatregelen
In de afgelopen jaren is er veel beleid ontwikkeld om de klimaat- en energiedoelen
te halen in alle sectoren. Nog niet al dat beleid is concreet uitgewerkt, in wetgeving
vastgelegd of geïmplementeerd. Het kabinet maakt er allereerst werk van het reeds
afgesproken beleid uit te voeren. Daarbij gaat het bijvoorbeeld om de implementatie
van de bijmengverplichting groen gas en het versneld realiseren van een CO2-vrije elektriciteitssector.
Om bedrijven te blijven helpen met verduurzaming zal de Stimuleringsregeling Duurzame
Energieproductie en Klimaattransitie (SDE++) in 2026 opnieuw opengesteld worden met
een indicatief budget van € 8 mld. Het kabinet zal in het voorjaar van 2026 duidelijkheid
geven over de benodigde middelen voor de openstelling van 2027 en daarbij rekening
houden met het belang van de regeling voor de gestelde klimaat- en energiedoelen en
beschikbare middelen. Deze systematiek zal ook in de opvolgende jaren worden gebruikt.
Ook moet er een extra stap gezet worden om het 55%-doel weer binnen bereik te krijgen.
Om dat voor elkaar te krijgen, kiest het kabinet voor maatregelen die logisch aansluiten
bij wat er al in gang is gezet en om de beweging ná 2030 erin te houden. Het kabinet
wil het bijvoorbeeld gemakkelijker maken voor mensen om voor een elektrische auto
te kiezen. Daarom geven we elektrische rijders de komende drie jaar extra korting
in de motorrijtuigenbelasting en kiezen we voor een normering in de zakelijke leasemarkt.
Als gevolg wordt het voor werkgevers aantrekkelijker om te kiezen voor een elektrische
auto in plaats van het fossiele alternatief. Hierdoor zal de komende jaren het aanbod
van tweedehands elektrische auto’s toenemen. Voor een volledig overzicht van alle
maatregelen, zie bijlage 1.
Weerbare en schone industrie: ruimte voor groene groei
De Nederlandse industrie is sterk en levert ons veel welvaart op. Ze zorgt voor banen,
innovatie en onafhankelijkheid. Maar de wereld verandert snel. En onze industrie staat
onder zware druk. Het kabinet laat jaarlijks een speelveldtoets uitvoeren om te kijken
of en hoe het klimaatbeleid de concurrentiepositie van onze industrie beïnvloedt en
of het ervoor zorgt dat bedrijven vertrekken of sluiten. De speelveldtoets 2025 is
in de bijlage van deze brief opgenomen. Deze speelveldtoets, laat zien dat de Nederlandse
industrie op achterstand staat door een ongelijk speelveld, ook ten opzichte van Europese
landen. Ondanks voordelen ten opzichte van andere landen – zoals een gunstige ligging,
goede infrastructuur een sterk innovatievermogen – is investeren in Nederland op dit
moment niet voldoende aantrekkelijk. Recente signalen zijn dat investeringen worden
uitgesteld en dat fabrieken van energie-intensieve industrie sluiten. De situatie
in de industrie kent helaas meerdere oorzaken: ook de overproductie uit China die
onder de kostprijs op de Europese markt komt, de handelsoorlog en de hogere energiekosten
die in Europa bestaan vergeleken met elders in de wereld spelen de industrie parten.
Het kabinet koestert de Nederlandse industrie en zet daarom dit voorjaar forse stappen
richting een meer gelijk speelveld met omliggende landen. Het kabinet gaat naast de
industrie staan en zet – in het verlengde van de Europese ontwikkelingen – in op het
verbeteren van de concurrentiekracht van de industrie, en het zorgen dat investeren
in verduurzaming weer aantrekkelijker wordt. Op lange termijn is verduurzamen van
de industrie immers de beste weg naar een sterke industrie in Europa en Nederland
die zorgt voor welvaart, weerbaarheid en autonomie. Dit is ook de kern van het Draghi-rapport.
Het kabinet verlengt de Subsidieregeling Indirecte Kostencompensatie (IKC-ETS) met
drie jaar. Dat is een snelle manier om de energiekosten voor de industrie te drukken.
Samen met de verkenning van amortisatie van de energiekosten is dit een belangrijke
stap richting een gelijker speelveld. In de kabinetsreactie op het IBO wordt hier
verder op ingegaan. Verder kijkt het kabinet nadrukkelijk ook naar Europa: we willen
we de kansen benutten die het Action Plan for Affordable Energy biedt.
Op de randvoorwaarden voor verduurzaming zetten we ook concrete stappen. Het kabinet
investeert fors in het CCS-project Aramis. Het doel is om in 2026 een investeringsbeslissing
te nemen, zodat vanaf 2030 kan worden begonnen met het ondergronds opslaan van CO2. Het kabinet stelt geld beschikbaar om het risico van achterblijvende vraag voor
de initiatiefnemers van de infrastructuur gedeeltelijk af te dekken. Bovendien reserveert
het kabinet middelen voor een kapitaalstorting bij staatsdeelneming EBN, zodat zij
ook deel kunnen nemen in de infrastructuur en de opslag. Daarmee neemt het kabinet
grote risico’s weg uit het project. Ook kunnen uitstoters met de continuering van
de SDE++ een nieuwe CCS-aanvraag in dienen, rekening houdend met de actuele kosten
van CCS.
De CO2-heffing speelt sinds de totstandkoming van het Klimaatakkoord een belangrijke rol
in de beleidsmix voor verduurzamen van de industrie. Daarnaast stelt het kabinet subsidie
beschikbaar om de industrie te helpen met verduurzamen. De heffing moet daarbij bedrijven
voldoende prikkelen om te verduurzamen, waardoor de heffing werkt als stok achter
de deur. Het kabinet onderschrijft de werking van het instrument, waarbij een eventuele
budgettaire opbrengst terugvloeit naar het Klimaatfonds en ten goede komt aan de industrie.
De afgelopen tijd zien we dat door een combinatie van factoren de benodigde verduurzaming
langer de tijd vraagt. Het kabinet geeft daarom bedrijven de komende jaren extra tijd
om te verduurzamen door de heffing hierop aan te passen. Het kabinet vindt het tevens
van belang dat de benodigde CO2-reductie wel geborgd wordt. Ervan uitgaande dat de investeringen in randvoorwaarden
die het kabinet nu doet gaan zorgen voor voldoende handelingsperspectief voor bedrijven
neemt het kabinet in het Belastingplan 2026 een technische variant op voor de CO2-heffing na 2030 en het verlengen na 2032. Daarbij staat het kabinet open voor alternatieven
die in aanvulling op de beschikbare subsidies de benodigde reductie borgen (gelijk
aan het heffingsdoel van de CO2-heffing) en klimaatneutraliteit in 2050 in ogenschouw houdt. Dit kunnen ook borgende
maatregelen naast de CO2-heffing zijn. Het kabinet gaat hierover in gesprek met de industrie en andere stakeholders.
Het is belangrijk dat de impact van de CO2-heffing goed gemonitord wordt ook in relatie tot de ontwikkeling van de randvoorwaarden.
Het kabinet zal – ter ondersteuning van het gesprek met de industrie en andere stakeholders
– het PBL vragen om opties te schetsen van beleidsinstrumentarium ook rekening houdend
met de huidige geopolitieke omstandigheden en Europese beleidscontext en met oog op
het einddoel 2050. Het kabinet wil de uitkomsten uiterlijk volgend voorjaar kunnen
wegen zodat aanpassingen in het Belastingplan 2027 kunnen worden verwerkt. Bij die
weging wordt ook de stand van zaken van de randvoorwaarden betrokken.
Ook in de transitie naar circulair plastic gaat het kabinet het beleid bijsturen.
De circulaireplasticnorm gaat niet door in de huidige vorm. De voorziene polymerenheffing
gaat ook niet door. De beoogde belastinginkomsten worden alternatief ingevuld. Daarbij
kan ook worden gekeken naar alternatieve heffingen in de plasticketen. De sector is
(via de «Plastictafel») uitgenodigd om voor zowel de norm als de heffing een alternatief
uit te denken.
Op waterstof geven we duidelijkheid richting de lange termijn, zowel voor de afnemers
als voor de producenten. De waterstofmarkt is een markt waar Nederland nog steeds
goede papieren heeft om een leidende rol te vervullen. Daarom is er voor de volgende
productietenders € 2,1 mld. euro beschikbaar, evenals € 662 mln. voor vraagsubsidies
voor toepassing van waterstof in de industrie. Het kabinet kiest voor een relatief
lage verplichte inzet van hernieuwbare waterstof van 4%, zodat de verplichting goed
te dragen is voor de afnemers. Daarnaast wordt, ook op verzoek van de Kamer, de raffinageroute
voor het gebruik van groene waterstof anders vormgegeven. Hierdoor wordt het aantrekkelijker
om groene waterstof te gebruiken bij de productie van brandstoffen door onze raffinaderijen.
