Brief regering : Stand van zaken onderwijsregio's
27 923 Werken in het onderwijs
Nr. 512
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 25 april 2025
Elk kind verdient goed onderwijs en goed onderwijs vergt samenwerken. Een leraar moet
zich kunnen focussen op lesgeven, waardoor kinderen zich goed kunnen ontwikkelen.
Structurele personeelstekorten in het onderwijs zetten de kwaliteit, continuïteit
en kansengelijkheid van ons onderwijs onder druk. Want goed onderwijs begint bij voldoende,
goed opgeleide leraren, schoolleiders en ondersteunend onderwijspersoneel. Het verbeteren
van de kwaliteit van het onderwijs is een van de speerpunten van het kabinet en met
het Herstelplan dragen we hier oplossingen voor aan.
De tekorten confronteren scholen en besturen met uitdagingen die zij niet alleen kunnen
en hoeven op te lossen. Scholen moeten niet concurreren om leraren, maar samen de
instroom verhogen en zorg dragen voor behoud en ontwikkeling van personeel. Daarom
werken schoolbesturen, opleidingen en de beroepsgroep in onderwijsregio’s samen om
te zorgen voor voldoende, goed opgeleid onderwijspersoneel.
In navolging hiervan is er door de leden Soepboer (NSC) en Ceder (CU) een motie ingediend
die erop toeziet dat de onderwijsregio’s geen extra bestuurslaag worden, dat kosten
van ongewenste overhead zo minimaal mogelijk moeten zijn en dat de onderwijsregio’s
teruggebracht dienen te worden naar een structurele stimuleringsregeling voor regionale
samenwerking waarbij eventuele vrijkomende middelen geïnvesteerd moeten worden in
het primaire proces.1 Met deze brief informeren wij uw Kamer over de uitvoering van deze motie.
Wij zullen eerst stilstaan bij het belang van regionale samenwerking en de totstandkoming
van de onderwijsregio’s. Vervolgens beschrijven wij wat de onderwijsregio’s wel zijn
en wat niet en hoe dit samenkomt met de motie. Tenslotte informeren wij u over hoe
wij de verzoeken uit de motie borgen en op welke manier wij een vinger aan de pols
houden.
1. Werken aan de aanpak van schaarste door de jaren heen
De afgelopen jaren hebben we beter zicht gekregen op hoe de tekorten tot stand komen,
waar de tekorten zich voordoen en welke scholen daar het meeste last van hebben. Evident
is dat de tekorten ongelijk verdeeld zijn over het land, maar ook juist binnen regio’s
en bijvoorbeeld tussen schooltypen.2
De schaarste aan leraren en schoolleiders leidt geregeld tot concurrentie en tot grote
verschillen tussen scholen. Ruim de helft van de scholen buiten de G5 in het primair
onderwijs (po) heeft geen tekort terwijl vooral de scholen met de grootste uitdagingen
tekorten hebben die soms wel oplopen tot 40% of meer. Zij zijn constant op zoek naar
(nood)maatregelen om de continuïteit en kwaliteit van het onderwijs zoveel mogelijk
te borgen en trekken daarbij vaak aan het kortste eind. Kinderen zijn daarvan de dupe.
Scholen zien zich dan soms genoodzaakt om tijdelijk en prijzig personeel als ZZP’ers
of via detacheringsbureaus in te zetten. Dit terwijl juist deze scholen behoefte hebben
aan goede leraren, schoolleiders en onderwijsondersteunend personeel die voor langere
tijd aan de scholen verbonden zijn.
De ramingen van de tekorten in het onderwijs en het rapport van de commissie Demografische
ontwikkelingen 2050 laten zien dat de schaarste op de arbeidsmarkt de komende decennia
zal aanblijven.3 Dit vraagt van alle scholen om na te denken over hoe zij de kwaliteit van het onderwijs
kunnen borgen in deze tijden van schaarste.4 Door het werven, matchen, begeleiden, professionaliseren en opleiden van leraren
samen te doen op regionaal niveau kunnen meer mensen voor het onderwijs behouden blijven
die beter op hun plek komen op de school naar keuze en besparen we op overhead en
wervingskosten.
Samenvoegen van regelingen
Hoewel er resultaten zijn geboekt, hebben de verschillende maatregelen die door de
jaren heen zijn ingezet, onbedoeld geleid tot versnippering en inefficiënte inzet
van middelen. In combinatie met de verwachte ontwikkeling van de tekorten is het noodzakelijk
om de aanpak te verbeteren. In opdracht van OCW zijn verschillende rapporten uitgebracht
waarin wordt opgeroepen tot een integraal plan, sturing en meer solidariteit.5
Deze rapporten vormen de basis voor de koers die samen met de landelijke partners6 is uitgezet: het terugbrengen van de versnipperde regionale aanpakken tot een landelijk
dekkend netwerk van onderwijsregio’s waarin schoolbesturen, lerarenopleidingen en
de beroepsgroep samenwerken om te zorgen voor voldoende en (blijvend) goed opgeleid
onderwijspersoneel. Dit betekent dat we de regionale aanpak personeelstekorten, de
geïntensiveerde aanpak via convenanten po in de G5 en samen opleiden en professionaliseren
bundelen tot één regeling.
Om te komen tot een integrale aanpak zijn deze verschillende regelingen, met bijbehorende
financiering, samengevoegd. Op deze manier geven we het onderwijs via één overzichtelijke
regeling ook de middelen om de gestelde ambities te realiseren. Het uitgangspunt is
dat onderwijsgeld zoveel mogelijk in de klas terecht komt en niet verdwijnt in ondersteunende
structuren. Hiermee is de regeling onderwijsregio’s, zoals verzocht in de motie Soepboer/Ceder,
gericht op een structurele stimuleringsregeling voor regionale samenwerking. Naar
aanleiding van deze motie is dat nog duidelijker in de nieuwe (meerjarige) regeling.
De middelen worden primair ingezet voor het werven, behouden en opleiden van voldoende
en kwalitatief onderwijspersoneel passend bij de vraagstukken in de betreffende regio.
Het teruggaan naar de voorgaande situatie achten wij niet wenselijk, omdat dit opnieuw
zal leiden tot versnippering en het uiteenvallen in veel verschillende regionale samenwerkingsverbanden
met overlappende doelstellingen en bijbehorende drukte.
2. Samenwerken in solidariteit
De kern van de onderwijsregio’s is samenwerken. Schoolbesturen, lerarenopleidingen
en de beroepsgroep gaan samen aan de slag met de uitdagingen op de onderwijsarbeidsmarkt.
Het vraagt solidariteit om de kwaliteit, continuïteit en kansengelijkheid in tijden
van schaarste te borgen. We kunnen namelijk niet accepteren dat bepaalde vakken in
het voortgezet onderwijs (vo) niet meer gegeven kunnen worden of dat kinderen naar
huis worden gestuurd.
De maatschappelijke opgave staat centraal
De maatschappelijke opgave om onderwijstekorten tegen te gaan, staat centraal, maar
verschilt per regio. Beginpunt voor elke regio is het maken van een analyse van de
eigen situatie. De Realisatie Eenheid (RE) ondersteunt de onderwijsregio’s met informatie
en data om tot een goede analyse te komen, via onder meer het dashboard onderwijsarbeidsmarkt.7 De partijen in de regio stellen op basis hiervan een aanpak op. Wat werkt wel, wat
werkt niet en wat past ook bij de visie en context van de regio.
De onderwijsregio’s werken zo integraal aan alle facetten van een goedlopende arbeidsmarkt,
van werven, matchen, opleiden en begeleiden tot aan de blijvende professionalisering,
passend bij hun maatschappelijke opgave. Op die manier werkt een regio met een hoog
schoolleiderstekort aan het werven en opleiden van meer schoolleiders, komen goede
initiatieven om meer meesters voor de klas te krijgen tot stand en is er veel aandacht
voor zij-instromers. Over de doelen van de regio maken partijen in de regio onderling
ambitieafspraken. Om zo te komen tot een effectieve, lerende aanpak.
Wij erkennen dat de regio’s verschillende behoeften hebben, zoals de motie Soepboer/Ceder
benadrukt en houden daar ook rekening mee. Zo bieden we ruimte voor landelijke onderwijsregio’s,
die georganiseerd zijn rondom onder andere christelijk(-reformatorisch) onderwijs
en houden we in de nieuwe subsidieregeling rekening met de uitdaging voor dunbevolkte
onderwijsregio’s om de continuïteit van het onderwijs duurzaam te organiseren.
Samenwerken is niet eenvoudig maar brengt ons verder
Samenwerken is niet eenvoudig. Scholen, besturen en lerarenopleidingen opereren in
een complexe omgeving met verschillende uitdagingen, opdrachten en belangen. Het vraagt
om over de grenzen van de eigen organisatie te werken en om een meerjarige visie en
vertrouwen. Dat vergt tijd en ondersteuning en moet uiteindelijke zorgen voor meer
duidelijkheid in de aanpak en bestuurlijke rust. Dat wordt ook onderstreept vanuit
het onderwijsveld.
