Brief regering : Reactie op verzoek commissie over het bericht ‘Institutioneel racisme bij OM en rechtbanken’
30 950 Racisme en Discriminatie
Nr. 452
BRIEF VAN DE MINISTER EN DE STAATSSECRETARIS VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 18 april 2025
Inleiding
Bij brief van 17 december 2024 heeft de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid
van uw Kamer ons verzocht te reageren op het bericht «Institutioneel racisme bij OM
en rechtbanken» op de website van Controlealtdelete.nl.1 Deze website heeft een analyse uitgevoerd op basis van de uitkomsten van een onderzoek
van Investico en NOS op 3, in samenwerking met De Groene Amsterdammer.2 Uit het onderzoek van Investico en NOS op 3 kwam naar voren dat praktisch opgeleide
verdachten met een migratieachtergrond drie keer zo vaak een gevangenisstraf opgelegd
krijgen als theoretisch opgeleide verdachten zonder migratieachtergrond.
Op basis van de genoemde analyse heeft Controlealtdelete.nl geconcludeerd dat verdachten
met een migratieachtergrond door het Openbaar Ministerie (OM) vaker worden gedagvaard
dan verdachten zonder migratieachtergrond. Ook zouden verdachten met een migratieachtergrond
van de rechter structureel vaker een gevangenisstraf opgelegd krijgen dan verdachten
zonder migratieachtergrond. Op basis van deze bevindingen heeft Controlealtdelete.nl
geconcludeerd dat er bij het OM en rechtbanken sprake is van institutioneel racisme.
Reactie Openbaar Ministerie en Rechtspraak op de bevindingen van Investico
Zowel het OM als de Rechtspraak heeft naar aanleiding van de bevindingen uit het onderzoek
van Investico en NOS op 3 aangegeven dat zij hun ogen niet sluiten voor het risico
van (onbewuste) vooroordelen in de oordeelsvorming en de gevolgen die dat kan hebben
voor rechtsgelijkheid.
Het OM heeft in zijn reactie op de bevindingen van Investico en NOS op 3 aangegeven
dat rechtsgelijkheid en maatwerk belangrijke uitgangspunten zijn, waartussen altijd
spanning bestaat. Daarom werkt het OM met een landelijk uniform strafvorderingsbeleid.
In richtlijnen zijn per strafbaar feit heldere en herkenbare uitgangspunten geformuleerd,
waar een officier van justitie in het individuele geval van af kan wijken, als sprake
is van hetzij strafverzwarende, hetzij strafverminderende omstandigheden. Daardoor
kan rekening worden gehouden met alle omstandigheden van het geval.
In zware en gevoelige zaken wordt bovendien op structurele basis strafmaatoverleg
met een aantal ervaren officieren van justitie en medewerkers georganiseerd, om te
komen tot een goede behandeling van de zaak en een passende eis. Daarbij worden ook
de persoonlijke omstandigheden van de verdachte meegewogen. In complexe gevallen wordt
ook voorzien in reflectiebijeenkomsten met ervaren officieren van justitie, die onder
meer tot doel hebben om mee te denken over de richting van het onderzoek en over het
al dan niet inzetten van bepaalde opsporingsmiddelen. In 2011 is de Landelijke reflectiekamer
ingesteld voor bespreking van regio-overschrijdende zaken, landelijk gevoelige zaken,
complexe juridisch-inhoudelijke vraagstukken, vragen van opportuniteit of zaken met
een zeer groot maatschappelijk belang. In de Landelijke reflectiekamer zitten ervaren
officieren van justitie en advocaten-generaal, maar ook advocaten, wetenschappers,
politiefunctionarissen en externe deskundigen, zoals hoogleraren of financieel deskundigen.
Het voorkomen van ongerechtvaardigde rechtsongelijkheid is dan ook een belangrijk
thema. Zowel aan straftoemeting als oordeelsvorming wordt in (verplichte) opleidingen
en cursussen binnen het OM aandacht besteed.
De Raad voor de rechtspraak heeft aangegeven dat de onderzoeksresultaten een belangrijk
signaal zijn aan de Rechtspraak en deze een spiegel voorhouden. Naar aanleiding van
het onderzoek van Investico en NOS op 3 is binnen de Rechtspraak gesproken over de
uitkomsten van dat onderzoek en de implicaties daarvan voor het werk van de rechter.
Er is een brede erkenning dat er meer dan voorheen aandacht moet worden gegeven aan
onbevooroordeelde oordeelsvorming binnen de gehele organisatie, zowel binnen bestaande
projecten als door nieuwe acties die ingezet gaan worden. Er is daarom de afgelopen
periode gewerkt aan een actieplan. Grotere bewustwording is in dat plan een belangrijke
pijler, maar omdat bewustwording alleen niet voldoende is, is ook gekeken naar welke
andere concrete acties er nodig zijn. Hierbij moet onder meer worden gedacht aan het
stimuleren van gesprekken tussen rechters onderling over mogelijke patronen in de
straftoemetingspraktijk die duiden op bevooroordeelde besluitvorming en een voorstel
om binnen de gerechten met alle medewerkers door middel van workshops te reflecteren
op vooroordelen. Ook omvat het plan een voorstel om het scholingsaanbod3 voor rechters op het onderwerp rechterlijke oordeelsvorming door te lichten, aan
te passen en uit te breiden. Tenslotte is er een breed besef dat aanzienlijk meer
werk moet worden gemaakt van het werkelijk vergroten van de diversiteit binnen de
Rechtspraak. In het actieplan is daarom opgenomen dat bekeken zal worden welke mogelijkheden
er zijn om acties op dit onderwerp te versnellen en te prioriteren.
Conclusie
Rechtsgelijkheid is in onze rechtsstaat een groot goed. Discriminatie in welke vorm
ook tast het vertrouwen van burgers in de rechtsstaat aan. Dit geldt in het bijzonder
voor het strafrecht. Elke vorm van onderscheid in vervolging en bestraffing dat ten
onrechte wordt gemaakt, hoort niet thuis in ons strafrecht en dient te worden bestreden.
Daarom nemen wij elk signaal dat duidt op mogelijke discriminatie in het strafrecht
uiterst serieus. De hierboven genoemde acties die door het OM en de Rechtspraak zijn
genomen, laten zien dat ook deze organisaties dat soort signalen serieus nemen en
werken aan interne bewustwording en verbeteringen om het risico op bewuste of onbewuste
ongelijke behandeling te minimaliseren.
Hoewel wij de signalen die uit het onderzoek naar voren komen serieus nemen, plaatsen
wij wel enkele kanttekeningen bij de onderzoeksmethodiek en conclusie van het onderzoek.
Het onderzoek is op punten immers onvolledig. De journalisten hebben hun onderzoek
gebaseerd op de cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek, waarbij zij aan
de hand van het opleidingsniveau en de achtergrond van verdachten hebben geconcludeerd
dat verdachten van een aantal in het onderzoek genoemde strafbare feiten, met een
laag opleidingsniveau en met een migratieachtergrond, vaker een gevangenisstraf opgelegd
krijgen dan verdachten die hoog opgeleid zijn en geen migratieachtergrond hebben.
Uit deze cijfers valt volgens de journalisten zelf niet af te leiden waarom de straffen
verschillen. Zij geven daarbij aan dat uit hun onderzoek niet blijkt of er bijvoorbeeld
sprake is van recidive of andere persoonlijke omstandigheden van verdachten die van
invloed zijn geweest op de aard en hoogte van de straffen. Nu deze belangrijke aspecten
niet zijn meegenomen is het onderzoek ons inziens onvolledig. Dat geldt daarom ook
voor de genoemde conclusie van Controlealtdelete.nl.
Rechters en officieren van justitie doen hun werk naar eer en geweten en leveren maatwerk
in elke strafzaak. Op het eerste gezicht identieke gevallen kunnen verschillende uitkomsten
hebben omdat specifieke omstandigheden van zaken en verdachten kunnen verschillen.
Toch is het belangrijk dat we oog hebben voor mogelijke en soms ook onbewuste mechanismen
die een rol kunnen spelen in deze verschillen. Discriminatie in welke vorm ook mag
geen plaats hebben in ons rechtstelsel en moet te allen tijde worden voorkomen.
Uit de genoemde reacties van het OM en de Rechtspraak op het onderzoek van Investico
en NOS op 3 blijkt dat zij de signalen die op ongelijke behandeling kunnen duiden
voldoende serieus nemen en binnen hun eigen organisatie maatregelen nemen om dat zoveel
mogelijk tegen te gaan.
Tot slot
Op dit moment lopen er in opdracht van ons ministerie twee WODC-onderzoeken, te weten
naar klassenjustitie in het strafrecht en naar de cumulatieve oververtegenwoordiging
van groepen met een migratieachtergrond in de strafrechtsketen. Naar verwachting zullen
de kwantitatieve resultaten medio 2025 gereed zijn. Aanvullende kwalitatieve inzichten
volgen in de tweede helft van dit jaar. Aan de hand van de uitkomsten van deze onderzoeken
zullen wij in samenspraak met de betrokken ketenorganisaties beoordelen of, en zo
ja, welke aanvullende maatregelen in de strafrechtketen genomen dienen te worden om
eventuele ongerechtvaardigde ongelijke behandeling tegen te gaan. Wij zullen uw Kamer
over de uitkomsten van deze onderzoeken informeren.
De Minister van Justitie en Veiligheid,
D.M. van Weel
De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,
T.H.D. Struycken
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
D.M. van Weel, minister van Justitie en Veiligheid -
Mede ondertekenaar
T.H.D. Struycken, staatssecretaris van Justitie en Veiligheid