Brief regering : Eindrapport passende aanspraak fysio- en oefentherapie
31 765 Kwaliteit van zorg
Nr. 916
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 25 april 2025
Op 11 maart 2025 heb ik van het Zorginstituut Nederland (hierna: Zorginstituut) het
eindrapport Passende aanspraak fysio- en oefentherapie ontvangen. Met deze brief stuur ik u dit rapport.
Fysiotherapeuten en oefentherapeuten zijn voor veel patiënten een belangrijk onderdeel
van de eerstelijnszorg. Ze zijn laagdrempelig bereikbaar, dichtbij huis en met hun
expertise helpen zij mensen om weer zo goed mogelijk deel te nemen aan het dagelijkse
leven. Hun zorg kan de huisartsenzorg en wijkverpleging ontlasten en medisch-specialistische
zorg vervangen, voorkomen of langdurig uitstellen. Tegelijkertijd is eerstelijns fysio-
en oefentherapeutische zorg, vanwege de beperkte vergoeding uit het basispakket, niet
voor iedereen toegankelijk. Daarom werken overheids- en veldpartijen1 sinds eind 2021 samen aan het traject «Naar een passende aanspraak fysio- en oefentherapie» (PAFOZ).
Leeswijzer
Eerst schets ik het proces van het PAFOZ-traject, gevolgd door de kernpunten van het
eindrapport van het Zorginstituut. Vervolgens geef ik mijn reactie op het eindrapport
en plaats ik deze binnen het bredere beleid ten aanzien van de fysio- en oefentherapie.
Het PAFOZ-traject
Het Zorginstituut heeft in 2021 een adviesaanvraag ontvangen om de noodzaak en gevolgen
van eventuele wijzigingen in de aanspraak op fysio- en oefentherapie uit het basispakket
in de zin van de Zorgverzekeringswet (Zvw) in kaart te brengen. Specifieke adviezen
zijn gevraagd over:
• Het aansluiten van indicatiegebieden bij de praktijk;
• Het verbeteren van toegankelijkheid en verminderen van administratieve lasten in relatie
tot de vergoeding van de eerste twintig behandelingen;
• De mogelijke invloed van de huidige aanspraak op prikkels tot overbehandeling en/of
hoe een wijziging van de aanspraak hier effect op heeft;
• De verwachte financiële impact van eventuele wijzigingen.
De adviesaanvraag is uitgebreid naar aanleiding van de motie van oud-Kamerleden Ellemeet
(GroenLinks) en Van den Berg (CDA) (Kamerstuk 29 689, nr. 1212) over het betrekken van een maatschappelijke impactanalyse bij het eindadvies2. Het Zorginstituut is verzocht de maatschappelijke impact expliciet te belichten
in het eindrapport. Hierover is uw Kamer op 25 oktober 2023 geïnformeerd. Hiermee
beschouw ik de motie als afgedaan.
Op 9 april 2024 bood de Minister voor Medische Zorg uw Kamer de voortgangsrapportage
De tussenstand in de beweging naar passende fysiotherapeutische en oefentherapeutische
zorg van het Zorginstituut aan. Met het bijgevoegde eindrapport sluit ik het PAFOZ-traject
af.
Het eindrapport van het Zorginstituut
In het eindrapport heeft het Zorginstituut geen advies gegeven over het wijzigen van
de aanspraak op eerstelijns fysio- en oefentherapeutische zorg uit het basispakket.
Volgens het eindrapport hebben de veldpartijen nog niet aan alle randvoorwaarden voldaan
om hierover te kunnen adviseren3. Dit betreft met name het uitblijven van het Kwaliteitskader en het ontbreken van
duidelijkheid over de effectiviteit van eerstelijns fysio- en oefentherapeutische
zorg.
Verder geeft het Zorginstituut het volgende aan:
• In de afgelopen jaren hebben meerdere ontwikkelingen plaatsgevonden waardoor het Zorginstituut
anders naar de adviesaanvraag is gaan kijken. Het Zorginstituut wijst hierbij op de
verdere invulling van de criteria voor passende zorg, de Visie eerstelijnszorg en het programma Verbeteren en verbreden van de toets op het basispakket (VVTB).
• Indien wordt overwogen om nieuwe indicaties toe te voegen, moet de effectiviteit van
de behandeling voldoende zijn aangetoond middels pakketwaardig onderzoek.
• Het vergoeden van de eerste twintig fysio- en oefentherapeutische behandelingen voor
aandoeningen opgenomen in Bijlage 1 van het Besluit zorgverzekering (ook wel bekend
als de «chronische lijst») kan opnieuw worden overwogen. De keuze om deze zorg niet
te vergoeden betreft immers een budgettaire reden, geen zorginhoudelijke.
• Het Zorginstituut ziet zonder wijziging van de aanspraak al verbetermogelijkheden
in de vergoeding van de fysio- en oefentherapeutische zorg door betere organisatie
van zorg en multidisciplinaire samenwerking. Mits voldoende aangetoond kan:
○ monodisciplinaire fysio- en oefentherapie bij bepaalde indicaties zwaardere (ziekenhuis)zorg
voorkomen, vervangen of langdurig uitstellen.
○ multidisciplinaire fysio- en oefentherapie dichter bij de patiënt geleverd worden,
voor lagere kosten. Dit kan wanneer het in de eerste lijn wordt geleverd, in plaats
van in ziekenhuizen of revalidatie-instellingen. Dit vraagt om regionale én interdisciplinaire
samenwerking.
○ fysio- en oefentherapie bijdragen aan weerbaarheid en zelfredzaamheid van kwetsbare
ouderen en onnodige medicalisering voorkomen. Daarom moet worden uitgewerkt waar de
grens ligt tussen het zorgdomein en het sociale domein. Betere samenwerking tussen
de eerste lijn en de gemeente is hierbij van belang.
Reactie op het rapport
Ik waardeer de inspanningen die gedurende een periode van meer dan drie jaar zijn
geleverd door het Zorginstituut en de betrokken veldpartijen. Het Zorginstituut is
evenwel tot de conclusie gekomen niet te kunnen adviseren. Hierdoor is het niet duidelijk
wat een passende vormgeving van de aanspraak op eerstelijns fysio- en oefentherapie
uit het basispakket kan zijn. Ook is er geen beschrijving van een aanspraak op fysio-
en oefentherapeutische zorg die bij kan dragen aan de versterking van de eerste lijn
en ontbreekt een beschrijving van hoe de meerwaarde van fysio- en oefentherapie is
aan te tonen. De maatschappelijke impact van fysio- en oefentherapie in het basispakket
komt hierdoor ook maar beperkt terug in het eindrapport.
Uit het met de PAFOZ-partijen doorlopen traject komt een breed gedragen beeld naar
voren dat fysio- en oefentherapie een waardevolle bijdrage kunnen leveren aan de benodigde
transformatie in de zorg. Dit is ook opgenomen in het Integraal Zorgakkoord (IZA)(bijlage
bij Kamerstuk 31 765, nr. 655). Het is laagdrempelige, niet-invasieve zorg waarbij patiënten zelf een actieve rol
spelen. Soms kan het een goede vervanging zijn voor meer invasieve ingrepen of de
behoefte aan langdurige ondersteuning uitstellen.
Ondanks het feit dat het rapport geen advies bevat, neem ik de verbetermogelijkheden
binnen de huidige aanspraak mee in andere trajecten die lopen, die in de volgende
paragraaf worden toegelicht.
Wanneer fysio- en oefentherapeutische zorg wordt geleverd in de tweede en derde lijn,
wordt deze wel vergoed. Wanneer deze tweede- of derdelijnszorg mogelijk kan worden
voorkomen, vervangen of langdurig uitgesteld door eerstelijns fysio- of oefentherapie,
dan is vergoeding hiervan nu niet mogelijk. Het Zorginstituut stelt dat eerst meer
onderzoek naar de effectiviteit en het substitutiepotentieel van eerstelijns fysio-
en oefentherapeutische zorg nodig is, voordat het eventueel in het basispakket opgenomen
kan worden. Daarom vind ik het positief dat het Zorginstituut bereid is om ondersteuning
te bieden bij het benodigde onderzoek.
