Brief regering : Update gasleveringszekerheid Q2 2025
29 023 Voorzienings- en leveringszekerheid energie
Nr. 563 BRIEF VAN DE MINISTER VAN KLIMAAT EN GROENE GROEI
            
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 15 april 2025
Het kabinet monitort voortdurend de ontwikkelingen op de gasmarkt en de gasleveringszekerheid
                  en houdt de Kamer hiervan op de hoogte.1 Nu de winter ten einde is, informeert het kabinet u met deze reguliere update hoe
                  Nederland ervoor staat wat betreft de gasleveringszekerheid.2
In deze brief gaat het kabinet achtereenvolgens in op de volgende onderwerpen:
1. Actueel beeld van de gasleveringszekerheid en situatie op de gasmarkt;
2. Update over lopende maatregelen om de gasleveringszekerheid te borgen;
3. Gasopslag, waarbij tevens invulling wordt gegeven aan de toezeggingen die zijn gedaan
                        tijdens het Commissiedebat gasmarkt en leveringszekerheid van 12 maart jl. aan het
                        lid Postma (NSC)3 en het lid Rooderkerk (D66)4 op gebied van gasopslag.
                     
Met deze brief geeft het kabinet ook invulling aan de toezeggingen aan het lid Vermeer
                  (BBB)5 over de werking van gasopslag en de rol van marktpartijen en aan het lid Kröger (GL-PvdA)6 om het prijsplafond dat is toegepast in 2023 te vergelijken met andere instrumenten
                  en stil te staan bij voor- en nadelen. Deze informatie is opgenomen in bijlagen.
               
Ten slotte biedt het kabinet u hierbij het rapport aan van TNO inzake «Hergebruik
                  van LNG-infrastructuur in Nederland» dat het kabinet heeft laten uitvoeren naar aanleiding
                  van de motie van het lid Kröger (GL-PvdA) die de regering verzoekt erop toe te zien
                  dat nieuwe LNG-terminals ook gereed zijn voor waterstof.7 Een samenvatting en appreciatie van dit rapport is opgenomen in de bijlage bij deze
                  brief.
               
Actueel beeld gasleveringszekerheid en gasmarkt
De gasleveringszekerheid is in de winter van 2024–2025 geborgd gebleven. De toevoer
                  van gas bleef stabiel. Er was extra gasvraag, in vergelijking met de voorafgaande
                  twee jaren, omdat deze winter een aantal koude periodes kende en omdat er meer gas
                  nodig was voor elektriciteitsproductie in periodes met weinig wind en zon (zogenoemde
                  dunkelflautes).
               
Deze extra vraag kon worden opgevangen met geproduceerd en geïmporteerd gas, en met
                  gas uit de gasopslagen dat bedoeld is om in de wintervraag te voorzien.8
Gegeven dat er voldoende aanbod was, zijn de prijzen, die door de hoge vraag in de
                  winter waren gestegen, niet verder opgelopen en gedaald sinds de piek medio februari
                  van meer dan€ 55,00 per MWh.9 Inmiddels is de maand-vooruit prijs op 14 april gedaald tot net onder de € 35,00
                  per MWh. Voor de komende (zomer) periode lijkt de prijs zich rond dit niveau te stabiliseren.
                  De markt verwacht op dit moment een verdere prijsdaling begin 2026, dit vanwege de
                  verwachting dat de LNG-productiecapaciteit mondiaal zeer significant wordt uitgebreid,
                  en daarmee ook het aanbod voor Europa toeneemt.
               
De omstandigheden in de winter hebben ertoe geleid dat de gasopslagen in Nederland
                  aan het eind van de winter gemiddeld nog voor ongeveer 20% waren gevuld. Dit is niet
                  een ongebruikelijk niveau aan het einde van een winter als wordt gekeken naar de vulgraden
                  sinds 2016.10 Inmiddels is het vulseizoen weer begonnen. We zien daarbij dat er, zowel in Nederland
                  als in andere lidstaten, op sommige dagen meer gas wordt opgeslagen dan dat er wordt
                  onttrokken uit de gasopslagen. Een belangrijke prikkel voor het vullen van de gasopslagen
                  is de prijs; bij het vullen wegen marktpartijen mee dat vullen aantrekkelijk is als
                  de prijs voor gas die nu moet worden betaald laag is ten opzichte van de prijs voor
                  volgende winter (wanneer het gas wordt benut) en het positieve verschil (de zogenoemde
                  spread) voldoende groot is om kosten te dekken en gasopslag commercieel aantrekkelijk
                  te maken. Op dit moment liggen de zomerprijs en de winterprijs zeer dicht bij elkaar
                  en op sommige dagen is de prijs in de volgende winter nog (beperkt) lager dan in de
                  zomer. Het negatieve verschil tussen de zomer- en winterprijs, dat we de afgelopen
                  winter hebben gezien, is veel kleiner geworden. Op sommige momenten is er ook een
                  (beperkte) positieve spread. Het kabinet houdt deze ontwikkeling scherp in de gaten.
                  Verderop in deze brief wordt het onderwerp gasopslag nader toegelicht.
               
Maatregelen om de gasleveringszekerheid te borgen
Hierna wordt ingegaan op het aardgasverbruik in Nederland en de verschillende maatregelen
                  die eraan bijdragen dat in deze vraag kan worden voorzien.
               
Aardgasverbruik
Uit de meest recente cijfers van het CBS blijkt dat het totale aardgasverbruik in
                  2024 iets meer was dan 30 miljard m3. Daarmee is het aardgasverbruik vrijwel gelijk gebleven aan dat van 2023.11 Dit ten opzichte van een dalende trend in voorgaande jaren, die onder meer het gevolg
                  was van de zeer hoge prijzen in 2022 en de overstap naar (duurzame) alternatieven.
                  Het aardgasverbruik van de industrie is met 877 miljoen m3 gestegen ten opzichte van het jaar daarvoor (+9%). Dit komt vooral door toenemend
                  aardgasverbruik in raffinaderijen en de chemische industrie. Voor het opwekken van
                  elektriciteit werd over heel 2024 595 miljoen m3 8% minder aardgas verbruikt. Dit was te danken aan de grotere inzet van hernieuwbare
                  bronnen zoals zon en wind. Wel was er een tijdelijke stijging in de laatste twee maanden
                  van 2024 ten opzichte van het jaar daarvoor. Dit kwam door weinig opwek vanuit zon
                  en wind in Noordwest-Europa (de hiervoor genoemde dunkelflautes).
               
Gaswinning uit kleine velden algemeen (Noordzee en land)
Door de definitieve sluiting van het Groningenveld in 2024 vervullen de kleine velden
                  een steeds belangrijkere rol in de gasvoorziening van ons land. In 2023 bedroeg de
                  gasproductie afkomstig uit deze kleine velden 8,8 miljard m312 en uit de voorlopige cijfers van 2024 valt op te maken dat de productie uit de kleine
                  velden in dat jaar naar verwachting weer een lichte daling zal laten zien van ca.
                  3%. We hebben in Nederland nu nog gas nodig in de overgang naar duurzame energie.
                  Zo lang dat het geval is en het veilig kan, heeft gaswinning in eigen land de voorkeur
                  onder meer omdat het Nederland minder afhankelijk maakt van de geopolitieke situatie
                  en dit minder schadelijk is voor het klimaat.
               
Gaswinning op de Noordzee
In de Kamerbrief stand van zaken gaswinning Noordzee van 5 maart jl. bent u geïnformeerd
                  over de voortgang van het sectorakkoord gaswinning en de afspraken die daarin worden
                  gemaakt met de exploratie- en productiesector in Nederland.13 Deze afspraken zijn gericht op een optimale benutting van het resterende potentieel
                  dat nog in de ondergrond aanwezig is. Inmiddels zijn deze gesprekken met de sector
                  in een afrondende fase en is de verwachting binnen enkele weken dit sectorakkoord
                  te kunnen delen met de Kamer. Als er geen maatregelen worden genomen, zal de gasproductie
                  op de Noordzee naar verwachting in 2035 eindigen. Afgelopen jaar is er geen exploratieactiviteit
                  op de Noordzee geweest, zoals de analyse van TNO-AGE14 laat zien. Dit benadrukt, samen met de door TNO-AGE geïdentificeerde andere parameters
                  voor de investeringsbereidheid, het belang van het sectorakkoord en maatregelen die
                  bijdragen aan nieuwe investeringen in exploratie en productie van aardgas op de Noordzee.
               
Gaswinning op land
Op 6 december 2024 bent u via de Kamerbrief over verantwoorde afbouw gaswinning op
                  land geïnformeerd hoe het kabinet invulling wil geven aan die verantwoorde afbouw.15 Daarbij wordt gezocht naar het vinden van een balans tussen enerzijds de zorgen van
                  inwoners en regionale bestuurders en anderzijds de belangrijke functie van gaswinning
                  in eigen land. Om op korte termijn meer duidelijkheid te kunnen bieden over verantwoorde
                  afbouw van gaswinning op land is het kabinet bezig met het maken van afspraken hierover
                  met de sector. U wordt dit voorjaar geïnformeerd over de totstandkoming van deze afspraken
                  die zullen worden opgenomen in het sectorakkoord.
               
Import, LNG en energiediplomatie
Nederland is netto-importeur van gas. Omdat Nederland een belangrijke gashub in Europa
                  is, met veruit de meest liquide handelsplaats (TTF), is Nederland een belangrijke
                  en aantrekkelijke bestemming voor aanlanding en doorvoer van gas. Gas wordt in Nederland
                  geïmporteerd via pijpleidingen (uit Noorwegen, het VK en België) en in de vorm van
                  LNG via de Gate terminal in Rotterdam en de Eems Energy Terminal in Groningen. Deze
                  verschillende importroutes maken import uit diverse bronnen mogelijk. De aanvoer van
                  LNG is stabiel gebleven en de afgelopen weken in Nederland licht toegenomen.
               
In recente Kamerbrieven heeft het kabinet toegelicht dat het zich inzet voor voldoende
                     LNG-importcapaciteit die import uit diverse bronnen faciliteert.16
Daarnaast zet het kabinet zich door middel van energiediplomatie in voor het faciliteren
                     van contracten tussen marktpartijen en partners uit betrouwbare landen. Er wordt gewerkt
                     aan een brede Kamerbrief energiediplomatie die het kabinet verwacht uiterlijk in het
                     derde kwartaal van 2025 aan de Kamer te sturen. Het kabinet zal in die brief nader
                     ingaan op ontwikkelingen en inzet van de Nederlandse overheid op Europees en internationaal
                     niveau op gebied van energiediplomatie.
                  
BH-G en Wetsvoorstel bestrijden energieleveringscrisis
Het kabinet vindt het belangrijk dat Nederland weerbaar is, mocht de gastoevoer om
                  welke reden dan ook verminderen. Indien er, ondanks de hiervoor genoemde maatregelen,
                  een gastekort dreigt te ontstaan, dan ligt er het noodplan met maatregelen, het zogenoemde
                  Bescherm- en Herstelplan Gas (het BH-G). Het BH G is sinds de energiecrisis van 2022
                  geactualiseerd: deze geactualiseerde versie van het BH-G is in 2024 met de Kamer gedeeld.17
Tijdens de crisis en de actualisatie van het BH-G zijn enkele tekortkomingen in het
                  wettelijk kader geconstateerd. Die worden met het Wetsvoorstel bestrijden energieleveringscrisis
                  geadresseerd. Daarnaast bevat dit wetsvoorstel maatregelen om het gassysteem nog robuuster
                  te maken. Het wetsvoorstel lag tot 26 maart jl. in internetconsultatie18 en het kabinet verwerkt nu de ontvangen reacties. Het kabinet streeft ernaar het
                  wetsvoorstel uiterlijk in het vierde kwartaal van 2025 voor advies toe te sturen aan
                  de Afdeling advisering van de Raad van State en om vervolgens begin 2026 het wetsvoorstel
                  aan te bieden voor parlementaire behandeling.
               
Handhaven huidig crisisniveau
Sinds juni 2022 geldt in Nederland het eerste niveau van gascrisis: het niveau van
                  vroegtijdige waarschuwing.19 Het kabinet heeft in september 2024 toegelicht dat diverse andere EU-landen hun crisisniveau
                  hebben afgeschaald en dat het kabinet daarom na de winter van 2024–2025 zal bezien
                  of ook in Nederland het op dit moment nog geldende niveau van gascrisis kan worden
                  afgeschaald.20 De winter is nu voorbij. Omdat er geopolitieke spanningen zijn, handhaaft het kabinet
                  voorlopig het huidige crisisniveau van vroegtijdige waarschuwing. Dit betekent dat
                  het kabinet de gasmarkt nauwlettend in de gaten blijft houden, zoals ook de afgelopen
                  periode gedaan is. Ook blijft Gasunie Transport Services (GTS) het kabinet doorlopend
                  over de gasleveringszekerheid situatie in Nederland informeren, zoals sinds juni 2022
                  het geval is.
               
EU
Op EU-niveau spelen meerdere dossiers die relevant zijn voor de gasmarkt en gasleveringszekerheid.
                  Op 26 februari 2025 heeft de Europese Commissie het Actieplan voor betaalbare energieprijzen
                  (hierna: Actieplan) gezamenlijk met de Clean Industrial Deal (hierna: CID) gepubliceerd.
                  De CID werkt een overkoepelende strategie uit voor een duurzaam concurrentievermogen
                  van de industrie en het Actieplan is specifiek gericht op het verlagen van de energieprijzen
                  voor alle afnemers van energie in de EU.
               
Beide stukken benoemen nadere acties en maatregelen op gebied van gas.
Zoals benoemd in de CID, heeft de Europese Commissie op 5 maart een voorstel gepubliceerd
                  om de Europese gasopslagbepalingen met twee jaar te verlengen. Op 14 maart jl. heeft
                  het kabinet de appreciatie van dit voorstel aan de Kamer gezonden.21 Momenteel vinden in de Raad op ambtelijk niveau discussies over dit voorstel plaats.
               
In het Actieplan worden maatregelen benoemd om de goede werking van de groothandelsmarkt
                  voor aardgas verder te versterken, waaronder een Gas Market Task Force die onder meer
                  zal onderzoeken of aanpassing van toezicht op de groothandelsmarkt wenselijk is. Verder
                  zal de Commissie, om de inkoopkracht van de EU voor aardgas beter te benutten, de
                  samenwerking met betrouwbare LNG leveranciers intensiveren en nieuwe vormen van gezamenlijk
                  inkoop van gas onderzoeken. Ten slotte kondigt het Actieplan de herziening aan van
                  het Europese kader voor energiezekerheid. Het kabinet heeft de Kamer eerder geïnformeerd
                  over de inzet van dit kabinet ten aanzien van de aangekondigde herziening van de verordening
                  gasleveringszekerheid.22
Op 4 april jl. zijn BNC-fiches met appreciaties van het Actieplan en het CID aan de
                  Kamer gezonden.23
Gasopslag
In het Commissiedebat over de gasmarkt en leveringszekerheid van 12 maart jl. is uitgebreid
                  gesproken over gasopslag. Gasopslagen spelen in de huidige gasmarkt een onmisbare
                  rol en het kabinet vindt het dan ook belangrijk dat de gasopslagen goed gevuld worden.
                  Het kabinet volgt de ontwikkelingen daarom op de voet. Over het vullen van de gasopslagen
                  vindt ook overleg plaats in EU verband. Aanvullend heeft het kabinet EBN, net als
                  in eerdere jaren, de taak gegeven om gas op te slaan voor het geval marktpartijen
                  dat onvoldoende doen.
               
Vuldoelstelling
De Kamer vroeg of de voorgenomen vulmaatregelen voldoende zijn en of het kabinet bijvoorbeeld
                  de vulambitie naar boven bij moet stellen of zelf (via EBN) extra gas voor uitzonderlijke
                  gevallen moet opslaan. Ten aanzien van de tweede vraag, heeft het kabinet toegezegd
                  GTS te vragen om opnieuw te kijken naar het overzicht gasleveringszekerheid van september
                  2024 op basis waarvan het kabinet tot de vulambitie is gekomen.24 In een bericht op haar website van 4 april 2025 herbevestigt GTS de analyse van september
                  2024.25 Dit betekent dat met een vulgraad van 80%, gecombineerd met de overige gasinfrastructuur
                  waaronder eigen productie en import via pijpleidingen en in de vorm van LNG, Nederland
                  goed is voorbereid in de verschillende scenario's die GTS heeft doorgerekend. Daar
                  hoort ook bij het scenario van een koud jaar met extreem lage wintertemperaturen (een
                  winter zo koud als de koudste winter van de afgelopen dertig jaar). Bij deze scenarioanalyse
                  is impliciet ook rekening gehouden met periodes van minder aanbod uit wind en zon
                  (zogenoemde dunkelflautes). Ook heeft GTS bij deze analyse meegenomen dat beperkte
                  uitval van toevoer kan worden opgevangen (de toevoer via de GATE LNG-terminal in Rotterdam
                  gedurende dertig dagen) en in de hoogste vraag worden kan worden voorzien bij uitval
                  van de grootste bron van capaciteit (in Nederland is dat gasopslag Norg).26
Strategische voorraad/noodvoorraad
De hiervoor bedoelde analyse, die resulteert in een vulambitie van 80%, gaat over
                  hoeveel gasopslag er nodig is voor «normale» marktgebaseerde inzet van gasopslagen
                  in de winter om te voorzien in de vraag. Dit ziet dus op de vrij inzetbare seizoensflexibiliteit
                  waarbij de gasopslagen in de winter naar eigen inschatting van marktpartijen kunnen
                  worden ingezet. Daaronder valt ook een situatie zoals afgelopen winter waarbij er
                  omstandigheden waren die voor marktpartijen aanleiding vormden om de gasopslagen aan
                  te spreken.
               
Aanvullend geeft GTS aan dat het nodig kan zijn om voorbereid te zijn op andere situaties,
                  zoals een nog langduriger uitval van toevoer, bijvoorbeeld voor uitval van een bron
                  gedurende zes maanden, die kan leiden tot een noodsituatie. GTS geeft aan dat het
                  daarom verstandig kan zijn om te voorzien in aanvullende gasopslag om dit soort situaties
                  te kunnen ondervangen. Daarbij gaat het dan om een specifieke voorraad die niet vrij
                  inzetbaar is en in beginsel buiten de markt wordt gehouden en waarvoor separate regels
                  nodig zijn in Noordwest-Europees verband.27
Dit roept de vraag op of Nederland bijvoorbeeld een strategische voorraad moet aanhouden.
                  Nederland heeft op dit moment geen strategische voorraad. Het kabinet ziet ook dat
                  het wenselijk kan zijn om – meer dan in het verleden nodig was – gas op te slaan om
                  in de winter minder gevoelig te zijn voor onderbrekingen of verstoringen in de toevoer
                  van gas. Dit gezien de groeiende afhankelijkheid van import, en daarmee de kwetsbaarheid
                  voor geopolitieke risico's. De vraag is of het aanhouden van een strategische voorraad
                  daarvoor het meest doelmatige en effectieve mechanisme is.
               
Het kabinet heeft toegezegd uiteen te zetten wat een strategische voorraad is en hoe
                  dit zich verhoudt tot een noodvoorraad, zoals nu opgenomen in de consultatie-versie
                  van het Wetsvoorstel bestrijden energieleveringscrisis.28 De twee begrippen – strategische voorraad en noodvoorraad – worden vaak inwisselbaar
                  gebruikt. De noodvoorraad, zoals voorgesteld in de consultatie versie van het Wetsvoorstel
                  bestrijden energieleveringscrisis, is een specifieke toepassing van een strategische
                  voorraad. Het kabinet heeft echter gekozen voor de term noodvoorraad, omdat dit beter
                  aansluit bij het doel waarvoor een dergelijke voorraad kan worden ingezet: een voorraad
                  van gas die alleen in noodsituaties (het derde en hoogste niveau van een gascrisis29) kan worden ingezet.
               
De noodvoorraad die in het Wetsvoorstel bestrijden energieleveringscrisis wordt voorgesteld,
                  kan door de Minister worden ingezet in een noodsituatie en zorgt ervoor dat er meer
                  tijd is voor het zorgvuldig voorbereiden van de verplichtende maatregelen uit het
                  BH-G horend bij een noodsituatie, namelijk het afschakelen van niet-beschermde afnemers.
               
De term strategische voorraad suggereert dat een dergelijke voorraad ook kan worden
                  ingezet voor meer strategische doeleinden, bijvoorbeeld om de gasprijs te dempen.
                  Hier biedt de EU-verordening gasleveringszekerheid30 echter geen ruimte voor.
               
Deze verordening bepaalt dat strategische voorraden alleen kunnen worden ingezet in
                  het hoogste niveau van een gascrisis (een noodsituatie), omdat het aanhouden en inzetten
                  van een dergelijke voorraad een zogenaamde niet marktgebaseerde maatregel is. Ter
                  illustratie: ook tijdens de gascrisis van 2022 heeft geen EU-lidstaat dit crisisniveau
                  bereikt en lidstaten die over een strategische voorraad beschikken hebben die toen
                  niet ingezet. Een strategische voorraad (of noodvoorraad) kan dus alleen in zeer uitzonderlijke
                  gevallen worden ingezet, waarvan onduidelijk is of ze zich ooit voor gaan doen.
               
Los hiervan is een belangrijke notie dat het opbouwen en aanhouden van een strategische
                  voorraad inhoudt dat er extra gas moet worden opgeslagen en gereserveerd voor specifieke
                  doeleinden en de hiervoor benodigde opslagcapaciteit en injectie- en onttrekkingscapaciteit
                  moet worden vrijgemaakt en vrijgehouden. Dit betekent dat het opbouwen en aanhouden
                  van een dergelijke specifieke voorraad ten eerste gepaard gaat met kosten en ten tweede
                  ten koste gaat van de capaciteit die beschikbaar is voor «gewone» (marktgebaseerde)
                  inzet van de gasopslag om te voorzien in de wintervraag en daarmee een grote impact
                  heeft op het functioneren van de gasopslagmarkt.
               
Wat betreft het eerste punt – de kosten – heeft Kyos in het advies over vulmaatregelen
                  een inschatting gegeven van deze kosten. Dit komt neer op een eenmalige investering
                  van zo'n € 200  miljoen per 5 TWh en jaarlijkse kosten van zo'n € 36,5 miljoen per
                  5 TWh. Ter illustratie: voor het aanhouden van een strategische voorraad van met een
                  omvang van 90 dagen gemiddeld gasverbruik is zo'n 72 TWh nodig.31 Dit zou betekenen dat een investering van zo'n € 2,9 miljard nodig is om het benodigde
                  gas aan te kopen en daarnaast jaarlijks zo'n € 525 miljoen aan kosten om de voorraad
                  aan te houden. Deze kosten komen indirect ook bij de gasverbruiker terecht en verhogen
                  daarmee de energierekening.
               
Wat betreft de impact op de markt: GTS gaf ook aan dat op dit moment nog een groot
                  deel van de opslagcapaciteit (in ieder geval zo'n 80%) nodig is om te kunnen voorzien
                  in de seizoensflexibiliteit, ook in extremere omstandigheden, en het normale functioneren
                  van het gassysteem. Anders gezegd: de huidige gasopslagen zijn nodig voor «normale»
                  inzet in de winter, en moeten beschikbaar zijn om in de vraag te voorzien, zoals ook
                  afgelopen winter is gebeurd. Als de opslagen in de winter niet of minder kunnen worden
                  aangesproken, betekent dat minder aanbod en dus ook hogere gasprijzen. Daarnaast,
                  ook met een vulambitie van 80% kunnen de gasopslagen nog steeds ook tot een hoger
                  niveau worden gevuld als daar aanleiding voor is. Zo hebben marktpartijen voorgaande
                  jaren tot meer dan 90% van de opslagcapaciteit gevuld, mede omdat dit commercieel
                  gunstig was en om aan hun leveringsverplichtingen te kunnen voldoen. Het reserveren
                  van opslagcapaciteit voor een strategische voorraad ontneemt marktpartijen de mogelijkheid
                  om extra gas op te slaan en bijvoorbeeld te kiezen voor extra gasopslag in plaats
                  van LNG-import om te voorzien in hun leveringsverplichtingen. Ook dit kan kostenverhogend
                  werken.
               
In het advies over vulmaatregelen, adviseert Kyos daarom om – mocht het kabinet kiezen
                  voor een strategische (of nood-) voorraad – de omvang daarvan te beperken tot maximaal
                  zo'n 10% van de opslagcapaciteit in Nederland (13 TWh).
               
Tot slot is het belangrijk om te borgen dat het opgeslagen gas ten behoeve van de
                  strategische voorraad daadwerkelijk op het juiste moment uit de gasopslag kan worden
                  gehaald. Als het gas is opgeslagen in een gasopslag waarin ook andere partijen gas
                  hebben opgeslagen, kan het zo zijn dat deze partijen op hetzelfde moment het door
                  hen opgeslagen gas uit de opslag willen onttrekken. De vraag is of op zo'n moment
                  de onttrekkingscapaciteit voldoende is dat alle partijen tegelijkertijd de door hun
                  gewenste hoeveelheid gas uit de opslag kunnen onttrekken. En als dit niet zo is, wie
                  dan voorrang krijgt.
               
Het kabinet heeft een afweging gemaakt tussen de kosten voor het opbouwen van een
                  strategische (of nood-) voorraad en de beperkingen die gelden voor het inzetten van
                  een dergelijke voorraad, de waarborgen die marktwerking biedt, de betaalbaarheid van
                  gas voor de gebruikers ervan en de huidige (geopolitieke) onzekerheden. Op basis hiervan
                  is het kabinet tot een voorstel gekomen in de internetconsultatieversie van het Wetsvoorstel
                  bestrijden energieleveringscrisis voor een in omvang beperkte noodvoorraad.
               
In het Wetsvoorstel bestrijden energieleveringscrisis worden ook breder maatregelen
                  voorgesteld om het gassysteem robuuster te maken, waaronder een structurele vultaak
                  voor EBN.
               
Indien in aanvulling hierop nog meer maatregelen nodig zouden zijn, zou het – zoals
                  hiervoor toegelicht – moeten gaan om maatregelen die doelmatiger en effectiever zijn
                  dan het aanleggen van een omvangrijke strategische voorraad of noodvoorraad. Dit vanwege het risico dat een dergelijke
                  voorraad mogelijk nooit zal worden ingezet, met het oog op de betaalbaarheid van gas
                  en ook om te voorkomen dat Nederland een kostbare extra voorziening treft, waarbij
                  het gas uiteindelijk ook in andere lidstaten terecht kan komen. Het kabinet zal in
                  het kader van de verdere uitwerking van het Wetsvoorstel bestrijden energieleveringscrisis
                  afwegen of er slimmere alternatieven zijn voor een strategische voorraad die voorzien
                  in de zorgen die de Kamer heeft geuit (zoals langdurige uitval van toevoer, hoge prijspieken
                  waardoor huishoudens hun rekening niet kunnen betalen). Nederland vraagt ook aandacht
                  voor deze onderwerpen in Europees verband. Op dit moment verwerkt het kabinet de resultaten
                  van de internetconsultatie.
               
De Minister van Klimaat en Groene Groei, S.T.M. Hermans
Bijlage 1: Werking van gasopslag en rol marktpartijen – toezegging aan het lid Vermeer
                     (BBB}
                  
Het lid Vermeer vroeg tijdens het Commissiedebat op 12 maart jl. hoe gasopslag werkt
                     en wat de rol van marktpartijen hierin is.32
Om te beginnen is het belangrijk te benoemen dat gasopslagen verschillende functies
                        in het gassysteem vervullen en er verschillende typen gasopslagen nodig zijn om daarin
                        te voorzien en zo bij te dragen aan gasleveringszekerheid. Deze functies zijn:
                     
– Seizoensopslag om te voorzien in de hogere wintervraag (zowel bij milde als bij koude
                              winters). Dit betekent dat er voldoende gasvolume moet worden aangehouden in gasopslagen.
                              Dit vergt opslagcapaciteit.
                           
– Pieklevering om snel te kunnen leveren bij kortstondige extra vraag. Dit betekent
                              dat er voldoende volume moet worden aangehouden in gasopslagen waaruit snel geproduceerd
                              kan worden. Dit vergt opslagcapaciteit en onttrekkingscapaciteit.
                           
– Multi-cycle of fast-cycle opslag om de (dagelijkse) balanspositie van netgebruikers
                              te kunnen managen. Dit betekent dat er voldoende gasvolume moet worden aangehouden
                              in gasopslagen waaruit snel geproduceerd kan worden en die snel weer gevuld kunnen
                              worden. Dit vergt opslagcapaciteit, onttrekkingscapaciteit en injectiecapaciteit.
                              Met name gasopslag in cavernes, zoals in Nederland gebeurt in Zuidwending, is hiervoor
                              geschikt.
                           
– Strategische voorraad/noodvoorraad, een voorraad van gas die alleen in noodsituaties
                              (het derde en hoogste niveau van een gascrisis) kan worden ingezet. Dit betekent dat
                              er extra gasvolumes moeten worden aangehouden in gasopslagen die aanvullend geproduceerd
                              kunnen worden. Dit vergt opslagcapaciteit en onttrekkingscapaciteit.
                           
Momenteel zijn er vijf gasopslagen in Nederland: Alkmaar, Bergermeer, Grijpskerk,
                     Norg en Zuidwending. Een zesde gasopslag in Duitsland, UGS Nüttermoor, bedient exclusief
                     de Nederlandse markt, en daarnaast kan en wordt er ook vanuit andere opslagen in Duitsland
                     gas geleverd aan Nederland. Deze gasopslagen hebben ieder eigen specifieke eigenschappen
                     en daardoor een eigen rol in het gassysteem.33 Deze zes gasopslag en samen hebben voldoende opslag en onttrekkingscapaciteit om
                     op dit moment te voorzien in de belangrijkste functies, namelijk seizoensopslag, pieklevering
                     en het balanceren van het net door marktpartijen. De gasopslagen in Nederland spelen
                     ook een rol in de gasleveringszekerheid van onze buurlanden: het gas dat in deze gasopslagen
                     is opgeslagen kan – net als al het andere gas dat op het Nederlandse net wordt gebracht
                     – ook geëxporteerd worden naar buurlanden. Dit is de reden dat GTS in het overzicht
                     gasleveringszekerheid ook rekening houdt met de export van gas naar Duitsland en België.
                  
Marktpartijen spelen een onmisbare rol in het eigendom, beheer, inzetten en vullen
                     van deze gasopslagen. Deze gasopslagen zijn voor 60% in eigendom van private partijen
                     (zoals TAQA en de NAM) en voor 40% in eigendom van EBN, met uitzondering van Zuidwending.
                     Deze gasopslag is eigendom van EnergyStock, een dochteronderneming van Gasunie. De
                     gasopslagen worden beheerd door marktpartijen: deze beheerders zorgen er bijvoorbeeld
                     voor dat de installaties werken, dat marktpartijen toegang hebben tot de opslagen
                     en dat het gas op het gevraagde moment in de opslag geïnjecteerd of uit de opslag
                     geproduceerd wordt. Tot slot, worden de gasopslagen gevuld door marktpartijen, onder
                     andere door energieleveranciers. Zij kunnen gasopslag gebruiken om bijvoorbeeld hun
                     leveringsverplichtingen in de winter af te dekken.
                  
Dat marktpartijen zo'n grote rol spelen in de gasmarkt, betekent niet dat de overheid
                        geen rol heeft. Ten eerste is er wet- en regelgeving van toepassing. Zo stelt de Gaswet
                        regels over de toegang tot gasopslag voor marktpartijen en moet op basis van een EU-verordening34 de ACM beoordelen of de gasleveringszekerheid op nationaal of Unie-niveau niet vermindert
                        als de gasopslagfunctie van een gasopslag wordt stopgezet. Ook gelden er regels voor
                        energieleveranciers en de levering aan kleinverbruikers. Sinds 2004 is gekozen voor
                        een systeem dat berust op twee pijlers:
                     
– Leveranciers aan kleinverbruikers zijn verantwoordelijk voor basislevering (voor temperaturen
                              tot -9°C); en
                           
– GTS treft voorzieningen voor pieklevering bij extreme kou (–9 tot –17°C) voor alle
                              kleinverbruikers in Nederland.35
In dit kader is ook voorzien in een vergunningsplicht voor leveranciers aan kleinverbruikers.36
Ten tweede, heeft de overheid via EBN 40% eigendom in de meeste gasopslagen in Nederland.
                     Daarnaast neemt de overheid sinds de gascrisis van 2022 een proactievere rol bij het
                     vullen van gasopslagen via de vultaak voor EBN. Hiermee heeft de overheid een instrument
                     om snel in te kunnen grijpen mocht de vulgraad van de gasopslagen in de zomer achterblijven.
                     Belangrijk is om te benoemen dat deze vultaak geld kost, zeker als de gasprijs in
                     de zomer hoger ligt dan in de winter erna. Om deze kosten te dekken, werkt het kabinet
                     in het Wetsvoorstel bestrijden energieleveringscrisis een heffing uit voor gebruikers
                     van het gastransportnet. Hiermee komen de kosten voor de vultaak ook (indirect) bij
                     de gasverbruikers en dus uiteindelijk ook bij de consument terecht.
                  
Bijlage 2: Prijsinstrumenten – toezegging aan het lid Kröger (GL-PvdA)
                  
We zien dat de energiemarkt continu verandert. Ontwikkelingen op de groothandelsmarkt
                     worden met vertraging en in verschillende mate doorberekend aan consumenten. Dit is
                     mede afhankelijk van het type contract van de consument en de inkoopstrategie van
                     de leverancier. En geldt voor zowel een stijging als daling van de groothandelsprijs.
                     Op dit moment is het niet zo dat de leveringstarieven voor consumenten boven de tarieven
                     uitkomen die in 2023 golden onder het prijsplafond. Consumenten kunnen op dit moment
                     kiezen uit een ruim aanbod van vaste, variabele en dynamische contracten met prijzen
                     veelal onder het niveau van het prijsplafond.37 De combinatie van het ontbreken van een dergelijk aanbod en de veel hogere groothandelsprijzen
                     waren in 2022 reden voor het kabinet om een prijsplafond in te stellen.
                  
Volgens de toezegging gedaan aan het lid Kröger tijdens het commissiedebat Gasmarkt
                     en Leveringszekerheid van 12 maart jl. wordt in deze brief ingegaan op het prijsplafond,
                     waarbij dit prijsplafond wordt vergeleken met andere instrumenten om kwetsbare huishoudens
                     tegemoet te komen en waarbij wordt stilgestaan bij de voor- en nadelen.38 In 2023 zijn verschillende maatregelen verkend in het kader van de augustusbesluitvorming.
                     Een inventarisatie van deze maatregelen is in het voorjaar van 2023 gedeeld met uw
                     Kamer in een Kamerbrief naar aanleiding van de motie Van der Lee.39 Deze verkende maatregelen zijn verder uitgewerkt voor de augustusbesluitvorming en
                     met de Kamer gedeeld in de Kamerbrief «Reactie motie Van Baarle c.s.».40
Ingrijpen op de energierekening is complex, waarbij verschillende randvoorwaarden
                     van maatregelen moeten worden meegenomen. Een crisismaatregel moet snel te implementeren
                     zijn, uitvoerbaar zijn, passen in de juridische kaders, de juiste doelgroep gericht
                     bereiken en doelmatig zijn. Op het moment dat een prijscrisis zich voor zou doen,
                     moet bekeken worden welk instrument het meest passend is om de aard van die specifieke
                     crisis te adresseren. In generieke zin lopen hogere energieprijzen mee in de koopkrachtbesluitvorming.
                     Mocht de situatie zodanig zijn dat er extra noodmaatregelen nodig zijn, dan zijn binnen
                     de huidige wetgeving verschillende maatregelen mogelijk.
                  
Een prijsplafond is een krachtig instrument dat huishoudens prijszekerheid biedt voor
                        een deel van hun verbruik. Tegelijkertijd is een prijsplafond in elke vorm een ongerichte
                        maatregel, die ook marktverstorend werkt. Het prijsplafond was in 2023 niet mogelijk
                        geweest zonder de medewerking en inzet van de energieleveranciers. Energieleveranciers
                        zouden opnieuw bereid gevonden moeten worden de uitvoering op zich te nemen, terwijl
                        het een grote impact zou hebben op hun bedrijfsvoering. De doelmatigheid van een prijsplafond
                        is sterk afhankelijk van het aantal vaste contracten in het geval een nieuwe prijspiek
                        zich voordoet.
                     
Het heeft daarom niet de voorkeur deze maatregel nogmaals in te zetten. Het is wel
                        een uitvoerbare maatregel waarvan duidelijk is hoe hij moet worden geïmplementeerd.
                        Een nadeel van het prijsplafond is ook dat deze niet gedurende het jaar ingezet kan
                        worden. Een mogelijk prijs dempend effect laat in ieder geval enkele maanden op zich
                        wachten, waardoor het in een crisis niet evident een effectieve maatregel is. Een
                        zogenaamd «slapend» prijsplafond is in de praktijk niet uitvoerbaar, omdat het technisch
                        en administratief alleen mogelijk is om een prijsplafond over een kalenderjaar te
                        laten lopen. Voor beide varianten geldt dat de Europese Commissie een uitzondering
                        moet bieden op de Europese wetgeving. In 2023 zijn ook maatregelen verkend die op
                        relatief korte termijn te implementeren zijn. Zo is er gekeken naar een regeling met
                        een vast bedrag, de zogenaamde lumpsum regeling.
                     
Deze maatregel zou vergelijkbaar kunnen zijn met de tweemaal 190 euro in november
                        en december van 2022. Deze regeling is relatief snel te implementeren. Het is ook
                        mogelijk om via de energiebelasting huishoudens tegemoet te komen in hun energiekosten.
                     
Bovenstaande maatregelen zijn generiek. Een energiefonds kan meer specifiek hulp bieden
                        voor kwetsbare huishoudens. Zoals 14 februari jl. is gedeeld met de Kamer, is er na
                        diverse gesprekken met de sector voldoende basis om over te gaan tot een positief
                        besluit om in 2025 het Energiefonds op te gaan starten.41 Met het energiefonds worden huishoudens in energiearmoede ondersteund in het betalen
                        van de energierekening. Er wordt met de hoogste urgentie gewerkt aan de uitwerking
                        van het fonds.
                     
Bijlage 3: TNO rapport inzake «Hergebruik van LNG-infrastructuur in Nederland»
                  
Hierbij biedt het kabinet u het rapport aan van TNO inzake «Hergebruik van LNG infrastructuur
                     in Nederland».
                  
Aanleiding en achtergrond: Waterstofreadiness van LNG-terminals
Mijn voorganger heeft de Kamer in 2023 geïnformeerd dat er bij nieuwe initiatieven
                     voor LNG-terminals wordt ingezet op het zo spoedig mogelijk hergebruik van de infrastructuur
                     voor duurzame toepassingen, waarbij er rekening mee wordt gehouden hoe de vraag naar
                     deze duurzame dragers zich ontwikkelt. In april 2024 heeft het lid Kröger (GL-PvdA)
                     een motie ingediend die de regering verzoekt erop toe te zien dat nieuwe LNG-terminals
                     ook gereed zijn voor waterstof.42
Voor de uitvoering van deze motie is relevant dat, ondanks dat een aantal waterstofterminal-projecten
                     naar de realisatiefase aan het verschuiven is, de markt voor duurzame energiedragers
                     langzamer op gang komt dan verwacht, zoals het kabinet ook eerder aan de Kamer heeft
                     gecommuniceerd. Wat betreft het ombouwen van LNG-terminals voor waterstof(dragers) is nog onduidelijk wat de kosten en technische en juridische vereisten zijn.
                  
Tegen deze achtergrond heeft het kabinet TNO gevraagd om een studie uit te voeren
                     naar de technische en juridische voorwaarden en mogelijkheden voor hergebruik van
                     bestaande en nieuwe LNG-terminals. TNO heeft daarbij ook de relevante wetgeving voor
                     LNG-terminals in andere EU LNG importlanden (SP, IT, DE) onderzocht om te analyseren
                     of er voorwaarden zijn voor de herbestemming naar waterstofdragers.
                  
Samenvatting en conclusie
Het TNO-rapport biedt een uitgebreid en waardevol inzicht in de (on)mogelijkheden
                     van de onderscheiden onderdelen van LNG-terminals voor hergebruik per verschillende
                     duurzame energiedragers. TNO concludeert dat hergebruik van (delen van) een LNG-terminals
                     in het algemeen beperkt mogelijk is. Daarbij speelt mee of het gaat om een bestaande
                     dan wel nieuwe terminal en of het gaat om een terminal op land versus een offshore
                     of drijvende terminal. Het lijkt mogelijk om voorwaarden te stellen aan «waterstofgereedheid»
                     van LNG terminals om de bouw van terminals voor duurzame dragers op dezelfde locatie
                     in de toekomst te vergemakkelijken, zoals voorwaarden ten aanzien van de draagkracht
                     van de gebruikte constructie. In feite gaat het dan niet om hergebruik van de terminalcomponenten,
                     maar om hergebruik van de locatie en enkele onderdelen van de constructie. Alleen
                     voor een aantal specifieke energiedragers die directe alternatieven vormen voor LNG,
                     zoals bio-LNG en synthetisch methaan, is direct hergebruik van de terminal zonder
                     veel aanpassingen mogelijk. TNO schetst echter dat er bij deze dragers aandachtspunten
                     bij de kosten en toeleveringsketen zijn, waardoor de toekomstige omvang van deze dragers
                     zeer onzeker is.
                  
Technische mogelijkheden hergebruik LNG-terminals
• Hergebruik van bestaande terminals (GATE en EemsEnergyTerminal) met vloeibare waterstof
                              of ammoniak is te complex. De meest CAPEX-intensieve componenten, zoals de bestaande LNG-opslagtanks of drijvende
                           onderdelen (de zogenoemde Floating Storage and Regasification Units of FSRUs), zijn
                           niet geschikt voor vloeibare waterstof en ammoniak. (Her)gebruik van de locatie zou
                           feitelijk dus neerkomen op de bouw van nieuwe terminals. Voor de EemsEnergyTerminal
                           betekent dit het vervangen van de FSRUs, na afloop van de duur van de huidige functie
                           als LNG-terminal, voor FSRUs die geschikt zijn voor ammoniak of vloeibare waterstof.
                        
Deze technologie bestaat nog niet op de schaal die benodigd is. Zolang aardgas nog
                           nodig blijft in ons energiesysteem, is het logischer om de terminals te blijven inzetten
                           voor (duurzamere alternatieven van) aardgas zoals synthetisch methaan18 en bio-LNG.
                        
• Nieuwe LNG-terminals kunnen voor een beperkt deel toekomstbestendig worden gebouwd
                              door vooruit te plannen met no-regret maatregelen. Gegeven de verschillende eigenschappen van de duurzame energiedragers, is het – indien
                           wordt gestuurd op hergebruik belangrijk om vooraf een duidelijke keuze te maken voor
                           welke duurzame drager in de toekomst in een nieuwe LNG-terminal zal worden ingezet.
                           Daarbij moet rekening worden gehouden met wat proportioneel is in termen van extra
                           investeringskosten. Het onderzoek laat zien dat er op dit moment geen opslagtanks
                           of FSRUs bestaan die zowel voor vloeibare waterstof of ammoniak als voor LNG op de
                           benodigde schaal commercieel beschikbaar zijn.
                        
Juridische sturingsmogelijkheden
De juridische analyse laat zien dat er geen formele sturingsmogelijkheid vanuit de
                     overheid bestaat om bij bestaande terminals een specifiek transitiepad af te dwingen.
                     De nieuwe Gasverordening (Verordening 2024/1789), als onderdeel van het EU-decarbonisatiepakket,
                     introduceert wel een nieuwe extra voorwaarde – indien nieuwe terminals verzoeken om
                     ontheffing van het toepasselijke regime voor derden toegang – dat bij de investering
                     rekening wordt gehouden met decarbonisatie en energie- en klimaatdoelen. Dit biedt
                     enige ruimte voor sturing op hergebruik. Ten slotte is denkbaar dat er in het kader
                     van omgevingstrajecten ook de mogelijkheid bestaat tot sturing op ruimtegebruik en
                     de (vereisten voor) vergunningverlening.
                  
Uit de analyse van de situatie in andere EU-landen, blijkt dat vooralsnog alleen Duitsland
                     specifieke wet- en regelgeving heeft voor de herbestemming van LNG terminals. De
                     Duitse Gesetz zur Beschleunigung des Einsatzes verflüssigten Erdgases (LNGG), ofwel
                     de Duitse «LNG versnellingswet» stelt voorwaarden aan herbestemming van LNG-terminals
                     bij nieuwbouw. Om een terminal in Duitsland operationeel te houden na 31 december
                     2043 moet uiterlijk op 1 januari 2035 goedkeuring zijn aangevraagd. Deze goedkeuring
                     wordt alleen gegeven als de beheerder kan bewijzen dat de terminal per 1 januari 2044
                     kan worden omgebouwd tot een terminal die inzetbaar is voor de import, ontlading,
                     opslag en hervergassing van ammoniak. Daarbij moet gedemonstreerd worden dat de modificatiekosten
                     niet meer dan 15% van de originele bouwkosten bedragen.
                  
Deze in Duitsland gestelde voorwaarde lijkt in Nederland niet haalbaar op basis van
                     de veiligheidseisen voor ammoniak in de zogenoemde PGS-12 richtlijn.
                  
Vervolg
Uiteindelijk vereist de keuze voor hergebruik van nieuwe en bestaande LNG terminals
                     per individuele terminal een zorgvuldige afweging van gasleveringszekerheid, klimaatdoelstellingen,
                     economische haalbaarheid en technische uitvoerbaarheid. Het is hierbij belangrijk
                     om een «loek in» (ten aanzien van een specifieke duurzame energiedrager) te voorkomen
                     waarbij een gecoördineerde afbouw van fossiele infrastructuur in de weg staat aan
                     de opbouw van infrastructuur voor duurzame alternatieven.
                  
Op basis van de hierboven geschetste conclusies, zal het kabinet inventariseren welke
                     instrumenten het kan inzetten om terminaloperators, van zowel bestaande als nieuwe
                     initiatieven, meer te kunnen sturen richting een duurzaam transitiepad.
                  
Hierbij zal het kabinet o.a. kijken welke voorwaarden meegenomen kunnen worden bij
                     de implementatie van het decarbonisatiepakket om deze afweging te kunnen maken. Deze
                     voorwaarden zullen in lijn moeten zijn met de voorkeuren en aandachtspunten over de
                     toeleveringsketens geschetst in de kabinetsvisie waterstofdragers43 en met de gestelde voorwaarden in andere EU landen, zoals Duitsland, om een level-playing field te waarborgen.
                  
Parallel zal het kabinet, bij nieuwe initiatieven, de samenwerking met de overige
                     bevoegde gezagen opzoeken om te bezien of de door TNO geadviseerde voorwaarden alvast
                     kunnen worden meegenomen bij de beoordeling van aanvragen.
                  
Ten slotte vindt het kabinet het belangrijk om in gesprek te blijven met de terminaloperators
                     en betrokken stakeholders, zodat hun toekomstplannen in lijn worden ontwikkeld met
                     het afbouwpad voor aardgas en dat de terminals bijdragen aan zowel leveringszekerheid
                     als de overgang naar een klimaatneutraal energiesysteem in Nederland richting 2050.
                     Dit geldt in het bijzonder bij het lopende initiatief voor de tijdelijke verlenging
                     van de EemsEnergyTerminal, waarbij aandeelhouders Gasunie en Vopak naast het onderzoeken
                     van verlenging ook gezamenlijk de mogelijkheden onderzoeken voor het realiseren van
                     een nieuwe importterminal voor ammoniak.44 Op dit moment is de GATE-terminal al gecertificeerd voor de import van bio-LNG en
                     worden de eerste volumes geïmporteerd. Ook is het kabinet aan het verkennen in het
                     kader van het groeifondsprogramma «GroenvermogenNL» of de innovatiekloof voor toekomstbestendige
                     materialen en (toekomstbestendig LNG) ontwerpsystemen voor de import van vloeibare
                     waterstof en ammoniak kan worden ingevuld. Voor de fase van pilots en demonstraties
                     zou GroenvermogenNL kunnen bijdragen via de zogenoemde DEI-regeling, waarbinnen voor
                     waterstof(-gerelateerde) projecten ook ruimte bestaat.
                  
Ondertekenaars
- 
              
                  Eerste ondertekenaar
 S.T.M. Hermans, minister van Klimaat en Groene Groei
