Brief regering : Appreciatie rechtvaardige batenverdeling van de mijnbouw
32 849 Mijnbouw
Nr. 270
BRIEF VAN DE MINISTER VAN KLIMAAT EN GROENE GROEI
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 31 maart 2025
Het maatschappelijk draagvlak voor activiteiten in de diepe ondergrond is de afgelopen
jaren afgenomen. Een van de oorzaken hiervoor is de gevoelde onbalans in de verdeling
van de lusten en de lasten. De baten van mijnbouwactiviteiten vloeien namelijk enerzijds
naar de operator en anderzijds via diverse belastingen naar de Rijksbegroting, en
daarmee gelijkelijk naar iedere burger in Nederland, terwijl de gevoelde lasten lokaal
neerslaan. De Kamer heeft in debatten meermaals aangegeven een verdeling van baten
te willen zien, waarbij een groter deel terugvloeit naar de lokale gemeenschap waar
de mijnbouwactiviteit plaatsvindt. Ook het kabinet vindt het belangrijk dat de omgeving
van de mijnbouwactiviteit in de juiste verhouding meedeelt in de lusten van activiteiten
in de diepe ondergrond.
Op 7 februari 2024 heeft de toenmalige Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat
een appreciatie naar de Kamer gestuurd van het Rebel-rapport «Herverdeelsleutel Lustendeling
Mijnbouw».1 Deze verkenning heeft meerdere herverdeelmodellen uit het binnen- en buitenland met
elkaar vergeleken en beoordeeld op wenselijkheid en toepasbaarheid op de mijnbouwsector
in Nederland. De onderzoekers concludeerden dat een ander herverdeelmodel, waarbij
de baten meer lokaal verdeeld worden, wenselijk kan zijn, maar dat het herverdeelproces
gecompliceerd is en daarnaast een reëel risico met zich meebrengt dat het tot nieuwe
ongelijkheden leidt.2
Het kabinet heeft besloten om op basis van het Rebel-rapport een vervolgonderzoek
uit te laten voeren om een nationaal generiek toepasbaar herverdeelmodel te ontwikkelen.
Dit onderzoek is uitgevoerd door Berenschot, en is als bijlage bijgevoegd. In deze
brief geeft het kabinet een appreciatie van dit onderzoek en geeft daarmee tevens
invulling aan de toezegging aan het lid Postma om de Kamer in het eerste kwartaal
van 2025 te informeren over een nader uitgewerkt scenario voor batendeling, waarbij
speciale aandacht wordt besteed aan het meeprofiteren van omwonenden, en aan de toezegging
om de appreciatie in het eerste kwartaal van 2025 met de Eerste Kamer te delen.3, 4
Berenschot-onderzoek
Het doel van het Berenschot onderzoek was om te komen tot een implementeerbaar nationaal
generiek toepasbaar herverdeelmodel voor mijnbouwbaten. Daarbij is Berenschot gevraagd
om de gevolgen voor de Rijksbegroting, de benodigde aanpassingen in wet- en regelgeving
(op hoofdlijnen), de risico’s voor precedentwerking en de mate van maatschappelijke
acceptatie voor de mijnbouwsector op zowel nationaal als lokaal niveau uit te werken.
Reikwijdte
Het onderzoek betreft uitsluitend batendeling van toekomstige mijnbouwactiviteiten.
De verplichtingen voor alle reeds bestaande mijnbouwactiviteiten liggen namelijk vast
in de Mijnbouwwet. Daarnaast worden bestaande rechten beschermd tegen inmenging door
artikel 1, Eerste Protocol van het Europese Verdrag van de Rechten van de Mens (EVRM).5
Appreciatie
De conclusie die het kabinet op basis van het onderzoek trekt is dat het voorgestelde
herverdeelmodel niet toepasbaar is voor de mijnbouwsector, op een manier waarbij echt
tot een betere herverdeling van lusten en lasten wordt gekomen.
De belangrijkste onoverkoombare obstakels bij het opzetten van een nationaal generiek
toepasbaar herverdeelmodel van mijnbouwbaten zijn:
1) Er zijn te weinig mijnbouwbaten uit toekomstige activiteiten om hier een nationaal
generiek herverdeelsysteem voor op te zetten.
De onderzoekers hebben, op basis van cijfers van EBN en TNO, berekend dat er ca. 45
miljoen euro tot 2050 beschikbaar gesteld kan worden voor batendeling. De berekening
van her te verdelen baten is gebaseerd op een afdracht van 2% van de omzet over daadwerkelijk
nieuwe mijnbouwactiviteiten. Hiervan geven de onderzoekers aan dat dit realistisch
is om de businesscases van operators overeind te houden.
2) Het is niet aangetoond dat het model dat door Berenschot is opgeleverd, of een ander
herverdeelmodel, daadwerkelijk rechtvaardiger is dan het huidige systeem en daarmee
leidt tot meer maatschappelijk draagvlak.
3) Er is geen sluitende motivering gevonden om maatschappelijke precedentwerking tegen
te gaan voor het verplicht stellen van batendeling bij mijnbouwactiviteiten, terwijl
de overheid dit niet doet bij andere activiteiten waar overlast ervaren wordt.
Naast deze drie obstakels speelt het vraagstuk hoe de publiek bestemde gelden uit
batendeling publiek te beheren. Hiervoor is binnen het onderzoek geen voorkeursoptie
gevonden. Het is zelfs goed mogelijk dat uit nader onderzoek blijkt dat het niet mogelijk
is om de bijdrage publiek te beheren tenzij de bijdrage direct vanuit de Rijksbegroting
komt.
Het kabinet is van mening dat de methode die gevolgd is om tot het herverdeelmodel
te komen de juiste is, maar dat een generiek model niet realiseerbaar is en ook niet
bijdraagt aan het vergroten van het maatschappelijk draagvlak voor mijnbouwactiviteiten.
Vervolg
Het kabinet had graag gezien dat het nationaal generieke herverdeelmodel een goede
oplossing was gebleken om tegemoet te komen aan de wens om de lusten meer lokaal te
laten neerslaan. Ook voor bewoners van mijnbouwgebieden zal de uitkomst van het onderzoek
teleurstellend zijn. Het kabinet legt zich hier dan ook niet bij neer en werkt aan
andere manieren om invulling te geven aan het vergroten van de ervaren lusten in de
gebieden waar mijnbouw plaatsvindt.
Ten eerste ziet het kabinet mogelijkheden om de te verdelen financiële baten op basis
van vrijwilligheid te vergroten. Zo kunnen ook reeds vergunde winningen worden betrokken
voor zover daar bijvoorbeeld sprake is van uitbreiding of verlenging. Er is inmiddels
in meerdere pilots, zoals Schoonebeek, ervaring opgedaan met het maken van afspraken
over een vrijwillige vorm van batendeling. De inzet van het kabinet is om dit voor
winstgevende mijnbouwsectoren overeen te komen, in eerste instantie via het sectorakkoord
gaswinning op land.
Naast de mogelijkheid van vrijwillige batendeling bekijkt het kabinet ook de mogelijkheid
van een niet-financiële vorm van evenwichtiger lustendeling binnen de effectgebieden.
Hoe dit vormt krijgt is het resultaat van een dialoog met de omgeving waar de lasten
ervaren worden. Voorbeelden hiervan in de praktijk zijn afspraken met betrekking tot
overlast beperkende maatregelen en intensieve betrokkenheid van de omgeving in alle
projectfases via een klankbordgroep, zoals bijvoorbeeld is afgesproken bij de oliewinning
in Schoonebeek.
Het kabinet neemt de mogelijkheden voor het vergroten van niet-financiële lusten mee
in de gesprekken over het sectorakkoord gaswinning op land en de maatschappelijke
dialoog van het Nationaal Programma Duurzaam Gebruik Diepe Ondergrond (DGDO). Over
de voortgang van zowel het sectorakkoord als het Nationaal Programma DGDO wordt u
separaat geïnformeerd.
Het kabinet spreekt graag verder met de Kamer over de te nemen vervolgstappen om tot
een evenwichtiger verdeling van lusten en lasten te komen.
De Minister van Klimaat en Groene Groei, S.Th.M. Hermans
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
S.T.M. Hermans, minister van Klimaat en Groene Groei