Brief regering : Sectorakkoord gaswinning in de Energietransitie
33 529 Gaswinning
29 023
Voorzienings- en leveringszekerheid energie
Nr. 1293
BRIEF VAN DE MINISTER VAN KLIMAAT EN GROENE GROEI
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 23 april 2025
In Nederland werken we hard aan een toekomstbestendig energiesysteem. Terwijl we dat
doen, is het essentieel dat we zorgen voor een betrouwbare, betaalbare en weerbare
energievoorziening voor vandaag en morgen. De huidige geopolitieke ontwikkelingen
maken één ding duidelijk: Nederland moet minder afhankelijk worden van buitenlandse
energiebronnen. Daarom zet dit kabinet zich in voor een divers aanbod van energie.
Aardgas speelt hierbij in de komende decennia nog een belangrijke rol, in de overgang
naar een CO2-neutraal Nederland.
Om de gasleveringszekerheid te borgen, bouwt het kabinet voort op eerdere maatregelen
om de vraag naar gas te verminderen. Tegelijkertijd wordt ook de import gediversifieerd
en de nationale productie op de Noordzee geoptimaliseerd. In lijn met het regeerakkoord
is afgesproken om een sectorakkoord te sluiten, waarin de overheid en de sector samenwerken
aan een stabiel investeringsklimaat en voorspelbaar beleid.
Daarom treft u hierbij het Sectorakkoord Gaswinning in de Energietransitie, dat in samenwerking met branchevereniging Element NL, haar leden en Energie Beheer
Nederland (EBN) tot stand is gekomen.
Verantwoord gebruik van Noordzeegas
Een belangrijk doel van het akkoord is het vergroten van de productie van aardgas
uit kleine velden op de Noordzee. Dit biedt aanzienlijke voordelen: het verkleint
onze afhankelijkheid van geïmporteerd gas, verlaagt de CO2-voetafdruk omdat geimporteerd gas een hogere CO2-uitstoot kent dan gas geproduceerd in eigen land, en genereert inkomsten voor de
Nederlandse staat. Nederland is sinds 2018 netto-importeur van aardgas en importeert
dus al enkele jaren meer aardgas dan het exporteert. Het hier in Nederland gewonnen
aardgas wordt vooral in Nederland en Noord-West Europa verhandeld en gebruikt en draagt
daarmee bij aan de gasleveringszekerheid van Nederland en haar buurlanden. Zoals HCSS
in haar rapport van juli 20231 stelt, is de invloed van de toekomstige Nederlandse gasproductie op de Europese gasprijs
weliswaar beperkt, maar heeft de gezamenlijke Europese gasproductie, inclusief de
Nederlandse productie wel een grote invloed. Hoe lager namelijk de Europese gasproductie,
des te groter de invloed van LNG-producenten op de gasprijs.
Zonder aanvullende maatregelen zal er nog slechts 35 miljard m3 worden gewonnen op de Noordzee, en zou de bestaande olie- en gasinfrastructuur op
zee binnen tien jaar verdwijnen. Dit zou leiden tot een grotere afhankelijkheid van
import en de gemiste kans om bestaande infrastructuur in te zetten voor de energietransitie.
Technisch gezien is er nog een potentieel van circa 150 miljard m3 aardgas op de Noordzee, waarvan naar schatting 100 miljard m3 onder de juiste omstandigheden economisch winbaar is. De maatregelen in dit akkoord
zullen naar verwachting leiden tot een extra productie van 65 miljard m3 aardgas.
Naast de winning van aardgas, vinden er op de Noordzee ook andere activiteiten plaats.
De afspraken die in het Noordzeeakkoord (NZA) zijn gemaakt over onder andere de afweging
van de verschillende belangen, blijven onverminderd van kracht. Ook de afspraak dat
de productie van aardgas op de Noordzee altijd onder het volume van de binnenlandse
vraag blijft, blijft van kracht. Hier stuurt het kabinet op door bij nieuwe en actualisatie
van winningsplannen instemming te verlenen tot en met 2045, waarbij periodiek bekeken
wordt wat de ontwikkeling van de binnenlandse vraag is en wat de verwachte productie
zal zijn. Wel blijft er ruimte voor maatwerk indien dat op een later moment nodig
blijkt te zijn, bijvoorbeeld als blijkt dat er na 2045 toch nog gas nodig is voor
de binnenlandse vraag en dat passend is binnen de klimaatdoelstellingen. Die afweging
zal op dat moment gemaakt moeten worden.
Efficiëntere samenwerking voor gasproductie
Om de gaswinning op de Noordzee efficiënter en duurzamer te maken, wordt middels het
sectorakkoord eerst en vooral ingezet op een nauwere samenwerking binnen de sector.
Dit wordt ondersteund door een regioprogrammering voor de Noordzee, geïnitieerd door
EBN.
Met een «One-operator approach» wordt gezamenlijke prioritering en planning mogelijk. Deze nieuwe aanpak zorgt voor
verlaging van de kosten en risico’s en draagt bij aan het verbeteren van de individuele
business case van een project. Het wordt daardoor aantrekkelijker voor bedrijven om
te investeren in nieuwe projecten. Door een Industry Code of Practice te ontwikkelen,
spreken bedrijven af dat vergunningen worden overdragen aan andere operators als zij
besluiten een gebied niet te ontwikkelen, waardoor potentieel gas alsnog toegankelijk
wordt. De regioprogrammering biedt daarnaast duidelijkheid over geplande werkzaamheden,
toekomstig ruimtegebruik op de Noordzee van deze sector en de benodigde vergunningen.
Sneller en transparanter vergunningenproces
Het vergunningenproces kan sneller, transparanter en voorspelbaarder zonder afbreuk
te doen aan de kwaliteit en de zorgvuldigheid van het proces. Daarom heeft het kabinet
samen met de sector werkafspraken gemaakt over het vergunningenproces. Het Ministerie
van Klimaat en Groene Groei zal in een vroeg stadium worden geïnformeerd over voorgenomen
projecten en voorgenomen aanvragen om zo beter te kunnen prioriteren. Waar nodig vindt
een vooroverleg plaats, zodat technische en procedurele aspecten tijdig worden besproken.
Ook de adviseurs die geraadpleegd worden ten behoeve van het afwegen van de vergunningsaanvraag,
kunnen hier voor worden uitgenodigd. Het kabinet blijft zich inspannen om, in het
kader van een stabiel beleid, met een voorspelbaar proces, binnen wettelijke vereisten
en redelijke termijnen tot een besluit op een aanvraag te komen.
Verhogen van opsporingsactiviteiten
Een verhoging van het aantal opsporingsactiviteiten is essentieel om de gasproductie
te optimaliseren. Het kabinet onderzoekt daarom maatregelen om financiële risico’s
aan de voorkant te verlagen, zoals een groter aandeel van EBN in specifieke opsporingsprojecten
op de Noordzee. In het Commissiedebat mijnbouw van 3 april jl. is toegezegd in deze
brief aan te geven hoe dit wordt vormgegeven. Deze voorgenomen maatregel is opgenomen
in het wetsvoorstel Wet bestrijden energieleveringscrisis, dat eerder van 26 februari
tot 26 maart dit voorjaar ter internetconsultatie heeft gelegen. Onderdeel van dit
wetsvoorstel is dat EBN via het grotere aandeel het risico op zich neemt op het niet
aanwezig zijn van voldoende winbaar gas (ook wel een «droge put» genoemd). Daarom
worden aan de voorkant afspraken gemaakt op welke wijze de operator verplicht is om
zich terug te kopen bij een succesvolle boring en de extra premie die daarbij verschuldigd
is. Daarmee wordt uiteindelijk het risico op een «droge put» collectief door de markt
gedekt. Deze maatregel wordt alleen ingezet als sluitstuk. Operators moeten aantonen
dat zij de andere mogelijkheden voor investering in het betreffende opsporingsproject
hebben verkend.
Gaswinning op Land
Het bijgevoegde sectorakkoord richt zich grotendeels op de gaswinning op de Noordzee.
De afspraken voor gaswinning op land worden nader uitgewerkt. Voor de gaswinning op
land zijn deels andere maatregelen nodig, omdat de gaswinning op land ook andere knelpunten
kent, wat om andere oplossingen vraagt.
De afspraken voor gaswinning op land zullen duidelijkheid moeten gaan bieden over
de verantwoorde afbouw van gaswinning op land en over de voorwaarden waaronder deze
gaswinning nog plaats zal kunnen vinden. Deze afspraken moeten bijdragen aan het vinden
van een balans tussen enerzijds de zorgen van inwoners en regionale bestuurders, en
anderzijds de belangrijke functie die gaswinning op land nog heeft. Zoals toegezegd
in de Kamerbrief van 6 december 20242 wordt de Kamer hierbij geïnformeerd over het proces hoe de afspraken voor de gaswinning
op land tot stand gaan komen.
Gestart is met het definiëren van de onderwerpen waarover het kabinet en de sector
aanvullende afspraken met betrekking tot gaswinning op land willen maken. Die onderwerpen
staan opgenomen in artikel 10 van het bijgevoegd akkoord en zien in ieder geval op:
(i) de wijze waarop de omgeving betrokken wordt bij gaswinning op land; (ii) waar
(mogelijk) wel en niet gas gewonnen wordt, met een duidelijk afbouwpad; (iii) de voorwaarden
voor het verantwoord winnen van gas op en de communicatie daarover; (iv) batendeling
en andere financiële zaken; (v) aanvullende proces- en kwaliteitsafspraken ten aanzien
van vergunningverlening; (vi) abandonnering en nazorg. Op dit moment worden deze onderwerpen
in overleg met de sectorpartijen nader uitgewerkt. Daarbij wordt ook de inbreng van
regionale overheden meegenomen. Na overleg met regionale overheden (waaronder provincies)
worden de uitkomsten samengebracht en uitgewerkt in concrete bepalingen. Streven is
om voor het zomerreces afspraken over gaswinning op land vast te stellen waarna deze
integraal onderdeel zullen uitmaken van het hier voorliggend Sectorakkoord Gaswinning
in de Energietransitie.
Met het afsluiten van bijgevoegd akkoord wordt een belangrijke bijdrage geleverd aan
een betrouwbaar, betaalbaar en weerbaar energiesysteem voor Nederland, en wordt de
stabiliteit en voorspelbaarheid van het overheidsbeleid verstevigd. Tevens wordt het
belang van de Nederlandse gaswinning onderstreept en wordt het startschot gegeven
voor een intensieve samenwerking tussen alle betrokken partijen.
Samen werken we aan een stabiele, betaalbare en duurzame energievoorziening voor Nederland
voor nu en in de toekomst.
De Minister van Klimaat en Groene Groei, S.T.M. Hermans
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
S.T.M. Hermans, minister van Klimaat en Groene Groei