Brief regering : Beleidsreactie Onderzoek regie forensische geneeskunde
33 628 Forensische zorg
Nr. 109
BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 23 april 2025
Op 11 december 2024 heeft Andersson Elffers Felix (AEF) het onderzoeksrapport «Naar
een werkend stelsel forensische geneeskunde» opgeleverd (bijlage 1).
Bijgaand bied ik u het onderzoeksrapport aan. Het betreft onderzoek naar hoe de regiefunctie
voor forensische medische expertise kan worden vormgegeven binnen (een aparte entiteit
van) GGD GHOR Nederland en welke alternatieve opties er zijn.
Het onderzoek is uitgevoerd in opdracht van de drie Ministeries JenV, VWS en BZK als
stelselverantwoordelijke ministeries voor forensische geneeskunde. Voorliggende beleidsreactie
ontvangt u dan ook mede namens de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
en de Staatssecretaris Jeugd, Preventie en Sport.
Hieronder schets ik de achtergrond van de ontwikkelingen bij forensische geneeskunde,
de belangrijkste bevindingen van het rapport en onze reactie op deze bevindingen en
aanbevelingen.
Achtergrond van de ontwikkelingen
De forensische geneeskunde omvat lijkschouw in opdracht van gemeenten, politie en
OM, forensisch medisch onderzoek en medische arrestantenzorg. Het advies van AEF en
deze beleidsreactie gaan over regie op de uitvoering van lijkschouw in opdracht van
gemeenten (niet bedoelende de eerstelijns schouw door de behandelend arts) en politie.
In 2018 heeft het kabinet aangekondigd om de forensische geneeskunde (lijkschouw en
forensisch medisch onderzoek (FMO)) in Nederland te versterken.1 Daartoe is in 2023 het programma Versterking Forensische Geneeskunde gestart in opdracht
van JenV, VWS en BZK.
In de kabinetsreactie uit 2018 is het volgende opgenomen: «Forensische medische expertise in Nederland (lijkschouw, niet bedoelende de eerstelijns
schouw door de huisarts, en forensisch medisch onderzoek) worden met oog voor lokaal
maatwerk zo veel mogelijk samengebracht onder regie van de GGD GHOR.»
Na die kabinetsreactie is bekeken hoe het begrip regie kan worden ingevuld en onder
welke voorwaarden de uitvoering en de regie van FMO en lijkschouw rechtmatig en in
lijn met het kabinetsstandpunt bij de GGD GHOR kan worden belegd. Na consultatie van
de Landsadvocaat in 2024 is geconcludeerd dat er vanuit het mededingings- en aanbestedingsrecht
geen bezwaren bestaan tegen de aanwijzing van GGD GHOR Nederland als «regisseur».
Er zijn echter wel redenen om kanttekeningen te plaatsen bij de keuze voor de GGD
GHOR Nederland vanwege de verenigingsrechtelijke structuur. Om onafhankelijk regie
te kunnen voeren over alle uitvoerende partijen zou het noodzakelijk zijn dat GGD
GHOR Nederland een aparte afdeling/entiteit in het leven roept, die onafhankelijk
van de GGD’en kan opereren en geen verantwoording aan hen aflegt. Deze afdeling/entiteit
zou daartoe een gescheiden boekhouding moeten voeren en op het gebied van de personele
bezetting los moeten staan van de GGD’en.
Naar aanleiding van deze kanttekeningen is AEF om advies gevraagd naar de inrichting
van de regietaken met betrekking tot capaciteitsverdeling, kwaliteitsborging, financiering
en het beschikbaar stellen van een aanspreekpunt voor stelselverantwoordelijken en
opdrachtgevers. Daarnaast is AEF gevraagd te onderzoeken hoe deze regiefunctie kan
worden vormgegeven binnen (een aparte entiteit van) GGD GHOR Nederland, zoals opgenomen
in het kabinetsstandpunt, en om alternatieve opties te verkennen.
Onderzoeksbevindingen
Doelstelling en aandachtspunten
Uit de gesprekken met de betrokken organisaties2 concludeert AEF dat regie geen doel op zich is, maar dat het doel moet zijn om structureel
de knelpunten in de forensische geneeskunde op te lossen. Randvoorwaardelijk is dit
zo eenvoudig mogelijk te organiseren en waar mogelijk aansluitend op de huidige rollen
en verantwoordelijkheden.
AEF komt in zijn onderzoeksrapport tot de volgende drie aandachtspunten:
1. Complexiteit van het werkveld en onduidelijke rollen en verantwoordelijkheden. In
het stelsel forensische geneeskunde werken veel verschillende partijen: publiek en
privaat, landelijk, regionaal en lokaal, vanuit veiligheid en zorg en met heel veel
opdrachtgevers. Deze complexiteit stelt hoge eisen aan de samenwerking en rolduidelijkheid.
2. Gebrek aan een toekomstvisie op het werkveld. Er is een onvoldoende gedeeld beeld
over wat wel en niet onder forensische geneeskunde valt en wat de gewenste doorontwikkeling
is van het vakgebied.
3. Knelpunten in capaciteit, kwaliteit en financiering. Voor de aanbieders is het lastig
om de roosters te vullen en er bestaat geen overzicht in welke capaciteit landelijk
beschikbaar is. Er is onvoldoende overeenstemming over kwaliteitsnormen en geen gedeeld
inzicht in de geleverde kwaliteit. Er is onvoldoende inzicht in de verdeling van middelen
en de mogelijkheden tot sturing middels financiering.
Advies en beleidsreactie
Het advies van AEF gaat niet uit van één centrale regisseur, maar van professionalisering
van de rollen en verantwoordelijkheden van alle partijen betrokken bij de forensische
geneeskunde om toe te werken naar een werkend, samenhangend en duurzaam stelsel forensische
geneeskunde.
Ik onderschrijf dit advies. Het beleggen van de centrale regierol bij de GGD GHOR
is lastig uitvoerbaar en niet doelmatig. Ook doet het geen recht aan de complexiteit
van het veld. Bij de uitwerking van het kabinetstandpunt en na gesprekken met betrokkenen
in het veld ben ik bovendien tot het inzicht gekomen dat de oplossing niet zozeer
zit in een structuurwijziging, maar dat het van belang is bestaande rollen en verantwoordelijkheden
van alle partijen in het stelsel te verduidelijken en te professionaliseren. Hierdoor
worden de partijen beter in staat gesteld om gezamenlijk regie te voeren op de uitvoering
binnen het stelsel. Hiermee kies ik voor een meer pragmatische aanpak die zich richt
op de knelpunten binnen de forensische geneeskunde.
AEF doet een voorstel voor een actieagenda met vier sporen om hier invulling aan te
geven. Ik neem deze actieagenda over en licht elk spoor hieronder toe.
In spoor één zullen wij als stelselverantwoordelijke bewindspersonen samen met de
partijen in het veld een toekomstvisie opstellen voor de forensische geneeskunde.
Een gedeelde visie op hoe de forensische geneeskunde er over 5 tot 10 jaar uit ziet
geeft richting aan de doorontwikkeling van het stelsel op langere termijn.
Spoor twee ziet op versterking van het opdrachtgeverschap. Wij zetten in op professioneel
opdrachtgeverschap. Wij zullen nader onderzoeken wat de knelpunten zijn binnen de
gemeentelijke lijkschouw en welke rol het anders beleggen van het opdrachtgeverschap
kan spelen bij het oplossen van de knelpunten. Hierbij zullen wij ook bekijken welke
rol van de politie hierbij doelmatig en passend is. Daarnaast wordt bekeken hoe het
opdrachtgeverschap van de lijkschouw en FMO, dat nu al in opdracht van politie en
OM plaatsvindt, kan worden versterkt. Wij zullen opdrachtgevers vragen landelijke
uniforme kwaliteitseisen op te nemen in contractering en hier actief op te sturen.
Ook zullen wij onderzoeken of en hoe de wijze van financiering van de forensische
geneeskunde kan worden herzien zodat deze passend is bij de huidige invulling van
de rollen in het stelsel.
Spoor drie ziet op kwaliteitsontwikkeling. Voor dit spoor zullen wij de partijen in
het stelsel vragen om de landelijke kwaliteitsrichtlijnen te herzien. Aangezien het
aan de beroepsgroep is om kwaliteitsnormen voor het vak van forensisch arts vast te
stellen zal de beroepsgroep worden ondersteund om hier het voortouw in te nemen. Wij
zullen met het Forensisch Medisch Genootschap het gesprek aangaan en bespreken of
zij deze rol in kunnen vullen en wat zij hiervoor nodig hebben. Daarnaast zal gekeken
worden hoe het toezicht op het stelsel van de forensische geneeskunde integraal kan
worden georganiseerd. Het is belangrijk dat het toezicht op alle aspecten van forensische
geneeskunde goed is belegd. Ik geef er de voorkeur aan om het toezicht bij één organisatie
te beleggen. Hierover gaan wij het gesprek aan met de Inspectie Gezondheidszorg en
Jeugd.
Als onderdeel van spoor drie nemen we ook de beslissing over de toekomst van het Vooropleidingsregister
mee. Per brief van 15 mei 20233 is dit tijdelijke register tot 1 mei 2025 ingesteld. Omdat de implementatie van deze
beleidsreactie dit jaar inspanning vraagt van alle partijen en het Forensisch Medisch
Genootschap aangeeft dat het register op dit moment helpend is bij het opvangen van
de grootste tekorten aan forensisch artsen, wordt het Vooropleidingsregister forensische
geneeskunde met één jaar verlengd, tot 1 mei 2026.
Spoor vier ziet op de invulling van de opdrachtnemersrol. Hierbij wordt zowel ingezet
op de organisatie, waarbij voldoende coördinatie tussen de uitvoerende partijen plaats
moet vinden, als op transparantie van de informatie die nodig is voor de goede invulling
van de opdrachtgeversrol.
Tot slot
Vanuit onze stelselverantwoordelijkheid zullen de ministeries samen sturing geven
aan de hierboven benoemde actieagenda ten behoeve van de versterking van het stelsel
forensische geneeskunde.
Onder regie van het interdepartementale programma Versterking Forensische Geneeskunde
zullen alle betrokken partijen vanuit hun eigen rol en professie hun bijdrage leveren
aan deze gezamenlijke opgave.
Wanneer er aanleiding toe bestaat, informeren wij u uiteraard nader over de voortgang
op dit dossier.
De Minister van Justitie en Veiligheid, D.M. van Weel
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
D.M. van Weel, minister van Justitie en Veiligheid