Brief regering : Appreciatie van de voorgestelde verlenging van de Europese gasopslagbepalingen en de aanbeveling van de Commissie voor komend vulseizoen
29 023 Voorzienings- en leveringszekerheid energie
               22 112 Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie
         
Nr. 557 BRIEF VAN DE MINISTER VAN KLIMAAT EN GROENE GROEI
            
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 14 maart 2025
Op 5 maart 2025 heeft de Europese Commissie een voorstel gepubliceerd om de Europese
                  gasopslagbepalingen met twee jaar te verlengen, zonder verdere wijzigingen.1 Verder heeft de Europese Commissie een aanbeveling voor het vulseizoen van 2025 gepubliceerd.2 In deze brief ontvangt u een appreciatie van de voorgestelde verlenging van de Europese
                  gasopslagbepalingen en de aanbeveling van de Commissie voor komend vulseizoen.
               
Deze brief vervangt het reguliere BNC-fiche vanwege de zeer korte termijn waarbinnen
                  besluitvorming over het voorstel wordt beoogd door het Poolse voorzitterschap. Het
                  voorstel heeft als juridische grondslag artikel 194, tweede lid, van het Verdrag betreffende
                  de Werking van de Europese Unie (VWEU). Dit artikel bepaalt dat de goedkeuring van
                  het Europees Parlement en de Raad, volgens de gewone wetgevingsprocedure, vereist
                  zijn. De besluitvormingsprocedure in de Raad vindt plaats op basis van een gekwalificeerde
                  meerderheid.
               
1. Context en algemene beschrijving van de huidige bepalingen in de verordening gasleveringszekerheid
               
Op 1 juli 2022 zijn de gasopslagbepalingen in de verordening gasleveringszekerheid
                  in werking getreden. Dit speelde zoals bekend tegen de achtergrond van het hoogtepunt
                  van de energiecrisis. Destijds was het doel van de gasopslagbepalingen het verzekeren
                  van de vulling van de gasopslagen tijdens een periode met hoge prijzen voorafgaand
                  aan de winter van 2022/23 en verwachte problemen met de gasvoorziening als gevolg
                  van het wegvallen van (een deel van het) Russisch aanbod. Om dit doel te bereiken
                  werd aan lidstaten een verplichting voor het vullen van de gasopslagen opgelegd. Op
                  1 november 2022 moest een vuldoelstelling van 80% gehaald worden van de in een lidstaat
                  aanwezige opslagcapaciteit. Voor de jaren 2023, 2024 en 2025 geldt per 1 november
                  een vuldoelstelling van 90% van de in een lidstaat aanwezige opslagcapaciteit.
               
Er gelden twee uitzonderingen op de vuldoelstelling van 90% op 1 november: op basis
                  van deze uitzonderingen kunnen de vuldoelstelling voor bepaalde lidstaten verlaagd
                  worden. Het doel van deze uitzonderingen is om te voorkomen dat er een disproportionele
                  last komt te liggen bij lidstaten met relatief veel opslagcapaciteit, zoals Nederland.
                  Ten eerste stipuleert artikel 6 bis, tweede lid, van de verordening gasleveringszekerheid
                  dat de vuldoelstelling wordt verlaagd tot een volume dat overeenkomt met 35% van het
                  gemiddelde jaarlijkse gasverbruik over de voorgaande vijf jaar voor die lidstaat,
                  indien dit lager is dan de vuldoelstelling van 90% van de in een lidstaat aanwezige
                  opslagcapaciteit. Oostenrijk, Tsjechië, Hongarije, Letland en Slowakije komen in aanmerking
                  voor deze uitzondering. De tweede uitzondering op de vuldoelstelling is gebaseerd
                  op gasexport naar derde landen buiten de EU. Deze uitzondering is van toepassing op
                  Nederland, vanwege de export van gas naar het Verenigd Koninkrijk in de jaren 2016–2021.
                  Artikel 6 bis, derde lid, van de verordening gasleveringszekerheid stipuleert dat
                  de vuldoelstelling verminderd wordt met het volume dat tijdens de periode 2016 tot
                  en met 2021 aan derde landen is geleverd, indien het gemiddelde geleverde volume tijdens
                  de onttrekkingsperiode voor gasopslag tijdens die jaren meer dan 15 TWh per jaar bedroeg.
                  Deze tweede uitzondering is van toepassing voor Nederland, omdat Nederland tijdens
                  de maanden oktober tot april van die jaren gemiddeld 23 TWh aan gas heeft geleverd
                  aan het Verenigd Koninkrijk via de BBL-pijpleiding. Daarom ligt de vuldoelstelling
                  voor Nederland steeds lager dan 90%. Dit betekent dat Nederland op 1 november 2022
                  65% moest vullen, op 1 november 2023 73% en op 1 november 2024 en 2025 74%. Geen andere
                  lidstaat maakt van deze uitzondering gebruik.
               
