Brief regering : Stand van zaken over de verbetering van de situatie van kinderen en amv in de asielopvang
19 637 Vreemdelingenbeleid
Nr. 3400
BRIEF VAN DE MINISTER VAN ASIEL EN MIGRATIE
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 23 april 2025
De asielopvang staat al geruime tijd onder grote druk. Hierdoor is de inzet van noodopvanglocaties
nog altijd nodig.1 De realiteit is dat hiermee ook de situatie voor een aanzienlijke groep kinderen
in de asielopvang al langere tijd niet optimaal is. Dit vind ik een zeer onwenselijke
situatie. Verschillende rapporten van de Inspectie van Justitie en Veiligheid2, de Inspectie Jeugd- en Gezondheidzorg3 en maatschappelijke organisaties4 hebben de afgelopen periode dit onder de aandacht gebracht. Ik wil voorop stellen
dat een goede opvang van kinderen en alleenstaande minderjarige vreemdelingen (amv)
mijn hoogste prioriteit heeft. Het betreft hier een kwetsbare doelgroep die zorg en
aandacht behoeft en verdient.
Een belangrijke taak van de migratieketen is dat kinderen op een goede manier worden
opgevangen en dat zij de juiste begeleiding ontvangen. Ook de toegang tot onderwijs
en zorg is met de druk op de opvangcapaciteit, het verblijf van kinderen en amv in
noodopvanglocaties en de verhuisbewegingen die hiermee noodgedwongen gepaard gaan,
reden tot zorg. Vanuit het Ministerie van Asiel en Migratie wordt samen met het COA,
Nidos, het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) en het Ministerie
van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) constant verkend op welke manieren, in
lijn met eerder aangenomen moties en toezeggingen, de situatie voor kinderen in de
(asiel)opvang en hun welzijn verbeterd kan worden. In deze gesprekken worden ook de
conclusies van de verschillende rapporten van Inspecties en kinderrechtenorganisaties
meegenomen.
In dit kader kan ik alvast met uw Kamer delen dat het COA een hernieuwde en verdiepende
inventarisatie is gestart naar de situatie van kinderen in de (asiel)opvang, in aanvulling
op en ter actualisering van eerdere inventarisaties. Het doel hiervan is in kaart
te brengen welke locaties wel of niet voldoen aan de diverse standaarden om kinderen
op te vangen en wat ervoor nodig is om verbeteringen hierin te realiseren. Hierbij
wordt niet alleen gekeken naar voorzieningen, aangeboden activiteiten en welzijn op
de locaties, maar wordt ook bijvoorbeeld de toegang tot onderwijs en zorg betrokken.
De uitkomsten van dat onderzoek worden deze zomer verwacht. Op basis van de uitkomsten
zal ik uw Kamer informeren over verdere concretere acties om de situatie voor kinderen
en amv in de (asiel)opvang te verbeteren.
Tot die tijd blijven het kabinet, het COA en Nidos zich volop inzetten om waar mogelijk
verbeteringen door te voeren en wat goed gaat te behouden. Want hoewel er zeker verbeteringen
moeten plaatsvinden, gebeurt al veel. In deze brief informeer ik u over de voortgang
van onze gesprekken en inzet de komende tijd. Hierbij worden ook eerder gemaakte toezeggingen
en aangenomen moties betrokken en opvolging gegeven aan de motie van het lid Podt
(D66) over ieder kwartaal de Kamer te informeren over de stand van zaken ten aanzien
van de opvang van amv (Kamerstuk 19 637, nr. 3089), waar uw Kamer op 25 oktober 2024 voor het laatst over geïnformeerd is (Kamerstuk
19 637, nr. 3305).
Omdat de opvang voor kinderen die met hun gezin worden opgevangen en de opvang voor
amv anders is geregeld, behandel ik deze groepen waar nodig apart van elkaar in deze
brief. De brief is als volgt opgebouwd:
I. Plaatsingsbeleid
II. Juiste voorzieningen voor kinderen in de (asiel)opvang
III. Toegang tot onderwijs
IV. Toegang tot gezondheidszorg
V. Opvang van amv
I. Plaatsingsbeleid
Het uitgangspunt is en blijft dat kinderen (dus ook amv) niet op noodopvanglocaties
verblijven. En dat als dat gebeurt, het verblijf van kinderen op noodopvanglocaties
van zo’n kort mogelijke duur is. Hiermee geef ik opvolging aan de ingediende motie
van de leden Boomsma (NSC) en Rajkowski (VVD)5 om mij maximaal in te spannen om gezinnen met kinderen te plaatsen in noodopvanglocaties
die ook voor hen geschikt zijn.
Zoals toegelicht tijdens de plenaire vergadering van de Eerste Kamer van dinsdag 18 maart
jl., wil ik te allen tijde voorkomen dat mensen op straat moeten slapen. Met het aanhoudende
tekort aan structurele opvangplekken en de gebrekkige uitstroom naar huisvesting in
gemeenten lukt dit nog steeds onvoldoende en komt het voor dat kinderen in de noodopvang
moeten verblijven. Mijn ministerie en het COA vinden het wenselijk dat deze doelgroep
met voorrang wordt doorgeplaatst naar reguliere opvang. Kinderen met voorrang in reguliere
locaties plaatsen zodra er een plek vrij komt is echter niet altijd mogelijk en /
of wenselijk. Hier zijn verschillende redenen voor. Zo zijn er meer groepen die voorrang
hebben, zoals mensen die voorrang krijgen op basis van medische gronden. Daarnaast
wordt, zodra er een plek vrijkomt op een reguliere locatie, deze ingezet voor bewoners
die op locaties verblijven waar een noodzaak tot doorplaatsen is. Dat kan zijn voor
het ontlasten van Ter Apel, Budel en Zevenaar, maar ook het leegmaken van locaties
die sluiten. Tot slot kan het ook een overweging zijn om kinderen niet naar een reguliere
locatie te verplaatsen, omdat de verhuizing (en het daarmee gepaard gaande wisselen
van school) grotere nadelen heeft dan de voordelen van een reguliere locatie.
Omdat in zijn algemeenheid niet gesteld kan worden dat kinderen met voorrang op reguliere
locaties worden geplaatst en omdat er veel groepen zijn die voorrang hebben, zijn
er ook geen termijnen afgesproken waarbinnen kinderen vanuit de noodopvang naar reguliere
locaties worden doorgeplaatst. Het Kabinet kan om deze redenen niet volledig uitvoering
geven aan de motie van de leden Ceder (CU) en Boomsma (NSC)6, maar probeert samen met het COA zo veel mogelijk naar de geest hiervan te handelen.
Ik vind het belangrijk hierbij ook aan te geven dat niet alle noodopvanglocaties onderdoen
voor reguliere locaties en dat amv (in tegenstelling tot kinderen die reizen met een
familielid) niet in de tijdelijke gemeentelijke opvang (TGO) worden geplaatst. In
de tussentijd blijft het kabinet, samen met het COA en Nidos, zich inzetten op het
inrichten en behouden van kindvriendelijke voorzieningen in de opvang.
II. Juiste voorzieningen voor kinderen in de asielopvang
Indien kinderen toch noodgedwongen in een noodopvanglocatie verblijven, gebeurt dit
op locaties die veilig zijn en zoveel mogelijk op locaties die ook de faciliteiten
hebben voor de opvang van kinderen, waar kinderen naar school kunnen, etc. Zoals aangekondigd
is het COA gestart met een inventarisatie om alle (nood)locaties onder de loep te
nemen en te inventariseren waar verbeteringen moeten en kunnen worden doorgevoerd.