Beleidstrajecten eerstelijns fysio- en oefentherapie
Zoals aangegeven kan paramedische zorg een waardevolle bijdrage leveren aan de kwaliteit
van leven, zelfredzaamheid van mensen en aan het functioneren van ons zorgstelsel.
Ik onderzoek hoe ik dit het beste kan oppakken binnen de uitvoering van het IZA. Daarnaast
benoem ik een aantal belangrijke trajecten, om de fysio- en oefentherapie beter te
positioneren binnen de zorg. Dit betreft het kwaliteitskader, het marktonderzoek en
de gegevensuitwisseling.
IZA
Versterking van de eerste lijn is belangrijk om de toegankelijkheid van de zorg op
lange termijn te waarborgen. Dit is uitgewerkt in de Visie eerstelijnszorg 2030, die begin 2024 is vastgesteld. In de visie is aangegeven dat paramedici, waaronder
fysio- en oefentherapeuten, een belangrijke rol hebben binnen de versterking van de
eerste lijn. Paramedici kunnen de zelfstandigheid en de kwaliteit van leven van mensen
bevorderen, de huisarts en andere zorgverleners ontlasten en zorg uit de tweede lijn
overnemen. In de visie is daarom ook aandacht voor het versterken van de positie van
paramedici binnen de eerstelijnszorg, zodat hun expertise optimaal benut kan worden.
Paramedici nemen deel aan de realisatie van de visie eerstelijnszorg en kunnen gebruik
maken van het ZonMw programma «Versterking organisatie eerstelijnszorg». Dit programma
heeft als doel om regio’s en wijken te ondersteunen bij het implementeren van de Visie
eerstelijnszorg 2030. Naast ondersteuning van de multidisciplinaire samenwerking in
regio’s en wijken is er ook monodisciplinaire ondersteuning. Fysio- en oefentherapeuten
kunnen bijvoorbeeld gebruik maken van de monodisciplinaire vouchers voor het opzetten,
inrichten of uitbreiden van de monodisciplinaire organisatiegraad.
VVTB
Het uitgangspunt van VVTB is dat alle zorg die vergoed wordt uit het basispakket moet
werken. Als er onduidelijkheid over de effectiviteit van zorg is, dan dient het onderzocht
te worden. Daarbij hebben alle partijen een rol, wat het Zorginstituut in het eindrapport
ook belicht. Ik vind het positief dat het Zorginstituut afspraken tussen zorgverleners
wil begeleiden en onderzoeken naar pakketwaardigheid wil ondersteunen. In lijn hiermee,
kijk ik ook uit naar de Handleiding paramedische zorg die het Zorginstituut binnenkort uitbrengt. Deze handleiding moet beroepsgroepen
en onderzoekers duidelijkheid geven over hoe de meerwaarde van paramedische zorg,
waaronder fysio- en oefentherapie, aan te tonen is.
Het Kwaliteitskader Fysio- en oefentherapie
Het Zorginstituut stelt dat geen advies mogelijk is door het uitblijven van een Kwaliteitskader.
De beroepsgroepen (KNGF, SKF en VvOCM), Zorgverzekeraars Nederland (ZN) en de Patiëntenfederatie
hadden gezamenlijk een Kwaliteitskader Fysiotherapie en Oefentherapie (hierna: Kwaliteitskader) ontwikkeld. Ik heb u op 7 juni 2024 geïnformeerd over het
verwerpen van dit Kwaliteitskader door de leden van de KNGF4. Ook heb ik u geïnformeerd over de start van de verkenning van de Kwaliteitsraad
van het Zorginstituut over of de doorzettingsmacht ingezet moet worden om opname van
het Kwaliteitskader in het Register van kwaliteitsstandaarden (Register) mogelijk
te maken.
Ik hecht er aan dat het Kwaliteitskader wordt vastgesteld. Ten eerste zorgt het opnemen
van het Kwaliteitskader in het Register voor het waarborgen van de kwaliteit van de
fysio- en oefentherapeutische zorg. Ten tweede geeft het duidelijkheid over de inhoud
van fysio- en oefentherapeutische zorg, wat van groot belang is voor een passende
vergoeding.
De deadline voor het aanbieden van het kwaliteitskader voor fysio- en oefentherapie
is op 28 maart 2024 verstreken. Alle partijen hebben de afgelopen jaren veel tijd
en energie gestoken in een gezamenlijk kwaliteitskader. Door het verstrijken van de
deadline op de Meerjarenagenda en omdat het ondanks alle zorgvuldigheid partijen niet
gelukt is om tot overeenstemming te komen heeft de Raad van Bestuur van het Zorginstituut
op 22 april 2025 besloten doorzettingsmacht in te zetten om alsnog tot een kwaliteitskader
fysio- en oefentherapie te komen. De Kwaliteitsraad vergadert 14 mei 2025 hierover.
Vanaf dat moment verlopen de contacten en communicatie via de Kwaliteitsraad.
Zodra het Kwaliteitskader is opgenomen in het Register wil ik de veldpartijen ondersteunen
bij de implementatie hiervan via een ZonMw-programma. Dit is aanvullend op het huidige
programma Paramedische Zorg, dat loopt van 2023 tot en met 2026.
Marktonderzoek paramedische zorg
Het is belangrijk om meer zicht te krijgen in het functioneren van de markt van de
paramedische zorg in de volle breedte, met in het bijzonder aandacht voor de toegankelijkheid
van de sector nu en in de toekomst. Daarom heb ik in lijn met de motie van lid Krul
(27 november 2024)5 de NZa gevraagd onderzoek te doen naar de marktomstandigheden en mogelijke oplossingen
voor knelpunten in de paramedische zorg. In de fasering wordt in eerste instantie
gestart met fysiotherapie. Zoals toegezegd zal ik uw Kamer voor het Commissiedebat
Zorgverzekeringsstelsel op 19 juni 2025 informeren over een eerste analyse van de
NZa met inzichten rondom het functioneren van de markt en de toegankelijkheid binnen
de fysiotherapie. Mogelijke oplossingsrichtingen voor de fysiotherapie die hieruit
naar voren komen volgen naar verwachting in de herfst van 2025.
Gegevensuitwisseling paramedische zorg
Om paramedische zorgverleners goed met elkaar en met andere zorgverleners te laten
samenwerken, is het ook nodig dat zij onderling op een veilige en gestandaardiseerde
wijze gegevens uit kunnen wisselen. Ook is gegevensuitwisseling van belang om digitale
of hybride innovatie en zorgvernieuwing te stimuleren. Om deze reden heb ik aan zeven
paramedische beroepsgroepen gezamenlijk een subsidie verstrekt die gericht is op het
verbeteren van de digitale gegevensuitwisseling tussen zorgverleners en patiënten.
De looptijd van dit programma is van 1 april 2024 tot en met 31 maart 2028.
Tot slot
De paramedische zorgsectoren, waaronder de fysio- en oefentherapie, vormen een belangrijke
schakel in de transformatie naar toegankelijke, effectieve en toekomstbestendige zorg.
Binnen het IZA is er dan ook terecht aandacht voor de rol van fysio- en oefentherapeuten.
In het kader van het aanstaande Hoofdlijnenakkoord Ouderenzorg kijk ik naar interventies
die bijdragen aan het versterken van de zelfstandigheid en het behoud van eigen regie,
en de rol van fysio- en oefentherapeuten hierbij. Met het ontwikkelen van een kwaliteitskader,
het verbeteren van de gegevensuitwisseling en het verkrijgen van beter inzicht in
de marktwerking, zetten we concrete stappen richting een sterkere positionering van
deze beroepsgroepen binnen de eerste lijn.
Ik blijf mij inzetten voor het wegnemen van belemmeringen, het versterken van de samenwerking
en het benutten van het volledige potentieel van de paramedische zorg. Uw Kamer houd
ik vanzelfsprekend op de hoogte van de voortgang.
De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
V. Maeijer
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
V. Maeijer, staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport