Brief regering : Reactie op toezegging gedaan bij commissiedebat Integriteit openbaar bestuur van 12 maart 2025 over zakelijke en financiële belangen van bewindspersonen
28 844 Integriteitsbeleid openbaar bestuur en politie
Nr. 284
BRIEF VAN DE MINISTER-PRESIDENT, MINISTER VAN ALGEMENE ZAKEN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 11 april 2025
Het lid Sneller (D66) heeft in het commissiedebat van 12 maart 2025 over integriteit
openbaar bestuur enkele vragen gesteld over de zakelijke en financiële belangen van
bewindspersonen. Hij lijkt in dit kader de indruk te wekken dat het bestaande kader
niet voldoet en niet wordt nageleefd. In deze brief reageer ik op de vragen gesteld
tijdens het commissiedebat, mede namens de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.
In de brief van 6 december 2024 (Kamerstuk 28 844, nr. 278) heb ik, namens het hele kabinet, gezegd dat de vaste procedure inzake de omgang
met zakelijke en financiële belangen zorgvuldig is doorlopen. Alle bewindspersonen
hebben bezien of zij relevante belangen bezitten, hiervoor zo nodig een regeling getroffen
en, voor zover nodig deze aan de orde gesteld in het gesprek met de formateur, in
aanwezigheid van de aantredend Minister-President. Hierover is de Tweede Kamer ook
na afloop van de formatie geïnformeerd. Hiermee is zeker gesteld dat er geen sprake
is van een geobjectiveerd risico van de schijn van belangenverstrengeling bij de huidige
bewindspersonen.
Ook heb ik gezegd dat ik het bestaande kader evenwichtig acht en dat het tot stand
is gekomen in overeenstemming met uw Kamer. Het berust in essentie op een balans in
verschillende uitgangspunten waarbij naast de belangen van transparantie en het voorkomen
van de schijn van vooringenomenheid ook recht wordt gedaan aan de bescherming van
de persoonlijke levenssfeer, met inbegrip van die van derden zoals partner, gezin
en familie, en een gelijke benoembaarheid in de openbare dienst, inclusief de aantrekkelijkheid
van de openbare dienst.
Tot slot heb ik gezegd dat voor het bieden van transparantie ten aanzien van alle
zakelijke en financiële belangen is vereist dat hier een zorgvuldige weging aan voorafgaat.
Gelet op het feit dat de laatste integrale weging van het bestaande kader plaatsvond
in 2002, gelet op bredere ontwikkelingen, zoals de aanbevelingen van GRECO en civielrechtelijke
ontwikkelingen, de introductie van hoorzittingen voor aantredend bewindspersonen,
én gelet op het bestaande maatschappelijke debat over de transparantie zoals dit in
de afgelopen periode ook in de Tweede Kamer heeft plaatsgevonden, heb ik aanleiding
gezien om het bestaande kader tegen het licht te houden, ten behoeve van een volgende
formatie.
Ik zal uw Kamer tijdig en voorafgaand aan een volgende formatie over de uitkomsten
hiervan informeren en we gaan hierover graag met de Kamer in gesprek.
Vervolgens heeft de vaste commissie Binnenlandse Zaken mij op 13 december 2024 verzocht
de Kamer te informeren over het moment waarop de aangekondigde reflectie en eventuele
voorstellen naar de Tweede Kamer zullen worden verstuurd.
Bij brief van 21 februari 2025 (Kamerstuk 28 844, nr. 281) heb ik in reactie hierop laten weten dat het tegen het licht houden van het bestaande
kader een zorgvuldig proces vereist. Ik heb laten weten dat ik verwacht de brief over
de aangekondigde reflectie en eventuele voorstellen voor de start van de volgende
formatie te kunnen sturen naar de Tweede Kamer. Gelet op de reguliere verkiezingen
in maart 2028, zal ik uiterlijk in het derde kwartaal van 2027 een brief sturen.
Voorts heeft het lid Sneller de vraag gesteld of de brief voor de zomer kan worden
verzonden. Ook het lid Van Nispen (SP) roept hiertoe op. In reactie hierop meld ik
dat nog steeds mijn streven is om de brief over de aangekondigde reflectie en eventuele
voorstellen voor de start van de volgende formatie te kunnen sturen naar de Tweede
Kamer, maar dat dit een zorgvuldig proces vergt, dat nog niet is afgerond voor de
zomer. Ik zie hierom geen aanleiding om de gestelde planning te herzien.
De Minister-President, Minister van Algemene Zaken,
H.W.M. Schoof
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
H.W.M. Schoof, minister van Algemene Zaken