Brief regering : Kabinetsreactie Speciaal Verslag Europese Rekenkamer over Militaire mobiliteit in de EU
24 202 Europese Rekenkamer
Nr. 47
BRIEF VAN DE MINISTER EN STAATSSECRETARIS VAN DEFENSIE
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 14 april 2025
Op 5 februari jl. publiceerde de Europese Rekenkamer (ERK) haar speciaal verslag «Militaire
mobiliteit in de EU – Niet op volle snelheid door tekortkomingen in het ontwerp en
belemmeringen onderweg.» Op 21 februari jl. verzocht de vaste Kamercommissie voor
Defensie om een kabinetsreactie op dit verslag. Met deze brief ontvangt u de reactie
op het verslag en de aanbevelingen.
Militaire mobiliteit binnen de EU heeft tot doel de snelle en naadloze verplaatsing
van militair personeel, materieel en middelen binnen Europa mogelijk te maken. De
ERK heeft een controle uitgevoerd vanwege de relevantie van militaire mobiliteit voor
de krijgsmachten, in het bijzonder in het licht van de Russische aanvalsoorlog tegen
Oekraïne. Het doel van het onderzoek was te beoordelen of het Actieplan Militaire
Mobiliteit 2.0 was gebaseerd op een robuust fundament en of het op schema lag om de
doelstellingen ervan te halen. De EU heeft dit actieplan in 2022 opgesteld, na een
eerder EU-actieplan voor militaire mobiliteit uit 2018. Het Actieplan Militaire Mobiliteit 2.0
verbindt bestaande en nieuwe initiatieven aan elkaar met als «strategische doelstelling»
het verder vormgeven van een Europees netwerk van militaire corridors.1 Hierbij zijn in het actieplan in totaal 38 acties geformuleerd, deels gericht aan
de EU en deels aan de lidstaten.
De ERK stelt dat het actieplan 2.0 niet was gebaseerd op een robuust fundament en
dat er wisselende vooruitgang is geboekt in de implementatie. De ERK geeft aan dat
de governance van militaire mobiliteit binnen de EU ingewikkeld en versnipperd is. Er is geen centraal
aanspreekpunt voor coördinatie van maatregelen, waardoor het lastig is voor betrokken
partijen, waaronder de lidstaten, om erachter te komen wie wat doet op het gebied
van militaire mobiliteit. Daarnaast geeft de ERK aan dat het ontwerp van actieplan 2.0
beperkingen kent op het gebied van monitoring en verslaglegging. De ERK geeft aan
dat de meeste acties onvoldoende operationeel zijn en dat voor slechts 13 van de 29 «kernacties»
gericht aan de EU een streefdatum is vastgesteld. Geen van deze acties bevat indicatoren
en er zijn geen «mijlpalen» geïdentificeerd. Een eerste voortgangsverslag uit november
2023 van het actieplan bevat geen systematische informatie over de voortgang van elke
kernactie op EU-niveau of over de voortgang van acties die lidstaten zouden ondernemen.
De ERK concludeert dat slechts 4 van de 29 kernacties op EU-niveau als afgerond kunnen
worden beschouwd, terwijl de overgrote meerderheid nog lopend is. De ERK stelt vast
dat vanwege het gebrek aan indicatoren en specifieke doelstellingen geen nauwkeurige
algemene beoordeling kan worden gegeven van de geboekte vooruitgang voor actieplan 2.0.
De ERK constateert ook dat de financiering vanuit het Meerjarig Financieel Kader (MFK)
2021–2027 die specifiek bedoeld is voor dual use (civiel en militair) infrastructuurprojecten niet stabiel en voorspelbaar is. Dit
komt doordat de Commissie vanwege de geopolitieke ontwikkelingen op gebied van veiligheid
besloot om deze financiële middelen versneld in te zetten in 2022 en 2023. Deze financiële
middelen werden uitgekeerd vanuit de Connecting Europe Facility (CEF). Het gevolg was dat er na 2023 geen specifieke financiering meer beschikbaar
was voor dual use infrastructuurprojecten tot het einde van het huidige MFK. De ERK erkent wel dat
het versneld beschikbaar stellen van dit budget een belangrijk politiek signaal is
geweest. De ERK stelt ook dat de selectiecriteria voor dual use infrastructuurprojecten niet zodanig breed zijn dat de voorgestelde projecten worden
beoordeeld op alle aspecten die van belang zijn voor het verbeteren van militaire
mobiliteit in de EU. Zo wordt er onder andere onvoldoende rekening gehouden met geopolitieke
aspecten bij de selectie van projecten. Op 19 maart jl. publiceerde de Europese Commissie
het Witboek Europese Defensie-Gereedheid 2030.2 In het witboek zet de Commissie haar plannen uiteen om EU-lidstaten te helpen volledig
militair gereed te zijn in 2030. De Commissie kondigt daarin aan later dit jaar voorstellen
te zullen presenteren, inclusief wetgeving, om knelpunten voor militaire mobiliteit
weg te nemen. De Commissie heeft ook aangegeven te kijken naar mogelijkheden om meer
te investeren in defensie binnen het huidige MFK.
Op basis van de bevindingen komt de ERK tot een zestal aanbevelingen voor de Commissie
en de Externe Dienst voor Extern Optreden (EDEO). Ten eerste beveelt de ERK aan om
de governance voor militaire mobiliteit in de EU te verbeteren, door de coördinatie tussen de EU,
de lidstaten en andere belanghebbenden te stroomlijnen. Dit zou kunnen door een centraal
contactpunt aan te wijzen. Ten tweede beveelt het ERK aan de voortgang van iedere
actie uit het actieplan te monitoren en daar verslag over uit te brengen. De ERK beveelt
daarbij onder andere aan om de lidstaten aan te moedigen om te rapporteren over de
voortgang van hun geplande acties. Omdat het budget van 1,69 miljard euro voor infrastructuur
voor dual use projecten uit het huidige MFK is uitgegeven, beveelt de ERK de Commissie aan de mogelijkheid
te onderzoeken om de resterende financiële middelen uit CEF in te zetten voor dual use infrastructuurprojecten. Ten vierde beveelt de ERK aan stappen te ondernemen om de
voorspelbaarheid van mogelijke financiering voor dual use infrastructuurprojecten in het kader van het volgende MFK te verbeteren. Ten vijfde
stelt het ERK voor om het selectieproces voor infrastructuurprojecten die aanspraak
maken op financiële middelen uit het MFK voor dual use te verbeteren, zodat de meest relevante projecten worden gefinancierd voor het dichten
van de lacunes in het militaire netwerk. Ten zesde beveelt de ERK aan bij de opzet
van toekomstige actieplannen ter verbetering van militaire mobiliteit, de acties doelgerichter
te maken door op voorhand duidelijke doelstellingen en actiepunten te formuleren.
Kabinetsappreciatie
Inzet Nederland op militaire mobiliteit
Het kabinet acht het essentieel om militaire mobiliteit binnen Europa te verbeteren.
Het snel en effectief kunnen verplaatsen van militair materiaal en personeel is noodzakelijk
voor een geloofwaardige afschrikking en verdediging van het grondgebied van de lidstaten,
ook in NAVO-verband. Het belang van militaire mobiliteit is door de Russische aggressieoorlog
tegen Oekraïne alleen maar toegenomen. Nederland is een doorvoerland met fijnmazige
infrastructuur netwerken en heeft als taak de NAVO, EU en de eigen krijgsmacht te
faciliteren. Daarvoor is het belangrijk om de bestaande (hoofd)infrastructuur met
urgentie daar waar mogelijk te verbeteren om een snelle verplaatsing van militair
materieel en personeel mogelijk te maken en tegelijkertijd de Nederlandse samenleving
door te laten draaien.3
Het kabinet zet zich actief in om militaire mobiliteit in Nederland te verbeteren
door te werken aan de implementatie van het Nationaal Plan Militaire Mobiliteit4. Een belangrijke doelstelling uit dit plan is het inrichten van drie multimodale
corridors in Nederland, om snelle en efficiënte militaire verplaatsingen mogelijk
te maken. Een concreet voorbeeld van de inzet ter inrichting van de corridors is dat
in Nederland twee treinsporen zijn verlengd met behulp van Europese subsidies. Door
deze aanpassing neemt de totale capaciteit op het spoor toe en zijn langere treinen
sneller te laden en te lossen, waardoor meer militair materieel tegelijkertijd en
sneller kan worden vervoerd. Een ander voorbeeld is de aangepaste colonnesignalering
waarmee Nederland nu voldoet aan de NAVO-eisen voor ongehinderde grensoverschrijdende
verplaatsing.
Nederland vervult als doorvoerland een actieve rol door Host Nation Support te leveren,
bijvoorbeeld aan Bondgenoten bij oefeningen van de NAVO. Ook ondersteunt Nederland
op regelmatige basis de rotaties van brigades van de Verenigde Staten in het kader
van operatie Atlantic Resolve. In het afgelopen najaar zijn er meerdere havens in
Nederland gebruikt voor de doorvoer van materiaal zoals containers, wielvoertuigen
en pantservoertuigen.
Met het Nationaal Programma Ruimte voor Defensie (NPRD) wordt gewerkt aan het in beeld
brengen, integraal afwegen en borgen van de extra ruimte die nodig is voor defensie-activiteiten.
Het gaat hierbij om ruimte voor een breed palet aan activiteiten die van belang zijn
voor de gereedheid van de krijgsmacht. Een deel heeft direct betrekking op verbetering
van de militaire mobiliteit.
Daarnaast zet Nederland zich ook in EU-verband in om militaire mobiliteit te verbeteren.
Nederland is voorzitter van het PESCO-project militaire mobiliteit waarin 26 EU-lidstaten
en drie derdelanden (Verenigde Staten, Canada en Noorwegen) samenwerken aan het verbeteren
van grensoverschrijdend militaire vervoer in de EU. Op dit moment zitten het Verenigd
Koninkrijk en Zwitserland in het proces om toe te treden tot het PESCO-project. In
het project werken de deelnemers onder andere aan het verkorten van de goedkeuringstermijn
van aanvragen voor grensoverschrijdend militair verkeer en is er een nationaal Point of Contacts Network (NPOC) opgezet voor militaire mobiliteit.
Appreciatie aanbevelingen
Het kabinet heeft met belangstelling kennisgenomen van het speciaal verslag van de
ERK en is van mening dat de bevindingen en aanbevelingen kunnen bijdragen aan het
verbeteren van de EU-inzet op militaire mobiliteit. Het kabinet verwelkomt de aanbeveling
om de governance op gebied van militaire mobiliteit te verbeteren. In haar reactie geeft de Commissie
aan samen met EDA en EDEO bij de lidstaten na te zullen gaan of coördinatie en synergiën
met betrekking tot militaire mobiliteit beter kunnen worden gestroomlijnd5. Het kabinet deelt de observatie over het diffuse landschap van verantwoordelijkheden
met betrekking tot militaire mobiliteit. Het kabinet zou daarom graag zien dat de
coördinatie van de activiteiten beter wordt ingericht.
Het kabinet is positief over de aanbeveling om de voortgang van elke actie uit het
actieplan 2.0. door de Commissie en EDEO te laten monitoren en er verslag over uit
te brengen. Hierbij geeft de ERK aan dat de Commissie, rekening houdend met de soevereiniteit
van de lidstaten op gebied van militaire mobiliteit, de lidstaten kan verzoeken informatie
te geven over de voortgang van de voor hen geplande acties. Het staat lidstaten vrij
om al dan niet aan een informatieverzoek te voldoen. De Commissie heeft aangegeven
deze aanbeveling van de ERK te aanvaarden.
Het kabinet is van mening dat monitoring en verslaglegging over de voortgang een beter
beeld kan geven van de stand van zaken op gebied van militaire mobiliteit. Daarnaast
kan het verdere actie ter verbetering vanuit de EU en lidstaten stimuleren. Het kabinet
merkt daarbij wel op dat het monitoren van de voortgang van het actieplan lastig uitvoerbaar
is vanwege het ontbreken van concrete doelstellingen, indicatoren of deadlines voor
een groot aantal acties. Het kabinet sluit zich daarom ook aan bij de aanbeveling
om een volgend actieplan voor militaire mobiliteit doelgerichter te maken. Een actieplan
met een duidelijke focus en concrete doelstellingen kan ervoor zorgen dat de EU en
de lidstaten meer gestimuleerd worden om hier opvolging aan te geven. Het kabinet
verwelkomt dan ook dat de Commissie deze aanbeveling van de ERK aanvaardt en aangeeft
het volgende actieplan in lijn met deze aanbeveling op te stellen.
Het kabinet verwelkomt de aanbeveling om de Commissie te laten onderzoeken of het
mogelijk is gebruik te maken van de resterende CEF-oproepen voor dual use infrastructuurprojecten. Daarbij moet opgemerkt worden dat het CEF in de huidige
looptijd al voor een zeer groot deel uitgeput is. Het kabinet benadrukt dat projecten
uit het CEF uiteindelijk moeten bijdragen aan de totstandkoming en finalisering van
het TEN-T netwerk en de daarin verplichte eisen. De Commissie heeft in het kader van
de tussentijdse herziening van het Cohesiebeleid voorstellen gedaan waardoor lidstaten
de huidige cohesiegelden mogelijk meer kunnen inzetten voor defensie6. Binnen het cohesiebeleid bestaat overigens reeds ruimte voor bepaalde defensie-uitgaven,
bijvoorbeeld voor dual use doeleinden. Daarnaast dient te worden opgemerkt dat een aanzienlijk deel van de cohesiemiddelen
reeds is gealloceerd ten behoeve van de regio’s. De uiteindelijke beslissing over
gebruik van deze middelen ligt dan ook bij de lidstaten en regio’s zelf. Het kabinet
zal de voorstellen van de Commissie middels een BNC-fiche nader beoordelen, maar staat
open voor opties waarbij beter gebruik gemaakt kan worden van de middelen binnen de
bestaande begroting of voor herprioritering van middelen voor defensie-uitgaven binnen
afgesproken MFK-plafonds, zoals eerder benoemd in Kamerbrief betreffende de Motie-Eerdmans
(ReArm Europe) en de Europese Raad van 20–21 maart jl.7
Ten aanzien van de aanbeveling om de voorspelbaarheid van mogelijke financiering voor
militaire mobiliteit bij een volgend MFK te verbeteren, is het kabinet van mening
dat voorspelbare financiering de inzet op militaire mobiliteit ten goede zal komen.
Wel is het kabinet van mening dat de mogelijkheid moet blijven bestaan dat infrastructuurprojecten
die vanuit militair oogpunt zeer urgent zijn ten behoeve van militaire mobiliteit
óók kunnen worden geadresseerd als het gealloceerde budget voor een bepaald jaar is
uitgegeven. In lijn met de Kamerbrief inzake de Nederlandse inzet op hoofdlijnen voor
het volgende MFK is veiligheid en defensie, waaronder inzet ten behoeve van militaire
mobiliteit, een van de prioriteiten van dit kabinet.8 Het kabinet kijkt in dit kader ook uit naar de door de Commissie in het Witboek aangekondigde
mededeling waarin het voorstellen, inclusief wetgeving, zal doen ter verbetering van
militaire mobiliteit. Het kabinet is positief over het feit dat de Commissie naar
knelpunten in wetgeving zal kijken en is van mening dat de Commissie ernaar moet streven
dat bestaande en toekomstige EU-wetgeving ook de gereedstelling en inzet van de krijgsmachten
van de lidstaten mogelijk maakt.
Het kabinet verwelkomt de aanbeveling om ingeval in het volgende MFK financiële middelen
worden gealloceerd voor dual use infrastructuurprojecten, het selectieproces voor de projecten die in aanmerking komen
zo aan te passen dat prioriteit wordt gegeven aan de projecten die het meest urgent
zijn vanuit het oogpunt van militaire mobiliteit. Het is hierbij van belang dat de
Commissie criteria opstelt waaraan urgentie getoetst kan worden. Gegeven de huidige
veiligheidssituatie in Europa is het kabinet van mening dat EU-budget voor de aanleg
van dual use infrastructuurprojecten zo moet worden ingezet dat de projecten die vanuit militair
oogpunt het meest urgent zijn als eerste in aanmerking komen voor co-financiering,
zodat krijgsmachten zich snel en efficiënt kunnen verplaatsen binnen Europa. Daarbij
zou het goed zijn als grensoverschrijdende infrastructuurprojecten of nationale projecten
die aanzienlijk grensoverschrijdende gevolgen hebben gemakkelijker in aanmerking komen
voor co-financiering, omdat het verbeteren van militaire corridors mogelijk investeringen
in verschillende lidstaten vereist.
De Minister van Defensie,
R.P. Brekelmans
De Staatssecretaris van Defensie,
G.P. Tuinman
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
R.P. Brekelmans, minister van Defensie -
Mede ondertekenaar
G.P. Tuinman, staatssecretaris van Defensie