Brief regering : Internationale inzet van Nederlandse militairen, civiele experts en politiefunctionarissen 2025 - 2028
29 521 Nederlandse deelname aan vredesmissies
Nr. 493
BRIEF VAN DE MINISTERS VAN BUITENLANDSE ZAKEN, VAN DEFENSIE, VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID
EN VOOR BUITENLANDSE HANDEL EN ONTWIKKELINGSHULP
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 4 april 2025
Zoals toegezegd tijdens het commissiedebat evaluatie missies van 22 oktober 2024 (Kamerstuk
29 521, nr. 492) informeert het kabinet uw Kamer met deze brief over de Nederlandse militaire, civiele
en politiële bijdragen aan internationale missies en operaties voor de periode 2025
tot en met juni 2028 in het kader van de bevordering van de internationale rechtsorde
en stabiliteit.1
In het Regeerprogramma (bijlage bij Kamerstuk 36 471, nr. 96) geeft het kabinet aan dat het van belang is om invulling te blijven geven aan internationale
missies buiten het NAVO- en EU-grondgebied. Het kabinet neemt de verantwoordelijkheid
die gepaard gaat met het uitzenden van Nederlanders naar het buitenland uitermate
serieus en dat doet het weloverwogen. Bij elke inzet is het Nederlandse belang leidend.
Er is grootschalige oorlog in Europa. Ook elders in de wereld zijn grootmachten verwikkeld
in competitie en confrontatie. Machtsverhoudingen verschuiven en verschillende spelers,
zoals Rusland en China, proberen hun invloed ten koste van het Westen te vergroten
en ondermijnen de internationale rechtsorde. Deze ontwikkelingen hebben directe impact
op ons land: ze bedreigen de veiligheid en welvaart van Nederland en Nederlanders.
Vanwege toenemende veiligheidsdreigingen voor Nederland en de rest van Europa vraagt
de NAVO een grotere militaire bijdrage van bondgenoten (waaronder Nederland) aan de
collectieve veiligheid. Ook is het mogelijk dat Nederland in de nabije toekomst om
een bijdrage zal worden gevraagd voor veiligheidsgaranties in Oekraïne. In dit stadium
kan het kabinet daarom niets uitsluiten en is derhalve bereid om over elke serieuze
optie met betrekking tot Oekraïne het gesprek aan te gaan. Dit alles legt een toenemend
beslag op schaarse militaire capaciteiten. Ontwikkelingen die het dreigingsbeeld in
Europa in korte tijd verslechteren kunnen aanleiding zijn tot tussentijdse herprioritering
van militaire capaciteiten. Dat zal keuzes vergen voor de inzet voor internationale
missies en operaties.
Ook conflicten en oorlogen buiten het NAVO-verdragsgebied kunnen onze veiligheid en
welvaart en die van onze bondgenoten bedreigen. Aanvallen op de vrije doorvaart kunnen
de Nederlandse economie raken. Instabiliteit elders kan ruimte bieden aan georganiseerde
(ondermijnende) criminaliteit en irreguliere migratie naar Europa en Nederland. Terrorisme
elders kan terrorisme in Nederland aanwakkeren. En als internationale rechtsnormen
zoals vrije doorvaart verder weg ongestraft worden geschonden, kan dat op termijn
ook dichterbij huis gebeuren. Die dreigingen zijn concreet in regio’s in de directe
omgeving van Europa en daarbuiten.
Het kabinet richt zich dus vooral op de primaire taak van verdediging van de veiligheid
van het bondgenootschappelijk grondgebied door de krijgsmacht. Daarom wil dit kabinet
anders omgaan met de Nederlandse bijdragen aan missies en operaties: zij zullen eerst
en vooral moeten bijdragen aan de Nederlandse veiligheidsbelangen. Ook kiest het kabinet
voor minder grootschalige en langdurige bijdragen ver weg. Realisme staat voorop bij
beslissingen.
Deze brief gaat in op de Nederlandse belangen, het beleidskader en op de voorgenomen
inzet in de verschillende regio’s. Deze brief heeft geen betrekking op de noodzakelijke
en uitgebreide inspanningen ter versterking van de NAVO-oostflank en de onverminderde
steun aan Oekraïne. Uw Kamer wordt hierover via andere brieven geïnformeerd.
Belangen: waar we het voor doen
Het kabinet hecht er zeer aan dat missies en operaties concreet bijdragen aan de Nederlandse
belangen. Om die reden prioriteert het kabinet missies en operaties die bijdragen
aan de volgende Nederlandse belangen:
i. De veiligheid van Nederland. De veiligheid van Nederland is onlosmakelijk verbonden met de veiligheid in en rondom
Europa. Beide staan onder druk. Dat vergt onze absolute aandacht en inspanning. Terrorisme,
gewelddadig extremisme, ondermijning en grensoverschrijdende criminaliteit vormen
een constante dreiging voor onze democratische rechtsstaat en nationale veiligheid.
ii. Positionering als een betrouwbare bondgenoot. Zoals het kabinet in het Regeerprogramma heeft verwoord, zijn de NAVO en de EU de
twee belangrijkste samenwerkingsverbanden voor onze internationale veiligheid. Nederland
heeft daarmee een belang bij een sterke NAVO en EU, en daarmee (proportionele) bijdragen
aan deze organisaties en in voorkomende gevallen aan bijdragen multilaterale verbanden
zoals de VN.
iii. Economische veiligheid van Nederland. Nederland verdient een aanzienlijk deel van het nationaal inkomen in het buitenland.
Zo werd in 2022 ruim 35 procent van het Nederlandse bruto binnenlands product verdiend
met export van goederen en diensten en was bijna een derde van de totale werkgelegenheid
te danken aan export.2 Instabiliteit in de wereld bedreigt die economische belangen, zoals een betrouwbaar
investeringsklimaat, de toevoer- en waardenketens en handelsstromen die Nederland
als open handelsnatie nodig heeft om welvarend te blijven. Om deze redenen draagt
dit kabinet bij aan missies en operaties die belangrijke handelsroutes en het beginsel
van de vrije doorvaart beschermen.
iv. Het tegengaan van irreguliere migratie en het versterken van grensbeheer. Het tegengaan van irreguliere migratie is een prioriteit voor dit kabinet. Het kabinet
maakt zich sterk om migratie en grensbeheer, waar relevant, in toekomstige mandaten
op te nemen. Dit geldt zeker voor missies onder de vlag van het Europees gemeenschappelijk
veiligheid- en defensiebeleid (GVDB), in uitzendgebieden in bron- en transitlanden
van irreguliere migratie naar Nederland en Europa. Het kabinet streeft daarin naar
complementariteit met de brede partnerschappen met migratierelevante landen.
v. Het bestrijden van grensoverschrijdende criminaliteit. Het kabinet wenst de samenhang tussen de uitzending van politiepersoneel en grensoverschrijdende
criminaliteit te versterken door:
a. uitzendingen te prioriteren in conflictgebieden met een criminaliteitsrelatie met
Nederland;
b. in toenemende mate modulaire capaciteit aan missies ter beschikking te stellen op
voor Nederland prioritaire criminaliteitsfenomenen;
c. het verstevigen van de verbinding tussen uitgezonden politiefunctionarissen en de
informatieorganisatie van de Nederlandse politie.
vi. Gereedstelling en geoefendheid van de krijgsmacht. Inzet in missies en operaties elders draagt bij aan de geoefendheid, ervaring en
motivatie van Nederlandse militairen, en daarmee ook aan werving en behoud van ervaren
personeel.
Beleidskader: hoe gaan we te werk?
Zoals verankerd in het Regeerprogramma, stelt het kabinet zich tot doel middels internationale
inzet en versterking van de krijgsmacht de veiligheid en weerbaarheid van Nederland
te vergroten. Dit doet het kabinet met een realistisch buitenlands beleid, dat de
belangen van Nederland en Nederlanders dient, onze waarden hoog houdt en onze vrijheden
verdedigt.
Daarbinnen past, zoals eveneens vastgelegd in het Regeerprogramma, dat we invulling
blijven geven aan internationale missies buiten het NAVO- en EU-grondgebied, in het
kader van het bevorderen van de internationale rechtsorde. Dat past ook binnen het
kabinetsstreven dat Nederland een betrouwbare bondgenoot is. Het kabinet is zich ook
bewust van de noodzaak dat Europa, ook Nederland, meer verantwoordelijkheid neemt
voor de veiligheid in de eigen omgeving.
Onveiligheid en instabiliteit kunnen concrete belangen en waarden bedreigen. Missies
en operaties worden door het kabinet ingezet om dit tegen te gaan. Zo is in Bosnië
de missie EUFOR Althea gericht op behoud van stabiliteit. Soms zetten we bijdragen
ook in om een boodschap uit te dragen over het belang van onze principes en de internationale
rechtsorde, zoals de operaties in de Rode Zee die laten zien dat aanvallen op de vrije
zeevaart niet ongestraft kunnen plaatsvinden. Een andere reden kan zijn om solidariteit
en burden sharing met onze partners te betrachten. En soms zijn bijdragen van nut om een voet tussen
de deur te houden of te voorkomen dat een situatie ontstaat waarin onze belangen kunnen
worden bedreigd, bijvoorbeeld de groeiende samenwerking met de West-Afrikaanse kuststaten
om de toenemende rol als transitregio voor drugssmokkel naar Europa en de uitbreiding
van invloed van jihadistische groeperingen tegen te gaan.
De context van missies en operaties is altijd weerbarstig. De resultaten van inzet
zijn sterk afhankelijk van welwillendheid van regeringen en andere partners ter plaatse
en de internationale coalitie waarin we opereren. Nederland kan aan zo’n internationale
coalitie (bijvoorbeeld een NAVO-, EU- of VN-missie of een coalition of the willing) een waardevolle bijdrage leveren, maar qua omvang is die relatief gezien doorgaans
bescheiden.
We bezien weloverwogen met welke capaciteit, in welke omvang en in welk samenwerkingsverband
een Nederlandse bijdrage of interventie het meest effectief kan zijn. Soms is dat
een missie of operatie van significante omvang, maar soms kunnen juist doelgerichte,
kleinschalige bijdragen of anderszins activiteiten (zoals oefeningen waarvan buitenlandpolitieke
signaalwerking uitgaat, capaciteitsopbouw, (modulaire) politiecapaciteit of vroegtijdige
kleinschalige aanwezigheid ten behoeve van een goede informatiepositie) de meest effectieve
én haalbare vorm zijn om een doel te bereiken.
Het kabinet streeft hierbij naar onderlinge samenhang van de verschillende Nederlandse
inspanningen. Dit betekent dat we de in deze brief beschreven inzet waar mogelijk
en wenselijk ook ondersteunen met (economische) diplomatie en ontwikkelingshulp. Ook
dat kunnen effectieve manieren zijn om instabiliteit te adresseren. In lijn met de
Beleidsbrief Ontwikkelingshulp (Kamerstuk 36 180, nr. 133) investeert het kabinet op plekken waar dat in het Nederlands belang is met ontwikkelingshulp
gericht in onze eigen veiligheid, bijvoorbeeld door bij te dragen aan het versterken
van lokale politie en justitie, goed bestuur en een professionele veiligheidssector.3
Dit kabinet trekt lessen uit evaluaties van bijdragen aan missies en operaties en
past deze lessen toe.4 Dit betekent dat we realistisch en transparant zijn over het karakter van de conflicten
in de landen waar missies en operaties plaatsvinden, over de geopolitieke context,
en over wat we wel en niet kunnen bereiken. We wegen risico’s zorgvuldig, en monitoren
en evalueren de Nederlandse bijdragen aan missies en operaties. Daarbij hebben we
specifiek aandacht voor de risico’s die missies en operaties met zich meebrengen voor
de burgerbevolking in inzetgebieden.
Voorgenomen inzet: waar gaan we aan de slag?
In de bijlage bij deze brief geeft het kabinet een overzicht van de voorgenomen inzet
(de nationale kaders voor voorgenomen missiebijdragen). Het betreft inzet van militair,
civiel en politieel personeel in: i) Europa (Westelijke Balkan, Moldavië en Zuidelijke
Kaukasus); ii) het Midden-Oosten; iii) de Rode Zee-regio; iv) de Indo-Pacific; v) West-Afrika;
en vi) kleinschalige missiebijdragen. Conform artikel 100 van de Grondwet zal het
kabinet, waar nodig, uw Kamer schriftelijk informeren over concrete uitwerking van
deze inzet.
Het kabinet merkt daarbij op dat de mogelijkheid altijd bestaat dat op enig moment
additionele inzet nodig is, bijvoorbeeld vanwege een bondgenootschappelijk verzoek
of om in te spelen op onvoorziene ontwikkelingen. Daarnaast is het ook mogelijk dat
het kabinet besluit inzet af te schalen, bijvoorbeeld omdat doelen niet haalbaar blijken,
vanwege veranderingen in de veiligheidssituatie of omdat een herprioritering van de
beschikbare capaciteiten nodig blijkt.
Financiële aspecten
De in deze brief beschreven inzet van militair en civiel personeel wordt uit het Budget
Internationale Veiligheid (BIV) gefinancierd dat onderdeel is van artikel 1 Inzet
van de Defensiebegroting. De omvang van het BIV is structureel circa EUR 200 miljoen
per jaar. Militaire activiteiten die niet in aanmerking komen voor financiering vanuit
het BIV worden vanuit de Defensiebegroting gefinancierd.
De internationale politiële inzet zoals vormgegeven in deze brief wordt bekostigd
uit de bijzondere bijdrage «uitzendingen en IPS in ODA-landen», zoals opgenomen in
Begroting en Beheerplan Nationale Politie 2025–2029 (d.d. 17 september 2024).
De Minister van Buitenlandse Zaken,
C.C.J. Veldkamp
De Minister van Defensie,
R.P. Brekelmans
De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp, R.J. Klever
De Minister van Justitie en Veiligheid,
D.M. van Weel
BIJLAGE: VOORGENOMEN NEDERLANDSE MILITAIRE, POLITIËLE EN CIVIELE BIJDRAGEN (NATIONALE
KADERS) MET LOOPTIJD: 2025 TOT EN MET JUNI 2028
In deze bijlage vertaalt het kabinet de genoemde uitgangspunten en belangen naar voorgenomen
militaire, civiele en politiële inzet. De nationale kaders van de bijdragen lopen
tot en met juni 2028 tenzij anders aangegeven. Waar additionele informatievoorziening
nodig is, bijvoorbeeld in het kader van art. 100 GW (Toetsingskader), benoemen we
dit.
1. Europa (Westelijke Balkan, Moldavië en Zuidelijke Kaukasus)
Nederland heeft een direct veiligheidsbelang om verdere instabiliteit aan de grenzen
van de EU te voorkomen. Het kabinet zal, conform het Regeerprogramma, landen op het
Europese continent waarvan de bestaanszekerheid onder druk staat steunen. Het kabinet
kiest daarom voor civiele, politiële en militaire inzet in de directe ring rondom
Europa. Buiten de inzet ten behoeve van collectieve verdediging van het NAVO-grondgebied
en de steun aan Oekraïne, die buiten het bestek van deze brief vallen, zal Nederland
in de komende jaren zijn bijdragen aan stabiliteit, veiligheid en rechtsstaatontwikkeling
toespitsen op de Westelijke Balkan; stabiliteit in Armenië en Georgië; en de weerbaarheid
van Moldavië tegen Rusland.
De stabiliteit in Bosnië en Herzegovina en Kosovo staat onder druk. Om die reden is
EU- en NAVO-betrokkenheid van belang. Het kabinet verkent daarom de mogelijkheid om
een nieuwe bijdrage met een infanteriecompagnie aan de militaire operatie EUFOR Althea
in Bosnië en Herzegovina te leveren, en de bijdrage van het field human intelligence team en de staffunctionarissen voort te zetten. Bij een positief voornemen zal het kabinet
uw Kamer op korte termijn via een artikel 100-brief nader over deze voorgenomen bijdrage
informeren.
Verder is Nederland de komende jaren aanwezig in verschillende andere civiele, politiële
en militaire missies op de Westelijke Balkan. Het kabinet stelt een nationaal kader
vast voor circa vijftien civiele functionarissen per jaar voor de European Union Rule of Law missie EULEX Kosovo en het EU kantoor in Kosovo. Ook draagt Nederland vanaf april
2025 met een Imagery Intelligence analist bij aan de NAVO-missie in Kosovo (KFOR).
Moldavië en Armenië zijn kwetsbare Europese landen waarvan het kabinet de stabiliteit
en veiligheid wil versterken. In Moldavië doen we dit door financiële steun te bieden
aan en een nationaal kader vast te stellen voor de European Union Partnership Mission (EUPM) Moldavië (circa tien personen per jaar) en de European Union Border Assistance Mission (EUBAM) Moldavië (circa vijf personen per jaar) en via bilaterale veiligheidssamenwerking
(één persoon per jaar). Voor Armenië stelt het kabinet de komende jaren maximaal vijftien
adviseurs en/of waarnemers (per jaar) beschikbaar aan de monitoringsmissie European Union Mission in Armenia (EUMA) en voor Georgië circa vijftien personen per jaar aan de European Union Monitoring Mission in Georgia (EUMM). Aanvullende mogelijkheden tot ondersteuning, multilateraal en bilateraal,
worden doorlopend onderzocht.
2. Midden-Oosten
Stabiliteit in het Midden-Oosten is een direct Nederlands belang. Daarbij heeft het
kabinet in het bijzonder aandacht voor de ontwikkelingen in Irak en Syrië vanwege
de dreiging van een opleving van terrorisme. Hoewel ISIS in 2019 territoriaal is verslagen,
is deze dreiging niet weg. Er is nog steeds een aanzienlijk aantal IS-strijders aanwezig
in Irak en Syrië. De situatie in de opvangkampen en gevangenissen in Noordoost-Syrië
is zorgelijk. Tijdens de hoogtijdagen van ISIS kwamen massale migratiestromen op gang,
zowel binnen de regio als richting Europa.
Na recente verlenging van relatief grootschalige militaire bijdragen aan de NAVO-Missie
in Irak (NMI) en (eerder) aan operatie Inherent Resolve (OIR) van de VS-geleide anti-ISIS coalitie, zet het kabinet op korte termijn niet
in op hernieuwde grootschalige Nederlandse militaire presentie in Irak. De circa 280
Nederlandse militairen die nu in Irak ontplooid zijn ten behoeve van NMI keren tussen
mei en juni 2025 terug. Nederland zal vervolgens kleinschalig bijdragen met circa
twintig civiele en militaire adviseurs aan NMI. Daarnaast blijft het kabinet met circa
vijfentwintig militaire adviseurs, trainers en liaisons aan de anti-ISIS coalitie
bijdragen. Deze adviseurs, trainers en liaisons opereren vanaf verschillende coalitie
locaties zowel binnen als buiten Irak. Ook zal het kabinet met civiele instrumenten
de hervorming van de Iraakse veiligheidssector steunen. Dat doen we om behaalde resultaten
in de strijd tegen ISIS duurzaam te bestendigen en vanuit bondgenootschappelijk perspectief.
Het kabinet blijft de situatie in Irak en Syrië nauwgezet monitoren. Indien er noodzaak
of aanleiding ontstaat voor opnieuw een grotere bijdrage in Irak of elders in het
Midden-Oosten, behoudt het kabinet de mogelijkheid om dit te overwegen.
Daarnaast levert Nederland de komende periode op kleine schaal bijdragen aan internationale
missies ten behoeve van de stabiliteit in Israël, de Palestijnse gebieden en Libanon
(zie verderop onder kleinschalige missiebijdragen).
3. Rode Zee
De aanvallen van de Houthi’s op de internationale scheepvaart en marineschepen vormen
een bedreiging van de maritieme veiligheid, het beginsel van vrije doorvaart en van
stabiliteit in de regio. Na het staakt-het-vuren in Gaza zijn de aanvallen op de vrije
doorvaart in aantal afgenomen, maar de situatie blijft onvoorspelbaar en de Houthi-dreiging
voor de vrije doorvaart is niet weg.
Het kabinet blijft bijdragen aan de internationale inspanningen om de vrije doorvaart
in de Rode Zee te bevorderen. Het kabinet onderzoekt daarom of het in 2025 met luchttankercapaciteit
kan bijdragen aan operaties in de Rode Zee. Complementair hieraan blijft Nederland
zich inzetten voor stabiliteit en veiligheid in Jemen middels programmering op conflictbemiddeling,
ontmijning en het versterken van de rechtsstaat. Op de langere termijn is het kabinet
voornemens aan de maritieme veiligheid in de regio bij te dragen door inzet van een
marineschip als de context daarom vraagt. Uw Kamer wordt te zijner tijd separaat nader
geïnformeerd over deze bijdrage. Daarnaast verlengt het kabinet tot en met eind mei
2025 de inzet van stafofficieren in de EU-missie Aspides (circa tien staffunctionarissen)
en Operation Poseidon Archer (OPA, één niet-operationele stafofficier). Naast de bijdrage aan de verschillende
operaties in de Rode Zee is Nederland met circa vijf staffunctionarissen vertegenwoordigd
in de Combined Maritime Forces (CMF), een internationaal maritiem hoofdkwartier gevestigd in Bahrein.
4. Indo-Pacific
De Indo-Pacific vormt de belangrijkste economische groeiregio in de wereld en in toenemende
mate ook een geopolitiek zwaartepunt. Europa en de Indo-Pacific zijn in toenemende
mate met elkaar verbonden. Maritieme stabiliteit en veiligheid in de Indo-Pacific
is nadrukkelijk in het Nederlands belang. De Verenigde Staten en Aziatische partners
vragen om Europese en specifiek ook Nederlandse betrokkenheid. Het kabinet wil de
Nederlandse bondgenootschappelijke, economische en veiligheidsbelangen beschermen
en streeft daarom naar jaarlijkse militaire aanwezigheid in de regio, zodat de banden
met de landen in de regio worden versterkt. Het kabinet is voornemens elke twee jaar
een maritieme presentie te realiseren zoals eerder in 2021 en 2024, met een eerstvolgende
presentie in 2026. Uw Kamer wordt hierover nader geïnformeerd. In de overige jaren
wil het kabinet militair aanwezig zijn in de regio met andere activiteiten, zoals
zichtbare, strategische oefeningen of door middel van (kleinschalige) aanwezigheid
van speciale eenheden ten behoeve van beeldopbouw en partnerschappen.
Het kabinet beoogt bovengenoemde inzet te versterken door middel van diplomatieke
inspanningen, (hoog)ambtelijke en militaire bezoeken, het creëren en benutten van
economische kansen, onder ander ten aanzien van de defensie-industrie, politiesamenwerking,
kennisuitwisseling, capaciteitsopbouw (onder andere ten aanzien van UNCLOS) en veiligheidsdialogen.
5. Sahel en West-Afrika
Het kabinet kiest voor een beperkte aanwezigheid in de Sahel en West-Afrika vanwege
het Nederlandse belang in het tegengaan van irreguliere migratie, het versterken van
grensbeheer en het bestrijden van grensoverschrijdende criminaliteit en terrorisme
in deze regio. Met de Nederlandse bijdragen beoogt het kabinet een beperkte vorm van
samenwerking met bepaalde landen, met name in de West-Afrikaanse kuststaten, om zo
een voet tussen de deur houden en daarmee onze Nederlandse belangen te behartigen.
Ook draagt deze bijdrage bij aan de geoefendheid van de krijgsmacht.
Het kabinet stelt daarom nationale kaders vast voor de volgende missies en initiatieven:
European Union Security and Defense Initiative
Gulf of Guinee (EU SDI GoG; modulair circa twintig personen) en EUCAP Sahel Mali (circa zeven personen).
Nederland heeft in het kader van Early Forward Presence SOF een Special Operations Liaison Element (SOLE) in West-Afrika. Op kleine schaal trainen Nederlandse politiefunctionarissen
en speciale eenheden Ivoriaanse eenheden en mogelijk in de toekomst ook eenheden uit
Senegal. Het kabinet blijft openstaan voor mogelijkheden voor kleinschalige veiligheidssamenwerking
indien deze onze belangen dient.
6. Kleinschalige bijdragen
Het kabinet kiest er tot slot voor in de volgende gevallen geen grootschalige bijdragen
beschikbaar te stellen, maar wel een kleinschalige om zo een beperkte en toch waardevolle
bijdrage te leveren aan de doelen van de missie, een boodschap uit te dragen, een
bijdrage aan burden sharing te leveren en/of een informatiepositie te verwerven of te behouden.
Westelijke Balkan
Het kabinet verkent de mogelijkheid tot een bredere invulling van de politiële bijdrage
aan missies op de Westelijke Balkan, waaronder de veldmissie van de Organisatie voor
Veiligheid en Samenwerking in Europa (OVSE). Uw Kamer wordt hierover op een later
moment geïnformeerd.
Irak
Het kabinet verlengt het nationaal kader voor circa zeven civiele en politiële adviseurs
binnen de European Union Advisory Mission (EUAM) in Irak. Naast het belang dat het kabinet hecht aan burden sharing, richt deze missie zich op versterking van de binnenlandse veiligheidsstructuren
en is daarmee complementair aan het werk van NMI en OIR. In de Koerdische Autonome
Regio (KAR) draagt Nederland bescheiden bij met één militaire adviseur aan de multinationale
inspanningen op het Ministry of Peshmerga Affairs (MoPA), om zo ook de Koerdische autoriteiten te ondersteunen bij de versterking van
de Peshmerga.
Israël – Palestijnse Gebieden – Libanon
Op kleine schaal draagt het kabinet in de komende jaren bij aan verschillende missies
voor vredeshandhaving en -monitoring, alsook de ondersteuning van veiligheidssectoren
vanuit de vier betrokken departementen ten behoeve van de veiligheid en stabiliteit
in Israël, de Palestijnse gebieden en Libanon. Dat doen we ook ten behoeve van het
behouden van een goede informatiepositie en «burden sharing». Specifiek stelt het
kabinet nationale kaders vast voor bijdragen aan: Office of Security Coordination for Israel and the Palestinian Authority (OSC) met circa zeven personen, European Union Police Coordinating Office for Palestinian Police Support (EUPOL COPPS) met circa vijf personen, United Nations Interim Force in Lebanon (UNIFIL) met één persoon en United Nations Truce Supervision Organization (UNTSO) met circa twaalf personen.
OSC, EUPOL COPPS en European Union Border Assistance Mission in Rafah (EUBAM Rafah) onderzoeken plannen voor een mogelijke rol in Gaza. Daarbij is een
concreet verzoek voor intensivering van de Nederlandse bijdrage mogelijk. In lijn
met het kabinetsbeleid voor een twee-staten-oplossing volgt het kabinet de ontwikkelingen
in Gaza op de voet en zal het in de toekomst afwegen of het wenselijk is om de Nederlandse
bijdrage te herzien.
Daarnaast worden, naast financiële steun, de mogelijkheden voor steun aan de Lebanese Armed Forces (LAF) via een bescheiden personele bijdrage in kaart gebracht. In Libanon is tevens
een SOLE aanwezig.
Indo-Pacific – Japan en Zuid-Korea
Het kabinet zal een personele bijdrage leveren van één persoon aan de Pacific Security Maritime Exchange/Enforcement Coordination Cell (PSMX/ECC). Op deze manier ondersteunt Nederland het naleven van de sancties die
in VN-verband zijn opgelegd aan Noord-Korea. Verder continueert het kabinet de Nederlandse
bijdrage aan United Nations Command (UNC) Zuid-Korea met circa drie personen, indien uit de evaluatie blijkt dat ook
een langere betrokkenheid van Nederland wenselijk is. Daarnaast zal op continue basis
worden ingezet op het aanhalen en onderhouden van de Nederlandse banden met belangrijke
partners in de regio.
Middellandse Zee regio – Libië
De voortdurende instabiliteit in Libië, als gevolg van het ontstane machtsvacuüm in
het land, draagt een veiligheidsrisico in zich voor Nederland en Europa én maakt van
Libië een belangrijk doorvoerland voor irreguliere migratie. Het kabinet kiest ervoor
een bescheiden personele bijdrage te leveren aan de internationale inspanningen om
het Libische grensbeheer te versterken en de VN-inspanningen te ondersteunen, en stelt
een nationaal kader vast van circa vijf personen voor een bijdrage aan de European Union Border Assistance Mission (EUBAM) en van circa twee personen voor een bijdrage aan de United Nations Support Mission in Libya (UNSMIL).
Afrika – Hoorn van Afrika
De Hoornregio lijdt al langere tijd onder aanhoudende instabiliteit en is in toenemende
mate ook het toneel van geopolitieke competitie, onder andere gelinkt aan ontwikkelingen
in de Rode Zee en ook het bredere Midden-Oosten. Gezien de moeilijke omstandigheden
is het ambitieniveau van het kabinet in de regio beperkt, maar middels bescheiden
bijdragen beoogt het kabinet wel de inspanningen van de EU te ondersteunen om piraterij
en terrorisme tegen te gaan. Concreet stelt het kabinet voor Somalië nationale kaders
vast voor: European Union Capacity Building Mission (EUCAP) Somalië (circa zes personen), European Union Training Mission (EUTM) Somalië (één persoon) en de anti-piraterij-operatie European Union Naval Force (EUNAVFOR) Atalanta (circa twee personen). In Zuid-Soedan stopt het kabinet de Nederlandse
bijdrage aan de VN-missie in Zuid-Soedan (UNMISS).
Latijns-Amerika – Colombia
Ter ondersteuning van de bredere inzet van Defensie in het Caribisch gebied, zal Nederland
een SOLE ontplooien in Colombia en Curaçao.
Indieners
-
Indiener
C.C.J. Veldkamp, minister van Buitenlandse Zaken -
Medeindiener
R.P. Brekelmans, minister van Defensie -
Medeindiener
D.M. van Weel, minister van Justitie en Veiligheid -
Medeindiener
R.J. Klever, minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.