Hierdoor ontstaat investeringsbereidheid in nieuwe elektrolysers voor het produceren
van groene waterstof.
Het kabinet realiseert zich dat de situatie van de industrie urgent is, maar dat niet
alles in één keer op te lossen is. Dat geldt zeker voor wereldwijde, geopolitieke
ontwikkelingen die de industrie zo hard treffen momenteel. Tegelijk wil het kabinet
met dit stevige pakket aan beleidsmaatregelen laten zien dat de noodkreten van de
industrie goed zijn verstaan en dat de duurzame industrie toekomst heeft in Nederland.
Meer energie van dichtbij
We moeten minder afhankelijk worden van energie van buiten Europa. Tegelijkertijd
moet energie betaalbaarder zijn voor bedrijven en mensen thuis. Dit lukt alleen met
meer energie van de Noordzee, stabiele elektriciteit door kernenergie en snellere
uitbreiding en slimmer gebruiken van ons stroomnet.
Windenergie op zee wordt de hofleverancier van elektriciteit in Nederland. Het is
een lokale energiebron die betrouwbaar, relatief betaalbaar en goed op grotere schaal
toepasbaar is. Ook hier merken we dat de snelle bouw van windparken op zee van de
afgelopen jaren niet meer vanzelfsprekend is. Daarom komt het kabinet voor de zomer
met een specifiek actieplan voor windenergie op zee. In de tussentijd zijn we druk
bezig de vraag naar windenergie te ontwikkelen, onder andere door het aanpakken van
knelpunten voor elektrificatie. Daarnaast kijken we naar het aanpassen van de voorwaarden
van aanbestedingen en de introductie van een minimum- en maximumprijsgarantie. Ook
voor windenergie op zee geldt dat we een realistisch plan nodig hebben dat rekening
houdt met marktomstandigheden.
Zolang we nog gas gebruiken, willen we hiervoor niet nog afhankelijker worden van
anderen. Dit betekent dat het kabinet inzet om zoveel mogelijk gas te winnen op de
Noordzee daar waar dat verantwoord kan. Om dit voor elkaar te krijgen, is er een sectorakkoord
gesloten waarmee ingezet wordt op nauwere samenwerking binnen de sector. Hierdoor
kunnen kosten en risico’s gedeeld worden, waardoor de business case voor gaswinning
op zee verbetert. Niet gebruikte vergunningen kunnen makkelijker gedeeld worden en
er kan tot 2045 ingestemd worden met nieuwe winningsplannen.
Kernenergie zal als betrouwbare CO2-vrije energiebron een steeds grotere rol spelen in onze energievoorziening. Het kabinet
heeft de eerste stappen gezet voor de oprichting van een Staatsdeelneming die de bouw
en ingebruikname van de kerncentrales voorbereidt, de bouw contracteert en de kerncentrales
in gebruik neemt. Het kabinet informeert de Kamer op korte termijn over de planning
van onder andere de locatie- en techniekkeuze van de nieuwe kerncentrales, en van
de vervolgstappen om de kerncentrale in Borssele langer open te houden.
Tot slot
Om minder kwetsbaar te worden voor geopolitieke ontwikkelingen is het cruciaal om
stevig vaart te maken met de energietransitie. De agenda voor verduurzaming, onze
agenda voor veiligheid en een weerbare industrie lopen parallel in deze geopolitieke
omstandigheden. De klimaat- en energietransitie is een verbouwing die tijd kost en
veel vraagt van ons allemaal. Onderweg komen we onvoorziene zaken tegen en gaan dingen
niet altijd zoals gepland. We passen dan aan, stellen bij en versnellen waar het kan.
Dat doet het kabinet met dit pakket aan maatregelen. Maatregelen die ruimte geven
aan groene groei die erop gericht zijn de uitvoering vlot te trekken om voor elkaar
te krijgen wat we afgesproken hebben. Op weg naar het einddoel dat we voor ogen hebben:
een sterk, schoon en weerbaar Nederland.
De Minister van Klimaat en Groene Groei, S.Th.M. Hermans
Indieners
-
Indiener
S.T.M. Hermans, minister van Klimaat en Groene Groei
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.