De onderwijsregio’s werken vanuit een lerende aanpak, waarbij goede ideeën onderling
gedeeld worden en onderwijsregio’s de ruimte krijgen vorm te geven aan wat voor hén
werkt. Zij kennen de regionale arbeidsmarkt immers het beste. De RE stimuleert, ondersteunt
en volgt de ontwikkelingen. Dat doen zij bijvoorbeeld via kennisdeling, het geven
van cijfermatig inzicht en via peilgesprekken om te horen wat er in onderwijsregio’s
gaande is.
De transitie van losse regelingen en verschillende samenwerkingen naar een integrale
manier van werken met meer (financiële) ruimte is logischerwijs wennen. Maar het heeft
ook resultaat opgeleverd: nu een landelijk samenhangend dekkend netwerk, waar er eerder
meer dan tweehonderd losse samenwerkingsverbanden waren. Komende jaren staan in het
teken van het uitvoeren van activiteiten en boeken van resultaten. Het is daarbij
van belang dat wij kritisch blijven over wat we van onderwijsregio’s verwachten en
scherp monitoren waar de (meerjarige) financiering naar toe gaat. Daarnaast moeten
we vanuit de overheid de partijen in de regio tijd en ruimte gunnen om te laten zien
wat de samenwerking oplevert.
3. Sturen op resultaat
Wij vinden het belangrijk dat onderwijsregio’s écht een verschil gaan maken in de
aanpak van het lerarentekort en dat effecten merkbaar worden in de klas. Dit wordt
onderstreept in de motie. De samenwerking van schoolbesturen, lerarenopleidingen en
de beroepsgroep in de onderwijsregio’s moeten ervoor zorgen dat de aandacht van scholen
uit kan gaan naar het primaire proces in het onderwijs. Zodat leraren vol vertrouwen
en goed opgeleid voor de klas kunnen staan, en schoolleiders zich kunnen richten op
het aansturen van hun teams.
De motie Soepboer/Ceder roept ons op om middelen structureel in te zetten in het herstel
van de kwaliteit van het primaire onderwijsproces. Samenwerking ontstaat niet vanzelf.
Vrijblijvendheid leidt tot versnippering en ad-hoc oplossingen, terwijl het onderwijsveld
aangeeft behoefte te hebben aan duidelijkheid en een aanpak gericht op de lange termijn.
Waarbij een kader, en geen strakke structuur, om de krachten te bundelen gewenst is.
Duidelijke afspraken over samenwerken, geen nieuwe leemlagen
Onderwijsregio’s zijn netwerken die ten dienste staan van scholen, hun besturen en
de lerarenopleidingen. Besluiten worden genomen door de betrokken partijen zelf, op
basis van gezamenlijk belang en gedeelde verantwoordelijkheid. Effectieve samenwerking
begint bij duidelijke afspraken zodat partijen gezamenlijk de grote uitdagingen waar
zij voor staan aan kunnen pakken. Hiertoe stellen zij een samenwerkingsovereenkomst
op en mandateren zij een penvoerder. Dit is ook nodig vanuit het oogpunt van rechtmatig
en doelmatig inzetten van (subsidie)middelen. Gezamenlijk zijn de partijen aan zet
om de samenwerking goed vorm te geven en de middelen effectief in te zetten. Zij hebben
zelf een groot belang om ervoor te zorgen dat de middelen ten goede komen aan de klas
en de leerling. De overheadkosten worden zo beperkt en efficiënt samenwerken wordt
beloond.
Om te monitoren of de inspanningen ook het gewenste resultaat hebben en om te kunnen
bijsturen, laten wij, mede naar aanleiding van de motie Stoffer/Ceder8, een evaluatieonderzoek uitvoeren naar de effectiviteit van de onderwijsregio’s.
Hierover hebben wij uw Kamer eerder geïnformeerd.9 Wij voeren dit onderzoek uit in afstemming met de landelijke partners, die ook in
de begeleidingscommissie zitten. De eerste conceptrapportage zal in juni meegestuurd
worden met de brief over de lerarenstrategie.
Tot slot
We hebben veel nodig in de aanpak van het lerarentekort en verwachten daarbij veel
van de onderwijsregio’s. Dat is belangrijk, want we staan gezamenlijk voor een grote
uitdaging. Dat vraagt van ons als kabinet en Kamer om de partijen in de regio de tijd
en vertrouwen te geven om resultaat te sorteren. Zoals gezegd kunt u van ons verwachten
dat wij de ontwikkelingen nauwkeurig zullen volgen en u daarover zullen informeren
zodat indien nodig kan worden bijgestuurd.
Mede namens de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
M.L.J. Paul
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M.L.J. Paul, staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap