Brief regering : Nederlandse inzet hoofdlijnen MFK 2028
21 501-20 Europese Raad
Nr. 2245
BRIEF VAN DE MINISTERS VAN BUITENLANDSE ZAKEN EN VAN FINANCIËN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 28 maart 2025
Graag bieden wij u hierbij de hoofdlijnen inzet van het kabinet aan ter voorbereiding
op de aanstaande onderhandelingen over het Meerjarig Financieel Kader van de EU voor
de periode vanaf 2028.
De Minister van Buitenlandse Zaken,
C.C.J. Veldkamp
De Minister van Financiën,
E. Heinen
1. Inleiding
De Europese Commissie (hierna: Commissie) zal naar verwachting in juli 2025 voorstellen
doen voor een nieuw Meerjarig Financieel Kader (hierna: MFK) vanaf 2028 en mogelijk
een nieuw Eigenmiddelenbesluit (hierna: EMB). Op 12 februari jl. heeft de Commissie
in het kader van de MFK-onderhandelingen de Commissie-mededeling «de weg naar het
volgend Meerjarig Financieel Kader1» gepresenteerd, waarin de Commissie de contouren van het aankomende MFK-voorstel
schetst. De onderhandelingen over het MFK en het EMB bepalen voor een belangrijk deel
de omvang en verdeling van de Europese uitgaven en inkomsten voor de komende jaren.
De Europese Unie (hierna: EU) staat op zowel de korte als de lange termijn voor een
groot aantal (geo)politieke, maatschappelijke, economische en financiële uitdagingen.
Bij de vormgeving van het MFK moeten volgens het kabinet de politieke prioriteiten
van de EU leidend zijn. De vormgeving van het volgend MFK biedt een kans voor de EU
om huidige en toekomstige uitdagingen te adresseren en tastbare resultaten te blijven
leveren aan haar burgers en bedrijven. Voor de welvaart en veiligheid van Nederland
is de EU van belang, zeker in het huidige tijdsgewricht. Modernisering van de Europese
begroting draagt hieraan bij.
De EU interne markt en het MFK dragen op verschillende manieren bij aan het verdienvermogen
van Nederland. De meerwaarde van deze twee elementen voor de Nederlandse economie
is zowel direct als indirect, en speelt een belangrijke rol in de economische groei,
werkgelegenheid, en de stabiliteit van het land. De interne markt draagt bij aan het
verdienvermogen van Nederlandse bedrijven en de bredere economie.2 Daarnaast draagt het MFK bij aan de economische groei en het concurrentievermogen
van Nederland en de EU. Zo liet een studie van het CPB uit 2022 zien dat het Nederlandse
bruto binnenlands product (bbp) structureel 3,1% hoger ligt door de handelsvoordelen
van de EU waarmee Nederland één van de landen is die het meest baat hebben van de
toegenomen handel door de EU. Zodoende houdt het MFK Nederland als open economie goed
gepositioneerd in de Europese en mondiale economie.
De Europese Raad heeft voor de jaren 2024–2029 een ambitieuze strategische agenda
ontwikkeld3 als antwoord op de grote uitdagingen van de EU. De uitdagingen in deze agenda zijn
ook terug te lezen in de politieke richtlijnen van de huidige Commissie «Europe’s choice»,4 die de leidraad vormen voor de werkzaamheden van de Commissie. Tevens heeft de Commissie
februari jl. haar werkprogramma voor 2025 «Moving forward together: A Bolder, Simpler, Faster Union»5 gepresenteerd met aanstaande voorstellen, waaronder ook het volgend MFK. In het licht
van het veranderende mondiale landschap en de toenemende geopolitieke instabiliteit
richt de strategische agenda zich op het creëren van een sterk Europa. De agenda maakt
onderscheid tussen drie centrale pijlers; een vrij en democratisch Europa, een sterk
en veilig Europa en een welvarend en concurrerend Europa. Deze pijlers passen bij
de inzet van Nederland in de EU zoals opgenomen in het Regeerprogramma6. Het is belangrijk dat lidstaten solide financieel-economisch beleid voeren, waaronder
het afbouwen van hoge publieke schulden. Het kabinet is geen voorstander van het aangaan
van gemeenschappelijke schulden voor nieuwe Europese instrumenten.
In deze brief schetst het kabinet de Nederlandse inzet op hoofdlijnen voor het volgend
MFK. In deel 2 van deze brief schetst het kabinet het proces van besluitvorming ten
aanzien van het volgend MFK en het EMB. In deel 3 schetst het kabinet de budgettaire
inzet. In deel 4 gaat het kabinet in op de inhoudelijke inzet, die gericht is op een
moderne en toekomstbestendige begroting. In deel 5 gaat het kabinet in op mogelijke
verbeteringen van bestaand beleid. Deel 6 gaat in op de modernisering van de budgettaire
architectuur en, ter afsluiting, schetst het kabinet in deel 7 het vervolgproces.
Het is daarbij van belang om op te merken dat de voorstellen van de Commissie pas
later dit jaar volgen en daarom nog onbekend zijn. Na het verschijnen van de voorstellen
van de Commissie ontvangt uw Kamer, zoals gebruikelijk, een kabinetsappreciatie.
2. Proces van besluitvorming over het MFK en het EMB
De MFK-verordening stelt de kaders voor de uitgavenkant van de EU-begroting vast.
Deze worden volgens het Verdrag betreffende de werking van de EU (VWEU) vastgesteld
voor ten minste vijf jaar. Tot op heden was vaststelling voor zeven jaar de gebruikelijke
duur. In de MFK-verordening worden de jaarlijkse maximumbedragen per beleidsterrein
vastgesteld. Ieder jaar wordt binnen deze kaders de EU-jaarbegroting vastgesteld.
Naar verwachting stelt de Commissie ook een nieuw EMB voor. Het EMB bepaalt de financieringskant
van de Europese begroting en is daarmee bepalend voor de nationale bijdragen. Uit
het VWEU7 volgt dat de ontvangsten en uitgaven van de EU-begroting in evenwicht moeten zijn.
De Europese Raad neemt conclusies aan over het MFK en het EMB met consensus. De Raad
besluit met unanimiteit over de MFK-verordening, na goedkeuring van het Europees Parlement
(EP). De Raad besluit eveneens met unanimiteit over het EMB, na raadpleging van het
EP. Het EMB treedt pas in werking na ratificatie ervan door nationale parlementen.
Naast het voorstel van de Commissie voor de nieuwe overkoepelende MFK-verordening
en mogelijk een nieuw EMB, zal de Commissie ook sectorale wetgevingsvoorstellen doen.
Hierover wordt door de Commissie, de Raad en het EP onderhandeld. De sectorale verordeningen
hebben betrekking op specifieke beleidsterreinen. Onder het huidige MFK vallen onder
andere de volgende sectoren en bijbehorende verordeningen: cohesiebeleid en regionale
ontwikkeling, landbouw, plattelandsontwikkeling en visserij, asiel en migratie, onderzoek
en innovatie (Horizon Europe), veiligheid en defensie, klimaat en milieu, onderwijs,
jeugd en cultuur, digitale transformatie en innovatie, gezondheid, mensenrechten en
buitenlands beleid. Ook voor de Caribische delen van het Koninkrijk is de EU van belang
als strategisch partner. De verordeningen vormen de juridische basis voor de financiële
middelen die de EU beschikbaar stelt voor de verschillende beleidsdoelen en initiatieven.
Deze verordeningen worden met gekwalificeerde meerderheid in de Raad in onderhandeling
met EP vastgesteld, waarbij de conclusies van de Europese Raad over het MFK als geheel
leidend zijn.
3. Budgettaire inzet
Nederland is en blijft een constructieve partner in Europa. Het kabinet is van mening
dat de Europese begroting gemoderniseerd dient te worden, door meer focus te leggen
op strategische prioriteiten. In lijn met de budgettaire afspraken uit het Hoofdlijnenakkoord
zet het kabinet in op een beperking van de stijging van de Nederlandse afdrachten
aan de EU. In dit deel van de brief schetst het kabinet op hoofdlijnen de budgettaire
uitgangspunten voor een moderne EU-begroting.
In het licht van de huidige geopolitieke spanningen is een weerbaar Europa, ook financieel,
met een sterke munt en een sterke economie van groot belang voor onze veiligheid en
welvaart. De voorstellen voor het nieuwe MFK en mogelijk een nieuw EMB komen in een
tijd waarin veel lidstaten te maken hebben met budgettaire uitdagingen door hoge schulden
en oplopende tekorten. Lidstaten zijn daarom genoodzaakt lastige keuzes te maken om
hun nationale begrotingen sluitend te krijgen. De budgettaire situatie in de lidstaten
en de grote uitdagingen die op ons afkomen vragen om herprioritering en een kritische
reflectie op de besteding van Europese publieke middelen. Het kabinet is daarom van
mening dat ook de EU bij het opstellen van de begroting scherpe keuzes moet maken.
Tot slot merkt de Commissie in haar mededeling van 12 februari jl. op dat de terugbetaling
van leningen in het kader van NextGenerationEU in het volgende MFK zal starten. De
hoofdsom zal uiterlijk 2058 volledig zijn terugbetaald, in overeenstemming met het
EMB.
Een realistische, efficiënte en effectieve begroting voor de toekomst
Zoals vastgelegd in het Hoofdlijnenakkoord zet het kabinet in op een combinatie van
een acceptabele omvang van het MFK en een voor Nederland acceptabel aandeel in de
nationale bijdragen via het EMB. De meerjarige raming van de Nederlands afdrachten
aan de EU zoals opgenomen op de begroting van het Ministerie van Buitenlandse Zaken,
dient hierbij als uitgangspunt. De besparingsopgave op de EU-afdrachten uit het Hoofdlijnenakkoord
is hierin reeds verwerkt.8 Het kabinet is van mening dat ambitieus Europees beleid mogelijk is binnen deze budgettaire
randvoorwaarden. Zoals eerder aangegeven is het volgens het kabinet noodzakelijk om
voor het adresseren van nieuwe beleidsuitdagingen naar meer te kijken dan alleen financiële
middelen. Er moet ook gekeken worden naar wat de EU minder of efficiënter kan doen.
Om grote maatschappelijke en geopolitieke uitdagingen het hoofd te bieden zal dus
ook gekeken moeten worden naar het herprioriteren van het bestaande budget. Middelen
op de EU-begroting zouden daar besteed moeten worden waar die de meeste toegevoegde
waarde hebben voor de EU als geheel. De belangrijkste prioriteiten voor het MFK zijn
voor het kabinet het versterken van het Europees concurrentievermogen met een sterke
interne markt en inzet op onderzoek en innovatie als fundament, een stevig migratie-
en asielbeleid, veiligheid en defensie. Het is de inzet van het kabinet dat voor deze
prioriteiten onder het nieuwe MFK middelen beschikbaar gesteld worden die passen bij
de ambitieuze doelstellingen. Deel vier van deze brief gaat in op deze uitdagingen
en deel vijf gaat specifiek in op verbeteringen van het bestaande beleid, waaronder
de twee grootste onderdelen van het huidig MFK, het gemeenschappelijk landbouwbeleid
(GLB), en de fondsen onder cohesiebeleid.
Eigen middelen
Er liggen al enige tijd voorstellen voor nieuwe eigen middelen die door de Commissie
zijn voorgesteld naar aanleiding van de Europese Raad van juli 20209 en het interinstitutioneel akkoord met de Commissie en het EP van december 2020.10 Het kabinet kan nieuwe eigen middelen niet bij voorbaat omarmen en zal voorstellen
voor nieuwe eigen middelen op eigen merites beoordelen, waaronder ook de impact op
de Nederlandse afdrachten. Bij slimme vormgeving kunnen deze ook voordelen voor Nederland
opleveren. Het kabinet staat open voor mogelijke nieuwe eigen middelen op basis van
het Carbon Border Adjustment Mechanism (CBAM) en het Emission Trading System (ETS). Deze voorstellen zijn voor Nederland financieel gunstig ten opzichte van de
bni-verdeelsleutel.11
4. Een moderne en toekomstgerichte EU-begroting
Het kabinet zet in op een moderne en toekomstbestendige EU-begroting. Zoals hiervoor
aangegeven, betekent dit inhoudelijk dat de nieuwe begroting meer gericht moet worden
op het versterken van het Europese concurrentievermogen met als fundament een sterke,
interne markt en inzet op onderzoek en innovatie, een stevig asiel en migratiebeleid,
en veiligheid en defensie. Het kabinet zal naast eerder genoemde prioriteiten voor
het MFK ook aandacht hebben voor de voedselzekerheid en het belang daarvan voor de
weerbaarheid van de EU.
Dit betekent ook dat middelen uit verschillende bestaande EU-programma’s meer moeten
bijdragen aan deze prioriteiten. Het kabinet is zich ervan bewust dat het MFK breder
is dan alleen deze beleidsterreinen. Ook op andere onderwerpen binnen het MFK is een
Nederlandse inzet nodig, maar het kabinet beperkt zich in deze brief tot de hoofdprioriteiten.
De Kamer zal over alle beleidsterreinen die vallen onder het MFK worden geïnformeerd
door middel van de reguliere processen, onder andere via BNC-fiches en geannoteerde
agenda’s, na het verschijnen van het voorstel. Daarnaast heeft het kabinet op verschillende
onderwerpen aparte positie papers gepubliceerd.
Concurrentievermogen
Zoals de rapporten van Draghi12 en Letta13 duidelijk hebben gemaakt, is de versterking van het Europese concurrentievermogen
essentieel voor de toekomst van de EU. Daarbij vindt het kabinet het belangrijk dat
de EU-begroting bijdraagt aan grotere innovatiekracht en versterking van de Europese
economische veiligheid door onder andere het verminderen van risicovolle strategische
afhankelijkheden, waaronder voor geneesmiddelen en medische producten van landen buiten
de Europese Unie14. Het gaat bij het versterken van het concurrentievermogen nadrukkelijk ook om een
breder pakket dan enkel publieke financiering. Het is juist van belang dat de EU-begroting
een bijdrage levert aan het stimuleren van private investeringen. Het gaat daarnaast
om verdere verdieping en versterking van de interne markt met een hoogwaardige digitale
en fysieke infrastructuur, de kapitaalmarktunie, de groene en digitale (twin) transities,
en menselijk kapitaal. Versterken van het concurrentievermogen is daarom een dwarsdoorsnijdend
thema in de begroting15. Dit wil zeggen dat ook de grote programma’s onder het cohesiebeleid en het gemeenschappelijk
landbouwbeleid meer zouden moeten bijdragen aan het versterken van het concurrentievermogen.
Het kabinet is van mening dat onderzoek, technologie, innovatie, vaardigheden en infrastructurele
projecten de sleutel zijn naar een versterkte concurrentiepositie en is daarom voorstander
om dit sterker te verankeren in het volgend MFK16. Ook dient de EU-begroting de klimaat- en energietransitie en decarbonisatie van
de industrie te ondersteunen, aangezien deze een belangrijk fundament zijn voor het
bredere Europese concurrentievermogen en onze weerbaarheid. Tevens is er versterking
en stimulans nodig voor wetenschappelijke excellentie en grensoverschrijdende publiek-publieke
en publiek-private onderzoeks- en innovatieprogramma’s, onder meer via een coherent
Kaderprogramma voor onderzoek en innovatie dat zowel aan het korte als aan het lange
termijn concurrentievermogen bijdraagt.
De EU-begroting zou ook efficiënter ingericht moeten worden door het vergroten van
zogenaamde multipliereffecten, bijvoorbeeld door een groter deel van het budget uit
te geven via programma’s als InvestEU. Op die manier kan meer worden bijgedragen aan
de opschaling van strategische technologieën en sectoren. Onder het versterken van
het concurrentievermogen vallen ook het veiligstellen van de leveringszekerheid van
kritieke grondstoffen en producten, het versterken van de defensie-industrie en onderzoek
en innovatie bij defensie-gerelateerde technologie. Daarnaast is een EU met een sterke
basis in kennisbreed onderzoek en innovatie, waaronder voor technologieën met zowel
civiele als militaire toepassingen, een randvoorwaarde voor het EU-concurrentievermogen
Asiel en migratie
Het kabinet zet in op een beperking van de omvang van migratie naar Nederland, voor
nu en voor de langere termijn. EU-samenwerking bij het beschermen en versterken van
de buitengrenzen, het toepassen van strikte toelatingsregels, snelle afwikkeling van
kansarme asielverzoeken en betere terugkeer is hiervoor essentieel. Het kabinet is
van mening dat het ambitieniveau in de EU op het gebied van asiel, migratie en grensbeheer
omhoog moet. Het EU-migratiepact, met name de versnelde asiel- en terugkeerprocedure
aan de buitengrens, dient als belangrijke basis voor de EU-inspanningen op dit gebied.
Bovendien dient het bereiken van migratiedoelstellingen een belangrijk leidend principe
te zijn bij de besteding van Europese middelen in landen buiten de EU. Het kabinet
zet met andere EU-lidstaten en de Europese Commissie in op totstandkoming van nieuwe
en versterking van bestaande brede en gelijkwaardige Europese partnerschappen met
derde landen waar beperking van irreguliere migratie, bevordering van terugkeer en
bescherming van migranten onderdeel van uitmaken. Daarnaast benadrukt het kabinet
het belang van het ontwikkelen van innovatieve oplossingen voor migratie in EU-verband,
en het ondersteunen van landen in de regio bij de opvang van vluchtelingen.
Veiligheid, weerbaarheid en Europese defensie
Europa moet zelf meer verantwoordelijkheid nemen voor haar eigen veiligheid en zelfstandiger
worden op het gebied van defensie. De EU moet hieraan bijdragen. De nationale en Europese
weerbaarheid, veiligheid en defensie dienen te worden versterkt en de EU kan daar
een belangrijke rol in spelen, zoals ook Niinistö onderschrijft in zijn rapport over
de weerbaarheid van de EU17. Daarbij moet de EU ook werk maken van de diverse dreigingen voor de interne veiligheid
van de samenleving en de stabiliteit van de democratische rechtsorde, zoals hybride
dreigingen, aanpak van georganiseerde ondermijnende criminaliteit, terrorisme, cyber,
gezondheidsdreigingen, en bescherming van de buitengrenzen en paraatheid en crisisrespons.
Het kabinet is van mening dat het significant toegenomen belang en noodzaak van veiligheid,
civiele weerbaarheid, en defensie dient te worden weerspiegeld in het MFK. Het is
evident dat Europa meer moet investeren in Europese veiligheid en defensie, en in
onzekere tijden eigen zekerheden moet creëren. Hogere defensie-uitgaven, waaronder
investeringen, zullen hoofdzakelijk vanuit de nationale begrotingen van de lidstaten
moeten komen. Daarnaast dienen binnen het MFK de mogelijkheden te worden vergroot
om een bijdrage te leveren aan de Europese veiligheid en civiele weerbaarheid. Voor
onze internationale veiligheid staat politieke en militaire samenwerking met zowel
de NAVO als de EU voorop. Met andere lidstaten wordt in de EU ingezet op meer strategische
zelfstandigheid en grensoverschrijdende samenwerking.
Op het terrein van defensie speelt de EU een rol bij het versterken van de Europese
defensie-industrie, met name door het stimuleren van investeringen in productiecapaciteit,
leveringszekerheid en onderzoek en innovatie. Daarnaast draagt de EU bij aan het verbeteren
van de militaire mobiliteit, in samenhang met civiele infrastructuur (dual use) het versterken van defensiesamenwerking tussen lidstaten. Het kabinet zet zich in
voor een defensieprogramma in het volgend MFK waarin militaire mobiliteit en de verschillende
facetten van de versterking van de Europese defensie-industrie samenkomen (onderzoek
& ontwikkeling, aanschaf, industrialisatie, productiecapaciteit en weerbaarheid)18
19. Daarnaast kunnen andere programma’s ook een bijdrage leveren aan Europese veiligheid
en defensie. Op 19 maart jl. presenteerde de Europese Commissie haar white paper on EU Defense en op 26 maart a.s. wordt de Preparedness Union Strategy20 verwacht. Uw Kamer wordt hierover via de reguliere wegen geïnformeerd.
Tot slot blijft Nederland Oekraïne, zowel bilateraal als in Europese en andere samenwerkingsverbanden
politiek, militair, financieel en moreel actief en onverminderd steunen in tijd van
oorlog, herstel en wederopbouw, zolang als dat nodig is. Het is belangrijk dat ook
de EU als geheel haar steun continueert.
5. Verbetering van bestaand beleid
Het kabinet staat open voor een verkenning van het idee van een «single plan»21 per lidstaat met hervormingen en investeringen, zoals beschreven in de eerder genoemde
Commissie-mededeling over het MFK. Daarbij moet worden opgemerkt dat het uiteindelijke
oordeel van het kabinet afhankelijk is van de precieze invulling van deze systematiek
door de Commissie. Middelen uit programma’s van de EU die hieronder vallen, moeten
waar mogelijk meer bijdragen aan de hierboven genoemde inhoudelijke prioriteiten.
Lidstaten moeten de flexibiliteit krijgen uitgaven vanuit dit «single plan» in te richten, binnen gezamenlijk vastgestelde, heldere kaders, waarbij de analyse
van de impact en consequenties voor de begunstigden van de verschillende fondsen wordt
gewogen.
Het betekent ook dat de cruciale randvoorwaarden van een goed functionerende rechtsstaat,
bijpassende effectieve bescherming van grondrechten en de doeltreffende preventieve
aanpak en bestrijding van fraude met financiële middelen van de EU actief worden ondersteund.
Voor het kabinet is het ook van groot belang dat ook de toekomstige EU-begroting sterke
waarborgen voor de rechtsstaat en fundamentele waarden bevat. Het kabinet is tevens
voorstander van een sterke en effectieve koppeling tussen het respecteren van de rechtsstaat
en de EU-begroting.
Toekomstgerichte landbouw, visserij, voedselzekerheid en natuur
Het kabinet zet in op toekomstgerichte, innovatieve landbouw en visserij en een gezonde
natuur, met blijvende aandacht voor toekomstperspectief, verdienvermogen, voedselzekerheid
en innovatie. Efficiëntie en innovatieve voedselproductie, inclusief visserij draagt
bij aan voedselzekerheid, hetgeen het kabinet als elementaire maatschappelijke voorziening
wil borgen. Integrale kennisdeling en -uitwisseling op EU-niveau is daarbij van belang.
Het kabinet acht het wenselijk om te onderzoeken hoe GLB-middelen verder kunnen worden
ingezet voor het leveren van maatschappelijke diensten, modernisering, concurrentievermogen
en innovatie, met oog voor administratieve lasten. In het kader van het GLB en het
Gemeenschappelijk Visserijbeleid (GVB) zet het kabinet ook in op innovatie en verduurzaming.
Er zijn vanuit EU-wetgeving doelen gesteld op het gebied van klimaat, natuur en milieu.
Het kabinet denkt door middel van de ministeriële commissie economie en natuurherstel
actief mee in het realiseren van EU gestelde doelen op het gebied van klimaat, natuur
en milieu. Belangrijk hierbij is de balans tussen ambitie, uitvoerbaarheid, realisatie
en administratieve lasten.
Toekomstbestendig cohesiebeleid
Het cohesiebeleid richt zich op het bevorderen van economische, sociale en territoriale
convergentie door het versterken van regio’s die op sociaaleconomisch gebied achterblijven
bij de gemiddelde Europese levensstandaard22. Hierdoor draagt het cohesiebeleid bij aan de versterking van de interne markt. Het
kabinet vindt dat het cohesiebeleid zich zo veel mogelijk op die regio’s dient te
blijven richten, maar het cohesiebeleid zou in principe beschikbaar moeten kunnen
blijven voor alle regio’s in de EU. Het kabinet wil verder dat het cohesiebeleid zich
meer focust op het versterken van het concurrentievermogen van de EU, waarbij rekening
wordt gehouden met specifieke kenmerken en sterktes van de regio’s. Inhoudelijk betekent
dit een inzet op de drie transities: digitaal, sociaal (arbeidsmarkt) en groen, met
onderzoek en innovatie (en de uitrol daarvan) als dwarsdoorsnijder. Een voldoende
en goed geschoolde beroepsbevolking is essentieel om de transities te kunnen waarmaken.
Daarbij acht het kabinet het van belang om vanuit cohesiebeleid ook samenwerking tussen
Europese regio’s te blijven stimuleren.
Ook voor het cohesiebeleid geldt dat het kabinet voorstander is van sterke waarborgen
voor de rechtsstaat en fundamentele waarden. Daarom moet het voorzien in doeltreffende
mechanismen ter naleving van het Handvest van de Grondrechten van de EU en moet een
horizontale randvoorwaarde zijn voor de ontvangst van gelden uit fondsen in gedeeld
beheer.
6. Modernisering budgettaire architectuur
Flexibiliteit
Het huidige MFK ligt vast voor zeven jaar. Ruim 60 procent van de middelen is vastgelegd
in landenenveloppen. Ook is een groot deel van de overige middelen van tevoren vastgelegd.
Het huidige MFK is hierdoor op veel punten inflexibel en de EU is daarmee niet altijd
goed in staat in te spelen op onvoorziene omstandigheden. Het kabinet staat in beginsel
positief tegenover het vergroten van de begrotingsflexibiliteit, waarbij het wel van
belang is dat de kwaliteit van de uitgaven en betrokkenheid van de Raad, als (mede)
begrotingsautoriteit van de EU, wordt gewaarborgd. Daarnaast is het van belang om
op te merken dat het MFK een investeringsbegroting is en dat voor investeringsprogramma’s
ook stabiliteit en voorspelbaarheid van belang zijn.
Flexibiliteit mag niet ten koste gaan van de voorspelbaarheid van de nationale afdrachten
van de lidstaten en stabiliteit van EU-beleid. Belangrijke voorwaarden hierbij zijn
dan ook dat de MFK-plafonds leidend blijven en het stelsel van eigen middelen te allen
tijde gerespecteerd wordt. De fundamentele begrotingsprincipes van begrotingsevenwicht,
eenheid en universaliteit moeten worden gewaarborgd.
Resultaat gericht begroten
Dit kabinet staat open voor een verkenning van bredere toepassing van resultaatgericht
begroten (performance based budgetting), waarbij lidstaten zich committeren aan het doen van bepaalde hervormingen en investeringen,
en waar vervolgens vooraf vastgestelde voorwaarden/prestaties behaald dienen te worden
alvorens middelen uit EU-fondsen worden uitgekeerd. Het kabinet vindt het belangrijk
dat lidstaten hervormingen implementeren die de economie van de lidstaten en in het
verlengde daarvan de EU als geheel versterken. Deze systematiek kan hieraan een bijdrage
leveren, onder meer door het verbinden van conditionaliteiten aan het toekennen van
publiek geld. Het is van belang om een sterke en effectieve relatie met het Europees
Semester op te nemen, met inachtneming van de nationale beleidsvrijheid en een proportionele
verhouding tussen het ambitieniveau van beoogde hervormingen en ontvangsten door lidstaten.
Er zijn nog veel onduidelijkheden over de precieze invulling van deze systematiek
zoals de Commissie deze nu voor ogen lijkt te hebben voor delen van het volgend MFK.
Waar in beginsel Nederland een voorstander is van de koppeling tussen hervormingen
en EU-middelen, moet rekening worden gehouden met de uitvoerbaarheid, effectiviteit
en toepasbaarheid op de verschillende beleidsterreinen. Het kabinet meent dat bij
een dergelijke systematiek voldoende betrokkenheid van de lidstaten moet worden verzekerd
en acht het daarbij van belang dat EU-beleid en -fondsen, waar gepast in partnerschap
met regionale en lokale overheden en stakeholders wordt uitgevoerd. Aandachtspunten
zijn daarnaast de betrokkenheid van de medeoverheden en partners, voldoende flexibiliteit
en het voorkomen van onnodige en niet proportionele administratieve- en controlelasten.
De geleerde lessen uit het huidige MFK en de Herstel- en Veerkrachtfaciliteit moeten
hierin goed worden meegenomen.
Vereenvoudiging en verantwoording
Het kabinet benadrukt het belang van een rechtmatige en transparante besteding van
Europese middelen. Dit is nodig gezien de alsmaar groeiende en te hoge foutenpercentages
die de Europese Rekenkamer jaarlijks constateert23. Een betere verantwoording en monitoring van uitgaven is essentieel. Het kabinet
benadrukt dat aandacht voor uitvoerbaarheid noodzakelijk is bij betere verantwoording,
maar ook bij vereenvoudiging van regels. Te vaak vormt de administratieve last een
belemmering voor een doeltreffende en doelmatige besteding van EU-middelen. Een dergelijke
vereenvoudiging is cruciaal voor succesvolle uitvoering van EU-programma’s. Vereenvoudiging
van de Europese begroting kan bijvoorbeeld door het aantal fondsen en programma’s
te verminderen waar sprake is van overlap door fondsen en programma’s in gedeeld beheer
samen te voegen in bredere landenenveloppen, en door vereenvoudiging van de programma’s
zelf. Daarnaast kan worden ingezet op verminderde rapportagedruk, waar passend en
mogelijk, en meer synergiën tussen de noodzakelijke audits in de uitvoering.
Financieel instrumentarium
Met bijdragen uit de EU-begroting kan een hefboom worden gecreëerd om meer publieke
en private financiering te verwerven, zoals reeds gebeurt onder InvestEU en via de
Europese Investeringsbank (EIB). Dergelijke financiële constructies kunnen het effect
en de efficiëntie van de inzet van publieke middelen sterk vergroten. Het kabinet
ziet voordelen van (innovatieve) financiële instrumenten en staat open voor de inzet
daarvan binnen de EU-begroting. Het is daarbij wel van belang dat de financiële risico’s
worden gedekt door de EU-begroting. Het kabinet is geen voorstander van het aangaan
van gemeenschappelijke schulden voor nieuwe Europese instrumenten, zoals vastgelegd
in het Regeerprogramma.
7. Vervolg
Het kabinet zal bovenstaande inzet uitdragen richting de Europese instellingen (waaronder
de Commissie) en andere lidstaten. De onderhandelingen over het MFK zullen de komende
jaren hoog op de Europese agenda staan. Uw Kamer zal worden geïnformeerd over het
verloop van de onderhandelingen, in het bijzonder via de overleggen die plaatsvinden
voorafgaande aan de Raad Algemene Zaken (MFK), de Europese Raad en Raad Economische
en Financiële Zaken (EMB).
Indieners
-
Indiener
C.C.J. Veldkamp, minister van Buitenlandse Zaken -
Medeindiener
E. Heinen, minister van Financiën