De Commissie stelt, conform de verordening, middels een uitvoeringshandeling elk jaar
                  de tussentijdse streefdoelen voor 1 februari, 1 mei, 1 juli en 1 september vast.3 Pas indien een lidstaat meer dan 5%-punt van een streefdoel afwijkt, moet ingevolge
                  artikel 6 bis, tiende lid, van de verordening gasleveringszekerheid, de lidstaat onmiddellijk
                  maatregelen nemen om het vulniveau te verhogen.
               
Artikel 6 ter van de verordening gasleveringszekerheid bevat maatregelen die lidstaten
                  kunnen nemen om hun vuldoelstelling te halen. Deze maatregelen dienen duidelijk te
                  worden omschreven en dienen transparant, evenredig, niet-discriminerend en controleerbaar
                  te zijn. Artikel 6 quater stelt regels met betrekking tot lidstaten zonder opslagcapaciteit,
                  namelijk dat deze 15% van het gemiddelde jaarlijkse gasverbruik van de voorgaande
                  vijf jaren moeten opslaan en hiertoe vrijwillig een lastenverdelingsmechanisme kunnen
                  aangaan met één of meer lidstaten die over opslaginstallaties beschikken. Zover bekend
                  heeft geen enkele lidstaat zonder gasopslagcapaciteit zich gecommitteerd aan het lastenverdelingsmechanisme.
               
Ten slotte bevat de verordening gasleveringszekerheid de nodige definities, alsmede
                  afspraken over monitoring, handhaving en rapportage door de Commissie. De bepalingen
                  van de verordening gasleveringszekerheid met betrekking tot het vullen van de gasopslagen
                  (artikel 2 punten 27 tot en met 31, de artikelen 6 bis tot en met 6 quinquies, artikel 16,
                  lid 3, artikel 17 bis, artikel 18 bis, artikel 20, lid 4, en bijlagen I bis en I ter)
                  gelden tot en met 31 december 2025.
               
2. Inhoud en appreciatie verlenging van de opslagbepalingen in de verordening gasleveringszekerheid
               
De Europese Commissie stelt voor om de tijdelijke bepalingen ten aanzien van het vullen
                  van de gasopslagen te verlengen met twee jaar. Dit betekent dat ook in de komende
                  twee jaar lidstaten op 1 november 2026 en 2027 in principe 90% van hun gasopslagcapaciteit
                  gevuld moeten hebben, behoudens de hierboven beschreven twee uitzonderingen. Zo blijft
                  voor Nederland in het voorstel de uitzondering van toepassing waarmee de vuldoelstelling
                  voor Nederland wordt verlaagd, vanwege het volume dat vanuit Nederland tijdens de
                  periode 2016 tot en met 2021 in de periode oktober-april aan derde landen is geleverd.
               
Voorts heeft de Commissie een aanbeveling (C(20251481) uitgebracht voor het komende
                  vulseizoen (2025). Deze aanbeveling is niet-bindend. De aanbeveling ziet dus niet
                  op het vulseizoen van 2026 en 2027, waar het voorstel tot verlenging van de gasopslagbepalingen
                  op ziet. In de aanbeveling doet de Commissie de aanbeveling aan lidstaten om geen
                  maatregelen te nemen die de werking van de interne markt en gasleveringszekerheid
                  negatief beïnvloeden. Daarnaast beveelt de Commissie aan de Groep coördinatie gas
                  (GCG) te consulteren alvorens nationale maatregelen te treffen om de gasopslagen te
                  vullen. Lidstaten krijgen ook de aanbeveling om te verifiëren dat marktpartijen die
                  belast zijn met het uitvoeren van de vulmaatregelen voldoende expertise hebben in
                  het handelen op de energiemarkt. Verder geeft de Commissie meer flexibiliteit in de
                  handhaving van de tussentijdse vuldoelstellingen. Voorts is het de aanbeveling van
                  de Commissie dat lidstaten gebruik maken van de derogaties die gelden op de vuldoelstelling
                  van 90% voor 1 november. Ten slotte is de Commissie bereid om ook marktomstandigheden
                  mee te laten wegen bij artikel 6 bis, achtste lid, van de verordening gasleveringszekerheid.
                  Dit artikel bepaalt dat indien een lidstaat niet op 1 november de vuldoelstelling
                  haalt wegens technische beperkingen, deze lidstaat de vuldoelstelling op 1 december
                  moet halen.
               
Appreciatie
a) Essentie Nederlands beleid op dit terrein
Ondanks de dalende gasvraag speelt gas in Nederland, als bekend, nog een cruciale
                     rol. Gas blijft nodig om huizen te verwarmen, voldoende elektriciteit te produceren
                     en gas speelt een belangrijke rol in industriële processen. Het is om die reden dat
                     het kabinet zich blijft inzetten voor een robuust en weerbaar gassysteem. Een weerbaar
                     gassysteem blijft belangrijk tijdens de energietransitie nu de gaswinning in Nederland
                     terugloopt en de geopolitieke spanningen in de wereld oplopen.
                  
Het kabinet vindt dat gasopslagen een belangrijke schakel zijn in het Nederlandse
                     en EU-gassysteem en vindt het daarom van belang dat gasopslagen goed functioneren
                     en goed gevuld worden.
                  
Het vullen van de gasopslagen is primair aan de markt, maar ook de overheid heeft
                  een rol in het borgen van de leveringszekerheid. Het is om die reden dat het kabinet
                  jaarlijks een vulambitie formuleert op basis van het overzicht leveringszekerheid
                  van Gasunie Transport Services B.V. (GTS) en dat EBN de taak heeft gekregen om in
                  2025 (net als in 2022, 2023 en 2024) tot 20 TWh aan gas op te slaan, voor het geval
                  markpartijen dat onvoldoende doen. Tevens komt het kabinet met een voorstel voor een
                  wet bestrijden energieleveringscrisis, waarmee het kabinet enkele waarborgen inbouwt
                  met betrekking tot het vullen van de gasopslagen.4
b) Beoordeling ten aanzien van dit voorstel
Het kabinet onderschrijft het doel van het voorstel. Goed gevulde gasopslagen dragen
                  bij aan een weerbaar gassysteem. Het kabinet ziet ook de toegevoegde waarde van Europese
                  samenwerking in de gasmarkt. Het kabinet is echter kritisch op de vormgeving van de
                  huidige tijdelijke Europese gasopslagbepalingen, en daarmee ook op het ongewijzigd
                  verlengen ervan5. Dit zal het kabinet toelichten aan de hand van de volgende vijf punten:
               
1. de Europese vuldoelstellingen zijn te rigide;
2. de Europese vuldoelstellingen zorgen voor een ongelijke verdeling van lasten tussen
                        lidstaten;
                     
3. lidstaten hebben beperkt mogelijkheden om gasopslagen te vullen;
4. marktdeelnemers hebben tijdens ongunstige marktomstandigheden onvoldoende prikkels
                        om zelf aan de opslagdoelen te voldoen; en
                     
5. vulmaatregelen van lidstaten kunnen marktverstorende effecten hebben.
Ten eerste zijn de EU-vuldoelstellingen te rigide. Het is volgens het kabinet bij
                  de vaststelling van de vuldoelstellingen belangrijk om te kijken naar het totale gassysteem,
                  dus de combinatie van de verwachte gasvraag, export naar buurlanden, aanbod via LNG-import,
                  toevoer via pijpleidingen en gaswinning en de mogelijkheden van gasopslag. Op basis
                  van zo’n totaalbeeld is ook de vulambitie van het kabinet voor 1 november 2025 tot
                  stand gekomen6.
               
De huidige vuldoelstellingen zijn gebaseerd op de in een lidstaat aanwezige opslagcapaciteit
                  en de gasvraag en LNG-importcapaciteit kunnen enkel in zeer beperkte mate worden meegenomen.
                  Hierdoor zijn de vuldoelstellingen te rigide en bewegen onvoldoende mee met nieuwe
                  ontwikkelingen op de gasmarkt. Daardoor ontstaat het risico dat de vuldoelstellingen
                  kunstmatig hoog zijn, zonder dat dit vanuit het oogpunt van gasleveringszekerheid
                  nodig is. Dit kan een onnodig prijsopdrijvend en marktverstorend effect hebben op
                  de gasprijzen in de zomer.
               
De gasvraag kan slechts beperkt worden meegenomen onder de huidige verordening en
                  in het voorstel. Een lidstaat kan wel aanspraak maken op een verlaging van de vuldoelstelling
                  naar 35% van het gemiddelde jaarlijkse gasverbruik over de voorgaande vijf jaar in
                  die lidstaat, indien dit lager is dan 90% van de in een lidstaat aanwezige opslagcapaciteit.
                  Hiermee houdt de vuldoelstelling echter onvoldoende rekening met de daling in de gasvraag
                  die in de Europese Unie is opgetreden na de gascrisis van 2022, omdat over een periode
                  van vijf jaar moet worden teruggekeken. Bovendien hanteert GTS als uitgangspunt in
                  het overzicht leveringszekerheid voor Nederland een percentage van 25 tot 30 procent
                  van het jaarlijkse gasverbruik als volume dat in de seizoensopslagen aanwezig moet
                  zijn om een koude winter het hoofd te bieden.7 De Europese gasopslagbepalingen gaan uit van een hoger percentage, namelijk 35%.
               
