Brief regering : Fiche: Mededeling Clean Industrial Deal
22 112 Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie
Nr. 4020
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 4 april 2025
Overeenkomstig de bestaande afspraken ontvangt u hierbij 4 fiches die werden opgesteld
door de werkgroep Beoordeling Nieuwe Commissie voorstellen (BNC).
Fiche: Aanbeveling Blueprint Cyber Kamerstuk (22 112, nr. 4018)
Fiche: Mededeling Europees actieplan omtrent kabelveiligheid (Kamerstuk 22 112, nr. 4019)
Fiche: Mededeling Clean Industrial Deal
Fiche: Mededeling Actieplan betaalbare energieprijzen (Kamerstuk 22 112, nr. 4021)
De Minister van Buitenlandse Zaken,
C.C.J. Veldkamp
Fiche: Mededeling Clean Industrial Deal
1. Algemene gegevens
a) Titel voorstel
De Clean Industrial Deal: Een gezamenlijke routekaart voor concurrentievermogen en
decarbonisatie
b) Datum ontvangst Commissiedocument
26 februari 2025
c) Nr. Commissiedocument
COM (2025) 85 final
d) EUR-Lex
EUR-Lex - 52025DC0085 - EN - EUR-Lex
e) Nr. impact assessment Commissie en Opinie
f) Behandelingstraject Raad
Primair Raad voor Concurrentievermogen, maar ook Energieraad, Milieuraad, Raad Buitenlandse
Zaken (afhankelijk van inhoudelijk onderdeel)
g) Eerstverantwoordelijk ministerie
Gezamenlijke verantwoordelijkheid van het Ministerie van Klimaat en Groene Groei en
het Ministerie van Economische Zaken, in nauwe samenwerking met het Ministerie van
Infrastructuur en Waterstaat
2. Essentie voorstel
Op 26 februari jl. publiceerde de Europese Commissie (hierna: de Commissie) de mededeling
genaamd de «Clean Industrial Deal» (hierna: CID). In de mededeling erkent de Commissie
dat de EU te maken heeft met toenemende geopolitieke spanningen, beperkte productiviteitsgroei
en technologische competitie met andere machtsblokken in de wereld. De Commissie stelt
daarom een businessplan voor, waarmee verduurzaming en concurrentievermogen hand in hand gaan en elkaar versterken.
De CID focust daarom op de energie-intensieve industrie en de clean tech sector om de klimaat- en verduurzamingsopgave te versnellen en realiseren, met steun
voor goedkopere elektriciteit, elektrificatie, eerlijke concurrentie en vereenvoudigde
regelgeving. Ook circulaire economie speelt hierin een sleutelrol. De CID moet de
concurrentiepositie en weerbaarheid van de genoemde sectoren verbeteren/verstevigen.
Daarnaast verwijst de Commissie naar haar eerdere aanbeveling voor een (nog wettelijk
vast te leggen) EU 2040-doel van netto 90% vermindering van broeikasgassen en wil
het de EU in 2030 wereldleider maken op het gebied van circulaire economie.
De mededeling bevat geen nieuw beleid, maar kondigt langs zeven lijnen plannen aan,
met betrekking tot betaalbare energie, betere toegang tot financiering, versnelde
transitie naar een circulaire economie, leveringszekerheid van kritieke grondstoffen,
borging van een mondiaal gelijk speelveld, inzet op kennis en vaardigheden en op implementatie
in sectoren, zoals de chemie-, staal- en metaal- en automotive sector. Concrete voorstellen
zullen in de komende jaren gepubliceerd worden. Het kabinet zal deze voorstellen individueel
beoordelen en de Tweede Kamer via de geëigende wegen nader informeren over de kabinetspositie
hieromtrent.
3. Nederlandse positie ten aanzien van het voorstel
a) Essentie Nederlands beleid op dit terrein
Conform de Kamerbrief EU concurrentievermogen1 is het voor Nederland van belang dat de Europese en Nederlandse (energie-intensieve)
industrie wordt verduurzaamd, tegelijk ook weerbaarder wordt gemaakt en haar concurrentiekracht
wordt versterkt. Hierbij moet er zowel aandacht zijn voor de uitdagingen van de (bestaande)
energie-intensieve industrie (EII), als voor de opkomst van en transitie naar nieuwe
industrie. Dit is inclusief inzet en versterking van clean tech-maakindustrie, waar
zowel first mover kansen als weerbaarheidsuitdagingen liggen. Het kabinet onderschrijft de drie ambities
van de EU voor 2050: klimaatneutraliteit, nul-vervuiling en een circulaire economie;
met deze ambities maken we de industrie toekomstbestendig. Voor dit alles is een stevig
uitvoeringspakket nodig om zowel knelpunten in de uitvoering op te lossen als om alles
uitvoerbaar te houden voor bedrijven en medeoverheden (voor zowel de klimaatdoelen
richting 2030 en 2050, als het nog vast te leggen 2040-doel en conform de motie Erkens2). Het kabinet heeft naast verduurzaming ook ambitie op het verminderen van de negatieve
impact op de leefomgeving, de gezondheid van omwonenden en het binnen bereik brengen
van de Zero Pollution ambitie in 2050.3 Ook hecht het kabinet waarde aan het verbeteren van de transportinfrastructuur, waar
de EU, infrastructuurbeheerders en de industrie voor grote opgaven staat, ten behoeve
van het EU-concurrentievermogen.
Het kabinet is van mening dat de verduurzaming zo goed mogelijk moet worden gefaciliteerd,
en het concurrentievermogen van de Nederlandse industrie moet worden versterkt. Hier
spelen een level-playing field voor energieprijzen, het versnellen en stroomlijnen
van vergunningsprocedures, het beschikbaar maken en stimuleren van publieke en private
financiering, het waarborgen van leveringszekerheid van kritieke grondstoffen, het
stimuleren van de vraag naar secundaire grondstoffen en duurzame biogrondstoffen,
groene marktcreatie en opschaling van de Europese waterstofmarkt een grote rol. Het
kabinet is tevens van mening dat hierbij expliciete aandacht moet zijn voor industrieroutes
die in de overgangsfase naar volledig schone en duurzame alternatieven kunnen bijdragen
aan de verduurzaming, zoals de inzet op blauwe waterstof en Carbon Capture and Storage (CCS). Ten aanzien van de aankomende herziening van de Europese klimaatwet is de
kabinetsinzet reeds gedeeld met de Kamer.4
In hun adviezen stimuleren Mario Draghi5 en Enrico Letta6 lidstaten hun unique selling points (ook wel comparatieve voordelen genoemd) binnen de Europese interne markt in te zetten.
Veel Nederlandse industrieën hebben specialistische productiekennis, daarnaast heeft
Nederland onder meer een goede geografische positie voor productie, import, opslag,
overslag, transport en doorvoer van energie en grondstoffen; en een sterke kenniseconomie
voor verdere uitrol van innovatieve, schone en kennisintensieve industrie (potentieel
voor groene marktcreatie). Dit alles maakt Nederland een belangrijke partner in de
verduurzaming van de Europese industrie.
Het kabinet blijft van mening dat het noodzakelijk is om een duidelijk Europees kader
te ontwikkelen voor toekomstgericht industriebeleid, waarbij aandacht is voor de strategische
waarde van sectoren, waaronder de EIIs met strategische waarde, (conform de Kamerbrief
EU-concurrentievermogen). Het kabinet zal de Commissie oproepen om zowel in te zetten
op randvoorwaarden voor een aantrekkelijk ondernemingsklimaat als op een helder afwegingskader
dat coherentie moet borgen.7 De focus binnen de Clean Industrial Deal ligt op strategische markten die bijdragen
aan toekomstige groene groei en weerbaarheid (tech based markets of the future. Dit betekent onder andere dat het kabinet niet alleen inzet op het verduurzamen
van bestaande bedrijven die een bijdrage kunnen leveren aan de toekomstige economie,
maar ook kansen wil creëren voor nieuwe bedrijven en technologieën. Dit is o.a. in
lijn met de groeimarktenstudie8. Het kabinet blijft van mening dat het noodzakelijk is om een duidelijk Europees
kader te ontwikkelen voor gericht industriebeleid, waarbij aandacht is voor de strategische
waarde van bepaalde sectoren, waaronder de verschillende EIIs, (conform de Kamerbrief
EU-concurrentievermogen). Gericht industriebeleid houdt in dit verband in dat goed
onderbouwd moet worden waarom en wanneer ingrijpen in bepaalde sectoren noodzakelijk
is, met het oog op behoud gelijk speelveld en zoveel mogelijk behoud van de integriteit
van de interne markt. Het kabinet stelt daarom dat de strategische waarde van sectoren
dient bepaald te worden aan de hand van 1) de impact op de geo-economische veiligheid
van de EU; 2) de bijdrage aan de Europese economie en groeipotentieel; 3) de bijdrage
aan dringende maatschappelijke uitdagingen, zoals de groene transitie; en 4) de huidige
positie van Europa aan de hand waarvan bepaald kan worden of de sector een leidende
positie binnen de EU kan behouden, kan verkrijgen of kan herwinnen. Ten behoeve van
de voorspelbaarheid voor alle partijen in het stelsel van EU-wet- en regelgeving,
wil het kabinet zoveel mogelijk aansluiten bij de reeds bestaande verordeningen van
de Critical Raw Materials Act (CRMA) en de Net-Zero Industries Act (NZIA).
Tevens geldt bij alle voorstellen dat zoveel mogelijk gekeken moet worden naar het
creëren en behouden van een mondiaal gelijk speelveld, ook tussen fossiele en duurzame
productie, op basis van de juiste juridische kaders. Daarnaast dient versterking en
bescherming van de interne markt te worden gewaarborgd. Een goed functionerende interne
markt is de basis voor een aantrekkelijk ondernemingsklimaat en een bloeiende, toekomstbestendige,
concurrerende en schone industrie.
b) Beoordeling + inzet ten aanzien van dit voorstel
Het kabinet verwelkomt de mogelijke bijdrage van de CID om verschillende knelpunten
in de uitvoering van de klimaat- en milieudoelen te adresseren en tegelijkertijd de
concurrentiepositie van bedrijven te versterken. Daarnaast ondersteunt het kabinet
het belang van het verduurzamen en concurrerender maken van de Europese industrie.
De Nederlandse industrie zet zich in om de koploperrol in verduurzaming, die Nederland
en Europa ambiëren en nodig hebben, waar te maken. Tegelijkertijd bevindt de industrie
in Nederland en Europa zich in een lastige periode en staat de concurrentiepositie
onder druk, waarbij investeringen in verduurzaming achterblijven. Het kabinet maakt
zich hier zorgen om en zal zich ervoor blijven inzetten dat bij de verduurzaming van
de industrie zowel het concurrentievermogen als de ambities rondom CO2-neutraliteit, circulariteit en Zero Pollution als uitgangspunt worden genomen.
De mededeling is opgebouwd langs zeven inhoudelijke sporen. Hieronder zal per inhoudelijk
spoor een korte appreciatie worden weergegeven. Gespecificeerde appreciaties zullen
volgen na publicatie van de individuele voorstellen.
Spoor 1, toegang tot betaalbare energie: in een apart BNC-fiche geeft het kabinet
een appreciatie van het actieplan betaalbare energieprijzen (Action Plan for Affordable Energy)9. In de context van dit fiche is het nog wel belangrijk te benoemen dat via de Industrial Decarbonisation Accelerator Act de Commissie ook complexe vergunningverlening voor de verduurzaming van de industrie
wil vereenvoudigen met behoud van milieuwaarborgen en bescherming van de menselijke
gezondheid en op basis van de ervaringen met de samenhangende verordeningen NZIA en
CRMA. Daarom moet ook de impact van de effecten op de bovengenoemde terreinen nadrukkelijk
meegenomen worden in de uitwerking. Het kabinet ondersteunt dit standpunt en hecht
er waarde aan dat dit vorm wordt gegeven binnen de huidige bevoegdheidsverdeling.
Spoor 2, Lead markets, stimuleren vraag en aanbod schone producten/productie: de Commissie presenteert
in dit verband plannen ten behoeve van concrete maatregelen aan de vraagzijde naar
duurzaam geproduceerde producten en verdere groene marktcreatie. Het kabinet is een
voorstander van groene marktcreatie op Europees niveau en gelooft dat het stimuleren
van veiligheids- en duurzaamheidseisen aan productieprocessen en producten bijdraagt
aan verdere verduurzaming en versterking van het concurrentievermogen. De focus van
de Commissie op «industrial decarbonisation» en «decarbonised products» is hier wel enigszins verwarrend omdat veel (koolstof-intensieve) industrieën, sectoren
(zoals transport) en producten (zoals verf, rubbers of plastics) niet zonder «carbon» (koolstof) gemaakt kunnen worden; in deze industrieën kan alleen duurzame koolstof
bijdragen aan klimaatneutraliteit. Ook dit moet zoveel mogelijk op EU-niveau ingeregeld
worden om weglek te voorkomen en een Europese markt te creëren. Het is in die context
positief dat de Commissie de samenhang benadrukt met de ambitie om een duurzame markt
te creëren voor koolstof. Dit is ook in lijn met de Nederlandse positie in de Routekaart
Koolstofverwijdering.10
De Commissie kondigt ten eerste het toepassen van kwalitatieve criteria ten behoeve
van duurzaamheid en weerbaarheid in aanbestedingen aan. Dit wordt meegenomen in de
herziening van de aanbestedingsrichtlijnen (2026).11 Het kabinet is voorstander van dergelijke kwalitatieve eisen, mits deze gericht worden
ingezet in specifieke strategische sectoren, conform het voorgenoemde kader. Daarnaast
kondigt de Commissie aan dat, met inachtneming van internationale verplichtingen,
de mogelijkheid moet worden gecreëerd om de voorwaarde te stellen dat een deel van
de aan te besteden materialen afkomstig uit de EU is. Het Kabinet erkent dat een Europees
voorkeursprincipe in bepaalde gevallen wenselijk kan zijn. Echter kan een dergelijke
maatregel ook negatieve effecten met zich meebrengen zoals prijsopdrijvende effecten,
ondermijning van de Europese inzet op betere aanbestedingsmarkttoegang in derde landen
en extra administratieve lasten.12 Het kabinet geeft daarom vooralsnog de voorkeur aan een gerichte inzet van kwalitatieve
eisen om de vraag naar producten van EU-bedrijven te bevorderen in strategische sectoren,
zoals dat ook is voorgesteld bij de Net Zero Industry Act. Het kabinet zal meegeven dat de EU in beginsel baat heeft bij open aanbestedingsmarkten
en dergelijke voorstellen niet tot onnodige afscherming van de EU-aanbestedingsmarkt
mogen leiden. Daarnaast is conformiteit met relevante afspraken uit EU-handelsakkoorden
en regels van de Wereldhandelsorganisatie (WTO) een minimumrandvoorwaarde. Kwalitatieve
eisen onder aanbestedingen of in productregelgeving lenen zich daarnaast niet voor
elke productgroep en het kabinet zal daarom bepleiten dat dergelijke normen gericht
ingezet dienen te worden.
Ten tweede kondigt de Commissie het gebruik van labels aan om de gerealiseerde uitstoot
van de productie van goederen te weergeven, te beginnen met staal. Dergelijke labels
kunnen eindgebruikers ertoe bewegen bewustere keuzes te maken bij het aanschaffen
van bepaalde producten. Het kabinet steunt de bredere inzet van dergelijke labels,
maar ziet graag dat labels de gehele milieudruk en de daarbij behorende milieudata
weergeven door verder in te zetten op de ontwikkeling en het gebruik van de Europese
Product Environmental Footprint methode,13 zodat industriële afnemers van staal deze data kunnen gebruiken bij het bepalen van
de milieu prestatie van hun eindproduct. Een schone industrie is immers CO2-neutraal,
circulair en in lijn met de Zero Pollution ambitie van de EU. Het kabinet ziet tevens de noodzaak om aan te sluiten bij bestaande
wetgeving, zoals de Ecodesign Verordening, waaronder ook een label voor ijzer en staalproducten
kan worden verplicht, en de Groene Claims Richtlijn. Bij de verdere uitrol van labels
dienen de administratieve lasten voor bedrijven en de gevolgen voor handelspartners
te worden beperkt en in verhouding te staan tot de baten. De labels zouden waar mogelijk
op een brede groep producten moeten worden toegepast. Het kabinet verwelkomt verder
het aangekondigde standaardisatieverzoek voor koolstofarm geproduceerd cement, in
lijn met prioriteiten van het High Level Forum on Standardisation.
Het kabinet heeft groene marktcreatie hoog op de agenda staan en blijft nauw aangehaakt
op de ontwikkelingen op dit onderwerp om zo ook de eigen ideeën actief in te brengen
in Europese context. De gepresenteerde plannen in de CID zijn, wat het kabinet betreft,
slechts een eerste stap in vraagstimulering en verdere marktcreatie voor schone producten.
Hierbij wordt door het kabinet ook expliciet verder gekeken dan enkel aanbesteding.
Tevens zet de Commissie verder in op de uitrol van hernieuwbare en koolstofarm-geproduceerde
waterstof ten behoeve van de verduurzaming van de sectoren waar elektrificatie niet
direct een toepasbare verduurzamingsoptie is. Om dit te versnellen zal de Commissie
o.a. een derde subsidieveiling lanceren onder de Europese waterstofbank (1 mld. EUR)
en een (virtueel) platform lanceren om leveranciers, afnemers, kredietverleners en
infrastructuurbeheerders van waterstof samen te brengen. Ter voorbereiding van de
evaluatie van de gedelegeerde handeling over hernieuwbare brandstoffen van niet-biologische
oorsprong (waaronder waterstof), lanceert de Commissie een studie om de effectiviteit
van het waterstofkader te beoordelen en mogelijke obstakels voor de opschaling van
hernieuwbare waterstof te identificeren. Het kabinet kijkt uit naar deze initiatieven.
Spoor 3, publieke en private investeringen: de Commissie geeft aan dat er een zogeheten
Industrie Decarbonisatie Bank (IDB) zal worden opgericht met als doel 100 miljard
in financiering op te halen ten behoeve van de verdere industriële verduurzaming en
clean tech projecten. De IDB wordt gefinancierd door gelden uit het Innovatiefonds,
additionele ETS-gelden en een amendement van de InvestEU verordening. Het wetgevend
voorstel voor de IDB komt naar verwachting in 2026 en zal ontworpen worden op basis
van een combinatie van excellentie en geografische spreiding. Een voorstel t.a.v.
ETS kan, afhankelijk van de uitwerking, mogelijk nationale budgettaire consequenties
hebben. Bovenstaande kan pas beoordeeld worden als het voorstel van de Commissie verder
uitgewerkt is. Voor het kabinet is het belangrijk dat dit voorstel inzet van ETS-gelden
geen afbreuk doet aan integriteit van het EU ETS-systeem. Het is tevens van belang
dat toekenning van middelen uit het Innovatiefonds geschiedt op basis van excellentie,
kostenefficiëntie en maatschappelijke impact. Het aanpassen van de InvestEU verordening
is onderdeel van het omnibuspakket van de Europese Commissie. Hierover is op 24 maart
jl. een separaat BNC-fiche aan de Kamer gezonden14. Het kabinet zal bij de verdere uitwerking van het voorstel de mogelijke financiële
consequenties hiervan nader bestuderen.
Ook wordt in de CID gekeken naar de mogelijkheden voor nationale financiering. Het
uitgangspunt van het kabinet voor staatssteun is in beginsel terughoudend. Dit neemt
niet weg dat er in het licht van de transities en in geval van marktfalen gerichte
staatssteun nodig kan zijn, mits goed onderbouwd, met inachtneming van internationale
verplichtingen en rekening houdend met een mogelijk verstorend effect op de interne
markt, in lijn met de motie Postma15. Het kabinet hecht er groot belang aan om staatssteun niet in isolement te bezien,
maar als onderdeel van en complementair aan andere maatregelen ten behoeve van EU
concurrentievermogen, verduurzaming en economische weerbaarheid. Als onderdeel van
de CID kondigt de Commissie een nieuw staatssteunkader aan, genaamd Clean Industry State Aid Framework (CISAF)16 dat voortbouwt op het tijdelijk crisis en transitiekader (TCTF)17. Het kabinet ziet de toegevoegde waarde van vereenvoudiging en flexibilisering van
staatssteunmogelijkheden ter ondersteuning van verduurzamingsopgaven (o.a. door elektrificatie,
groene marktcreatie en inzet van groene en koolstofarme waterstof), alsook ten behoeve
van open strategische autonomie en projecten die de doorontwikkeling van de circulaire
economie kunnen stimuleren. Daarbij dient rekening te worden gehouden met de recent
aangenomen moties die vragen om in te zetten op blijven stimuleren van de circulaire
economie, c.q. voorkomen dat de ontwikkeling van de circulaire economie niet stagneert
(motie Rooderkerk18; motie Koekkoek19). Het kabinet is kritischer ten aanzien van meer marktverstorende vormen van staatssteun,
zoals productiesteun en de mogelijkheid om subsidies uit derde landen te matchen.
Ten aanzien van voorstellen voor nieuwe mogelijkheden voor steun om privaat kapitaal
te de-risken en mobiliseren is de grondhouding in beginsel positief, maar ook hier
zijn heldere criteria van belang. De aangekondigde vereenvoudigingen en aanpassingen
van enkele reguliere kaders, zoals de Algemene Groepsvrijstellingsverordening, worden
te zijner tijd op eigen merites beoordeeld. De Commissie kondigt tot slot aan dat
zij met acties komt om fossiele subsidies gericht op de energievoorziening af te bouwen
en uit te faseren. Het kabinet zet in op uitfasering van dit soort fossiele subsidies
in Europees verband en verwelkomt deze acties.20 Veel voorstellen, waaronder de IDB, om de (streef)doelen van de Clean Industrial
Deal te behalen zijn nog niet nader uitgewerkt. Het kabinet kan in deze fase derhalve
niet beoordelen of er voldoende middelen beschikbaar zijn. Het voorstel voor de IDB
komt naar verwachting in 2026, waarna het kabinet naar verwachting meer inzicht zal
krijgen in de financieringsbehoeften van de Clean Industrial Deal. Voor zover aangekondigde
voorstellen betrekking zouden hebben op EU-middelen is het kabinet van mening dat
deze gevonden dienen te worden binnen de in de Raad afgesproken financiële kaders
van de EU-begroting 2021–2027 en dat deze moeten passen bij een prudente ontwikkeling
van de jaarbegroting. Voorstellen die raken aan de EU-begroting vanaf 2028 zullen
meelopen in de onderhandelingen van het MFK en daar kan in deze fase niet op vooruit
worden gelopen.
Spoor 4, circulaire economie: circulariteit en leveringszekerheid van kritieke grondstoffen
behoren tot de kernprioriteiten onder de CID. De EU zet in op een circulaire economie
om grondstoffenschaarste te verminderen, het concurrentievermogen te versterken, milieuschade
te beperken en de open strategische autonomie te versterken. Dit sluit goed aan bij
de Nationale Grondstoffen Strategie (NGS) die zich richt zich op vijf handelingsperspectieven
om de leveringszekerheid van kritieke grondstoffen te vergroten.21
De Commissie zet in op versnelde implementatie van de Critical Raw Materials Act (CRMA). Hierbij wordt het organiseren van publiek en private financiering van strategische
projecten benoemd. Het kabinet staat hier positief tegenover, aangezien tijdige financiering
essentieel is om deze projecten daadwerkelijk van de grond te krijgen en zo snel mogelijk
bij te laten dragen aan de leveringszekerheid. Daarnaast benadrukt het kabinet dat
efficiënt gebruik en levensduurverlenging van materialen cruciaal zijn voor het versterken
van de leveringszekerheid op lange termijn. Voorgesteld wordt om een Europees Kritieke
Grondstoffen Centrum op te richten, dat gezamenlijke inkoop, strategische voorraadvorming,
supply chain monitoring en investeringsproducten voor mijnbouw en raffinage zal coördineren. Het kabinet
is benieuwd naar de uitwerking van dit voorstel, omdat het kan helpen om op juiste
schaal investeringszekerheid rond kritieke-grondstoffenprojecten te verbeteren. Het
kabinet zal blijven inzetten op het structureel creëren en verbeteren van de omstandigheden
die bedrijven stimuleren om te investeren in de verwerkings- en recyclingindustrie
voor kritieke grondstoffen in Nederland. Het kabinet verwelkomt daarom ook specifiek
de inzet op behoud en recycling van batterijen en elektronisch afval (black mass) binnen de EU-grenzen, zodat kritieke materialen daaruit kunnen worden teruggewonnen.
Tevens onderzoekt het kabinet de mogelijke rol van Nederland in het opzetten van strategische
voorraden van kritieke grondstoffen voor Noord-West-Europa en het opbouwen van een
logistieke hubfunctie op basis van de reeds bestaande infrastructuur.
De Commissie kondigt een Circular Economy Act aan, voorzien in 2026. Het kabinet ondersteunt de ambitie voor het opschalen naar
een Europese circulaire interne markt om in 2030 het aandeel circulaire materialengebruik
te laten stijgen naar 24%. Het kabinet steunt hierbij ideeën rond strategische voorraden,
de oprichting van een Europese interne markt voor afval en recycling, waaronder harmonisering
van de einde-afval criteria, de uitgebreide productenverantwoordelijkheid in de gerichte
herziening van de Kaderrichtlijn afvalstoffen en de herziening van de Richtlijn betreffende
afgedankte elektrische en elektronische apparatuur (WEEE-Richtlijn), het stimuleren
van materialen uit duurzame koolstof en verhogen van de recycling capaciteit. Met
betrekking tot detot de opzet van Trans-Regionale Circulariteits Hubs ziet het kabinet
kansen voor het versterken van de regionale economie en werkgelegenheid van grensregio’s.
Het kabinet vindt dat de Commissie voortvarend aan de slag moet gaan met de aangekondigde
maatregelen om de circulaire ambities voor 2030 te kunnen behalen. Het kabinet voegt
hieraan toe dat de Commissie toe zou moeten werken naar een pakket maatregelen om
het gebruik van duurzame koolstof in de chemische sector aan te moedigen.22 Hiertoe moet de samenwerking in de keten worden versterkt, onder meer geholpen door
harmonisatie van informatiestromen, ondersteunen van keteninitiatieven door middel
van centra of hubs en ondersteuning van de kennisontwikkelingen, met inbegrip van
financiële ondersteuning, in lijn met het huidige kabinetsbeleid met als inzet om
Nederlandse koploperspositie van ondernemers op het gebied van de grondstoffentransitie
verder versterken. Het kabinet is blij dat er nadrukkelijk aandacht is voor biobased materials, expliciet in het kader van de vervanging van fossiele grondstoffen in de plasticindustrie.
Deze mogelijkheid om over te schakelen op duurzame biogrondstoffen – de notie dat
de herkomst van de gebruikte biogrondstoffen duurzaam moet zijn23 – zou eerder en vaker aan bod mogen komen. Het kabinet zal bij de transitie naar
duurzame koofstof oog hebben voor de gevolgen op de markttoelating, de beschikbaarheid
en betaalbaarheid van geneesmiddelen en medische technologie en dat het pakket ook
maatregelen moet bevatten om te bevorderen dat duurzame koolstoffen bruikbaar zijn
voor gebruik in geneesmiddelen en medische technologie.
De bovengenoemde circulaire opgaven gaan vaak gepaard met ruimteclaims, die in Nederland
binnen de specifieke context van schaarse ruimte, een hoge bevolkingsdichtheid en
een groeiende bevolking gestapeld moeten worden. Daarom is een integrale, gebiedsgerichte
aanpak essentieel, met voldoende flexibiliteit om in te spelen op uiteenlopende nationale
situaties.
Het kabinet steunt een voortvarende uitrol van het Ecodesign-werkplan. Productregelgeving,
waaronder passende product-specifieke eisen zoals een verplicht percentage recyclaat
ziet het kabinet als belangrijke maatregel om de vraag naar recyclaat te versterken.
Daarbij is het belangrijk dat de Europese recyclers kunnen acteren op een mondiaal
zo gelijk mogelijk speelveld en dat internationale verplichtingen worden nageleefd.
Ook wordt de ontwikkeling van alternatieven voor kritieke grondstoffen ondersteund.
De aankondiging om de regels voor btw op tweedehands producten te herzien in de «Green VAT initiative» in 2026 zal het kabinet eveneens met interesse volgen. Het kabinet hecht eraan dat
de EU bij de nadere uitwerking van de hiervoor genoemde initiatieven voldoende rekening
houdt met de mogelijke externe impact op derde landen (waaronder handelspartners).
Spoor 5, mondiaal gelijk speelveld en partnerschappen: de Commissie wil inzetten op
het versneld afsluiten van handelsakkoorden c.q. duurzame partnerschappen, met als
specifiek doel om risicovolle strategische afhankelijkheden af te bouwen en de positie
van de EU te versterken in strategische internationale waardeketens. Het kabinet heeft
het afbouwen van risicovolle strategische afhankelijkheden hoog op de agenda staan,
en steunt initiatieven om via het sluiten van strategische partnerschappen de diversificatie
van de waardeketens en de toegang tot primaire en secundaire (kritieke) grondstoffen,
schone energie en de productiecapaciteit voor clean tech te verbeteren.
Het Kabinet pleit voor een pragmatisch handelsbeleid, waaronder via strategische inzet
van handelsverdragen en -partnerschappen die de kansen vergroten voor Nederlandse
bedrijven, bijdragen aan de leveringszekerheid van (kritieke) grondstoffen en aan
duurzaamheidsdoelen (met het oog op gelijk speelveld voor Europese industrie ten opzichte
van industrie buiten de EU). Conformiteit met WTO-regelgeving en relevante afspraken
uit EU-handelsakkoorden blijft hierbij van belang.
Ten tweede wordt ingezet op vereenvoudiging, verbetering en (eventueel) uitbreiding
van het grensheffingscorrectiemechanisme om weglek van koolstof te voorkomen (CBAM).
Medio 2025 wordt een eerste evaluatie van CBAM verwacht. Het kabinet neemt eerst kennis
van deze evaluatie alvorens het een positie inneemt over wat eventueel aangepast moet
worden.24 Het kabinet is wel van mening dat het mondiaal gelijk speelveld zoveel mogelijk geborgd
moet worden, zowel tussen fossiele en duurzame productie als tussen de EU en derde
landen, en zal daarom in ieder geval kijken naar de externe werking van Europese regelgeving
op de mondiale concurrentiepositie van de EU.
Ten derde wordt ingezet op het promoten en beschermen van de Europese industrie, onder
meer door te onderzoeken hoe buitenlandse investeringen beter kunnen worden aangetrokken,
oneerlijke concurrentie door de export van overcapaciteit voor gereduceerde prijzen
uit derde landen voorkomen kan worden, de voordelen van de interne markt optimaal
benut kunnen worden en handelsdefensieve maatregelen effectiever kunnen worden ingezet.
Het kabinet erkent het belang van het versterken van de interne markt en van samenwerking
en informatie-uitwisseling binnen de EU op, bijvoorbeeld, Foreign Direct Investments (FDI) ter bevordering van harmonisatie en effectiviteit. Tegelijkertijd benadrukt
het kabinet dat FDI-screening op grond van de nationale veiligheid een nationale competentie
is en blijft. Hoewel niet elke sector zal profiteren van dezelfde soort maatregelen,
is het wel van belang dat wanneer maatregelen worden ingevoerd dit op zo uniform mogelijke
wijze wordt gedaan en het gelijke speelveld wordt beschermd of bevorderd.
Spoor 6, skills en een rechtvaardige transitie: Voor het EU-concurrentievermogen is
een goed opgeleide beroepsbevolking met de juiste (digitale) vaardigheden essentieel.
Het kabinet verwelkomt dan ook de aandacht van de Commissie voor het belang van Leven
Lang Ontwikkelen en vaardigheden om de transities te realiseren. De Commissie zet
in op kwalitatieve en inhoudelijke sterke banen ten behoeve van de transitie van de
industrie door een Union of Skills op te zetten en te zorgen dat banen in de industrie kwalitatief hoogwaardig zijn,
aan hoge veiligheids- en gezondheidsstandaarden voldoen en dat werknemers in de industrie
ook profiteren van de groene transitie. Het kabinet is positief over een faciliterende
rol voor de Commissie, die lidstaten ondersteunt bij het ontwikkelen van een sterke
vaardigheden-infrastructuur met specifieke aandacht voor informeel leren en een brede
leercultuur. Ook het in kaart brengen van instrumenten voor herkenning van vaardigheden
en het in kaart brengen van vraag naar en aanbod van banen en de daarmee verbonden
(nieuwe) vaardigheden ten behoeve van de transitie naar een klimaatneutrale, schone
en circulaire economie is noodzakelijk. Op 5 maart jl. is de Mededeling Unie van Vaardigheden
gepubliceerd. Het kabinet apprecieert deze mededeling via een apart BNC-fiche en zal
uw Kamer daarover informeren. Het kabinet acht verdere ontplooiing middels kwalitatief
goed werk van belang en ziet uit naar de routekaart voor kwaliteitsbanen. Tot slot
kondigt de Commissie richtlijnen aan voor het leasen van elektrische voertuigen, warmtepompen
en andere schone producten om de toegang hiertoe voor burgers te verbeteren.
Uitvoering van de CID in verschillende sectoren: de CID zal dienen als een kader voor
het aangaan van een dialoog met industrieën om sectorale transitiepaden te ontwikkelen.
Deze paden zullen het mogelijk maken om weloverwogen investeringsbeslissingen te nemen
en de mobilisatie van meer kapitaal richting de transitie te vergemakkelijken, wat
uiteindelijk de voortgang richting een schonere en meer concurrerende industriële
toekomst zal versnellen. Op 5 maart jl. zijn het actieplan voor de Automotive-sector
en op 19 maart jl. het Staal en Metaal Actieplan gepubliceerd. Ook voor de chemische
sector, duurzaam transport en de bioeconomie worden soortgelijke actieplannen verwacht.
Het kabinet apprecieert deze plannen via apart BNC-fiches en zal uw Kamer daarover
via de geëigende wegen nader informeren. Het kabinet zal ook deze actieplannen na
publicatie van een appreciatie voorzien. Zoals eerder vermeld dient industriepolitiek
gericht en onderbouwd plaats te vinden. Indien uit analyse blijkt dat vanuit strategisch
oogpunt ingrijpen zowel gerechtvaardigd als juridisch steekhoudend is en er voldoende
verduurzamingspotentieel is, op basis van criteria zoals uiteengezet in de kabinetsvisiekamerbrief
EU-concurrentievermogen, kan Nederland dat steunen. Het kabinet mist echter in de
Clean Industrial Deal een duidelijk Europees kader over wanneer wel of geen ruimte
bestaat voor gericht industriebeleid.
c) Eerste inschatting van krachtenveld
Er is consensus onder de lidstaten over de noodzaak om het Europees concurrentievermogen
van de industrie actief te versterken. Verschillen tussen lidstaten zijn er met name
in de mate waarin en manier waarop het concurrentievermogen versterkt dient te worden.
Ook leek er initieel enige mate van tweedeling te ontstaan met betrekking tot de mate
waarin klimaatambities en concurrentiekracht elkaar zouden versterken dan wel tegenwerken.
De Commissie houdt met dit voorstel, net als het kabinet, de eerste benadering aan.
Specifieke verschillen tussen lidstaten bevinden zich bijvoorbeeld in de mate waarin
handelsmaatregelen zouden moeten worden getroffen om de Europese industrie te beschermen.
Ook over publieke aanbesteding voor schone producten en of hier enige vorm van «local content» vereisten in zouden moeten worden verwerkt is discussie, evenals over de rol van
verschillende technieken bij de transitie, bijvoorbeeld kernenergie.
Verder bestaan er verschillen van mening over de mate waarin de staatssteunkaders
zouden moeten worden verruimd dan wel aangepast om de doelen van de CID te accommoderen.
Het Europees Parlement is voorzichtig positief over het voorstel van de Commissie.
In verschillende politieke fracties bestaat erkenning voor de noodzaak van de gestelde
doelen en tevredenheid over het feit dat de relevante problematiek een Europees antwoord
krijgt.
4. Grondhouding ten aanzien van bevoegdheid, subsidiariteit, proportionaliteit, financiële
gevolgen en gevolgen voor regeldruk, concurrentiekracht en geopolitieke aspecten
a) Bevoegdheid
De grondhouding van het kabinet is positief. In de mededeling worden voorstellen aangekondigd
die betrekking hebben op industrie-, milieu, mededingings- energie- en interne marktbeleid
en handelspolitiek. Op het gebied van milieu en energie is sprake van een gedeelde
bevoegdheid, conform artikel 4 lid 2, sub e respectievelijk i, Verdrag betreffende
de Werking van de Europese Unie (VWEU). Op het terrein van de vaststelling van mededingingsregels
die voor de werking van de interne markt nodig zijn, waar de staatssteunregels onder
vallen, en de gemeenschappelijke handelspolitiek is sprake van een exclusieve bevoegdheid
van de EU, conform artikel 3, lid 1, sub b respectievelijk e VWEU. Op het terrein
van industrie is sprake van een aanvullende bevoegdheid van de EU, conform artikel
6, sub d VWEU.
b) Subsidiariteit
De grondhouding van het kabinet is positief. Het voorstel beoogt concurrentiepositie
van de EU te versterken door in te zetten op verbetering van de innovatie, verduurzaming
en weerbaarheid van de Europese energie-intensieve industrie en clean tech sector. Gezien de grote economische schaal waarop geopereerd moet worden om effectief
tegenwicht te bieden aan geopolitieke spanningen vanuit andere mondiale machtsblokken
en waarop de doelen t.a.v. klimaat, nul-vervuiling en circulaire economie behaald
dienen te worden, kan dit onvoldoende door de lidstaten op centraal, regionaal of
lokaal niveau worden verwezenlijkt. Door in te zetten op goede randvoorwaarden kan
de EU een aantrekkelijk ondernemingsklimaat voor (toekomstige) ondernemers bevorderen
en is er ruimte voor nieuwe initiatieven. Daarvoor is het nodig een duidelijk Europees
kader te ontwikkelen over wanneer er wel en niet ruimte is voor gericht industriebeleid.
Dat moet op Europees niveau, want waardeketens van bedrijven stoppen niet bij landsgrenzen:
een groot bedrijf heeft gemiddeld vele duizenden (grensoverschrijdende) toeleveranciers.
Door op gelijk niveau regelgeving in te voeren, belemmeringen op de interne markt
weg te nemen en te voorkomen en gezamenlijk richting het behalen van klimaatdoelen
te werken, worden het Europese en mondiale gelijk speelveld verbeterd, kunnen economische
handelingsmogelijkheden mondiaal worden vergroot in relatie tot andere economische
machten en kunnen economische schaalvoordelen benut worden. Om die redenen is optreden
op EU-niveau gerechtvaardigd.
c) Proportionaliteit
De grondhouding van het kabinet is positief. Het voorstel beoogt concurrentiepositie
van de EU te versterken door in te zetten op verbetering van de innovatie, verduurzaming
en weerbaarheid van de Europese energie-intensieve industrie en clean tech sector. Het voorgestelde optreden is geschikt om deze doelstellingen te bereiken
omdat de mededeling een integrale beleidsbenadering bevat die bij kan dragen aan het
behalen van deze doelen. Zo’n integrale benadering is geschikt om de doelstellingen
te behalen, omdat de uitdagingen waar de EII en clean sector tegenaan lopen raken
aan alle aspecten van de productie- en bedrijfsvoering, namelijk kosten (energieprijzen),
concurrentiepositie (interne markt en globaal gelijk speelveld) en afname en doorontwikkeling
(duurzame productie). Tussen deze aspecten bestaat ook grote verwevenheid en kunnen
daarom moeilijk los van elkaar geadresseerd worden. Daarnaast kunnen ook de voorstellen
die zien op de besluitvorming en de aard van regelgeving een bijdrage leveren aan
de beoogde verbetering van de innovatie, verduurzaming en weerbaarheid van de Europese
energie-intensieve industrie en clean tech sector. Het voorgestelde optreden gaat niet verder dan noodzakelijk, omdat het bieden
van een beleidskader en strategische visie op versterking van het EU-concurrentievermogen,
verduurzaming en weerbaarheid nog wel voldoende ruimte laat aan de EU-lidstaten om
hier op bepaalde punten nationaal invulling aan te geven en verdere uitwerking daarvan
mede vorm te geven.
d) Financiële gevolgen
De mededeling zelf heeft geen gevolgen voor de EU-begroting of de nationale begroting.
De toekomstige voorstellen kennen mogelijk wel financiële gevolgen afhankelijk van
de precieze invulling van de voorstellen bijvoorbeeld ten aanzien van ETS-gelden.
Het kabinet is van mening dat eventueel benodigde EU-middelen gevonden dienen te worden
binnen de in de Raad afgesproken financiële kaders van de EU-begroting 2021–2027 en
dat deze moeten passen bij een prudente ontwikkeling van de jaarbegroting. Het kabinet
wil niet vooruitlopen op de integrale afweging van middelen na 2027. Eventuele budgettaire
gevolgen worden ingepast op de begroting van het/de beleidsverantwoordelijk(e)) departement(en),
conform de regels van de budgetdiscipline.
e) Gevolgen voor regeldruk, concurrentiekracht en geopolitieke aspecten
Het streven van de CID is, in lijn met het eerder gepubliceerde Competitiveness Compass, om regelgeving en regeldruk te verminderen, te vereenvoudigen en flexibeler te maken.
In de mededeling kondigt de Commissie nog geen nieuwe regelgeving aan. Hoe dit zich
zal verhouden tot bestaande regelgeving is nog niet bekend. Na publicatie zal hier
meer over gezegd kunnen worden. Ten slotte merkt het kabinet op dat de hier voorgestelde
voorstellen mogelijk gevolgen hebben voor sectoren die niet direct onder de scope
van de CID vallen, maar wel een verduurzamingsopgave kennen. In de uitwerking van
de aangekondigde voorstellen zal het kabinet oog houden voor de lasten van deze sectoren
als ook kansen en synergiën voor verduurzaming.
Een expliciet doel van de CID is het versterken van de concurrentiepositie van de
energie-intensieve industrie en de clean tech sectoren. Aangezien nog geen concreet beleid wordt gepresenteerd in de CID is het
nog moeilijk te voorspellen of de concurrentiekracht daadwerkelijk verbetert. De ambities
zijn echter veelbelovend en worden door het kabinet gesteund.
De uitwerking van het voorstel heeft mogelijk geopolitieke gevolgen, omdat een van
de doelen van de CID is om de positie van de industrie ook in mondiale context te
versterken en afhankelijkheden van derde landen te verkleinen. Daarbij komt dat een
spoor in de CID toeziet op het borgen van een mondiaal gelijk speelveld en verdere
diversificatie van handelsrelaties ten behoeve van het verminderen van afhankelijkheden.
De concrete uitwerking in voorstellen zal moeten laten zien hoe dit geopolitieke verhoudingen
beïnvloedt. Daarbij hecht het kabinet eraan dat de EU bij de nadere uitwerking van
de plannen voldoende rekening houdt met de mogelijke externe effecten op (de handelsrelatie
met) derde landen.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C.C.J. Veldkamp, minister van Buitenlandse Zaken