Ik zal op basis van de uitkomsten van dit onderzoek uw Kamer informeren over concretere
acties om de situatie voor kinderen en amv in de (asiel)opvang te verbeteren. De eerder
aangenomen moties van de leden Van Nispen (SP), Podt (D66), Ceder (CU) en Piri (GL-PvdA)7, van het lid Van Baarle (DENK)8, van het lid Van Nispen (SP)9 en de toezeggingen10
11 die eerder zijn gedaan aan uw Kamer, zullen hierbij betrokken worden.
Daarbij geldt dat een aantal voorzieningen, naast de bestaande activiteiten, reeds
aanwezig is op alle locaties van het COA en daarmee ook op alle noodopvanglocaties.
Zo kunnen alle kinderen in de (nood)opvang van het COA onbeperkt gebruik maken van
het aanbod van De Voorleeshoek. Dit is een app waarop allerlei soorten kinderboeken
worden voorgelezen in het Nederlands maar ook in verschillende andere talen. Ook hebben
alle locaties toegang tot de WoordExtra app waarop kinderen spelenderwijs hun Nederlandse
woordenschat kunnen oefenen.
Het COA zet er ook op in op noodopvanglocaties voldoende activiteiten voor kinderen
te organiseren en inventariseert ook in welke locaties het aanbod aan activiteiten
uitgebreid kan worden. Denk aan activiteiten die door vaste samenwerkingspartners
worden aangeboden, waarmee gezorgd wordt voor ontspanning en tegelijkertijd ingezet
wordt op het psychosociale welzijn van kinderen en jongeren in de opvang. Voorts wordt
leeftijdsgeschikte voorlichting aan kinderen gegeven over de asielprocedure. Ook worden
activiteiten door de locaties zelf georganiseerd door samen te werken met lokale aanbieders
van sport, spel en cultuur zoals bijvoorbeeld sportclubs, bibliotheken, vrijwilligersorganisaties
waardoor er sportactiviteiten of uitjes in de omgeving worden georganiseerd. Voor
het organiseren van activiteiten zijn er op iedere locatie één of meer begeleiders
van het COA aangesteld met het taakaccent contactpersoon kind, die in dat kader ook
aanspreekpunt zijn voor externe partners.
Op noodlocaties waar amv verblijven worden eveneens bovengenoemde activiteiten georganiseerd
en geldt voor het merendeel van de noodlocaties dat de jongeren in het kader van hun
ontwikkeling en zelfstandigheid ook zelf boodschappen doen en koken.
III. Toegang tot onderwijs
Alle leer- en kwalificatieplichtige kinderen en jongeren hebben recht op onderwijs.
Voor minderjarige asielzoekers is internationaal bepaald in de Europese Opvangrichtlijn
dat zij zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk binnen drie maanden12 na aankomst in Nederland, toegelaten moeten zijn op een school. Mede als gevolg van
het tekort aan voldoende duurzame opvangplekken en tekort aan docenten staat de toegang
tot onderwijs voor minderjarige nieuwkomers onder druk. Dat betekent dat ook kinderen
en jongeren in de leerplichtige leeftijd die asiel zoeken niet overal voldoende snel
toegang hebben tot onderwijs of kan het aanbod onvoldoende integraal worden georganiseerd.
De korte termijn waarbinnen onderwijsplekken moeten worden gerealiseerd voor een grote
groep kinderen, soms voor een beperkte periode, en plotselinge verhuisbewegingen van
leerlingen zijn voor scholen minder voorspelbaar en planbaar, waardoor het onderwijs
op de noodopvang moeilijker te organiseren is dan op een regulier azc of bij betere
spreiding van leerlingen dichtbij voorzieningen en scholen. Bovendien bestaat soms
het onterechte beeld bij gemeenten dat wanneer kinderen korter dan drie maanden in
de gemeente verblijven, gemeenten aan hen geen onderwijs hoeven te bieden. Dit is
een onjuiste aanname. Voor het onderwijs geldt dat, om de continuïteit daarin te waarborgen,
het belangrijk is om kinderen niet meer op (tijdelijke) noodopvanglocaties te laten
verblijven.
Binnen de huidige omstandigheden wordt er hard aan gewerkt om het onderwijs toch zoveel
mogelijk te organiseren. Gemeenten, provincies en scholen dragen zorg voor voldoende
onderwijsplekken. Bij het organiseren van (nood)opvanglocaties moet rekening worden
gehouden met de randvoorwaarden zodat gemeenten, gedeputeerde staten en scholen tijdig
een passende invulling kunnen geven aan uitbreiding van het onderwijsaanbod met waar
relevant ook uitbreiding van locaties en extra personeel. Het COA werkt hierin nauw
samen met gemeenten en scholen. In opvolging van de toezegging13 gedaan in de Eerste Kamer tijdens de begrotingsbehandeling Asiel en Migratie op 18 maart
jl. en soortgelijke toezegging14 gedaan tijdens het commissiedebat Vreemdelingen- en asielbeleid op 19 december 2024
aan de Tweede Kamer, informeer ik u op welke manieren het kabinet inzet op de verbetering
van het onderwijs aan kinderen in de noodopvang.
De regiocoördinatoren nieuwkomersonderwijs van OCW adviseren gemeenten en schoolbesturen
bij het vinden van passende oplossingen wanneer het niet lukt om de onderwijscapaciteit
voldoende op te schalen, danwel een volledig aanbod te kunnen verzorgen. Ook netwerkorganisatie
LOWAN ondersteunt, in opdracht van OCW, scholen die onderwijs verzorgen aan nieuwkomers.
Als alle reguliere mogelijkheden zijn uitgeput, kunnen gemeenten via de Wet tijdelijke
nieuwkomersvoorzieningen voor onderwijs aan nieuwkomerskinderen een tijdelijke nieuwkomersvoorziening
starten. Hiermee krijgt een schoolbestuur tijdelijk de ruimte het onderwijs anders
in te richten op het gebied van onderwijstijd, curriculum en bevoegdheden. Een regulier
onderwijsaanbod is echter altijd te verkiezen boven een tijdelijke plek in een tijdelijke
nieuwkomersvoorziening.
Kortdurende opvang in een gemeente zorgt er bovendien voor dat een school tijdelijk
extra personeel moet vinden. Schoolbesturen kunnen niet altijd tijdig vooraf geïnformeerd
of geconsulteerd worden bij het opzetten van een nieuwe opvanglocatie wegens snelle
op- en afbouw van (nood)opvanglocaties. Wanneer gemeenten huisvestingskosten maken
voor de inrichting van bijvoorbeeld extra lokalen voor het basisonderwijs aan asielzoekerskinderen,
kan de gemeente een beroep doen op de Regeling onderwijshuisvestingsbudgetten asielzoekers
(OHBA-regeling). Het COA voert deze regeling uit. De OHBA-regeling is ook van toepassing
voor huisvestingskosten voor het basisonderwijs aan kinderen verblijvend op een noodopvanglocatie.
Tot slot voert OCW een toekomstverkenning onderwijs aan nieuwkomers15 uit die gestart is in het najaar van 2023. Het Ministerie van OCW heeft toen in de
eerste fase van de toekomstverkenning knelpunten opgehaald die zich voordoen in het
onderwijs aan nieuwkomers. De toekomstverkenning richt zich op problemen in het primair
onderwijs, het voortgezet onderwijs en het middelbaar beroepsonderwijs. De Staatssecretaris
Onderwijs, Cultuur en Wetenschap informeert uw Kamer op korte termijn over de voortgang.
IV. Toegang tot zorg
In onder meer het onderzoek van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ)16 komt naar voren dat de huidige opvangsituatie ook risico’s met zich meebrengt voor
zowel de fysieke als mentale gezondheid. Voor de toegang tot medische zorg is in Nederland
in de regel de huisarts de eerste lijn. Dit geldt ook voor asielzoekers. Op of in
de nabijheid van vrijwel elk asielzoekerscentrum is daarom een huisartsenpraktijk
ingericht. Naast een huisarts maken ook een doktersassistent en een praktijkondersteuner
GGZ deel uit van deze praktijk. Hiermee is de toegang tot de eerstelijnszorg geborgd.
Voor eventuele vervolg/verdere-lijns-zorg wordt gebruik gemaakt van reguliere zorginstellingen.
Voor de publieke gezondheidszorg heeft het COA een contract afgesloten met GGD GHOR
maar zijn lokale GGD-en verantwoordelijk voor het bieden van deze zorg. Zoals de IGJ
heeft geconstateerd lukt het in de regel om kinderen binnen 6 weken na aankomst in
Nederland te zien. Door het inrichten van een zogeheten registratieschil is het in
beeld houden van kinderen sterk verbeterd. Dit geldt ook voor het bijhouden en delen
van de medische informatie. Omdat het Rijksvaccinatieprogramma ook van toepassing
is op asielzoekerskinderen, ontvangen zij daar waar van toepassing (inhaal)vaccinaties.
De gemeenten zijn verantwoordelijk voor de jeugdhulp aan de kinderen, inclusief asielzoekerskinderen,
in hun gemeenten op grond van de Jeugdwet. Eventuele benodigde jeugd GGZ valt hier
ook onder. De bekostiging van deze jeugdhulp verloopt in belangrijke mate via het
gemeentefonds. Daarnaast kunnen gemeenten via een specifieke uitkering (SPUK) een
subsidie aanvragen bij VWS wanneer gemeenten te maken krijgen met niet-beoogde bekostiging
van jeugdhulp met verblijf en de daarmee samenhangende kosten voor een minderjarige.
Deze specifieke uitkering heeft als doel gemeenten te compenseren voor deze kosten.
Dit neemt niet weg dat veel gemeenten, in algemene zin, aangeven dat de bekostiging
van de jeugdhulp onvoldoende is. Dit raakt ook kinderen in de asielopvang. Voor gemeenten
kan de bekostiging van de jeugdhulp voor asielzoekerskinderen echter wel een reden
zijn om het openen van een opvanglocatie te weigeren. De bekostiging van jeugdhulp
mag niet de reden zijn dat gemeenten opvanglocaties weigeren, om die reden zal ik
mijn collega bij VWS vragen naar deze bekostigingssystematiek te kijken.
Zoals hierboven aangegeven wordt voor de medische zorg aan asielzoekerskinderen zoveel
mogelijk aangesloten bij en gebruik gemaakt van de reguliere zorg. Dit betekent helaas
ook dat asielzoekers te maken krijgen met de uitdagingen die er zijn in die zorg,
zoals wachtlijsten. Tegelijkertijd kijk ik met betrokken organisaties constant waar
verbeteringen zijn door te voeren in de toegang tot de medische zorg. Zoals de IGJ
aangeeft is dat ook gelukt ten aanzien van de medische intake, dossiervorming, jeugdgezondheidszorg
en preventie zorg. Ook over de hygiënezorg spreekt de IGJ zich positief uit. Daarnaast
heeft het COA voor de overplaatsingen van asielzoekers die veel, continue of chronische
zorg nodig hebben met de ketenpartners «de ketenrichtlijn continuïteit van zorg bij
verhuizingen» opgesteld. Het doel van deze richtlijn is het bieden van doorlopende
kwalitatief goede zorg en het voorkomen van medische risico’s bij verhuizing voor
bewoners van COA-locaties. Deze richtlijn wordt in de periode april/juni geëvalueerd.
Daar komt ook de inzet van de medische blokkade aan de orde. Mogelijke verbeterpunten
pakt het COA op met haar ketenpartners. Het COA gaat alvast aan de slag om de bekendheid
met de ketenrichtlijn (inclusief het onderdeel medische blokkade), onder de medewerkers
verder te vergroten. Om de toegang tot de GGZ zorg te verbeteren trekt het COA samen
op met de Nederlandse GGZ en VWS. Op basis van de aanbevelingen uit het EGALITE-rapport
(november 2024 Erasmus MC) is voor zwangere vrouwen een aantal verbeteringen in voorbereiding.
Het COA werkt hiervoor intensief samen met de kraamzorg, verloskundigen en GGD GHOR
en GZA in de ketenwerkgroep geboortezorg.
V. Opvang alleenstaande minderjarige vreemdelingen
In de volgende paragrafen licht ik toe hoe het kabinet, samen met het COA en Nidos,
zich inzet om de opvang en welzijn van amv te verbeteren.
Noodmaatregelen opvang van amv
Omdat de laatste maanden door de lagere instroom van amv ruimte is vrijgekomen in
de amv-opvang, heeft het COA recentelijk het besluit genomen om de noodmaatregel van
het doorplaatsen van amv van 17,9 maanden naar reguliere COA-locaties op te schorten.
Met het opschorten van deze maatregel wordt Ter Apel voor een klein deel ontlast,
zowel qua capaciteit als ook de begeleiding van deze kwetsbare doelgroep, omdat COA
ziet dat een deel van deze minderjarigen onvoldoende zelfredzaam is om zelfstandig
in de reguliere asielopvang te verblijven. Ondanks het opschorten van deze maatregel
blijft de mogelijkheid bestaan om de maatregel opnieuw in te zetten wanneer de capaciteitsdruk
bij het COA hierom vraagt. De bezetting bij het COA voor amv houdt stevig aan, waarbij
nog steeds relatief veel gebruik gemaakt moet worden van noodopvang voor deze doelgroep.
De situatie blijft daarmee zorgelijk. De oorzaak hiervan is gelegen in zowel de langdurige
asielprocedures, als de uitstroom van vergunninghouders die met moeite gerealiseerd
wordt.
Intensieve Begeleiding amv en Perspectief Opvang Nidos
Deze maand wordt de opvangvorm «intensieve begeleiding amv» (IBA) geopend in Nijmegen.
Op deze locatie kunnen amv geplaatst worden waarvoor de reguliere opvangmodaliteiten
niet toereikend zijn. De IBA is een kleinschalige opvangvoorziening waar amv kunnen
worden geplaatst met een specifieke hulp- of begeleidingsvraag. Binnen de IBA wordt
ingezet op positieve gedragsombuiging, met als doel de amv minder kwetsbaar of beïnvloedbaar
te laten zijn door negatief gedrag vanuit medebewoners of het netwerk. De IBA zal
naast de Perspectief Opvang Nidos (PON) bestaan, wat reeds wordt ingezet als alternatieve
opvangvorm. Op deze kleinschalige opvangvorm van Nidos kunnen amv die ernstige overlast
hebben veroorzaakt worden geplaatst en die onvoldoende begeleid kunnen worden in de
reguliere amv-opvang. Op de PON worden jongeren geplaatst van wie het gedrag binnen
de mogelijkheden die het COA heeft moeilijker omgebogen kan worden. Amv worden hier
intensief begeleid in hun dagelijks leven en richting een toekomst binnen of, in het
geval van terugkeer, buiten Nederland.
Tot slot
Ik wil nogmaals benadrukken dat ik het van groot belang acht dat kinderen op een goede
en veilige manier worden opgevangen. Ik blijf mij hier dan ook in gezamenlijkheid
met alle betrokken departementen en organisaties onverminderd voor inzetten.
De Minister van Asiel en Migratie, M.H.M. Faber- van de Klashorst
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M.H.M. Faber-van de Klashorst, minister van Asiel en Migratie