Voorts houden de gasopslagbepalingen geen rekening met de toegenomen LNG-importcapaciteit
                  van de EU. Een lidstaat kan, ingevolge artikel 6 bis, vijfde lid van de verordening
                  gasleveringszekerheid, onder strenge voorwaarden deels aan de EU-vuldoelstelling voldoen
                  door het fysiek opgeslagen LNG dat in zijn LNG-installaties beschikbaar is, mee te
                  tellen. Voor zover bekend maakt alleen Spanje van deze bepaling gebruik. Hierbij moet
                  opgemerkt worden dat in Nederland LNG dat is opgeslagen in LNG-tanks vaak maar kort
                  wordt opgeslagen voordat het gasvormig wordt gemaakt en het transmissienet wordt ingevoed.
                  Het businessmodel van de Nederlandse LNG-terminals is immers gebaseerd op het zo snel
                  en daarmee zo veel mogelijk om zetten van LNG naar gas. Het is daarom in de ogen van
                  het kabinet juister te kijken naar de LNG-importcapaciteit dan naar de opslagcapaciteit
                  van de LNG-tanks in een LNG-installatie.
               
Verder schrijven de gasopslagbepalingen uit de verordening gasleveringszekerheid tussentijdse
                  vuldoelstellingen voor lidstaten voor, voor 1 februari, 1 mei, 1 juli en 1 september.
                  Uit gesprekken die het kabinet met marktpartijen heeft gevoerd blijkt dat dit prijssignalen
                  verstoort en meer specifiek bijdraagt aan de negatieve spread tussen de winter- en
                  zomerprijzen, doordat het vullen en daarmee (de omvang van) de vraag naar gas voorspelbaar
                  wordt voor andere marktdeelnemers.
               
Het kabinet vindt het belangrijk dat de vormen van flexibiliteit die in de huidige
                  bepalingen zitten behouden blijven. Zo mogen lidstaten voor 5%-punt afwijken van de
                  tussentijdse vuldoelstellingen en blijven de uitzonderingen op de vuldoelstelling
                  van 90% op 1 november behouden.
               
Ten tweede zijn de lasten voor het vullen van de gasopslagen en de daarmee verbonden
                  kosten ongelijk verdeeld tussen lidstaten. Lidstaten met relatief veel gasopslagcapaciteit
                  ten opzichte van hun vraag (zoals Nederland) dragen een zwaardere last in vergelijking
                  met lidstaten met relatief weinig of geen opslagcapaciteit. Zo zijn lidstaten zonder
                  opslagcapaciteit verplicht alleen 15% van de binnenlandse gasvraag op te slaan en
                  staat het hen geheel vrij hier een lastenverdelingsmechanisme over aan te gaan met
                  andere lidstaten die wel over opslaginstallaties beschikken. Lidstaten met weinig
                  opslagcapaciteit zijn daarnaast alleen verplicht 90% van de op hun grondgebied aanwezige
                  opslagcapaciteit te vullen ongeacht hoe dit in verhouding staat met de gasvraag in
                  die lidstaat. Het kabinet acht dit onwenselijk aangezien de Nederlandse gasopslagen
                  voor een groot deel ook gebruikt worden voor seizoensflexibiliteit in andere lidstaten,
                  zoals België en Duitsland. Deze lidstaten hebben namelijk minder opslagcapaciteit
                  in verhouding tot hun vraag dan Nederland. Dat wordt hieronder verder uitgelegd.
               
Dat lidstaten zoals België en Duitsland profiteren van onze seizoensflexibiliteit
                  past bij de interne Europese gasmarkt. Zo heeft Nederland ook baat bij LNG-infrastructuur
                  in België en het Duitse transportnetwerk waar Noors gas (via Emden) naar Nederland
                  stroomt. Als gasopslagen door marktpartijen worden gevuld – zoals de sinds de liberalisering
                  van de gasmarkt het geval is – dan leidt dit niet tot extra kosten voor de Nederlandse
                  belastingbetaler. Maar als de overheid extra vulmaatregelen moet treffen, zoals bijvoorbeeld
                  met de vultaak voor EBN, om een bepaalde vuldoelstelling te halen, dan komen daar
                  potentieel extra kosten bij kijken en die kunnen erg hoog zijn. Deze kosten komen
                  in eerste instantie terecht bij de lidstaten die deze vulmaatregelen moeten treffen
                  om aan hun vuldoelstelling te voldoen en dit zijn onder andere lidstaten met relatief
                  veel opslagcapaciteit, zoals Nederland. Maatregelen om deze extra kosten meer evenredig
                  te verdelen, door bijvoorbeeld het instellen van een heffing om de kosten van gasopslag
                  op zowel binnenlandse als buitenlandse afnemers te verhalen stuit op zware kritiek
                  vanuit de Europese Commissie. Nederland draagt daarmee de (financiële) last om de
                  gasopslagen te vullen, niet alleen voor haar eigen gasvraag, maar ook voor de gasvraag
                  in andere EU-lidstaten en kan dit niet adequaat doorberekenen. Het kabinet is van
                  mening dat elke lidstaat evenredig moet bijdragen aan het vullen van de gasopslagen
                  in de Europese Unie naar verhouding tot de eigen gasvraag.
               
Ten derde gaan de huidige vuldoelstellingen voorbij aan het feit dat met name marktpartijen
                  gasopslagen vullen. Het zijn namelijk marktpartijen, en niet de overheid, die gasopslagcapaciteit
                  boeken bij de opslagsysteembeheerders en de gasopslagen vullen. Lidstaten hebben maar
                  beperkt mogelijkheden om de gasopslagen te vullen of het vullen ervan te stimuleren.
                  Zo zijn lidstaten beperkt bevoegd in het nemen van stimulerende maatregelen om gasopslagen
                  te vullen, omdat de bevoegdheden van lidstaten worden ingeperkt door staatssteunbepalingen
                  vanuit de Europese Unie. Nederland heeft in 2022 en 2023 goedkeuring gekregen voor
                  een stimuleringsmaatregel om capaciteitshouders te stimuleren de ondergrondse gasopslag
                  Bergermeer te vullen. Dit was mogelijk door het bestaan van het Tijdelijk crisiskader
                  voor staatssteunmaatregelen ter ondersteuning van de economie na de Russische agressie
                  tegen Oekraïne.8 Deze grondslag in het tijdelijk crisiskader is inmiddels verlopen waardoor het nemen
                  van stimulerende maatregelen alleen mogelijk is indien de lidstaat aantoont dat de
                  stimulerende maatregel noodzakelijk is om een ernstige verstoring van de economie
                  op te heffen. Stimulerende maatregelen zouden dan alleen maar genomen kunnen worden
                  indien zich al een ernstige verstoring heeft voorgedaan. Het vullen van gasopslagen
                  is juist een preventieve maatregel waarmee wordt beoogd het gassysteem voldoende weerbaar
                  te maken om een gascrisis te voorkomen. Dit verhoudt zich niet met het vereiste dat
                  de maatregel nodig is om een ernstige verstoring van de economie op te heffen en staat
                  het efficiënt en slagvaardig handelen ter voorkoming van een crisis in de weg. Mogelijk
                  kunnen andere bepalingen van het verdrag dienen als grondslag voor dit type stimulerende
                  maatregel, indien nodig. Het verdient aanbeveling om in de reguliere steunkaders die
                  op deze verdragsbepalingen gebaseerd zijn een grondslag op te nemen voor dit type
                  steunmaatregel. Nederland zal dit punt bij de Europese Commissie onder de aandacht
                  brengen. Daarnaast kosten stimulerende maatregelen geld en doordat pas kan worden
                  ingegrepen bij een ernstige verstoring van de economie kunnen de kosten voor de overheid
                  in theorie hoog oplopen. Ook doordat de kosten van de maatregelen om de opslagen te
                  vullen potentieel zo hoog zijn, zijn lidstaten beperkt in de mogelijkheden voor het
                  vullen van de gasopslagen. De kosten voor de stimuleringsmaatregelen moeten immers
                  of op de nationale begroting worden verhaald (en daardoor uiteindelijk op de belastingbetaler)
                  of op de binnenlandse afnemers van gas.
               
Ten vierde hebben marktdeelnemers bij ongunstige marktomstandigheden momenteel onvoldoende
                  prikkels om de gasopslagen te vullen. Marktpartijen vullen in principe alleen in zoverre
                  dat economisch voordelig is, dus bij een positieve spread tussen de winter- en zomerprijzen,
                  en/of wanneer zij dit nodig hebben om aan hun leveringsverplichtingen te voldoen.
                  Het risico bestaat dat marktpartijen terughoudend worden met het opslaan van gas als
                  de verantwoordelijkheid conform de Verordening primair bij de overheid ligt. Bovendien
                  kunnen marktpartijen en handelaren speculeren op overheidshandelen om de gasopslagen
                  te vullen en hierdoor het gas in de zomer tegen relatief hoge prijzen te verkopen.
                  Deze speculatie was ook zichtbaar in de prijsontwikkeling van de afgelopen maanden.
                  Bij nieuws dat de overheid zou inspringen om de gasopslagen te vullen, werd het economisch
                  onaantrekkelijker om te vullen en bij nieuws dat lidstaten zouden overwegen de gasopslagbepalingen
                  uit de verordening gasleveringszekerheid niet te verlengen of te versoepelen, werd
                  het weer economisch aantrekkelijker om te vullen. Dat door regelgeving het vullen
                  van de gasopslagen voorspelbaar wordt en zodoende daarop geld kan worden verdiend,
                  acht het kabinet zeer onwenselijk. Dit verhoogt de kosten voor de Staat om de gasopslagen
                  te vullen tijdens ongunstige marktomstandigheden en de kosten voor het vullen van
                  de gasopslagen komt – zoals beschreven – uiteindelijk bij de overheid (en uiteindelijk
                  ook de belastingbetaler) terecht.
               
Ten slotte kunnen de vulmaatregelen van lidstaten juist averechts werken. Vulmaatregelen
                  kunnen de negatieve spread tussen de winter- en zomerprijs van gas versterken, waardoor
                  gasopslag steeds duurder en minder aantrekkelijk wordt. Dit was goed zichtbaar tijdens
                  de zomer van 2022. Door de omvangrijke stimuleringsmaatregel die in Duitsland werd
                  genomen om de gasopslagen te vullen bereikte de Nederlandse Title Transfer Facility (TTF), de meest liquide gashandelsplaats van Europa, ongekende hoge prijzen. Deze
                  ongewenste ontwikkeling is door het vorige kabinet ook benoemd, onder meer in reactie
                  op het voorstel van de Europese Commissie tot invoering van het marktcorrectiemechanisme
                  (MCM).9
Uit gesprekken met andere lidstaten blijkt dat deze knelpunten en zorgen van Nederland
                  ook door andere lidstaten worden gedeeld. Het kabinet verwacht dat meerdere lidstaten
                  zullen verzoeken om meer flexibiliteit wat betreft de verplichte vuldoelstellingen.
               
c) Inzet ten aanzien van dit voorstel
Het is volgens het kabinet wenselijk dat er op Europees niveau samengewerkt wordt
                  als het gaat om gasleveringszekerheid in het algemeen en gasopslag in het bijzonder.
                  Dit versterkt de weerbaarheid van het Nederlandse en Europese gassysteem. Het kabinet
                  ziet echter graag, gezien de knelpunten die hiervoor geïdentificeerd zijn, een andere
                  vormgeving van de verplichte vuldoelstellingen onder de verordening gasleveringszekerheid.
               
Volgens het kabinet zou het wenselijker zijn om vuldoelstellingen vast te stellen
                  op basis van een breder beeld van de gasinfrastructuur en gasvraag per lidstaat. Kortom,
                  meer in lijn met de manier waarop GTS dat op dit moment voor Nederland doet in het
                  overzicht gasleveringszekerheid. Hierdoor wordt er beter rekening gehouden met recente
                  ontwikkelingen, zoals de forse daling van de gasvraag na 2022, de energietransitie
                  en de uitbreiding van LNG-importcapaciteit. Bovendien ontstaat er hierdoor een eerlijkere
                  en gelijkere verdeling tussen lidstaten wat betreft het vullen van de gasopslagcapaciteit
                  van de Europese Unie, omdat dan niet de gehele verplichting op lidstaten met relatief
                  veel gasopslag rust.
               
Ten tweede pleit het kabinet voor meer flexibilisering van de vuldoelstellingen. Dit
                  kan bijvoorbeeld door de tussentijdse vuldoelstellingen los te laten of als indicatie
                  te zien. Hiermee wordt voorkomen dat het vullen van de gasopslagen te voorspelbaar
                  wordt, waardoor prijssignalen verstoord worden. In dat kader verwelkomt het kabinet
                  de aanbeveling van de Commissie om dit vulseizoen minder streng te handhaven op de
                  tussentijdse vuldoelstellingen. Het kabinet ziet verdere flexibilisering of het volledig
                  loslaten van de tussentijdse vuldoelen ook graag terug in het voorstel tot aanpassing
                  van de verordening gasleveringszekerheid. Een andere manier om de vuldoelstellingen
                  meer flexibel te maken, is door bijvoorbeeld te werken met een range in plaats van een harde minimale vuldoelstelling, of door flexibiliteit te geven
                  in tijd. Bijvoorbeeld door niet in te zetten op een vuldoelstelling op 1 november,
                  maar een vuldoelstelling te behalen tussen 1 oktober en 31 december.
               
Ten derde acht het kabinet het van uiterst belang dat lidstaten, voorafgaand aan het
                  treffen van vulmaatregelen, de andere lidstaten consulteren. Hiermee wordt voorkomen
                  dat lidstaten eenzijdig en onverwacht maatregelen nemen die kunnen leiden tot verkeerde
                  marktsignalen en daarmee het vullen van de gasopslagen nog onaantrekkelijker maken.
                  Het kabinet verwelkomt de aanbeveling van de Commissie om vooraf het treffen van vulmaatregelen
                  voor het vulseizoen van 2025 de Groep coördinatie gas te consulteren, daarmee kan
                  (beleids)concurrentie tussen lidstaten worden voorkomen als het gaat om het vullen
                  de opslagen en kunnen maatregelen beter op elkaar worden afgestemd. Het kabinet ziet
                  deze maatregel ook graag terugkomen in het voorstel voor het vulseizoen van 2026 en
                  2027.
               
Ten vierde hecht het kabinet aan transparantie over de (tussentijdse) vuldoelstellingen.
                  De Europese Commissie houdt in haar uitvoeringshandeling tot vaststelling van de vuldoelstellingen
                  geen rekening met de kortingen op de vuldoelstelling die gelden voor Nederland, Tsjechië,
                  Hongarije, Slowakije, Oostenrijk en Letland. Hierdoor worden vuldoelstellingen gepresenteerd
                  die flink hoger liggen dan de daadwerkelijke vuldoelstellingen die voor de lidstaten
                  van toepassing zijn. Dit creëert onnodig verwarring. Het kabinet zal daarom specifiek
                  aandacht vragen voor transparantie in de uitvoeringshandeling van de Commissie tijdens
                  de onderhandelingen in de Raad.
               
Ten slotte acht het kabinet het van belang dat er een evaluatie en analyse van de
                  huidige gasopslagbepalingen op Europees niveau volgt. Hier moet expliciet gekeken
                  worden naar het effect van de vuldoelstellingen op de gasprijs, de financiële lasten
                  voor lidstaten en er moet onderzocht worden welke alternatieve mogelijkheden er voor
                  EU-samenwerking zijn. Bijvoorbeeld of het effectief is om op EU-niveau bepaalde vulverplichtingen
                  aan marktpartijen, zoals leveranciers, op te leggen. Hier verwelkomt het kabinet ook
                  de aankondiging van de Commissie in het voorstel om door een derde partij onderzoek
                  te laten doen naar het leveringszekerheidsraamwerk, waaronder de gasopslagdoelen.
                  Het kabinet ziet graag dat de verplichting tot deze evaluatie wordt vastgelegd in
                  de verordening gasleveringszekerheid.
               
3. Juridische aspecten
               
Bevoegdheid
Als onderdeel van de toets of de EU mag optreden conform de EU-verdragen toetst het
                  kabinet of de EU handelt binnen de grenzen van de bevoegdheden die haar door de lidstaten
                  in de EU-verdragen zijn toegedeeld om de daarin bepaalde doelstellingen te verwezenlijken.
                  Het oordeel van het kabinet ten aanzien van de bevoegdheid is positief. Het voorstel
                  is gebaseerd op artikel 194, tweede lid, VWEU. Op grond van artikel 194, tweede lid,
                  VWEU, heeft de EU de bevoegdheid om maatregelen vast te stellen die noodzakelijk zijn
                  om de in artikel 194, eerste lid VWEU, genoemde doelstellingen te verwezenlijken,
                  zoals de continuïteit van de energievoorziening in de Unie. Het kabinet kan zich vinden
                  in deze rechtsgrondslag. Op het terrein van energie is sprake van een gedeelde bevoegdheid
                  tussen de EU en de lidstaten (artikel 4, tweede lid, onder a en i, VWEU).
               
Subsidiariteit
Als onderdeel van de toets of de EU mag optreden conform de EU-verdragen toetst het
                  kabinet de subsidiariteit van het optreden van de Commissie. Dit houdt in dat het
                  kabinet op de gebieden die niet onder de exclusieve bevoegdheid van de Unie vallen
                  of wanneer sprake is van een voorstel dat gezien zijn aard enkel door de EU kan worden
                  uitgeoefend, toetst of het overwegen optreden niet voldoende door de lidstaten op
                  centraal, regionaal of lokaal niveau kan worden verwezenlijkt, maar vanwege de omvang
                  of de gevolgen van het overwogen optreden beter door de Unie kan worden bereikt (het
                  subsidiariteitsbeginsel). Het oordeel van het kabinet is positief. Het voorstel heeft
                  tot doel de in de Unie aanwezige opslagen voor gas in de winters van 2025/2026 en
                  2026/2027 gecoördineerd en adequaat te vullen. Hiermee beoogt de Commissie de doelen,
                  die volgen uit de EU-verdragen, te verwezenlijken, zoals het waarborgen van de werking
                  van de energiemarkt en de continuïteit van de energievoorziening. Gezien het sterk
                  geïntegreerde karakter van de Europese gasmarkt kan dit onvoldoende door alleen lidstaten
                  worden verwezenlijkt, daarom is een EU-aanpak nodig. Ter realisatie van deze doelstelling
                  is optreden op EU-niveau gerechtvaardigd.
               
Proportionaliteit
Als onderdeel van de toets of de EU mag optreden conform de EU-verdragen toetst het
                  kabinet of de inhoud en vorm van het optreden van de Unie niet verder gaan dan wat
                  nodig is om de doelstellingen van de EU-verdragen te verwezenlijken (het proportionaliteitsbeginsel).
                  Het kabinet beoordeelt de proportionaliteit als positief, met een kanttekening. Het
                  doel van het voorstel is de in de Unie aanwezige opslagen voor gas in de winters van
                  2025/2026 en 2026/2027 gecoördineerd en adequaat te vullen. De maatregelen in het
                  voorstel zijn geschikt om dit doel te bereiken door vuldoelstellingen op te leggen
                  voor 2026 en 2027. Het kabinet plaatst echter een kanttekening omtrent de vormgeving
                  van de vuldoelstellingen. De vormgeving van de vuldoelstellingen zijn te rigide en
                  laten geen ruimte voor de lidstaten en gaan hierbij verder dan noodzakelijk. Het zou
                  de proportionaliteit van het voorstel ten goede komen indien de vuldoelstellingen
                  op andere wijze worden bepaald, de lasten tussen lidstaten evenrediger verdeeld worden,
                  er meer flexibiliteit ontstaat voor de (tussentijdse) vuldoelstellingen en de transparantie
                  over de daadwerkelijke vuldoelstellingen wordt vergroot.
               
4. Financiële gevolgen
               
Consequenties EU-begroting
De consequentie van het voorstel voor de EU-begroting heeft betrekking op de extra
                  FTE’s die bij de Commissie (DG ENER) nodig zijn om invulling te geven aan de taken
                  die voor de Commissie uit het voorstel volgen. Het gaat dan onder meer om het monitoren
                  van de vulgraden van de opslagen in de lidstaten. In totaal gaat het om 5 FTE. Daarnaast
                  wordt aangegeven dat € 150.000 per jaar nodig is voor missies en bijeenkomsten. Nederland
                  is van mening dat de benodigde EU-middelen gevonden dienen te worden binnen de in
                  de Raad afgesproken financiële kaders van de EU-begroting 2021–2027 en dat deze moeten
                  passen bij een prudente ontwikkeling van de jaarbegroting. Daarnaast moet de ontwikkeling
                  van de administratieve uitgaven in lijn zijn met de ER-conclusies van juli 2020 over
                  het MFK-akkoord. Het kabinet is kritisch over de stijging van het aantal werknemers.
               
Financiële consequenties (incl. personele) voor Rijksoverheid en/of medeoverheden
Er valt slechts beperkt inzicht te geven in de nationale financiële consequenties
                  van dit voorstel. Het voorstel zou tot extra kosten kunnen leiden, indien het kabinet
                  extra maatregelen moet nemen om de verplichte Europees vuldoelstelling te halen. Eventuele
                  budgettaire gevolgen worden ingepast op de begroting van het beleidsverantwoordelijke
                  departement, conform de regels van de budgetdiscipline.
               
5. Regeldruk, geopolitieke gevolgen en concurrentiekracht
               
De Commissie heeft vanwege de hoge urgentie geen impact assessment uitgevoerd. Gezien
                  de urgentie kan het kabinet zich hierin, bij uitzondering, vinden. Er zijn naar verwachting
                  van het kabinet geen gevolgen voor de regeldruk van marktpartijen in Nederland voor
                  verlenging van de gasopslagmaatregelen, omdat deze naar verwachting aansluiten bij
                  al lopend nationaal beleid ter vulling van de gasopslagen. Indien de vuldoelstellingen
                  van Europa permanent worden gemaakt, moet er wel een uitgebreide impact assessment
                  verricht worden.
               
Het kabinet verwacht dat goed gevulde gasopslagen het Nederlandse en Europese gassysteem
                  weerbaarder maken. Met sluiting van het Groningerveld zijn de gasopslagen in de Noordwest-Europese
                  gasmarkt een grotere rol gaan spelen. Voorts is met de vermindering van de gasproductie
                  in Europa in zijn algemeenheid, de afhankelijkheid van gasimport gestegen. Door maatregelen
                  te nemen om de gasopslagen te vullen, verzekert de Europese Unie een zekere mate van
                  weerbaarheid tegen geopolitieke risico’s. Verder verwacht het kabinet geen geopolitieke
                  gevolgen.
               
Het voorstel kan mogelijk nadelige gevolgen hebben voor de concurrentiekracht van
                  de Europese Unie. De gasopslagbepalingen in hun huidige vorm dragen bij aan inflatie
                  van de zomerprijs en daarmee ook de negatieve spread tussen de winter- en zomerprijzen.
                  Dit ontmoedigt het vullen van de gasopslagen en kan lidstaten, maar ook leveranciers
                  die gasopslagen moeten vullen om aan hun leveringsverplichtingen te voldoen, veel
                  geld kosten, hetgeen het concurrentievermogen van de Europese Unie ondermijnt.
               
6. Afsluiting
               
Het kabinet blijft zich inzetten voor een robuust en weerbaar gassysteem. Het kabinet
                  vindt dat gasopslagen een belangrijke schakel zijn in het Nederlandse en EU-gassysteem
                  en vindt het daarom van belang dat gasopslagen goed functioneren en goed gevuld worden.
                  Het kabinet is echter kritisch op de huidige vormgeving van de Europese vuldoelstellingen.
                  Het kabinet zet er op in dat 1) de Europese vuldoelstellingen gebaseerd worden op
                  een breder beeld van de gasinfrastructuur en gasvraag per lidstaat, dat 2) wordt ingezet
                  op flexibilisering van de tussentijdse vuldoelstellingen, 3) dat lidstaten elkaar
                  consulteren alvorens vulmaatregelen getroffen worden, 4) dat de Commissie transparant
                  is over de vuldoelstellingen en 5) ten slotte dat er een analyse wordt uitgevoerd
                  van de opslagdoelen voordat deze permanent worden.
               
Het kabinet zal bij het bepalen van een positie in de Raad, de hierboven genoemde
                  belangen afwegen, zoals de weerbaarheid van het gassysteem en de gewenste vormgeving
                  van de vuldoelstellingen.
               
De Minister van Klimaat en Groene Groei, S.T.M. Hermans
Indieners
- 
              
                  Indiener
S.T.M. Hermans, minister van Klimaat en Groene Groei 
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.