Brief regering : Voortgang schooladvisering en doorstroomtoetsen 2025
31 293 Primair Onderwijs
Nr. 798
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 15 april 2025
Met deze brief informeer ik uw Kamer over de voortgang en laatste stand van zaken
wat betreft verschillende thema’s die samenhangen met de doorstroomtoets, mede in
aanloop naar het commissiedebat over toetsen en examens op 15 mei aanstaande.
De brief blikt terug op de tweede afname van de doorstroomtoets en biedt het voorlopig
beeld aan van de landelijke toetsresultaten, opgesteld door het College voor Toetsen
en Examens (CvTE). Dat de doorstroomtoets een belangrijk instrument is en blijft om
leerlingen een passend schooladvies te geven voor het vo, blijkt uit twee onderzoeken
naar schooladvisering die ik met deze brief ook aan uw Kamer aanbied. Tot slot licht
de brief toe hoe we, in nauwe samenspraak met het veld, werken aan de doorontwikkeling
van toetsen in het primair onderwijs. Er leven momenteel verschillende politieke en
maatschappelijke vragen die maken dat wij ons de komende tijd herbezinnen op de functie,
vorm en inrichting van de doorstroomtoets. Hierbij informeer ik uw Kamer over de voortgang
op verschillende moties en toezeggingen die te maken hebben met toetsen in het po.
Terugblik afname doorstroomtoets schooljaar 2024–2025
De afgelopen weken doorliepen basisscholen voor de tweede keer het pad van achtereenvolgens
schooladvisering, de doorstroomtoets en de centrale aanmeldweek voor het vo. Dit nieuwe
pad volgt uit de Wet doorstroomtoetsen po, die er is gekomen na een zorgvuldig proces
met uw Kamer en het onderwijsveld.
Als bijlage bij deze Kamerbrief treft u een publicatie van het CvTE, met een voorlopig
beeld van de normering en de landelijke toetsresultaten, uitgesplitst naar de diverse
doorstroomtoetsen.1 Daaruit blijkt dat het landelijk beeld van schooljaar 2024–2025 lijkt op dat van
2023–2024.2 De landelijke percentages van de toetsadviezen en de behaalde referentieniveaus schetsen eenzelfde beeld als vorig schooljaar. Dankzij de normering en de
ankeropgaven kunnen de prestaties op de toetsen niet alleen goed worden vergeleken
tussen de verschillende doorstroomtoetsen maar ook met afgelopen jaar. Dat het CvTE
haar taak op zorgvuldige wijze uitvoert is recent bevestigd door onafhankelijk onderzoek
van ETS Global.3
Het CvTE zal in haar definitieve analyse, die wordt verwacht in juni, uitgebreider
terugblikken op de landelijke toetsresultaten en nader ingaan op verschillen die zichtbaar
zijn tussen de resultaten van de diverse doorstroomtoetsen. Die verschillen tussen
de toetsresultaten zijn beter zichtbaar geworden door de nieuwe normering die vanaf
vorig schooljaar geldt.4 Het CvTE onderzoekt waar deze verschillen vandaan komen.5 Dit onderzoek is complex en vergt een lange adem, omdat resultaten van meerdere jaren
nodig zijn om de analyses te maken. Waar nodig en mogelijk worden tussentijdse resultaten
direct gebruikt ter verbetering van de toetsen.
Ondertussen staan de ontwikkeling van de doorstroomtoets en het proces van schooladvisering
niet stil. Na de eerste afname van de doorstroomtoets zijn bij verschillende partijen
uit het veld ervaringen opgehaald. Op grond daarvan is de procedure dit jaar op een
aantal punten beter afgestemd op de praktijk. Net als vorig jaar is scholen een extra
week geboden om een geschikt moment te vinden de doorstroomtoets af te nemen, zodat
er rekening gehouden kan worden met belangrijke culturele en religieuze tradities.
Daarnaast zijn er werkafspraken gemaakt om scholen meer tijd te bieden rondom de centrale
aanmeldweek en de beslisperiode voor toelating in het vo. Het kabinet zorgt ervoor
dat deze tijdelijke oplossingen op termijn ook wettelijk verankerd worden.6 Tot slot is de communicatie over een aantal zaken verduidelijkt, zoals over de maatregel
bijstellen schooladvies en de schooladvisering richting het praktijkonderwijs.7
Scholen konden dit jaar kiezen uit dezelfde zes aanbieders als vorig jaar. Doordat
twee van deze aanbieders zowel een papieren als digitale doorstroomtoets ontwikkelen,
zijn er in totaal acht verschillende toetsen afgenomen. Dit diverse aanbod aan doorstroomtoetsen
is geboren uit de wens van uw Kamer om scholen keuzevrijheid te bieden, zodat zij
een doorstroomtoets kunnen kiezen die past bij hun visie en leerlingen.8 Net als eerder kozen veel scholen ervoor om een andere toets af te nemen dan het
jaar ervoor, dit jaar in iets hogere mate dan voorheen.9 Alle toetsen worden op gelijke wijze genormeerd door het CvTE. Daarmee krijgt een
leerling een toetsadvies dat volgt uit de prestaties op de gemaakte toets, onafhankelijk
van het jaar waarin de toets gemaakt wordt en onafhankelijk van de vaardigheid van
andere leerlingen die dat jaar de toets maken. De toetsadviezen die uit de toetsen
komen geven een betrouwbaar beeld van de prestaties die individuele leerlingen hebben
laten zien op taal en rekenen.
Over de afname van dit jaar zijn geen grote onregelmatigheden gerapporteerd. Wel was
er dit jaar een aantal basisscholen dat ouders de keuze gaf of hun kind wel of geen
doorstroomtoets zou maken. Dit mag niet: basisscholen zijn wettelijk verplicht om
de doorstroomtoets te laten maken door iedere leerling in het laatste leerjaar die
niet onder een van de wettelijke ontheffingsgronden valt. Wanneer basisscholen dit
weigeren, ontnemen ze leerlingen de kans op een objectief tweede gegeven en daarmee
de kans op bijstelling van het schooladvies. Om deze redenen hebben de Inspectie van
het Onderwijs en OCW geïntervenieerd bij deze scholen.10 De scholen in kwestie hebben de doorstroomtoets alsnog bij alle leerlingen in groep
8 (zonder wettelijke ontheffingsgrond) afgenomen.
Onderzoeken schooladvisering
Jaarlijks monitort DUO de ontwikkelingen op het gebied van schooladvisering en de
schoolloopbanen in de onderbouw van het vo. Bijgevoegd bij deze brief ontvangt u de
monitor van 2023–2024.11 De monitor onderstreept het belang van de doorstroomtoets als tweede gegeven in de
schooladviesprocedure, omdat er nog steeds groepen leerlingen zijn die vaker te maken
krijgen met een onderschatting in hun voorlopig schooladvies. Daarnaast laat de monitor
zien wat de eerste effecten zijn van de maatregel die bijstellen van het schooladvies
bij een meer theoretisch toetsadvies in principe verplicht stelt, tenzij dit niet
in het belang is van de leerling. Er is nog geen zicht op de doorstroom van de eerste
lichting leerlingen die de doorstroomtoets heeft gemaakt gedurende de onderbouw van
het vo, deze leerlingen zitten nu pas in de eerste klas van het vo.
Uw Kamer is afgelopen zomer reeds geïnformeerd over het gegeven dat driekwart van
de leerlingen die in 2024 op de toets lieten zien meer uitdaging aan te kunnen een
bijgesteld schooladvies kregen. In voorgaande jaren was dat bij minder dan een derde
van deze groep leerlingen het geval.12 Hierdoor krijgen veel meer leerlingen de kans om in het vo te starten met een schooladvies
dat past bij de vaardigheden die zij op de doorstroomtoets hebben laten zien. Uit
de analyses van DUO blijkt ook dat de onderlinge verschillen in welke leerlingen een
bijstelling krijgen over het algemeen zijn afgenomen. De maatregel rondom het bijstellen
van schooladviezen resulteert dus mogelijk in een grotere kansengelijkheid tussen
verschillende groepen.
Leerlingen met bepaalde kenmerken krijgen nog steeds vaker te maken met onderschatting
in hun voorlopig schooladvies (ten opzichte van het toetsadvies), dan leerlingen met
andere kenmerken (zie tabel hieronder). Dit geldt het meest voor leerlingen met een
lagere sociaaleconomische status (SES) en leerlingen op het platteland en daarnaast
ook voor leerlingen met een niet-westerse migratieachtergrond en meisjes. Dit onderstreept
het belang van de verplichte bijstelling wanneer de doorstroomtoets laat zien dat
een leerling meer uitdaging aankan. Want elke leerling verdient het om diens potentieel
waar te maken en een passend schooladvies te krijgen.
leerlingkenmerk
% leerlingen onderschat in voorlopig schooladvies t.o.v. resultaat op de doorstroomtoets
(2023–2024)
% leerlingen dat bijgesteld advies kreeg (t.o.v. van totale aantal leerlingen dat
in aanmerking kwam voor bijstelling) in 2023–2024
% leerlingen dat bijgesteld advies kreeg (t.o.v. van totale aantal leerlingen dat
in aanmerking kwam voor bijstelling) in 2022–2023
SES
lage SES
43
80
34
gemiddelde SES
33
75
28
hoge SES
17
85
32
stedelijkheid
niet tot weinig
37
68
23
matig tot sterk
31
78
29
zeer sterk
27
88
42
migratieachtergrond1
niet-westers
36
86
41
geen
31
73
25
geslacht
meiden
33,5
77,4
29,3
jongens
30
75,6
29,1
X Noot
1
Met het jaarlijks bijhouden van de ontwikkelingen op het gebied van schooladvisering
in relatie tot het kenmerk migratieachtergrond wordt uitvoering gegeven aan de motie
van het lid Van Baarle, Kamerstuk 36 200 VIII, nr. 117. Vanaf volgend jaar zal DUO ook de relatie tussen migratieachtergrond en andere kenmerken
– zoals SES- analyseren. Hiermee wordt een start gemaakt aan de groeiende behoefte
om scherper in beeld te krijgen wat de rol is van migratieachtergrond in relatie tot
andere kenmerken in de waardering van cognitieve vaardigheden, zoals ook blijkt uit
het onderzoek van het Verwey Jonker Instituut (zie onder) en andere recente onderzoeken
van onder andere SCALIQ en Thomas van Huizen.
De DUO monitor geeft beperkt inzicht in de kruisverbanden tussen verschillende kenmerken,
zoals SES en migratieachtergrond, en de oorzaak van de geconstateerde onderschatting
van leerlingen. Het verkennende onderzoek dat het Verwey-Jonker Instituut op verzoek
van OCW heeft gedaan naar onderadvisering benadrukt ook dat er aanzienlijke kennishiaten
zijn als het gaat om structurele oorzaken van onderadvisering in Nederland.13 We moeten beter begrijpen welke leerlingen worden getroffen door onderadvisering,
hoe dat gebeurt (welke mechanismen een rol spelen) en waar (in welke context). OCW
zal daarom dit jaar opdracht geven om vervolgonderzoek naar onderadvisering te starten
in lijn met het advies van het Verwey Jonker Instituut.
Dubbele schooladviezen vragen om aanpassingen DUO monitor
Het is daarnaast van belang dat we goed in de gaten houden waar leerlingen – zeker
degenen met een bijgesteld schooladvies – in de onderbouw van het vo terechtkomen.
We zien dat steeds meer leerlingen een dubbel schooladvies krijgen. Met een dubbel
advies krijgen leerlingen meer ruimte om de best passende plek in het vo te vinden.
Om beter aan te sluiten bij de beweging richting dubbele schooladviezen zal DUO vanaf
volgend jaar de doorstroom in het vervolgonderwijs op een andere manier in beeld brengen.
In de DUO monitor van dit jaar zit een leerling met een dubbel schooladvies in leerjaar
drie altijd «onder» of «boven» advies. Met het groeiend aantal dubbele schooladviezen lijkt het
daardoor alsof steeds minder leerlingen in leerjaar 3 «op» advies zitten, terwijl
zij eigenlijk conform hun advies terecht zijn gekomen in een van de twee onderwijssoorten
van het dubbele advies. Vanaf volgend jaar volgt de DUO monitor de werkwijze toegepast
bij onderzoek door de Inspectie van het Onderwijs.14 Met die nieuwe werkwijze kunnen we de effecten van de doorstroomtoets – inclusief
de maatregel rondom het bijstellen – de komende jaren beter in het vizier houden.
Aparte toetsadviescategorie pro
Zoals in het debat over praktijkonderwijs op 11 september 2024 toegelicht, verkent
stichting Cito momenteel de mogelijkheid om een aparte toetsadviescategorie praktijkonderwijs
(pro) te realiseren.15 Wanneer deze verkenning is afgerond gaat het Ministerie van OCW hierover met de betrokken
veldpartijen in gesprek, om te bezien welke opties het beste aansluiten bij de praktijk.
U wordt zo snel mogelijk geïnformeerd over de uitkomsten.
Doorontwikkeling toetsen primair onderwijs
Gezien de curriculumherziening, en de verschillende politieke en maatschappelijke
vragen en wensen rondom toetsing in het po, onderzoekt het Ministerie van OCW:
– De vormgeving van het stelsel: hoe we ervoor kunnen zorgen dat alle leerlingen (een
variant van) dezelfde doorstroomtoets maken, zodat scholen een objectief tweede gegeven
hebben bij het schooladvies;16
– De functie van de doorstroomtoets: deze moet primair ten dienste staan aan de ontwikkeling
van de leerling en de ondersteuning van de leerkracht;
– De inhoud van toetsen: zowel van de doorstroomtoets als van erkende LVS-toetsen. Hoe
we waarborgen dat toetsen nauw aansluiten bij de doorlopende leerlijn tussen primair
en voortgezet onderwijs, zodat toetsen echt van meerwaarde zijn voor het onderwijsproces
en/of voor de vaststelling van het schooladvies.
Dat doen we in nauw overleg met verschillende partners: zowel partijen uit het onderwijsveld
(de onderwijsbonden, de sectorraden, Ouders en Onderwijs, AVS) worden hierbij betrokken,
als de Inspectie, SLO, toetsexperts en uitvoeringsorganisaties, waaronder stichting
Cito en het CvTE. Het is daarbij van belang dat toetsen geen doel op zichzelf zijn,
maar een middel dat ondersteunend is aan het leerproces.
Deze verschillende vraagstukken houden verband met elkaar, maar vergen elk een eigen
analyse en aanpak die hieronder uiteengezet worden – met verwijzingen naar de daarbij
relevante moties en toezeggingen.
Vormgeving stelsel
De diversiteit aan doorstroomtoetsen, die er sinds de Wet eindtoetsing po in 2015
is en die met de Wet doorstroomtoetsen po in 2022 werd bestendigd, staat ter discussie.
Sinds schooljaar 2023–2024 is er één normering voor alle toetsen en daardoor hebben
we beter zicht op de verschillen in resultaten tussen die toetsen. Dat roept de vraag
op of deze verschillen wenselijk zijn, gegeven de functies van de doorstroomtoets.
Uiteindelijk moet een keuze worden gemaakt tussen de wens om scholen zo veel mogelijk
vrijheid te geven een toets te kiezen die past bij hun visie of schoolpopulatie en
de wens dat elke leerling dezelfde toets maakt. Ik heb u in een eerdere brief een
update gestuurd over de verkenning naar wat er nodig is om te komen tot één doorstroomtoets
en te komen met een mogelijk tijdpad voor de invoering daarvan.17
Verschillende functies doorstroomtoetsen
Het uitgangspunt is dat de doorstroomtoets haar functie als objectief tweede gegeven
bij het schooladvies behoudt, met als doel onderadvisering tegen te gaan. Ook de motie
van de leden Stoffer (SGP) en Ceder (CU) roept op om «in de komende jaren de doorstroomtoets
verder te ontwikkelen tot een instrument dat weer primair ten dienste staat aan de
ontwikkeling van de leerling en de ondersteuning van de leerkracht».18 Tegelijkertijd staat de doorstroomtoets ook ten dienste van toezicht, een stelselbeeld
en ontwikkeling van beleid. Om goed invulling te geven aan de motie, moeten we een
goede balans zien te vinden tussen deze verschillende functies.
Het Ministerie van OCW onderzoekt daarom samen met de Inspectie de rol van de doorstroomtoets
in het onderwijsresultatenmodel voor het po. De resultaten van de doorstroomtoets
zijn onderdeel van de risico-indicatoren die aanleiding kunnen geven tot nader onderzoek.
Ook zijn de resultaten van invloed op het eindoordeel dat een school kan krijgen.
Dit is in de wet vastgelegd. Aan dat eindoordeel kunnen vergaande consequenties zitten.
Bij een herhaald eindoordeel «zeer zwak» bestaat bijvoorbeeld de mogelijkheid tot
beëindiging van de bekostiging. Daarnaast zijn de resultaten van de doorstroomtoets
onderdeel van het stelselbeeld op basis waarvan beleid mede wordt vormgegeven. We
moeten dan ook verkennen hoe we invulling kunnen geven aan deze motie en de verschillende
opties en ontwikkelingen zorgvuldig afwegen. De uitkomsten van deze verkenning kunnen
mogelijk onderdeel uitmaken van de nieuwe onderzoekskaders van de inspectie, die in
2027 van kracht worden. Over de uitkomsten van de verkenning wordt uw Kamer voor het
einde van 2025 geïnformeerd.
De inhoud van toetsen
In april 2025 worden de definitieve conceptkerndoelen opgeleverd voor het po voor
de leergebieden taal en rekenen. Dit geeft aanleiding voor een toekomstbestendige
doorontwikkeling van toetsen in het po, waarin ook de inhoud van toetsen onder de
loep genomen wordt. De curriculumherziening is een uitgelezen kans om opnieuw te kijken
naar het gebruik van toetsen en waar nodig de inhoud daarop aan te passen, zodat toetsen
echt van meerwaarde zijn. Dat geldt zowel voor centrale toetsen als de doorstroomtoets,
als voor schooleigen toetsing.
Hoewel scholen in theorie veel autonomie hebben om eigen keuzes te maken ten aanzien
van toetsing, zien we dat toetsen bij veel scholen nog geen integraal onderdeel uitmaken
van hun visie op goed onderwijs. Het nieuwe curriculum vraagt van scholen dat zij
scherpere keuzes maken in waarom en hoe zij toetsen, waarbij de toetsdruk voor leerlingen
en leerkrachten moet worden meegewogen. Hier ligt voor scholen een opdracht om met
een eigen visie- en beleidsontwikkeling rondom toetsen te komen, zodat toetsen de
leerkracht helpen het onderwijs effectief in te zetten. Formatief handelen en bewuster
omgaan met frequentie en rapportage van toetsing, kan de toetsdruk verminderen die
leraren en leerlingen ervaren. Perverse prikkels die de toetsdruk onnodig vergroten
moeten we daarbij scherper in zicht hebben en waar mogelijk wegnemen. Zo onderzoeken
we in samenwerking met aanbieders van LVS-toetsen en het CvTE hoe we de rapportage
van LVS-resultaten meer kunnen richten op de individuele groei van leerlingen en we
bekijken hoe scholen betere informatie kunnen krijgen over het gebruik van de resultaten
op LVS-toetsen, bijvoorbeeld via de toetsaanbieders en in de Handreiking schooladvisering.
Maatschappelijk leeft de vraag hoe we met een brede blik kunnen kijken naar de vaardigheden
van leerlingen. Bepaalde vaardigheden krijgen soms minder aandacht wanneer die niet
getoetst worden (versmalling van onderwijs door «teaching to the test»). De motie
van het lid Bisschop riep om die reden op te onderzoeken hoe we schrijfvaardigheid
kunnen toetsen in de doorstroomtoets.19 Daarnaast zou je ook leerlingen willen waarderen op andere vaardigheden waarin ze
uitblinken.20 De motie van de leden Beertema (PVV) en Paul (VVD) riep daarom op te onderzoeken
hoe we praktische vaardigheden in de doorstroomtoets kunnen toetsen.21 De invulling van deze moties wordt meegenomen in de inhoudelijke doorontwikkeling
van toetsing in het po ten gevolge van het nieuwe curriculum. Daarmee kunnen deze
zowel in de doorstroomtoets landen, als in LVS- of schooleigen toetsen.
Waar de doorstroomtoets in de komende jaren al inhoudelijk doorontwikkeld zal worden,
onderzoeken we voor langere termijn ook wat de mogelijkheden zijn om voor de overgang
van het po naar het vo te werken met een breder leerlingportfolio, dat de leerling
met al diens talenten en capaciteiten in beeld brengt. Zo kunnen leerlingen ook waardering
krijgen voor vaardigheden die minder goed met een gestandaardiseerde toets in beeld
te brengen zijn.22 We bekijken wat hier in technische en juridische zin voor nodig is, waarbij de administratieve
last voor leraren beperkt dient te blijven. Onderdeel daarvan is een inventarisatie
van hoe scholen op dit moment al met een bredere blik kijken naar de ontwikkeling
van de leerling, en daarbij ook de sociaal-emotionele en praktijkgerichte vaardigheden
van leerlingen volgen. Die inventarisatie loopt op dit moment en de resultaten worden
eind 2025 verwacht.
We willen ervoor zorgen dat wijzigingen in het toetsstelsel zoveel mogelijk samen
vallen met wijzigingen naar aanleiding van het nieuwe curriculum, zodat scholen niet
op te veel momenten te maken hebben met veranderingen. Zoals toegezegd in mijn eerdere
brief naar aanleiding van de motie Rooderkerk, die oproept te onderzoeken wat nodig
is om over te gaan op één doorstroomtoets, deel ik in het najaar met uw Kamer een
gedetailleerder tijdpad waarmee komende jaren wijzigingen kunnen worden doorgevoerd.
Afsluitend
Alle leerlingen verdienen een plek op school waar ze de beste versie van zichzelf
kunnen worden. De onderzoeken die als bijlage zijn meegestuurd met deze brief laten
zien hoe belangrijk het is dat we een objectief tweede gegeven hebben voor het schooladvies.
Het kabinet kijkt met een scherpe blik naar de doorontwikkeling van toetsen in het
po, die we ondernemen vanwege de herziening van de kerndoelen enerzijds en de verschillende
politieke en maatschappelijke geluiden over toetsing anderzijds. Ik zie ernaar uit
hierover met uw Kamer in gesprek te gaan.
De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
M.L.J. Paul
Indieners
-
Indiener
M.L.J. Paul, staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap