Brief regering : Ondernemingsrechtelijke aspecten van de baby-bv
29 752 Modernisering van het ondernemingsrecht
Nr. 18
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 15 april 2025
In het commissiedebat over civielrechtelijke onderwerpen van 23 oktober jl.1 heb ik, naar aanleiding van vragen van het lid Sneller en het toenmalige lid Maatoug,
van uw Kamer, aangegeven dat ik in een gezamenlijke brief met de Staatssecretaris
van Financiën – Fiscaliteit, Belastingdienst en Douane aan uw Kamer zal ingaan op
de ondernemingsrechtelijke kant van de problematiek van baby-bv’s, in het bijzonder
op een minimumleeftijdsgrens voor aandeelhouderschap. In deze brief, die ik u aanbied
mede namens de Staatssecretaris van Financiën, ga ik in op die ondernemingsrechtelijke
kant.
Het stellen van een leeftijdsgrens voor het oprichten van een vennootschap of voor
aandeelhouderschap van een besloten vennootschap (bv) in het algemeen, met als doel
de bestrijding van het ontgaan van schenk- en erfbelasting, acht ik om meerdere redenen
niet opportuun. Het aandeelhouderschap door minderjarigen van bv’s komt in Nederland
relatief weinig voor. Het stellen van een leeftijdsgrens zou bovendien eenvoudig omzeild
kunnen worden. Landen om ons heen hebben vergelijkbare flexibele rechtsvormen als
de bv. In Nederland kan eenvoudig een bv worden opgericht naar bijvoorbeeld Duits
recht of naar het recht van een ander land (zowel binnen als buiten de EU) dat geen
leeftijdsgrenzen op dit punt stelt. Ook zijn de praktische bezwaren van een baby-bv
groter dan de voordelen ervan, waardoor niet te verwachten is dat van deze figuur
in de praktijk veel gebruik zal worden gemaakt, zoals ook de huidige cijfers aantonen.
In het onderstaande licht ik een en ander verder toe.
1. De baby-bv – Algemeen
De term baby-bv wordt gebruikt voor een bv die door de ouders als wettelijk vertegenwoordigers
is opgericht op naam van hun baby of jonge kind. De aandelen worden gehouden door
het kind. Ook de bv die door de ouders zelf is opgericht en waarvan ze de aandelen
vlak na de oprichting, die dan nog nauwelijks iets waard zijn, aan hun baby of jonge
kind overdragen, wordt hier onder de baby-bv verstaan.2 Vervolgens zorgen de ouders voor zorgen zij voor de feitelijke bedrijfsvoering. De
ouders vertegenwoordigen hun minderjarig kind bij het uitoefenen van de rechten die
aan de aandelen zijn verbonden en zullen doorgaans ook de bestuurders van de bv zijn,
vergelijkbaar met de directeur-grootaandeelhouder (dga). De bv betaalt ook de belastingen
die voortvloeien uit de onderneming (inkomstenbelasting en mogelijk vennootschapsbelasting,
BTW, etc.). Als de aandelen in de loop der jaren meer waard worden, is dat voordeel
voor het kind. De bv en de onderneming zijn reeds eigendom van het kind. Er is dus
geen sprake van een schenking of overdracht aan het kind zodra het meerderjarig is
en het de onderneming wil voortzetten. De waardestijging van de aandelen ontvangt
het kind zonder dat sprake is van schenkbelasting. Er is wettelijk gezien geen sprake
van een schenking, omdat alle voordelen die er in de bv ontstaan en waardoor de bv
meer waard wordt, al vanaf de start van het aandelenbezit van het kind toebehoren
aan het kind. Er is fiscaal gezien dus ook geen sprake van een schenking waarover
schenkbelasting verschuldigd is.
2. Minderjarigheid
Een kind tot achttien jaar (minderjarigen) is in beginsel handelingsonbekwaam (artikel
1:233, eerste lid, BW). Dit houdt in dat het niet zelfstandig rechtshandelingen kan
verrichten, tenzij het rechtshandelingen zijn waarvan in het maatschappelijk verkeer
gebruikelijk is dat een kind van zijn leeftijd deze zelfstandig verricht (artikel
1:234, derde lid, BW). Een minderjarige staat onder gezag van zijn ouders of voogd,
zij zijn de wettelijke vertegenwoordigers van het kind (artikel 1:245 BW). Dat betekent
dat de zeggenschap en verantwoordelijkheid met betrekking tot de persoon van de minderjarige,
het bewind over zijn vermogen en zijn vertegenwoordiging in burgerrechtelijke handelingen,
zowel in als buiten rechte, tijdens de minderjarigheid van het kind bij zijn ouders
of voogd liggen (artikel 1:245, vierde lid, BW). Alleen met hun toestemming is een
minderjarige bekwaam tot het verrichten van bepaalde rechtshandelingen (artikel 1:234
Burgerlijk Wetboek (BW)). Dat geldt ook voor het uitoefenen van de rechten die aan
aandelen in een bv verbonden zijn, want zowel de verwerving als de vervreemding van
aandelen als de uitoefening van de daaraan verbonden rechten zijn rechtshandelingen.
Een rechtshandeling die door een minderjarige is verricht zonder toestemming van zijn
ouders, is vernietigbaar (artikelen 1:234 en 3:32 lid 2 BW).
Een zestien- of zeventienjarige kan aan de kantonrechter vragen om handlichting (artikelen
1:235–237 BW). Dit houdt in dat de minderjarige bepaalde bevoegdheden krijgt die zijn
voorbehouden aan meerderjarigen. De minderjarige heeft daarvoor goedkeuring van zijn
ouders nodig. Na handlichting heeft de minderjarige voor de rechtshandelingen die
eronder vallen, niet meer de instemming van zijn ouders nodig. De kantonrechter bepaalt
uitdrukkelijk welke bevoegdheden aan hem worden toegekend en in de wet is aangegeven
tot welke gebieden die bevoegdheden zich mogen uitstrekken (artikel 1:234 BW). Daartoe
behoort, voor zover hier relevant, de ontvangst van zijn inkomsten en de beschikking
daarover, het in een vennootschap deelnemen en het uitoefenen van een beroep of bedrijf.
De minderjarigheid staat niet in de weg aan het oprichten door de ouders van een bv
in naam van het kind of aan het oprichten van een eigen bv die vervolgens wordt overgedragen
aan het kind. De rechten die aan de aandelen verbonden zijn, worden door de ouders
als wettelijk vertegenwoordigers van hun minderjarig kind uitgeoefend. In het ondernemingsrecht
is geen van het personen- en familierecht of algemene vermogensrecht afwijkende leeftijdsgrens
opgenomen voor het oprichten van een rechtspersoon of het houden van aandelen en het
uitoefenen van de daaraan verbonden rechten.
3. Aantallen baby-bv’s
Aandelenbezit en oprichting van een bv door minderjarigen komen relatief gezien (zeer)
weinig voor. Begin 2024 stonden ca. 1,1 miljoen bv’s ingeschreven in het handelsregister.
Van dat totaal waren er 117 bv’s waarvan een minderjarige voor 100% aandeelhouder
was. In iets minder dan de helft van de gevallen (55) was de minderjarige 16 of 17
jaar oud. De overige 62 bv’s waren in handen van 62 minderjarigen van 15 jaar of jonger.
Zie onderstaande tabel met de stand van 1 januari 2024:
Leeftijdscategorie
Aantal kinderen dat 100% eigenaar is van een bv
0–4
5
5–12
21
12–15
36
16–17
55
In de onderstaande tabel is weergegeven hoeveel bv’s er op naam van minderjarigen
in het handelsregister waren geregistreerd op 1 januari 2022. Tevens is vermeld wat
de omvang van het vermogen in die bv’s is naar de stand van 1 januari 2022 (dat is
het meest recente jaar waarover de gegevens van de aangiften vennootschapsbelasting
beschikbaar zijn). Ook is in het handelsregister gekeken bij hoeveel bv’s een minderjarige
als aandeelhouder is geregistreerd, wat betekent dat het kind minder dan 100% van
de aandelen bezit (met een meerderheids- of een minderheidsbelang).
0–4 jaar
5–12 jaar
13–15 jaar
16–17 jaar
Totaal
Aantal bv’s 100%
9
33
33
58
133
Omvang vermogen in miljoenen euro’s bij 100%
4
14
13
62
93
Aantal bv’s 50–99%
< 5
0
< 5
9
11
Omvang vermogen in miljoenen euro’s bij 50–99%
0
0
0
5
5
Aantal bv’s 5–49%
0
< 5
11
18
30
Omvang vermogen in miljoenen euro’s bij 5–49%
0
0
1
35
36
Zowel het aantal als het vermogen dat de baby-bv’s vertegenwoordigen, is beperkt.
De bovenstaande bv’s met een vermogen van € 4 miljoen voor de bv’s in de leeftijd
van nul tot vier jaar en € 14 miljoen in de leeftijd van vijf tot twaalf jaar, vertegenwoordigen
bij schenking een bedrag van bijna € 2,7 miljoen belastinginkomsten.3 Voor de bv’s in eigendom van kinderen tussen de dertien en vijftien jaar zou het
gaan om € 1,9 miljoen schenkbelasting en voor de categorie zestien- en zeventienjarigen
om € 11,1 miljoen. Bij het ontweken bedrag moet worden bedacht dat het bij de desbetreffende
bv’s de komende jaren totdat zij meerderjarigheid bereiken, nog kan toenemen. Anderzijds
bestaat er ook het risico dat er bv’s bij zitten die in de tussentijd minder waard
worden, failliet gaan of die worden overgedragen en niet meer aan een kind toebehoren.
Naast oprichter en 100%-aandeelhouder kan een minderjarige ook certificaathouder van
aandelen in een bv zijn. In dat geval is er een stichting administratiekantoor tussen
de aandeelhouders en de bv geplaatst, doorgaans bestuurd door de ouders. Bovenstaande
analyse laat deze gevallen buiten beschouwing, maar deze kinderen kunnen wel gevonden
worden als ultimate beneficial owner (UBO) in het UBO-register. Daaruit blijkt dat er nog eens 34 minderjarigen geregistreerd
staan als UBO van een bv zonder dat zij zelf aandeelhouder zijn. Het gaat om 0 kinderen
in de leeftijd 0 t/m 4, om 5 kinderen in de leeftijd 5 t/m 12, om 6 kinderen in de
leeftijd 13 t/m 15 en om 23 kinderen van 16 of 17 jaar oud.
Uit onderzoek naar de activa op de balans van de bv’s bij de belastingaangifte blijkt
overigens dat in nagenoeg alle gevallen bij de bv’s van jongere minderjarigen, de
baby-bv in feite een beleggings-bv is. De activa op de balans zijn dan enkel de beleggingen
(waaronder ook vastgoed) en er is weinig tot geen omzet. Dat maakt deze bv’s vermoedelijk
tot een zuiver fiscaal gedreven vehikel voor het ontwijken van schenkingsrecht en
van belastingheffing in box 3. De bv werkt in deze gevallen als een spaar- of beleggingsrekening
voor het kind. Als de ouders die rekening direct op naam van het kind hadden opgezet,
zonder een bv ertussen, dan hadden de ouders dit vermogen in hun eigen box 3-belastingaangifte
moeten betrekken. Als de bv winst maakt, blijft er overigens wel vennootschapsbelasting
verschuldigd. Een dergelijk gebruik van een bv is het gevolg van het feit dat de bv
een rechtspersoon is en, vertegenwoordigd door het bestuur (artikel 2:240 BW), in
het economisch en het rechtsverkeer alle (rechts)handelingen kan verrichten, zoals
het sluiten van contracten met leveranciers, het in dienst nemen van personeel en
ook het beleggen.
4. Baby-bv en leeftijdsgrenzen in andere landen
Door uw Kamer is in het commissiedebat over civielrechtelijke onderwerpen op 23 oktober
2024 aan de orde gesteld dat sommige andere landen wel een wettelijke leeftijdsgrens
kennen voor het oprichten van een bv of voor aandeelhouderschap in het algemeen. Zoals
daarop in het debat door mij is toegezegd, is onderzocht in welke ons omringende landen
er sprake is van zo’n leeftijdsgrens, alsmede of de ouders in die landen op naam van
het minderjarige kind een besloten vennootschap kunnen oprichten.
Daaruit is naar voren gekomen dat België, Denemarken, Noorwegen, Portugal en Zweden
een leeftijdsgrens kennen van 18 jaar voor de oprichting van een besloten vennootschap.
Er is geen leeftijdsgrens in de wetgeving van Duitsland, Finland, Frankrijk, Hongarije,
Ierland, Luxemburg, Oostenrijk, Tsjechië, het Verenigd Koninkrijk en Zwitserland.
Daar kunnen de ouders in beginsel wel in naam van het kind een besloten vennootschap
oprichten, waarvoor in sommige gevallen de toestemming van een rechter of andere autoriteit
noodzakelijk is.
Er is geen leeftijdsgrens voor het in het algemeen in bezit hebben van aandelen in
België, Denemarken, Duitsland, Finland, Frankrijk, Hongarije, Ierland, Luxemburg,
Oostenrijk, Portugal (alleen als de aandelen zijn geschonken), Tsjechië, het Verenigd
Koninkrijk, Zweden en Zwitserland.
Hieruit blijkt dat een leeftijdsgrens weliswaar in enkele landen voorkomt, maar dat
de meerderheid van deze landen geen leeftijdsgrens kent voor de oprichting van een
bv of het bezit van aandelen. Nederland neemt op dit moment dus geen uitzonderingspositie
in.
5. Commissie vennootschapsrecht
De commissie vennootschapsrecht4 heeft op 31 januari 2025 over het onderwerp baby bv vergaderd. De adviescommissie
heeft daarbij geconstateerd dat het hier niet gaat om een vennootschapsrechtelijk
vraagstuk, dat – in geval hier een fiscaal probleem wordt geconstateerd – ook met
fiscale maatregelen opgelost zou moeten worden. De commissie ziet geen rechtvaardiging
voor maatregelen ten aanzien van de baby bv vanuit rechtspersonenrechtelijk oogpunt.
In het rechtspersonenrecht kan een onderscheid worden gemaakt tussen faciliteren (zoals
de zaken die in de statuten naar eigen inzicht van de vennootschap geregeld kunnen
worden) en reguleren. Een goede reden voor reguleren ziet de commissie hier niet.
Een civielrechtelijke leeftijdsgrens is het verkeerde middel en acht de commissie
daarom principieel niet gewenst en eenvoudig te omzeilen via buitenlandse rechtspersonen.
Deze oplossing zou veel verder strekken dan het fiscaalrechtelijke probleem dat ermee
wordt beoogd op te lossen, aldus de commissie. Zij kan zich vinden in de argumenten
die ook in deze brief worden genoemd.
6. Beoordeling van de leeftijdsgrens
Het gebruik van een bv door deze op te richten op naam van het kind vlak na de geboorte
of op een jonge leeftijd, of door deze als ouders op te richten op eigen naam en deze
vervolgens te schenken aan de baby of het jonge kind waarbij de bv nog geen waarde
vertegenwoordigt, kan met inachtneming van hetgeen in de voorafgaande paragrafen is
opgemerkt als volgt beoordeeld worden.
Kenmerkend voor de baby-bv is dat het vermogen in een bv wordt opgebouwd door een
jong persoon door en met arbeid en het kapitaal van een ander persoon, veelal de ouders.
Dit is in feite hoe de bv voor een groot deel van de ondernemingen functioneert. Via
kapitaal van investeerders (de aandeelhouders) en arbeid van werknemers worden winsten
gegenereerd en daarmee wordt voor de aandeelhouder een vermogenstoename gerealiseerd.
In die zin is dus de structuur van de baby-bv niet afwijkend.
Aan de oprichting van een bv zijn kosten verbonden en jaarlijkse verplichtingen. Zo
geschiedt de oprichting door een notariële akte, die inclusief de statuten openbaar
gemaakt moet worden in het handelsregister, er moet jaarlijks een jaarrekening opgesteld
worden en belastingaangifte gedaan worden. Over de jaren tussen oprichting en meerderjarigheid
van het kind moet er gewoon belasting over de winst betaald worden. Het is enkel de
eenmalige schenkbelasting die ermee ontweken wordt zodra het kind meerderjarig is.
De oprichting van een bv is dus geen vrijblijvende aangelegenheid waaraan enkel fiscale
voordelen zijn verbonden. Dit verhoogt al enigszins de drempel tot oprichting van
een baby-bv.
Aan het oprichten van een baby-bv of het op jonge leeftijd aan een kind schenken van
een belangrijk aandeel in een pas opgerichte bv, kleeft ook een aantal praktische
risico’s. Het is bij een jong kind bijvoorbeeld nog niet te overzien of het bij meerderjarigheid
in staat zal zijn of er prijs op zal stellen om de onderneming voort te zetten die
de ouders hebben opgebouwd. Ook overigens kunnen zich in de periode tussen oprichting
en meerderjarigheid van het kind diverse onvoorziene ontwikkelingen voordoen, waardoor
de ouders de onderneming niet kunnen of willen voortzetten. Een onderneming in een
baby-bv is daarom geen constructie die onmiddellijk voor de hand ligt bij het starten
van een onderneming door een jong gezin.
De cijfers van het aantal baby-bv’s uit paragraaf 3 lijken de twee voorgaande argumenten
te ondersteunen. Het aantal baby-bv’s is gering. De omvang van het probleem zoals
hierboven geschetst in paragraaf 3, lijkt niet zodanig dat hierdoor de invoering van
een leeftijdsgrens in het ondernemingsrecht gerechtvaardigd wordt. De invoering van
een leeftijdsgrens is geen proportionele maatregel. De baby-bv is geen probleem dat
enkel op het gebied van het Nederlandse vennootschapsrecht opgelost kan worden en
onmiddellijke actie vereist door middel van een leeftijdsgrens.
Verder is bij een wettelijke leeftijdsgrens ook de vraag bij welk belang in de vennootschap
die grens zou moeten liggen. Geldt de leeftijdsgrens alleen als het kind de daadwerkelijke
oprichter is en 100% van de aandelen in een bv heeft, dan vallen bv’s waarbij ouders
een klein aandeel hebben om inspraak te houden over de eventuele verkoop, buiten bereik.
Ook de bv die de ouders zelf oprichten en waarvan ze alle aandelen minus één of een
klein aantal aandelen vlak na oprichting, als de waarde ervan nog nihil is, overdragen
aan het kind, valt er dan buiten. De baby-bv zou dan eenvoudig te omzeilen zijn.
Een grens bij een bepaald percentage is lastig te bepalen, want iedere grens is arbitrair.
Bij een hele succesvolle onderneming kan een belang van bijvoorbeeld 90% bij het kind
al voldoende zijn om een flinke heffing schenkbelasting tegemoet te zien als de overige
10% bij meerderjarigheid worden geschonken aan het kind. Bij minder succesvolle ondernemingen
ligt die grens heel anders. Verder zou een dergelijke leeftijdsgrens voor het bezit
van een bepaald percentage van de aandelen leiden tot de vraag hoe een dergelijke
grens gehandhaafd zou moeten worden. Er zou telkens bezien moeten worden hoeveel aandelen
er in de vennootschap zitten en of het aandeel van het kind daar niet boven zit. Een
leeftijdsgrens op het bezit van aandelen of een bepaald percentage is daarom arbitrair
en lastig handhaafbaar.
Daarnaast kan een leeftijdsgrens voor (jonge) minderjarigen om eigenaar te zijn van
een bv, redelijk eenvoudig omzeild worden door het oprichten van een buitenlandse
rechtspersoon. Een Nederlandse onderneming kan worden gedreven door een buitenlandse
rechtspersoon, bijvoorbeeld een Duitse GmbH of een Franse SARL, die vergelijkbaar
zijn met de Nederlandse BV.5 Zoals hierboven blijkt, zijn er weinig landen in Europa waarin het niet mogelijk
is om op naam van een minderjarige een bv op te richten. Het beginsel dat ouders in
naam van hun minderjarige kinderen rechtshandelingen kunnen verrichten, geldt ook
in de landen waar er geen leeftijdsgrens bestaat, dus ook daar is er geen beletsel
om gebruik te maken van een buitenlandse rechtspersoon.6 Ingevolge regels van internationaal privaatrecht wordt de oprichting van de buitenlandse
rechtspersoon beheerst door het recht van de staat waarnaar zij is opgericht (de incorporatieleer
van de artikelen 118 en 119 van Boek 10 Burgerlijk Wetboek). Een leeftijdsgrens in
de Nederlandse wet voor het oprichten van een bv op naam van een minderjarige kan
bijvoorbeeld niet worden tegengeworpen aan een rechtsgeldig naar Duits recht opgerichte
vennootschap die hier in Nederland is opgericht door de ouders op naam van hun minderjarige
kind. Een dergelijke mogelijkheid om de leeftijdsgrens te omzeilen, maakt de invoering
van zo’n leeftijdsgrens ineffectief.
Steeds meer jongeren onder de achttien jaar begeven zich op het pad van ondernemerschap
en profiteren daarbij van hun internetvaardigheden en de eenvoud van het starten van
een onderneming via internet. Het is van belang dat hen daarbij de rechtsvorm van
de bv ter beschikking staat als de onderneming serieus wordt. De regeling van de aansprakelijkheid
in het bv-recht kan voorkomen dat het spaargeld van het kind en het vermogen van de
ouders worden uitgewonnen in geval van schulden van de onderneming. Vanaf welke leeftijdsgrens
van overheidswege dergelijk ondernemerschap ondersteund moet worden door het ter beschikking
stellen van een bv, is een arbitraire beslissing. Ondernemerschap bij minderjarigen
lijkt zich steeds jonger voor te doen, mede dankzij de eenvoud van het starten van
bijvoorbeeld een internetonderneming.
7. Conclusie
Jong ondernemerschap kan een goede basis leggen voor een succesvolle onderneming.
Het kabinet ziet onvoldoende redenen om hiervoor drempels op te werpen die jonge ondernemers
de toegang tot de bv ontzeggen. Er is al een drempel voor deze eventuele mogelijkheid
om belastingen te ontgaan, in de baby-bv zelf: de oprichting brengt kosten en jaarlijkse
verplichtingen mee en is dus niet geheel vrijblijvend. Verder zijn er de praktische
problemen en risico’s die er liggen tussen de oprichting ervan en het moment van meerderjarigheid
van het kind, die hierboven in paragraaf 6 zijn genoemd. Ook zij staan in de weg aan
een brede toepassing van deze belastingontwijkingsconstructie. Dat lijkt ook te volgen
uit het beperkte aantal baby-bv’s dat er is. Gezien dat beperkte aantal is de potentieel
te ontwijken schenkbelasting dermate gering, dat zij geen ingreep in het ondernemingsrecht
rechtvaardigt. Verder is het een arbitraire vraag wat het percentage van het aandelenbezit
in een bv moet zijn dat onder de leeftijdsgrens valt. Een kind met één aandeel in
een uiteindelijk grote en succesvolle familieonderneming kan meer schenkbelasting
ontgaan dan een kind met 100% aandelen in een klein bv’tje. De cijfers van het aandelenbezit
onder de 100% rechtvaardigen evenmin een leeftijdsgrens voor het aandelenbezit in
algemene zin bij minderjarigen. Ook in vergelijking met andere landen van de EU en
Europa is Nederland geen uitzondering. Hoewel er enkele landen zijn met een leeftijdsgrens,
heeft de meerderheid van de hierboven in paragraaf 4 genoemde landen geen leeftijdsgrens.
Verder is een leeftijdsgrens redelijk eenvoudig te omzeilen met de oprichting van
een buitenlandse vennootschap, wat een leeftijdsgrens ineffectief maakt.
Ten slotte heeft het kabinet wel degelijk oog voor de verschillende wijze waarop vermogen
onbelast wordt overgedragen van ouders op kinderen, waarvan afgevraagd kan worden
of dit door de wetgever zo is beoogd en maatschappelijk wenselijk wordt geacht. Dit
kan ook spelen bij volwassen kinderen. Een mogelijk oplossing hiervoor is echter niet
eenvoudig en vergt fundamenteel onderzoek en daarnaast een breed maatschappelijk draagvlak
voor een eventuele aanpassing van het schenkbegrip in het fiscaal recht.
De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,
T.H.D. Struycken
Indieners
-
Indiener
T.H.D. Struycken, staatssecretaris van Justitie en Veiligheid