Brief regering : Uitspraak Raad van State over beslistermijnen in bezwaar en dwangsommen
36 708 Toeslagen
Nr. 6
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 26 maart 2025
Graag wil ik u ten behoeve van het commissiedebat Hersteloperatie kinderopvangtoeslag
van 27 maart 2025 informeren over de uitspraak van de Raad van State heden over beslistermijnen
in bezwaar en dwangsommen. Tevens treft u hierbij de antwoorden op de lijst van vragen
van de vaste Commissie voor Financiën over het nieuwsbericht over compensatie van
toeslagenouders. Ik kan me goed voorstellen dat dit nieuwsbericht tot onrust leidt
bij de gedupeerde ouders en ook tot onterechte stigmatisering en vind het daarom van
groot belang om uw Kamer hierover middels de antwoorden op de vragen te informeren.
Ik hecht er aan te benadrukken dat, anders dan het artikel suggereert, er op basis
van de informatie nog geen enkele conclusie kan worden getrokken over de vraag of
er ouders zijn die ten onrechte als gedupeerde zijn aangemerkt.
Uitspraak over beslistermijnen in bezwaar en dwangsommen
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft zich in haar uitspraak
van vandaag uitsproken over de termijn waarbinnen Dienst Toeslagen bij een gegrond
beroep wegens het niet tijdig nemen van een besluit op bezwaar alsnog een besluit
bekend moet maken.1 En verder ook over de hoogte van de dwangsom die geldt, als de termijn niet wordt
gehaald. Graag wil ik u hierover informeren, ik heb de uitspraak ook als bijlage toegevoegd.
Weet dat ik de uitspraak nog nader zal bestuderen en hier op een later moment op terug
kom.
De Afdeling heeft in haar uitspraak benoemd dat het wrang is dat de hersteloperatie
zo is vastgelopen dat zelfs het instrument dat wachtende ouders hebben om een snellere
besluitvorming te bewerkstelligen niet meer helpt. Dat gevoel deel ik, er wordt hard
gewerkt door alle medewerkers van Dienst Toeslagen maar het lukt momenteel niet om
binnen de wettelijke beslistermijn te besluiten. De Afdeling herkent dit en heeft
de beslistermijn bij het uitblijven van een beslissing op een bezwaarschrift in alle
gevallen (dus zowel bij een eerste beroep wegens niet tijdig beslissen als bij volgende
beroepen niet tijdig beslissen) daarom vastgesteld op 60 weken vanaf de afloop van
de wettelijke beslistermijn. Mochten er van die termijn van 60 weken al weken verstreken
zijn voor het instellen van een beroep niet tijdig beslissen dan worden die afgetrokken
van de 60 weken.
Daarnaast heeft de Afdeling besloten dat de dwangsom die betaald moet worden na afloop
van de 60 weken op € 100,00 per dag zal blijven staan met een maximum van € 15.000,00.
Mocht er in een rechtszaak over het uitblijven van een beslissing op bezwaar sprake
zijn dat de 60 weken termijn al verstreken is dan heeft Dienst Toeslagen nog twee
weken om te beslissen. Die wettelijke termijn gaat lopen vanaf de dag dat de uitspraak
in de beroep niet tijdig beslissen procedure wordt verzonden. Worden de twee weken
overschreden, dan moet Dienst Toeslagen de ouders een dwangsom betalen van € 250,00
per dag met een maximum van € 37.500,00.
Uiteraard verandert de verlenging van de beslistermijn niks aan de toewijding die
ik en iedereen bij Dienst Toeslagen hebben om de wachtende ouders zo snel mogelijk
te helpen. We blijven ons onverminderd inzetten om versnelling te realiseren conform
de aangekondigde maatregelen in reactie op het advies van de spoedcommissie Van Dam.
Lijst van vragen over het nieuwsbericht over compensatie van toeslagenouders
Vraag 1
Kunt u inhoudelijk reageren op het artikel?
Vraag 3
Kunt u aangeven hoe dit heeft kunnen gebeuren?
Antwoord 1 en 3
In het NRC van heden is een artikel opgenomen rondom beschikbaar gekomen verzend-
en ontvangstgegevens bij de herstelorganisatie.2 Bij de vraag of een ouder gedupeerde is staat het verhaal van de ouder centraal.
Dit verhaal wordt vergeleken met de bij Dienst Toeslagen beschikbare feitelijke informatie
over hetgeen er in het verleden is gebeurd. Bij ontbrekende feiten wordt het verhaal
van de ouder gevolgd. Deze werkwijze is vastgelegd in werkinstructies die indertijd
ook met uw Kamer zijn gedeeld3 en waarover destijds Kamervragen4 zijn gesteld.
Een van de aspecten die kan bijdragen aan de conclusie dat sprake is van gedupeerdheid
waarbij het ouderverhaal een grote rol speelt is de beoordeling van situaties wanneer
de kinderopvangtoeslag in het verleden is verlaagd of gestopt omdat er niet is gereageerd
op brieven waarin de aanvrager gevraagd wordt het recht aan te tonen. In de hersteloperatie
waren tot voor kort geen gegevens op BSN-niveau voorhanden die kunnen aantonen dat
deze brieven verzonden zijn en of en hoe de aanvrager daarop heeft gereageerd.
Inmiddels is in de zomer van 2024 gebleken dat er wel gegevens voorhanden zijn over
verzend- en ontvangstgegevens van massaal door Dienst Toeslagen (voorheen de Belastingdienst)
verzonden brieven. Dit betreft gegevens over brieven met bijvoorbeeld een verzoek
om gegevens in te sturen inclusief rappelbrieven daarover en tenslotte stopbrieven
waarmee het stopzetten van toeslagen wordt aangekondigd. Er zijn geen kopieën beschikbaar
van de uitgezonden brieven. Wel kan uit de beschikbare gegevens worden afgeleid welke
brieven gestuurd zijn over meerdere jaren met daarbij informatie aan wie ze gestuurd
zijn, of er een reactie op gegeven is en als daarvan sprake is een «foto» van de reactie.
Niet bekend is of deze gegevens volledig zijn. Omdat deze feitelijke informatie van
belang kan zijn voor het gesprek met ouders over de oorzaak van gedupeerdheid, is
van belang objectief vast te stellen wat de kwaliteit is van de gegevens omdat er
bijvoorbeeld uit een quick-scan in het kader van de jaarrekeningcontrole signalen
naar boven gekomen zijn dat de gegevens niet volledig bruikbaar zouden zijn. Het betrekken
van deze informatie op zichzelf vraagt om een zorgvuldig proces aangezien het de hersteloperatie
betreft en het dus zeker dient te zijn dat de beschikbare informatie juist is. De
Uitvoeringsorganisatie herstel toeslagen (UHT) heeft daarom de ADR gevraagd een onderzoek
te doen naar deze gegevens. Dit onderzoek loopt momenteel.
Voor de nieuw beschikbare informatie geldt dat deze geen invloed zal hebben op reeds
door UHT gegeven besluiten in de eerste toets en integrale beoordeling. Bij ouders
die in de eerste toets of integrale beoordeling in de hersteloperatie zijn aangemerkt
als gedupeerde vordert UHT uitgekeerde compensatie niet terug.
Vraag 2
Kunt u aangeven of het klopt dat de ouders ten onrechte gecompenseerd zijn?
Antwoord 2
Nee, dat is op basis van deze gegevens niet mogelijk.
Vraag 4
Kunt u aangeven of het klopt dat de informatie al maanden bij het ministerie bekend
was, en zo ja, waarom is de Kamer hier niet eerder over geïnformeerd?
Antwoord 4
In juli 2024 kwam naar voren dat er verzend- en ontvangstgegevens beschikbaar zijn
die mogelijk gebruikt kunnen worden om mee te laten wegen of een ouder gedupeerd is
omdat ze in het verleden niet voldoende in staat zijn gesteld het recht op kinderopvangtoeslag
aan te tonen. Omdat dit vraagstuk tot veel onrust onder ouders zou kunnen leiden is
bij het zetten van de vervolgstappen een zorgvuldig proces doorlopen. In de maanden
daarop is de op dat moment verantwoordelijke Staatssecretaris geïnformeerd en is het
besproken, ook over het informeren van de Kamer. Deze besprekingen hebben geleid tot
vervolgvragen en uiteindelijk een onderzoek door de ADR. U treft de diverse nota’s
aan in de gelijktijdig met deze brief verstuurde set openbaar gemaakte nota’s.
Vraag 5
Kunt u aangeven binnen welke termijn het genoemde onderzoek naar de Kamer komt?
Antwoord 5
Ik zal uw Kamer na gereedkomen van het onderzoek hierover nader informeren. De verwachting
is dat dit nog binnen de eerste helft van 2025 zal gebeuren.
De Staatssecretaris van Financiën,
S.T.P.H. Palmen
Indieners
-
Indiener
S.T.P.H. Palmen, staatssecretaris van Financiën