Brief regering : Lokale vestigingsvergunningen als tussentijdse maatregel en inzet van capaciteit Nederlandse Arbeidsinspectie
36 446 Wijziging van de Wet allocatie arbeidskrachten door intermediairs en enige andere wetten in verband met de invoering van regels voor het verlenen van toelating voor het ter beschikking stellen van arbeidskrachten (Wet toelating terbeschikkingstelling van arbeidskrachten)
Nr. 61
BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 31 maart 2025
Inleiding
Op 11 december jl. heb ik met uw Kamer gedebatteerd over het voorstel voor de Wet
toelating terbeschikkingstelling van arbeidskrachten (Wtta). Met dit wetsvoorstel
wordt een toelatingsstelsel ingevoerd voor uitzendbureaus en andere uitleners die
arbeidskrachten ter beschikking stellen. In het debat heeft uw Kamer enkele moties
ingediend. Met deze brief geef ik invulling aan de motie van de leden Patijn en Mutluer1 over de mogelijkheid tot samenwerking met de VNG wat betreft de lokale vestigingsvergunningen
en de handhaving daarvan voor uitzendbureaus binnen de gemeenten. Met deze brief geeft
ik tevens invulling aan de motie van de leden Patijn en Van Kent2 over het lokaal inzetten van de capaciteit van de Nederlandse Arbeidsinspectie (NLA)
voor de samenwerking met de gemeenten op basis van signalen.
Lokale vestigingsvergunningen als tussentijdse maatregel
Gelet op het uitstel van de inwerkingtreding van de Wtta hebben de leden Patijn en
Mutluer mij gevraagd of ik bereid ben om een pilot te starten met de Vereniging van
Nederlandse Gemeenten (VNG) om lokaal vestigingsvergunningen in te voeren voor uitzendbureaus.
In reactie hierop heb ik tijdens het debat van 11 december jl. aangegeven dat ik deze
suggestie interessant vind en dat ik bereid ben deze te onderzoeken als een mogelijke
tussentijdse maatregel in de aanloop naar de inwerkingtreding van de Wtta. Ik heb
mijn ministerie dan ook de opdracht gegeven om in gesprek te gaan met de VNG. In deze
brief informeer ik u over de uitkomsten van deze gesprekken.
Bevoegdheden van gemeenten bij vestigingsvergunningen
Gemeenten hebben de bevoegdheid om een vestigingsvergunning in te voeren voor specifieke
bedrijfsactiviteiten, al dan niet per sector, branche of geografisch gebied. Dit kan
worden gerealiseerd op basis van een bepaling in de Algemene Plaatselijke Verordening
(APV), die mogelijk is overgenomen uit de Model-APV VNG. De gemeenteraad is verantwoordelijk
voor het vaststellen van een wijziging of aanvulling op de APV. Vervolgens komt de
burgemeester de bevoegdheid toe om specifieke branches of gebieden als vergunningplichtig
aan te wijzen.
Het doel van deze bevoegdheid is het creëren van een barrière in een bepaald gebied,
een specifieke branche of een gebouw, zodat malafide ondernemers zich daar minder
gemakkelijk kunnen vestigen of daar langer kunnen blijven. Tegelijkertijd wordt de
vestigingskans voor bonafide ondernemers bevorderd. Het gebruik van deze bevoegdheid
kan een grote bijdrage leveren aan het verbeteren van de leefbaarheid in het betreffende
gebied en het tegengaan van risico's voor de openbare orde. De vergunningplicht biedt
de burgemeester de mogelijkheid om te beoordelen of bedrijven binnen een bepaald gebied
of sector de openbare orde of leefbaarheid onder druk zetten door hun (ondermijnende,
vaak onzichtbare) wijze van exploitatie. In dit opzicht fungeert de vergunningplicht
als een instrument om de openbare orde en leefbaarheid in het betreffende gebied of
sector te verbeteren en te waarborgen. Door de vergunningplicht, in combinatie met
de vereiste toetsing op de wet Bibob, heeft de gemeente de mogelijkheid om malafide
ondernemers uit het desbetreffende gebied te weren.
Uitdagingen bij het instellen van de lokale vestigingsvergunningplicht
Uit de gesprekken met de VNG blijkt ook dat het instellen van een lokale vestigingsvergunningplicht
de nodige complexiteit met zich meebrengt en een tijdsintensief proces is.Voor individuele
gemeenten is het in de praktijk gezien de beperkte middelen lastig om de vergunningplicht
voor de gehele uitzendsector binnen hun grondgebied effectief in te voeren en te handhaven.
Dit vereist dat gemeenten keuzes maken en de reikwijdte van de maatregel zorgvuldig
moeten afbakenen. Dit houdt in dat gemeenten mogelijk slechts een geografisch gebied,
bijvoorbeeld enkele straten binnen de gemeente, kunnen aanwijzen waar de vergunningplicht
van toepassing is. Deze benadering wordt echter als ineffectief beschouwd, aangezien
uitzendbureaus zich in dat geval eenvoudig buiten het aangewezen gebied kunnen vestigen
en hun activiteiten binnen de gemeente kunnen voortzetten (een waterbed-effect).
Daarnaast wordt de tijdsperiode die nodig is voor gemeenten voor het invoeren van
een dergelijke maatregel door de VNG geschat op een jaar. Gedurende deze periode moeten
gemeenten de uitzendsector gedetailleerd in kaart brengen, de reikwijdte zorgvuldig
vaststellen, een handhavingsarrangement opstellen en een communicatieplan ontwikkelen
voor de bekendmaking van de maatregel. Dit proces vereist een gedegen onderbouwing,
die ondersteund moet worden door lokaal onderzoek of evaluatie. Zonder een dergelijke
onderbouwing kan de vergunningplicht niet worden ingevoerd. Het opstellen van deze
onderbouwing neemt eveneens de nodige tijd in beslag. Bovendien moet het proces voor
een wijziging of aanvulling op de APV binnen de gemeenteraad worden doorlopen.
De VNG is dan ook van mening dat de aanpak van misstanden binnen de uitzendsector
effectiever centraal georganiseerd kan worden door middel van landelijke regulering
via de Wtta. Uit de gesprekken met de VNG komt niet naar voren dat de samenwerking
met het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid de verwachte beperkte effectiviteit
kan vergroten of anderszins een bijdrage kan leveren aan het beperken van de tijd
en voorbereiding die nodig is voor een vestigingsvergunningplicht als tussentijdse
maatregel. Samenwerking bij de ontwikkeling van een model-APV kan wel bijdragen aan
het verlichten van de uitvoeringslast voor gemeenten, zij het met een beperkte impact.
Overigens vind ik het belangrijk om te benadrukken dat mijn ministerie een voortdurende
samenwerking met de VNG onderhoudt. Die samenwerking zal in de nabije toekomst worden
geïntensiveerd in aanloop naar het toelatingsstelsel van de Wtta om misstanden in
de uitzendsector effectief tegen te gaan.
Lokaal inzetten van de capaciteit van de NLA op basis van signalen
De leden Patijn en Van Kent hebben de regering verzocht om de extra 45 fte’s voor
de NLA ook in te zetten voor samenwerking op basis van signalen met betrekking tot
de handhaving van lokale vestigingsvergunningen. Wij hebben hierover overleg gevoerd
met de NLA. De NLA bepaalt op basis van haar eigen risicoanalyse waar zij haar inspectiecapaciteit
op inzet en heeft zich positief uitgelaten over samenwerking met gemeenten op basis
van gemeentelijke signalen. Dat sluit goed aan bij de regionale werkwijze van de NLA.
Zoals in deze brief aangegeven voorzie ik dat de invoering van een lokale vestigingsvergunning
de nodige uitdagingen met zich meebrengt. Indien een dergelijke maatregel, al dan
niet in aangepaste vorm, wordt geïmplementeerd, heeft de NLA aangegeven bereid te
zijn tot samenwerking en inzetten van capaciteit op basis van signalen.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
Y.J. van Hijum
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
Y.J. van Hijum, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid