Brief regering : Schriftelijk beantwoording van vragen gesteld tijdens de eerste termijn, gehouden op 4 februari 2025, over de Wet transparantie en tegengaan ondermijning door maatschappelijke organisaties (Kamerstuk 35646) en reactie op amendementen
35 646 Regels voor het inzichtelijk maken van donaties ontvangen door maatschappelijke organisaties en tot het tegengaan van ondermijning door maatschappelijke organisaties, alsmede tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek, de Handelsregisterwet 2007 en de Wet op de economische delicten in verband met het deponeren van de balans en de staat van baten en lasten door stichtingen (Wet transparantie en tegengaan ondermijning door maatschappelijke organisaties)
Nr. 29
BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 14 maart 2025
Op 4 februari jl. vond in uw Kamer het eerste deel van de plenaire behandeling plaats
van het wetsvoorstel Wet transparantie en tegengaan ondermijning door maatschappelijke
organisaties (hierna: Wtmo). Het debat werd na de eerste termijn van de zijde van
de Kamer geschorst. Uw Kamer heeft mij verzocht om, voorafgaand aan hervatting van
het debat, een brief toe te zenden waarin ik vragen die in de eerste termijn aan mij
zijn gesteld schriftelijk beantwoord en waarin ik met name ook reageer op de verschillende
amendementen die tot nu toe zijn ingediend op het wetsvoorstel. Met de voorliggende
brief geef ik invulling aan deze verzoeken.
In het onderstaande ga ik eerst in op het doel en aanleiding van de Wtmo, mede gelet
op de vragen die hierover door verschillende fracties van uw Kamer zijn gesteld. Vervolgens
bespreek ik in algemene zin enkele andere thema’s waarover tijdens de eerste termijn
meerdere vragen zijn gesteld, te weten:
1. de gevolgen voor het maatschappelijk middenveld, met name op het terrein van de administratieve
lasten;
2. het verzoek om donatiegegevens en de rol van de burgemeester daarbij; en
3. het in artikel 4a Wtmo opgenomen handhavingsinstrumentarium.
Per genoemd thema bespreek ik de amendementen die betrekking hebben op het desbetreffende
onderwerp. Tot slot ga ik in op de amendementen die niet specifiek tot een thema behoren
en op het in het regeerprogramma aangekondigde «slimme verbod» op ongewenste buitenlandse
financiering. In de bijlage bij deze brief beantwoord ik, per thema, beknopt de overige
vragen. Ik houd mij uiteraard beschikbaar om in het vervolg van de behandeling verdere
vragen vanuit uw Kamer te beantwoorden.
1. Aanleiding en doelstelling van de Wtmo
De Wtmo kent een veelbewogen aanleiding die goed illustreert dat verschillende kabinetten
en coalities, met steun van veel fracties in uw Kamer, grote zorgen hadden en hebben
over de mogelijke ongewenste beïnvloeding van maatschappelijke organisaties (hierna
ook: organisaties) via geldstromen.
Het wetsvoorstel geeft uitvoering aan:
1. Het regeerakkoord uit 20171 en het coalitieakkoord «Omzien naar elkaar, vooruitkijken naar de toekomst» uit 2021;2
2. Het huidige hoofdlijnenakkoord en regeerprogramma, waarin is aangegeven dat behandeling
van de Wtmo wordt voortgezet;3
3. De motie Omtzigt/Lodders waarin de regering is verzocht om een voorstel te doen voor
een verplichting voor bepaalde stichtingen om een jaarrekening te deponeren;4
4. De motie Becker c.s. waarmee de regering is verzocht om te voorzien in een handhavingsinstrumentarium
om bepaalde geldstromen te kunnen aanpakken.5
De achterliggende gedachte bij de voornoemde regeerakkoorden en moties is dat buitenlandse
financiering van onze maatschappelijke organisaties een risico kan vormen voor onze
rechtsstaat en open manier van samenleven. Beïnvloeding via geldstromen is onwenselijk,
wanneer dit leidt tot wetsovertredingen of ondermijnend gedrag. Dit zet onze rechtsstaat
onder druk, vergroot polarisatie en verdeeldheid, leidt tot aantastingen van onze
openbare orde en legt daarmee een grauwsluier over voor ons belangrijke waarden, zoals
gelijkheid, vrijheid, respect, tolerantie en empathie. Precies dit raakt de kern van
dit wetsvoorstel. De regering wil met de Wtmo meer instrumenten en handelingsperspectief
bieden voor het tegengaan van de risico’s op onwenselijke beïnvloeding via geldstromen.
In het eindverslag van de Parlementaire ondervragingscommissie naar ongewenste beïnvloeding
van maatschappelijke en religieuze organisaties uit 2020 is gesignaleerd dat er, met
name vanuit Golfstaten via het salafistische gedachtegoed, sprake was van ongewenste
beïnvloeding als gevolg van buitenlandse geldstromen naar instellingen in Nederland.6 Dit beeld is sinds het uitkomen van het eindverslag in 2020 de afgelopen jaren gewijzigd.
Zo concludeert de NCTV in Dreigingsbeeld Terrorisme Nederland (DTN) 58 dat de dreiging
voor de democratische rechtsorde die uitgaat van de salafistische beweging als geheel,
verminderd is.7 Een meer pragmatische koers lijkt binnen het salafisme aan aanhang te winnen. Het
jaarverslag 2023 van de AIVD onderschrijft deze gematigde koers en beperkte dreiging
vanuit de wahhabi-salafistische beweging en stelt dat de beweging in Nederland in
2023 nog nauwelijks werd gefinancierd of beïnvloed door geldschieters uit de Golfregio.8 Enerzijds doordat organisaties beter in staat leken in eigen kring geld in te zamelen,
anderzijds omdat donoren uit de Golfstaten minder geneigd zijn voor projecten in Nederland
te betalen. Daarnaast heeft Nederland in toenemende mate te maken met ontwikkelingen
die een dreiging vormen voor de democratische rechtsorde, vanuit onverdraagzaam, anti-democratisch
gedachtengoed vanuit extreemrechts en anti-institutioneel extremisme. Het wetsvoorstel
kan een onderdeel zijn van een aanpak van ondermijnende, onverdraagzame en antidemocratische
boodschappen en gedragingen.
De aanvankelijke insteek van de Wtmo was om alle ruim 350.000 maatschappelijke organisaties in ons land (met name stichtingen en verenigingen) te verplichten
om jaarlijks een overzicht van alle donaties boven de € 4.500 te deponeren bij het
door de Kamer van Koophandel aangehouden Handelsregister. Vanuit onder meer (belangenorganisaties
van) maatschappelijke organisaties en de Afdeling advisering Raad van State heeft
deze inmiddels verlaten benadering tot de nodige kritiek geleid. Deze kritiek zag
onder meer op de verhouding tussen enerzijds het doel en beoogde effect van de regeling
en anderzijds de administratieve en andere lasten die de regeling voor met name maatschappelijke
organisaties zou meebrengen. Deze kritiek is eerder al ter harte genomen en heeft
geleid tot verschillende bijstellingen van het nu voorliggende wetsvoorstel. Ik schets
uw Kamer hieronder de hoofdlijnen van de nu voorliggende regelingen, ook om mogelijke
misverstanden over doel, strekking en verstrekkendheid van de Wtmo weg te nemen.
Ik wil vooropstellen dat niet beoogd is om door middel van de Wtmo nieuwe registratie-
of administratieplichten voor maatschappelijke of andere organisaties in te voeren
om donaties bij te houden. Maatschappelijke organisaties hoeven voor een informatieverzoek
met betrekking tot donaties, op grond van deze wet, niet meer of andere informatie
te overleggen dan informatie die ze nu al wettelijk verplicht zijn bij te houden (bijvoorbeeld
op grond van bestaande regels over het voeren van een administratie en over jaarverslaggeving),
of informatie die ze sowieso al beschikbaar hebben (zoals financiële informatie over
de eigen bankrekening). Ik hoop hiermee duidelijkheid te scheppen en ben desgewenst
graag bereid verder te kijken naar mogelijkheden tot verdere verduidelijking. Ik kijk
in dit verband welwillend naar voorstellen vanuit uw Kamer. In de Wtmo is niet voorzien
in een meldplicht voor bepaalde (grotere) donaties. Dit betekent onder meer dat een
organisatie geen anonieme of contante donaties in de collectebus, noch giften in natura
bij bijvoorbeeld een voedselinzamelingsactie hoeft te weigeren omdat de personalia
van de donateur onbekend zijn. Bestuurswerk en de in natura uren-inzet van vrijwilligers
vallen niet onder het donatiebegrip Wtmo. Nadrukkelijk is niet beoogd om vrijwilligerswerk
en de geefbereidheid, de kurk waarop veel maatschappelijke organisaties drijven, te
ontmoedigen.
De essentie van de Wtmo is wel om via een aanvullend slagvaardig instrumentarium aan
de burgemeester en het Openbaar Ministerie een handelingsperspectief te bieden ter
voorkoming van aantasting van de openbare orde of ondermijning van onze democratische
rechtsstaat via donaties. Hiermee wordt beoogd excessen te bestrijden, ter bescherming
van de pijlers van onze open, pluriforme en tolerante samenleving.
Aangrijpingspunt voor de Wtmo is de vraag of het gedrag van een maatschappelijke organisatie
een (dreigend) gevaar vormt voor de openbare orde of het algemeen belang. Is dat niet
aan de orde, dan hebben de burgemeester en het OM geen juridische grondslag tot ingrijpen.
Daarmee staat een individuele, organisatiegerichte benadering centraal, waarbij de
herkomst van de gelden (binnenland of buitenland) er niet toe doet. Daarin ligt ook
besloten dat dit wetsvoorstel – anders dan soms wel is geopperd – niet ziet op goedwillende,
bona fide organisaties, zoals de lokale schaak-, zaalvoetbal- of padvindersvereniging
en dergelijke. Een organisatie die binnen de grenzen van de wet blijft, krijgt niet
te maken met het handhavingsinstrumentarium van de Wtmo. Uitsluitend wanneer er sprake
is van een (dreigend) gevaar voor de openbare orde of het algemeen belang, kunnen
de burgemeester of het OM donatiegegevens opvragen (o.a. geografische herkomst en
omvang). Het gaat dan om donatiegegevens waarover, zoals hierboven al is aangegeven,
de organisatie reeds op grond van bestaande wetgeving of uit anderen hoofde beschikt.
Blijkt op basis van deze uitvraag dat er sprake van grote(re) donaties, dan kunnen
burgemeester of OM als vervolgstap ook de personalia van de donateur opvragen, voor
zover de organisatie hierover beschikt. Hoe groter de giften, hoe groter het risico
op ongewenste beïnvloeding. De donatiegegevens die via de Wtmo kunnen worden opgevraagd
moeten noodzakelijk zijn voor de taakuitoefening door de burgemeester en het OM. Daarin
ligt een belangrijke waarborg tegen willekeur van de inzet van het Wtmo-instrumentarium
besloten.
Wanneer we zien dat er een reëel risico bestaat op ondermijning van onze democratische
rechtsstaat, dan moeten we ook kunnen doorpakken. Ook daartoe bevat de Wtmo de nodige
aanvullende instrumenten: via de rechter kan een maatschappelijke organisatie bevolen
worden bepaalde activiteiten te staken. Gelden van foute organisaties kunnen worden
bevroren en er kan een verbod worden opgelegd tot het ontvangen van bepaalde donaties.
Als sluitstuk komt dan nog de reeds bestaande mogelijkheid tot het verzoek om verbodenverklaring
ex artikel 2:20 Burgerlijk Wetboek in beeld. Dit is een pakket aan stevige maatregelen.
Daarom staat ook in alle gevallen voor organisaties de gang naar de rechter open,
en kunnen bepaalde sancties en maatregelen alleen door de rechter worden opgelegd.
In het voorgaande is al ingegaan op het belang van het vinden van de juiste balans
tussen enerzijds het doel van de Wtmo (voorkomen en aanpakken van financiering van
organisaties ten behoeve van ondemocratische en rechtsstaat ondermijnende activiteiten)
en anderzijds de administratieve en andere lasten voor organisaties. Ik wil voorkomen
dat maatschappelijke organisaties onnodig of onevenredig last krijgen van het pakket
aan maatregelen dat met de Wtmo wordt ingevoerd. Een pakket aan maatregelen dat er
juist ook toe strekt diezelfde organisaties te beschermen tegen ongewenste beïnvloeding.
Ook wil ik uiteraard geen afbreuk doen aan de geefbereidheid van goedwillende donateurs.
Ik wil met deze wet wel heel gericht kunnen ingrijpen bij die paar organisaties waar
er een probleem is of dreigt. Dus geen sleepnet, maar een goed gerichte harpoen.
Het overgrote deel van de maatschappelijke organisaties in Nederland doet belangeloos
fantastisch werk. Zij helpen bijvoorbeeld mensen in nood, verrijken ons onderwijs-
en cultuuraanbod, dragen bij aan inkleuring van onze diversiteit, zetten in op het
behoud van ons culturele erfgoed, zorgen voor een laagdrempelig verenigingsaanbod
en stimuleren bijvoorbeeld wezenlijk de vooruitgang in onze gezondheidszorg. De website
van Goede Doelen Nederland illustreert treffend het grote maatschappelijk belang van
de filantropische sector.9 De Wtmo moet juist ook voorkomen dat de goede reputatie van al deze organisaties
te lijden krijgt onder de incidentele excessen bij een enkele organisatie. Waar op
het politieke, religieuze of maatschappelijke spectrum zo’n organisatie zich bevindt,
is daarbij irrelevant.
2. Gevolgen voor het maatschappelijk middenveld (administratieve lasten)
Ik heb goed geluisterd naar de inbreng vanuit uw Kamer. Daarin proefde ik brede steun
voor de doelstellingen van de Wtmo, maar hoorde toch ook zorgen over wat dit wetsvoorstel
gaat betekenen voor het maatschappelijk middenveld, met name op het vlak van de administratieve
gevolgen. Ik verduidelijk graag de verwachte administratieve gevolgen van het wetsvoorstel.
Naar mijn overtuiging zijn die voor maatschappelijke organisaties gering. Deze (geringe)
administratieve gevolgen houden verband met het gevolg geven aan een verzoek om inzage
in donaties. Deze gevolgen doen zich alleen voor als de burgemeester, het Openbaar
Ministerie of een andere instantie een informatieverzoek doet. De verwachting is dat
zo’n verzoek slechts enkele malen op jaarbasis gedaan zal worden. Op dat moment moet
de organisatie tot wie het verzoek zich richt de reeds bijgehouden gegevens bundelen
en opsturen. Dat gaat om een beperkte last qua tijd en kosten (geschat: 1 uur/45 euro
per organisatie). Een zeer beperkt aantal organisaties zal hiermee te maken krijgen.
Zoals ik eerder in deze brief ook aangaf: het voorstel verplicht organisaties ook
niet tot het bijhouden van meer (donatie)gegevens dan waartoe zij al gehouden zijn
op grond van bestaande wet- en regelgeving, of waarover de organisatie al feitelijk
beschikt (bijvoorbeeld doordat er per bankoverschrijving een donatie is gedaan). De
benodigde tijd en kosten voor het voldoen aan de deponeringsplicht zijn eveneens beperkt.
Deze doen zich uitsluitend voor bij stichtingen, en zijn geschat op ongeveer 25 minuten/6,25 euro per stichting.10
In het voorgaande ben ik ook in meer algemene zin op de administratieve gevolgen ingegaan,
en de balans die daarbij gevonden moet worden. Ik ben ervan overtuigd dat het kabinet
samen met uw Kamer tot een gebalanceerde wet kan komen die niet onnodig ingrijpt op
de vele goede maatschappelijke organisaties die wij in Nederland kennen. In dat licht
ben ik graag bereid om constructief te kijken naar een aantal voorgestelde amendementen
en andere voorstellen die uw Kamer heeft gedaan om de administratieve lasten voor
maatschappelijke organisaties verder te beperken. Het gaat daarbij onder meer om de
introductie van een drempelwaarde voor donaties (of de mogelijkheid daartoe creëren
via een algemene maatregel van bestuur, AMvB) waaronder geen informatie hoeft te worden
gegeven over donaties en om verlenging van de termijn waarbinnen organisaties de door
burgemeester of OM gevraagde informatie moeten opgeven. Hieronder bespreek ik de amendementen
die op dit punt zijn ingediend.
Amendementen
Het amendement van het lid Diederik van Dijk (SGP) stelt voor om een drempelbedrag
van 15.000 euro in te stellen (nr. 13), terwijl het gewijzigde amendement van de leden
Van Nispen/Mutluer (SP, GL-PvdA) voorstelt om bij AMvB een drempelbedrag voor donaties
in te stellen. Onder dit «drempelbedrag» hoeft geen informatie over donaties te worden
opgeleverd.
Omdat beide amendementen samenhangen en elkaar in hun werking kunnen versterken, bespreek
ik deze graag samen. Een grens van € 15.000 waaronder maatschappelijke organisaties
niet gehouden zijn om informatie over de donatie te verstrekken op grond van de Wtmo
acht ik goed voorstelbaar. Vergelijkbare grenzen komen wij ook al in andere wetten
tegen. Deze grens kwam bovendien al voor in het allereerste voorontwerp voor wat uiteindelijk
de Wtmo werd en is ook in de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel genoemd.
Daarom acht ik een grens van € 15.000 verdedigbaar. Daarbij lijkt het bovendien –
conform het amendement Van Nispen/Mutluer – wenselijk om in de Wtmo een grondslag
voor een AMvB op te nemen, om eventueel indexering mogelijk te maken en om een voorziening
te treffen voor het kunstmatig opknippen van donaties («smurfgedrag»). Zoals voorgesteld
door het amendement Mutluer/van Nispen, zou in zogenaamde «voorhang» van die AMvB
bij de Tweede Kamer kunnen worden voorzien. Ik geef beide amendementen oordeel Kamer
aangezien beide amendementen op zichzelf genomen verdedigbaar zijn in het licht van
de doelstellingen van het wetsvoorstel en het bereiken van een balans tussen enerzijds
het tegengaan van ongewenste beïnvloeding en anderzijds administratieve lasten voor
maatschappelijke organisaties. Gelet op het feit dat beide amendementen feitelijk
op hetzelfde doel zien, namelijk het aanbrengen van een ondergrens, en daar elk op
een eigen wijze invulling aan geven, geef ik de indieners in overweging om de amendementen
samen te voegen.
Ik sta positief tegenover het subamendement van de leden Bikker en Becker op het amendement
van het lid Van Dijk. Dit subamendement houdt namelijk de reikwijdte van de Wtmo zoals
deze is, maar biedt flexibiliteit om in het door het lid Van Dijk voorgestelde drempelbedrag
te differentiëren en dit zo nodig op 0 te stellen bij zogenaamde «hoogrisicolanden».
Volgens de toelichting kan daarbij onder meer worden gekeken naar de lijst van landen
die op grond van artikel 8 van de Wet witwassen en terrorismefinanciering (Wwft) als
hoogrisicolanden worden aangemerkt.11 Ik kan het subamendement oordeel Kamer geven.
3. Informatieverzoek door de burgemeester
De burgemeester vervult in de doelstellingen die we met de Wtmo willen bereiken een
centrale spil in de Wtmo. Met het oog op de handhaving van de openbare orde, een van
de kerntaken van de burgemeester die ook in artikel 172 van de Gemeentewet is opgenomen,
krijgt de burgemeester op grond van de Wtmo de bevoegdheid om donatiegegevens op te
vragen bij organisaties die in zijn gemeente zijn gevestigd. Deze informatie kan de
burgemeester vervolgens gebruiken om een beter beeld te krijgen van bepaalde organisaties,
waarover bijvoorbeeld via signalen uit de lokale driehoek signalen tot hem komen die
duiden op verstoring van de openbare orde. De verkregen informatie kan de burgemeester
vervolgens gebruiken bij zijn afweging om hem toekomende andere bevoegdheden in te
zetten of andere beslissingen te nemen. Vanzelfsprekend legt de burgemeester over
de eventuele inzet van deze bevoegdheid om informatie op te vragen verantwoording
af aan de gemeenteraad (artikel 180 Gemeentewet). Er zijn dus ook via de (lokale)
politieke controle waarborgen tegen onnodig, willekeurig of lichtvaardig gebruik van
de instrumenten op grond van de Wtmo
Er zijn op dit thema verschillende amendementen ingediend, die ik in het navolgende
bespreek.
De rol van de burgemeester
Zoals hiervoor aangegeven en toegelicht, is een belangrijk onderdeel van de Wtmo de
bevoegdheid van de burgemeester om donatiegegevens op te vragen. De burgemeester heeft
immers het beste zicht op de lokale situatie, in het bijzonder op het terrein van
de (lokale) openbare orde.
Het lid Mutluer (GL-PvdA) stelt per amendement voor om voorafgaand aan de inzet van
de bevoegdheid van de burgemeester om donatiegegevens op te vragen bij maatschappelijke
organisaties overleg te laten plaatsvinden door de burgemeester met het Openbaar Ministerie
(nr. 22). De achterliggende gedachte van het amendement is dat voorafgaand overleg
met het OM kan helpen om het verzoek tot het doen van informatie zorgvuldig tot stand
te laten komen. Bovendien kan het OM zelf besluiten het betreffende verzoek te doen,
wanneer het algemeen belang in het geding komt. Dit amendement vervangt het eerdere
amendement om de rol van de burgemeester geheel te schrappen (nr. 16).
Zoals aangegeven, vind ik het belangrijk dat de burgemeester, die het beste zicht
heeft op de (lokale) openbare orde een verzoek kan doen tot het verstrekken van informatie.
Tegelijk acht ik de voorgestelde oplossing goed aansluiten bij de bestaande praktijk
van het driehoeksoverleg. Het draagt bij aan een stroomlijning van gerichte inzet
van bevoegdheden. Om die reden geef ik het amendement oordeel Kamer.
Verder heeft het lid Mutluer voorgesteld om maatschappelijke organisaties een recht
te geven verzet aan te tekenen tegen een verzoek om donatiegegevens te verstrekken,
waardoor de burgemeester (of het OM) naar de rechter moet om een verzoek te laten
bekrachtigen (nr. 17). Het idee is dat hiermee kosten voor de maatschappelijke organisatie
worden voorkomen, terwijl ook meer waarborgen worden geboden voor voldoende rechtsbescherming.
Hoewel deze laatste twee argumenten invoelbaar zijn, moet ik het amendement toch ontraden.
Het risico bestaat namelijk dat maatschappelijke organisaties stelselmatig gebruik
gaan maken van de mogelijkheid om de verzoekende instantie naar de rechter te laten
gaan, met alle kosten en vertraging van dien. Dat gaat ten koste van de effectiviteit
en van de zwaarwegende belangen die de Wtmo tracht te beschermen.
De termijn waarbinnen donatiegegevens kunnen worden opgevraagd
De leden Bikker (CU) en Mutluer (GL-PvdA) stellen voor om de termijn die maatschappelijke
organisaties hebben om door burgemeester of OM opgevraagde informatie te verstrekken
naar vier weken uit te breiden (nr. 25). Het amendement Mutluer geeft de mogelijkheid
om de periode van tien werkdagen op (gemotiveerd) verzoek van het bestuur van een
organisatie met tien werkdagen te verlengen (nr. 21).
Ik heb begrip voor de wens om de termijn te verlengen, om ervoor te zorgen dat het
bestuur van de maatschappelijke organisatie voldoende tijd heeft om aan het verzoek
te voldoen. Mijn voorkeur gaat uit naar het amendement Bikker en Mutluer (nr. 25),
om de periode van over de breedte te verlengen naar 4 weken. Dat geeft helderheid
en voorkomt een administratieve stroom met verlengingsverzoeken tussen burgemeester
en de maatschappelijke organisatie. Om die reden geef ik het amendement 25 oordeel
Kamer en ontraad ik amendement 21.
Donatiegegevens: beveiliging en bewaartermijn
Het lid Six Dijkstra (NSC) heeft een amendement voorgesteld om bij AMvB regels te
kunnen stellen over informatiebeveiliging bij maatschappelijke organisaties (nr. 23).
Ik waardeer het dat wordt meegedacht over de wijze waarop (persoons)gegevens bij maatschappelijke
organisaties worden beveiligd. Ik wil het graag, conform de bestaande praktijk, aan
de maatschappelijke organisaties zelf laten om hun beveiliging van persoonsgegevens
op orde te houden. In de praktijk kan van een noodzaak tot het verder stellen van
regels blijken, bijvoorbeeld om persoonlijke informatie te beschermen tegen datalekken.
Tegelijk zal te zijner tijd moeten worden bezien of en zo ja op welke wijze aan deze
bevoegdheid invulling wordt gegeven, waarbij in de afweging ook wordt betrokken het
belang van het beperken van de administratieve lasten waarvoor vanuit uw Kamer eveneens
terecht de nodige aandacht is gevraagd.12 In deze lezing kan ik het amendement oordeel Kamer geven.
Het lid Bikker (CU) stelt voor om de bewaartermijn van donatiegegevens aan de kant
van de burgemeester in de wet te wijzigen van 7 naar 5 jaar en deze gegevens jaarlijks
laten te verifiëren (nr. 19). Met de termijn van 7 jaar wordt aangesloten bij bestaande
bewaartermijnen, zoals die bijvoorbeeld in de fiscaliteit gelden. Ik kan mij vinden
in de wens om het bewaren van persoonsgegevens zoveel mogelijk te beperken. Dat gedeelte
van het amendement kan ik dan ook oordeel Kamer geven. In het jaarlijks verifiëren
van gegevens zie ik evenwel geen meerwaarde, terwijl hiermee wel uitvoeringslasten
gemoeid (kunnen) zijn voor burgemeester en OM, en mogelijk van de betrokken maatschappelijke
organisaties bij wie de gegevens geverifieerd zouden moeten worden. Doel van inzicht
in de donatiegegevens is het kunnen analyseren op veiligheidsrisico’s, met het oog
op bescherming van de openbare orde. Wanneer deze gegevens eenmaal zijn ontvangen,
is de basis gelegd om de bedoelde analyse te kunnen verrichten. Een periodieke verificatie
lijkt in dat licht geen toegevoegde waarde te hebben, waarbij bovendien de vraag opkomt
waarop die verificatie exact zou moeten zien en wanneer aan de vereisten van de voorgestelde
bepaling voldoende is voldaan. Dat gedeelte van het amendement ontraad ik dus. In
het licht van het voorgaande geef ik de indiener van het amendement in overweging
het amendement op te knippen in de genoemde twee onderdelen of het tweede gedeelte
te schrappen.
4. Handhavingsinstrumentarium en stakingsbevel
Doel van het handhavingsinstrumentarium dat in artikel 4a van de Wtmo is neergelegd,
is om effectief op te kunnen treden indien vanuit de opgevraagde informatie (en eventuele
andere signalen) het beeld bestaat dat via financiering het risico bestaat van ondermijning
van onze democratische rechtstaat of het openbaar gezag. Hiertoe is met de eerste
nota van wijziging een instrumentarium in het wetsvoorstel opgenomen dat verder gaat
dan het informatieverzoek dat in de oorspronkelijke Wtmo zat, terwijl het minder verstrekkend
is dan de ontbinding en verbodenverklaring op grond van artikel 20 van Boek 2 van
het Burgerlijk Wetboek. Hierdoor ontstaat een completer palet aan en een passend interventiemodel
van mogelijke maatregelen.
Zoals aangegeven in de toelichting op de eerste nota van wijziging komt ondermijnend
gedrag in verschillende gedaanten voor. Het gaat in de kern om activiteiten die doelbewust
onze rechtsstaat aantasten en verzwakken. Het gaat niet alleen om de instituties,
maar (juist) ook om de mensen die zich daarvoor inzetten. Denk aan (lokale) bestuurders,
journalisten, agenten, rechters. Het kan daarbij gaan om gedragingen zoals bedreiging
of zelfs geweld. Vaak zal het daar om strafbaar gedrag gaan. Maar dat hoeft niet.
Ook gevallen die evident onrechtmatig gedrag opleveren, in civielrechtelijke zin,
kunnen onder deze norm vallen. Denk bijvoorbeeld aan het structureel mensen thuis,
letterlijk pal voor hun voordeur, opzoeken om hen op die manier te intimideren. Een
ander voorbeeld is het inzetten van «trollen» vanuit statelijke actoren om via misinformatie
verkiezingen te beïnvloeden.
Het via de eerste nota van wijziging ingebrachte instrumentarium dient breder bezien
ook bescherming van onze kernwaarden, zoals gelijkheid, non-discriminatie en (lichamelijke)
autonomie. Voorstelbaar is dat maatschappelijke organisaties waarin keer op keer boodschappen
worden uitgedragen die hier evident mee in strijd komen, en hun leden of aangeslotenen
aansporen hier naar te handelen, te maken kunnen krijgen met de inzet van artikel
4a Wtmo. Uiteraard zal per geval moeten worden bekeken in hoeverre concrete gedragingen
(ook) bescherming genieten onder onze vrijheid van meningsuiting of godsdienstvrijheid.
Dat is uiteindelijk aan de rechter om zorgvuldig af te wegen. Aspecten die in deze
afweging een rol spelen zijn onder andere:
− aard van de gedraging;
− duur en frequentie;
− intentie; en
− mogelijke gevolgen van de gedraging.
Langs deze weg hoop ik bij te dragen aan duidelijkheid rondom de inzet van het instrumentarium.
5. Overig
De leden Van Nispen (SP) en Mutluer (GL-PvdA) stellen bij amendement voor om de wet
binnen vijf jaar te evalueren (nr. 12). In de nota naar aanleiding van het verslag
is al aangekondigd om na vijf jaar te voorzien in een evaluatie. De verwachting is
dat de wet enkele keren per jaar wordt gebruikt. Ik vind het daarom belangrijk om
voldoende ervaring met de wet op te doen, voordat we gaan evalueren. Omdat het toezenden
aan de Tweede Kamer van de uitkomsten van een evaluatie binnen vijf jaar feitelijk
neerkomt op maximaal zo’n 3,5 jaar ervaring op doen, wil ik het amendement graag zo
lezen dat we de wet na vijf jaar evalueren. In die lezing, geef ik het amendement
graag oordeel Kamer.
In het verlengde hiervan stelt het lid Van Nispen bij amendement voor om de wet jaarlijks
te monitoren en de resultaten daarvan jaarlijks naar de Staten-Generaal te sturen
(nr. 11). Zoals aangegeven in de nota naar aanleiding van het verslag, zal het ministerie
in gesprek gaan met maatschappelijke organisaties, burgemeesters, veiligheidsdiensten
en het Openbaar Ministerie. Als ik het amendement zo mag uitleggen dat ik de uitkomsten
hiervan jaarlijks aan het parlement mag zenden, kan ik het amendement oordeel Kamer
geven.
Tot slot maak ik graag van de gelegenheid gebruik om te melden dat ik, ter effectuering
van de afspraak in het regeerakkoord over het «slimme verbod» op buitenlandse financiering,
twee inventarisaties in voorbereiding heb, namelijk:
1. Hoe andere landen in de EU omgaan met organisaties die mogelijke banden hebben met
terroristische organisaties, waarbij ook specifiek wordt gekeken welke mogelijkheden
zij hebben tot het verbieden van deze organisaties.
2. Welke maatregelen andere landen nemen om ongewenste buitenlandse financiering tegen
te gaan.
Als uit deze inventarisaties blijkt dat er nog onvoldoende middelen zijn om effectief
op te kunnen treden, zullen we passende aanvullende maatregelen nemen. Ik informeer
uw Kamer dit voorjaar verder.
In de bijlage bij deze brief treft u de beantwoording aan van vragen die door de verschillende
fracties aan mij zijn gesteld tijdens de eerste termijn van de Kamer van de plenaire
behandeling van de Wtmo. Ik kijk uit naar de hervatting van het debat over de Wtmo
met uw Kamer.
De Minister van Justitie en Veiligheid,
D.M. van Weel
BIJLAGE: BEANTWOORDING VRAGEN
De tijdens de eerste termijn gestelde vragen worden per thema, in de volgende volgorde,
aan de orde gesteld en beantwoord. Vergelijkbare vragen worden gezamenlijk beantwoord.
In het kader van de leesbaarheid en omvang is, bij een aantal vragen, de vraag verkort
of geparafraseerd.
A.
Achtergrond en aanleiding
11
B.
Transparantie van donaties
13
1.
Administratieve lasten
13
2.
Drempelbedrag donaties
15
3.
Uitvoering informatieverzoek
19
4.
burgemeester
20
5.
Buitenland
23
6.
Gegevensbescherming
25
7.
Overig
25
C.
Deponeringsplicht stichtingen
30
D.
Rechterlijk bevel
31
E.
Overig
35
A. Achtergrond en aanleiding
1.
(VVD) De POCOB ging vooral over een kleine harde kern binnen het salafisme, maar in
het laatste jaarverslag schrijft de AIVD daar juist minder over en juist meer over
bijvoorbeeld rechts-extremisme of autonomen, die zich afkeren van de overheid. Wat
weten we over eventuele ondermijnende activiteiten vanuit het buitenland? Hoe staat
het momenteel met financiering vanuit de Golfstaten?
• In het eindverslag van de Parlementaire ondervragingscommissie naar ongewenste beïnvloeding
van maatschappelijke en religieuze organisaties (POCOB) uit 2020 is gesignaleerd dat
er, met name vanuit de Golfstaten via het salafistische gedachtegoed, sprake was van
ongewenste beïnvloeding als gevolg van buitenlandse geldstromen naar instellingen
in Nederland.
• Dit beeld is sinds het uitkomen van het eindverslag de afgelopen jaren gewijzigd.
• Zo schreef de NCTV in het Dreigingsbeeld Terrorisme Nederland 58 (mei 2023) over de
verminderde dreiging voor de democratische rechtsorde die uitgaat van de salafistische
beweging als geheel, mede door de meer pragmatische koers in de gemeenschap.
• In het jaarverslag over 2023 schrijft de AIVD dat de wahhabi-salafistische beweging
in Nederland nauwelijks gefinancierd of is beïnvloed door geldschieters uit de Golfregio.
Enerzijds doordat organisaties beter in staat leken in eigen kring geld in te zamelen,
anderzijds omdat donoren uit de Golfstaten minder geneigd zijn voor projecten in Nederland
te betalen. Al met al beschouwt de AIVD de dreiging van de huidige wahhabi-salafistische
beweging voor de democratische rechtsorde op dit moment als beperkt.
• Daarnaast heeft Nederland in toenemende mate te maken met ontwikkelingen die een dreiging
vormen voor de democratische rechtsorde, vanuit onverdraagzaam, anti-democratisch
gedachtengoed vanuit extreem rechts en anti-institutioneel extremisme.
2.
(CU) Kan de Minister wijzen op één consultatieadvies – of dat nu van de Raad van State,
de Autoriteit persoonsgegevens, het OM, de Raad voor de Rechtspraak of een andere
betrokken partij is, waarin iets staat langs de lijn «deze wet is helemaal fantastisch,
wat een mooie gerichte manier om dit grote probleem nu eindelijk eens uit te roeien»?
• Letterlijk tref ik het citaat niet zo in de consultatiestukken aan, maar de geest
ervan wel.
• Ik wijs op de gezamenlijke brief van de VNG, de Regioburgemeesters en het Nederlands
Genootschap van Burgemeesters van 31 januari 2020.13
• Daarin staat onder meer de volgende passage:
• «Gemeenten en burgemeesters herkennen de onderliggende problematiek waar dit voorstel
op ziet en onderschrijven de algemene strekking. Wij zien dit voorstel als een middel
dat kan helpen bij de aanpak van onder andere ondermijning, witwassen en terrorisme
financiering.»
3.
(CU) Kloppen de fundamentele bezwaren van de Raad van State bij deze wet, namelijk
dat aan de rechtvaardiging voor inmenging in de rechten en vrijheden van maatschappelijke
organisaties niet voldaan is, omdat de noodzakelijkheid, proportionaliteit en voorzienbaarheid
in deze wetgeving afwezig zijn? Als de Minister zegt dat daar nog steeds haken en
ogen aan zitten, waarom zet hij de wetsbehandeling dan in deze vorm voort?
4.
(SGP) De focus die het kabinet als doel van dit wetsvoorstel aangeeft, ziet de SGP
niet terug in de uitwerking van het wetsvoorstel. Is de Minister zich ervan bewust
dat het doel niet alle middelen heiligt en dat het wetsvoorstel de proportionaliteit
overstijgt?
• Het klopt dat de Raad van State eerst kritisch was, maar we hebben het advies ter
harte genomen en het wetsvoorstel aangepast en verbeterd.
• De Raad van State acht een landenspecifieke aanpak onhaalbaar. Daarom is nu gekozen
voor een neutrale aanpak van financieringsstromen.
• Het voorstel kiest nu voor een individuele organisatiegerichte benadering.
• Ik acht het voorliggende wetsvoorstel houdbaar, ook vanuit het perspectief van het
EVRM. Immers, er is een gang naar de rechter. En er staan belangrijke waarborgen in
het voorstel die in het EVRM-perspectief houdbaar zijn: je mag als overheid maatregelen
treffen om de eigen samenleving en rechtstaat te beschermen. De maatregelen voldoen
aan de eisen van proportionaliteit (treft alleen uitzonderlijke situaties) en subsidiariteit
(gaan niet verder dan nodig om het doel te bereiken).
• De maatregelen zijn bovendien voorzienbaar. Weliswaar is de norm ondermijning een
(gedeeltelijk) open norm, maar deze wordt in de toelichting en in de jurisprudentie
(onder meer uitspraken die in het kader van toepassing van artikel 2:20 BW, het verbieden
van organisaties zijn gegeven) nader ingevuld. Dat mag volgens het EHRM.
5.
(CU) Is de schade aan en overlast voor het maatschappelijk middenveld het waard? Hoeveel
gevallen van ondermijning verwacht de Minister met deze wet tegen te gaan?
• Zoals bij eerdere gelegenheid al is aangegeven, is het de verwachting dat de Wtmo
zeer spaarzaam tot inzet zal komen. Wellicht een keer of 2 tot 5 per jaar.
• Maar dan hebben we het wel over serieuze gevallen met een navenante impact op onze
samenleving. Het gaat dan met name om inbreuken op de openbare orde of gefinancierde
ondermijning van onze democratische rechtsorde.
• In die gevallen moet daadkrachtig kunnen worden ingegrepen. De Wtmo biedt daarvoor
een passend kader.
6.
(NSC) De Raad van State heeft aangegeven dat er met de bestaande bevoegdheden ook
al heel wat mogelijk is. De vorige regering gaf aan die visie niet te delen. Hoe kijkt
de Minister daartegen aan? Kan hij ingaan op de vraag waar volgens hem precies de
leemtes zitten?
• Er kan inderdaad al een hoop op basis van bestaande wetgeving.
• Maar een individuele organisatiegerichte aanpak en zicht op donaties ontbraken nog.
Vandaar dat de Wtmo is voorgesteld.
• Naast de Wtmo heb ik twee inventarisaties in voorbereiding, namelijk:
1. Hoe andere landen in de EU omgaan met organisaties die mogelijke banden hebben met
terroristische organisaties, waarbij ook specifiek wordt gekeken welke mogelijkheden
zij hebben tot het verbieden van deze organisaties.
2. Welke maatregelen andere landen nemen om ongewenste buitenlandse financiering tegen
te gaan.
• Als uit deze inventarisaties blijkt dat er nog onvoldoende middelen zijn om effectief
op te kunnen treden, zullen we passende aanvullende maatregelen nemen.
• Over de uitkomsten zal ik uw Kamer in het voorjaar van 2025 informeren.
B. Thema transparantie van donaties
B1. Administratieve lasten
7.
(CU) Kan de Minister (bij de appreciatie van de amendementen) vooral aangeven wat
nodig is om het maatschappelijk middenveld te ontzien? In de vorm van harde wettekst?
• In de brief waarbij deze bijlage is gevoegd, is nader ingegaan op deze vraag.
8.
(VVD) Klopt het dat al deze maatschappelijke organisaties op basis van andere wetgeving
al verplicht zijn om bankafschriften te bewaren en een jaarrekening te hebben, en
daar dus eigenlijk alleen desgevraagd inzage in hoeven te geven? Hiermee worden dus
geen nieuwe registratieplicht en nieuwe bewaartermijn geïntroduceerd?
• Dit klopt voor maatschappelijke organisaties, die doorgaans een stichting of vereniging
en dus een rechtspersonen zijn.
• Rechtspersonen moeten een administratie voeren waaruit rechten en verplichtingen kenbaar
zijn. Zo blijken bijvoorbeeld de donaties uit bankafschriften. De bij de administratie
horende gegevens moeten op grond van Boek 2 Burgerlijk Wetboek zeven jaar bewaard
blijven.
• Voor tussenpersonen die donaties ontvangen en deze «doorzetten» naar maatschappelijke
organisaties geldt wel dat deze tussenpersonen informatie moeten opvragen en bijhouden.
Dit is juist bedoeld om omzeiling van de wet te voorkomen.
9.
(CU) Creëren we niet een enorm sleepnet, dat moet worden gezien worden als een impliciete
beperking van de vrijheid van vereniging?
• Ik wil dat ontkennen. Ik zie niet in waarom de informatieverplichting uit de Wtmo
met kosten van één uur per informatieverzoek, de verenigingsvrijheid kan belemmeren.
• Mensen zijn en blijven vrij om zich te verenigen, in welke vorm dan ook. Het wetsvoorstel
is daar zorgvuldig op getoetst en in orde bevonden.
10.
(D66) Het regeerprogramma zegt dat het uitgangspunt voor het kabinet is dat adviezen
van de ATR in principe worden overgenomen. Wat waren extra zwaarwegende argumenten
om niet tegemoet te komen aan wat het ATR zei?
• Het wetsvoorstel en de (eerste) nota van wijziging dateren van voor het nieuwe kabinetsbeleid.
• Bij de nota van wijziging gaf de ATR aan geen regeldrukgevolgen te verwachten.
• Bij de Wtmo had de ATR wel kritiek op het voorstel. Deze kritiek is ook ter harte
genomen en in de wet verwerkt, onder andere door de omvang en reikwijdte in te perken.
Dat is in de consultatieparagraaf ook toegelicht.
11.
(CDA) Heeft het kabinet onderzocht hoeveel extra administratie deze wet met zich meebrengt,
specifiek voor kleine en middelgrote maatschappelijke organisaties?
• Er is alleen op individueel handelingsniveau gekeken. Immers, het gaat om informatie
over donaties verstrekken op verzoek van een instantie.
• Een informatieverzoek kost een organisatie naar schatting één uur. In de memorie van
toelichting uit 2020 is dit begroot op 45 euro per uitvraag.
• Het gaat naar schatting om een paar gevallen per jaar.
• Voor de deponeringsverplichting gaat het om ongeveer 25 minuten per deponering, voor
in totaal 6,25 euro jaarlijks aan kosten per stichting (prijspeil 2020).
12.
(CDA) Goede Doelen Nederland heeft een lijst met voorbeelden gestuurd waar volgens
hen door deze wet de regeldruk en administratieve lasten zouden toenemen (bijv. bij
voedselbanken, sponsorloop, etc.). Alle donaties in natura moeten worden geregistreerd.
Kan de Minister deze zorgen wegnemen? Vallen deze zaken onder de reikwijdte van deze
wet?
13.
(CDA) Op welke manier zorgt de regering ervoor dat de regeldruk niet verder toeneemt?
14.
(VVD) Is mijn lezing juist dat de extra administratieve belasting één uur is, met
informatie die al beschikbaar is in de organisatie en die moet worden opgeleverd?
15.
(SP) Had er geen duidelijke drempel moeten gelden voor registratie van giften?
16.
(DENK) Deze administratieplicht is breed en ongedifferentieerd. Waarom moeten alle
organisaties, inclusief kleine stichtingen zonder enig risico op misbruik, voldoen
aan deze bureaucratische last?
17.
(D66) Dan de regeldruk bij maatschappelijke organisaties. Moet er altijd geregistreerd
worden?
• In de brief waarbij deze bijlage is gevoegd, is nader ingegaan op deze vraag.
18.
(CDA) Kan de Minister garanderen dat deze wet niet leidt tot een afname van donaties,
bijvoorbeeld uit angst voor registratie en openbaarheid?
19.
(SGP) Hoe beoordeelt de Minister de gevolgen van dit wetsvoorstel voor de bereidheid
om te geven aan bijvoorbeeld goede doelen?
• Door de voorgestelde amendementen, die ik positief apprecieer, vertrouw ik er op dat
veel zorgen worden weggenomen en dat er geen sprake zal zijn van afname van donaties.
• Overigens worden donatiegegevens niet openbaar, ook niet in de voorliggende versie
van de wet. De burgemeester, het Openbaar Ministerie en enkele andere instanties hebben
slechts inzage in gegevens op verzoek.
B2. Drempelbedrag donaties
20.
(NSC) Het zou de NSC fractie veel waard zijn als de mogelijkheid om bij AMvB nadere
regels te stellen t.a.v. anonieme donaties wordt gebruikt zodat het anoniem doneren
van contant geld via collectebussen, tikkies via QR-codes e.d. tot een bepaald bedrag
gewoon mogelijk blijft. Is de Minister bereid om dit via de bedoelde AMvB te regelen?
21.
(PVDA/GL) Wat betekent het wetsvoorstel voor de mogelijkheid om anoniem te doneren?
• Het wetsvoorstel verzet zich niet tegen anoniem doneren. In die gevallen beschikt
de maatschappelijke organisatie niet over de gegevens waarop de Wtmo ziet.
• Eerder is al aangegeven, de Wtmo schept geen nieuwe administratieverplichtingen. Bovendien
zou invoering van een donatiegrens van € 15.000 betekenen dat het overgrote deel van
de anonieme giften beneden deze drempel zou vallen. De Wtmo is dan niet van toepassing.
• Mochten er onverhoopt knelpunten optreden, dan is er nog de mogelijkheid om bij AMvB
nadere regels te stellen.
22.
(PVDA-GL) Kan Minister uitleggen wat het wetsvoorstel betekent voor kleine donaties?
Dat al deze moeten worden bijgehouden? Ook donaties in natura?
• Nee, het wetsvoorstel beoogt geen aanvullende verplichtingen op te leggen om kleine
donaties bij te houden. Ik verwijs hiervoor naar de brief waar deze bijlage bij hoort.
23.
(CU) Wat betekent het voor donaties en bijdragen als het allemaal geregistreerd moet
worden? Is de toename van regeldruk kwantitatief onderzocht? Is er onderzoek verricht
naar het gedragseffect? Wat is de negatieve impact op geefgedrag van burgers?
• De regeldruk is inderdaad onderzocht. Dat betrof destijds € 45 in 2020, uitgaande
van gemiddeld een uur werk aan het opvolgen van een informatieverzoek. Daarbij gaan
we uit van hooguit enkele informatieverzoeken op jaarbasis.
• Voor de deponeringsverplichting gaat het om ongeveer 25 minuten per deponering, voor
in totaal 6,25 euro aan kosten per stichting (prijspeil 2020).
• Voor tussenpersonen is de regeldruk niet specifiek in kaart gebracht.
• Mijn beeld is dat de verwachte regeldrukeffecten meevallen.
• Een onderzoek naar gedragseffecten heeft niet plaatsgevonden, omdat de inschatting
was dat de Wtmo zeer spaarzaam zou worden toegepast.
24.
(PVDA-GL) Vindt de Minister de enorme regeldruk opportuun? Wat gaat hij doen om de
regeldruk te verminderen voor maatschappelijke organisaties die draaien op vrijwilligers?
25.
(CU) Kan het kabinet in de beantwoording terugkomen op hoe we de regeldruk voor al
die kleine, goedwillende organisaties gaan beperken?
26.
(CU) Vindt de Minister het aantal gevallen van ondermijning dat hij met deze wet verwacht
tegen te gaan in verhouding staan tot de gigantische toename van regeldruk en institutioneel
wantrouwen tegen 350.000 maatschappelijke organisaties, waarvan het overgrote merendeel
bonafide is?
27.
(BBB) Wat vindt de Minister van de administratieve last die bij een groot aantal maatschappelijke
organisaties kan komen te liggen? Heeft hij zelf misschien al nagedacht over een grens?
Wat zou die volgens hem kunnen zijn?
• Hierop is ingegaan in de brief waar deze bijlage bij hoort.
28.
(CU) Heeft de Minister overwogen om vrijwilligerswerk uit te zonderen van definitie
van bijdragen in natura, ook voor stichtingen die, anders dan verenigingen, geen leden
hebben en vrijwilligerswerk toch moeten gaan registreren?
29.
(DENK) Moeten vrijwilligers die hun tijd en expertise inzetten voor een organisatie,
ook als donateurs in natura geregistreerd worden?
• Uitgezonderd van de definitie van «bijdrage in natura» zijn (a) persoonlijke arbeid
en (b) activiteiten van leden (artikel 1 lid 1 onderdeel c Wtmo).
• Voor zover het gaat om organisaties zonder leden komt de notie van persoonlijke arbeid
in beeld. Die impliceert dat van bijdragen in natura ook kan worden gesproken als
er sprake is van vrijwilligerswerk, bijvoorbeeld door mensen die een ideële binding
hebben met de organisatie of in meer brede zin, met vrijwilligerswerk uit compassie
voor de medemens.
• Kortom, de notie «persoonlijke arbeid» omvat ook vrijwilligerswerk.
30.
(CU) Is de geografische herkomst in artikel 3 lid 1 gelijk aan «herkomst» in artikel
2? Wanneer is een donatie substantieel? Zijn bijv. 10 voedselpakketten substantieel?
Kan de Minister de ontstane rechtsonzekerheid wegnemen?
31.
(CDA) Hoe wordt bepaald welk bedrag substantieel is? Is dat volgens de Minister naar
voldoende tevredenheid duidelijk bij maatschappelijke organisaties?
32.
(GL-PvdA) Is de Minister bereid om na te denken over de vraag hoe hij bijvoorbeeld
via een AMvB meer richting kan geven aan wat een substantieel bedrag dan is en hoe
dat moet worden geregistreerd?
• Ja, de term «herkomst» is in beide artikelen gelijk.
• Of een donatie substantieel is, hangt af van de aard en omvang van de donatie en die
van de maatschappelijke organisatie.
• Voor een sportvereniging met een begroting van € 10.000 euro is een donatie van € 1.000
veel, terwijl voor bijv. het Rode Kruis dit een bescheiden donatie is. Het hangt dus
van de context af. In het informatieverzoek kan de burgemeester of het OM specificeren
welke informatie nodig is.
• Indien het amendement met een drempelbedrag voor donaties wordt aangenomen, verdwijnt
het onderscheid tussen substantiële en niet-substantiële donaties. Dat zorgt voor
meer rechtszekerheid.
33.
(NSC) Vindt de Minister dat het voorstel voor iedere organisatie en voor iedere donatie
proportioneel is? Of deelt de Minister de visie dat in sommige gevallen sprake kan
zijn van buitenproportionele gevolgen?
34.
(GL-PvdA) Hoe proportioneel vindt de Minister deze wet, met name voor de kleinere
stichtingen, die worden bestuurd door enkele vrijwilligers, die zich willen bezighouden
met natuur of sport, en niet met extra administratieve ballast waardoor er minder
geld en tijd overblijft voor het goede doel?
• In de brief waarbij deze bijlage is gevoegd, is nader ingegaan op deze vraag.
35.
(CU) Is deze wet inderdaad bedoeld om ongewenste beïnvloeding uit onvrije landen tegen
te gaan, dus dat waar de POCOB voor waarschuwt? Als dat zo is, zou het dan niet veel
beter zijn om de donatieregistratie juist op die landen te richten? Ik heb hierover
een amendement ingediend.
• In de brief waarbij deze bijlage is gevoegd, is nader ingegaan op deze vraag en is
het ingediende amendement geapprecieerd.
36.
(NSC) Hoe kijkt de Minister aan tegen de in het amendement van de heer Diederik van
Dijk voorgestelde drempelwaarde van € 15.000?
37.
(SGP) Waarom heeft het kabinet er toch voor gekozen om geen enkele drempel in het
wetsvoorstel op te nemen. Kan het kabinet zich vinden in de door de SGP voorgestelde
drempel?
38.
(BBB) Wat is de reactie van de Minister op eerdere vragen over introductie van een
drempelwaarde?
39.
(CDA) Wat vindt het kabinet van een drempelwaarde? Is 15.000 euro te hoog?
• Hierop is in de brief ingegaan, waar deze bijlage bij hoort.
40.
(VVD) Hoe kijkt de Minister aan tegen het drempelbedrag van € 15.000 in het licht
van stapeling van kleine bedragen? En hoe kijkt hij aan tegen het bijhouden van substantiële
donaties in natura? Wordt hiermee een nieuwe verplichting gecreëerd?
• Ik acht een stapeling van kleinere bedragen met het oogmerk om de grens van € 15.000
te omzeilen zeer onwenselijk.
• Tegelijk is de drempel voldoende laag om een reële hindernis voor stapeling op te
werpen.
• Het risico op stapeling bestaat in theorie helaas altijd, ongeacht hoe hoog de grens
wordt vastgesteld.
• In mijn appreciatie voor amendementen 13 en 26 geef ik ook aan dat er ruimte zou moeten
zijn om in een grondslag te voorzien voor een AMvB ter voorkoming van het bewust opknippen
van donaties. De Wtmo voorziet als zodanig niet in een registratieplicht voor donaties
in natura. Die was en komt er niet.
41.
(CU) Hoe kijkt het kabinet aan tegen een «tussensmaak»: een drempel van 0 euro voor
landen met een hoog risicoprofiel en een hogere drempel voor landen met een laag risicoprofiel?
• Zoals heel duidelijk door de Afdeling advisering van de Raad van State is aangegeven
in het advies op de Wtmo, is de route om op basis van herkomst beperkingen op geldstromen
te stellen, een lastig pad.
• Juridisch gezien lijkt het wel mogelijk om weer te gaan werken op basis van bijvoorbeeld
een onderscheid tussen landen die lid zijn van de EU/EER en andere landen.
• In de brief waarbij deze bijlage is gevoegd, is nader ingegaan op deze vraag, ten
aanzien van mogelijke differentiatie van een drempelbedrag.
B3. Uitvoering informatieverzoek
42.
(GL-PvdA) Vindt de Minister in alle gevallen de gestelde termijn van tien dagen redelijk,
terwijl door bijvoorbeeld de Belastingdienst een termijn van vier weken in acht wordt
genomen?
43.
(CU) Vindt u 10 werkdagen voor het voldoen aan een informatieverzoek niet te kort?
Ligt het niet in de rede om maatschappelijke organisaties iets langer de tijd te geven,
zeg vier weken? Dat sluit mooi aan bij termijnen die ook de Belastingdienst hanteert
en overigens ook bij de reactietermijn die voor de overheid geldt in het kader van
de Wet open overheid.
• In de brief waarbij deze bijlage is gevoegd, is nader ingegaan op deze vraag, in de
vorm van een appreciatie op amendementen die als strekking hebben de termijn van 10
werkdagen aan te passen, in de vorm van een verlenging (al dan niet op verzoek van
de maatschappelijke organisatie)
44.
(NSC) Kan de Minister concrete voorbeelden geven van situaties waarin burgemeesters
en het OM informatieverzoeken zouden mogen doen?
• Antidemocratisch gedachtegoed vinden we breed terug in alle stromingen. U kunt hierbij
denken aan gedragingen van personen bij een stemlokaal om mensen dusdanig beïnvloeden
en/of onder druk zetten dat hun vrijheid van stemmen bij bijvoorbeeld verkiezen wordt
beperkt.
• Maar ook kunt u denken aan haatzaaien, isolatie, oproep tot antisemitisme, moslimhaat,
mensen weerhouden van mogelijkheden die de Nederlandse democratische rechtstaat biedt,
zoals demonstreren en uitoefenen van het stemrecht. Denk ook aan oproepen tot eigenrichting,
intimidatie en agressie naar democratische instituties en/of vertegenwoordigers ervan.
Hierdoor kan de openbare orde onder druk komen te staan.
Voorbeeld 1
• Gedacht kan worden aan de situatie dat een burgemeester bericht krijgt over een voorgenomen
demonstratie en naar aanleiding daarvan een inschatting wil maken van de risico’s
voor de openbare orde en veiligheid binnen de gemeente. De burgemeester kan nu al
bij de politie de noodzakelijke gegevens raadplegen en analyseren. Voor een betere
inschatting van de veiligheidsrisico’s kan het behulpzaam zijn te weten of buitenlandse
donateurs financiering aan de organisator verstrekken. En of bekend is of de organisator
– bijvoorbeeld via sociale media – oproept tot haat zaaien of het verketteren van
andersdenkenden in de openbare ruimte van een gemeente en of dat duidt op ongewenste
buitenlandse beïnvloeding. Onder «openbare orde» wordt in algemene zin verstaan: een
complex van rechtsregels dat ziet op het gewenste niveau van orde en rust in het openbare
leven. Het gaat om het ordelijk verloop van het gemeenschapsleven ter plaatse.
Voorbeeld 2
• Stel dat een burgemeester signalen ontvangt dat een stichting die lezingen verzorgt,
volwassenen aanzet om zich af te keren van democratische rechtsorde en andersdenkenden
te verketteren. Omwonende vrouwen klagen dat zij worden uitgescholden door deze personen
en de burgemeester krijgt meldingen of politierapportages over dergelijke verstoringen
van de openbare orde. De burgemeester heeft nu al handhavingsbevoegdheden, maar heeft
ter aanvulling hierop de mogelijkheid om bij de stichting te informeren of sprake
is van donaties en wat hiervan herkomst, doel en omvang zijn.
45.
(SP). Wat kan een burgemeester precies als die informatie heeft opgevraagd op grond
van artikel 3?
• Verwezen wordt ook naar de toelichting op het informatieverzoek in de begeleidende
brief.
• De burgemeester kan deze informatie over donaties gebruiken om een beter beeld te
krijgen van bepaalde organisaties, waarover bijvoorbeeld via de lokale driehoek signalen
tot hem komen die duiden op verstoring van de openbare orde.
• De verkregen informatie over donaties kan de burgemeester vervolgens gebruiken bij
zijn afweging om hem toekomende andere bevoegdheden in te zetten of andere beslissingen
te nemen.
• De burgemeester legt over de eventuele inzet van deze bevoegdheid om informatie op
te vragen verantwoording af aan de gemeenteraad (artikel 180 Gemeentewet).
B.4 burgemeester
46.
(GL-PvdA) De burgemeesters krijgen in deze wet ook een belangrijke rol. Zij kunnen
nu op gronden van openbare orde en veiligheid aan maatschappelijke organisaties inzage
vragen in de donaties en desnoods ook in de donateurs. Het is echter niet duidelijk
waarom en wanneer de openbare orde in het geding is, want het begrip «openbare orde»
wordt in mijn beleving een beetje opgerekt. Wij leven nu in een tijd waarin burgemeesters
al onder grote druk staan, vanuit politiek en maatschappij, maar ook vanuit Den Haag.
We leven in een tijd waarin burgemeesters ook te maken hebben met toenemende bedreigingen
en onveiligheid. Mijn concrete vraag is: willen wij dat?
• Er is bewust gekozen voor toedeling van deze bevoegdheden, omdat de burgemeester is
belast met de handhaving van de openbare orde. Voor voorbeelden wanneer de openbare
orde in het geding kan zijn, wordt verwezen naar het antwoord op vraag 44 (NSC).
• Dit wetsvoorstel vormt een nieuw instrument om die taak beter te kunnen verrichten.
• De burgemeester is bovendien het beste op de hoogte van de lokale omstandigheden.
Hij kan dan ook het beste beoordelen of er al dan niet sprake is van ongewenste beïnvloeding
via giften.
47.
(GL-PvdA) Kent de Minister de zorgen over het politiseren, ook middels deze wet, van
het burgemeestersambt en hoe kijkt de Minister daartegen aan?
• De burgemeester heeft veel verschillende taken en bevoegdheden op het terrein van
openbare orde en veiligheid.
• De burgemeester is gewend zich te bewegen binnen verschillende rollen en belangen
die hierin een rol spelen.
• De bevoegdheid die in deze wet wordt genoemd sluit aan bij de openbare ordetaak die
de burgemeester al heeft.
48.
(CU) Kan de Minister het verschil uitleggen tussen het (gewijzigd) amendement Mutluer
[nr. 22, dat de burgemeester voorafgaand aan het informatieverzoek overleg pleegt
met het OM] en het wetsvoorstel? Maken we de burgemeester sterker of regelen we iets
dat al normaal zou moeten zijn en niet meer normaal is op het moment dat je het vastlegt?
• Ik denk dat beide standpunten kloppen.
• Ik denk dat wat mevrouw Mutluer in haar amendement voorstelt goed aansluit bij wat
we als een zorgvuldige praktijk zouden kunnen zien. Namelijk dat de burgemeester inderdaad
met het OM overlegt voordat hij informatie opvraagt.
• Het lijkt mij, vanuit het oogpunt van zorgvuldige wetgeving, goed voorstelbaar om
dit dan ook in de wet te codificeren.
49.
(NSC) Wordt er voor burgemeesters een landelijke handreiking opgesteld ten behoeve
van de uniforme uitvoering van de nieuwe bevoegdheid die zij krijgen?
50.
(VVD) In de antwoorden spreekt de Minister ook over het ontwerpen van een mogelijk
stappenplan voor bestuurders om met deze wet om te gaan. Kunnen we dat stappenplan
binnenkort verwachten?
• Het kabinet heeft niet het voornemen om een dergelijke handreiking op te stellen.
Dat wil ik aan de burgemeesters overlaten. Zij hebben zelf de meeste ervaring op dit
punt, in het kader van de handhaving openbare orde, die zij hierin kunnen betrekken.
• De Wtmo laat wel de ruimte aan bijvoorbeeld het Nederlands Genootschap van Burgemeesters
om zelf een handleiding te ontwikkelen voor de uniforme uitoefening van hun nieuwe
bevoegdheden.
• Mocht VNG/burgemeesters aangeven dat nadere begeleiding nodig is, zoals een stappenplan
of voorlichting, dan ben ik bereid om daarbij behulpzaam te zijn.
51.
(VVD) Hoe gaat het wetsvoorstel straks werken in de praktijk? Verwacht de Minister
dat burgemeesters en het OM echt bij organisaties waarover zorgen bestaan, gaan opvragen
hoe het met de financiering staat? Hoe worden burgemeesters van deze mogelijkheid
op de hoogte gesteld en hoe loopt het gesprek met hen daarover?
• Uit de consultatie van de Wtmo bleek brede steun onder de burgemeesters en de VNG.
Zij zien echt meerwaarde in dit instrument.
• Vanzelfsprekend zullen we richting de inwerkingtreding van de Wtmo in gesprek treden
met de VNG en burgemeesters, bijvoorbeeld via agendering in bestuurlijk overleg. Waar
nodig zullen we hen ondersteuning bieden
52.
(CU) Een meer algemene vraag over de rol van de burgemeester. Dit kabinet kwam in
2023 met een zogeheten Afwegingskader voor de burgemeester, waarin de 7 taken van
de burgemeester geëxpliciteerd staan om te zorgen dat hij of zij met kennis van zaken
voluit de onafhankelijke rol kan invullen. De nieuwe wetgeving van het kabinet reflecteert
hier echter niet op. Kan de Minister dit toelichten?
53.
(D66) Dan de burgemeesters. Past het in het afwegingskader, zoals dat is vastgesteld?
• Dit wetsvoorstel dateert van voor de introductie van het afwegingskader voor de burgemeester.
Daarom is er geen aandacht voor het afwegingskader in het wetsvoorstel en de toelichting
daarop.
• Het afwegingskader is bovendien nog in ontwikkeling.
• De rol van de burgemeester zal worden meegenomen in de evaluatie van deze wet.
54.
(SP) De burgemeester is bevoegd om informatie op te vragen in het kader van de handhaving
van de openbare orde. Dat is een ruim begrip. Wanneer is dat nou precies het geval?
Hoe voorkom je willekeur? Hoe voorkom je politieke druk op een burgemeester om iets
wel of niet te doen?
55.
(GL-PvdA) Hoe kijkt de Minister naar de mogelijkheid dat er eventueel, afhankelijk
van voorkeuren van een burgemeester of politieke druk die wordt uitgeoefend, een bepaalde
keuze wordt gemaakt vanuit willekeur?
56.
(D66) Welke waarborgen, behalve de bereidheid van bewindspersonen of burgemeesters
om moties van de Kamer of de gemeenteraad niet uit te voeren, hebben we dat de toepassing
niet selectief en eenzijdig zal zijn?
• Het begrip openbare orde is een vaste waarde in ons recht.
• Voor voorbeelden wanneer de openbare orde in het geding kan zijn, wordt verwezen naar
het antwoord op vraag 44 (NSC).
• Het vormt een kerntaak van de burgemeester: hij is exclusief bevoegd voor de handhaving
van de openbare orde (artikel 172 Gemeentewet).
• Gaat hij over tot sancties (bijvoorbeeld een last onder dwangsom) dan kan dit worden
getoetst door de rechter.
• Willekeur kan bijvoorbeeld worden voorkomen door de opstelling van richtsnoeren door
burgemeesters.
• De Wtmo laat die ruimte.
• Het is uiteraard aan de burgemeester om te beoordelen of hij de bevoegdheid om donatiegegevens
op te vragen gaat inzetten. Ik heb er alle vertrouwen in dat hij dat als een goed
bestuurder gaat doen en daarbij zorgvuldig zal afwegen of hij tot inzet over gaat,
ook onder politieke druk.
57.
(GL-PvdA) Van onwenselijk gedrag is geen sluitende juridische definitie te geven.
Hoe voorkomt de Minister dat dit willekeur in de aanpak door burgemeesters teweegbrengt?
58.
(SGP) Kan de Minister ingaan op de definitie van onwenselijk gedrag waarop een interventie
gestoeld kan zijn?
59.
(DENK) Waarom zouden moskeeën of kerken, die de meest kwetsbaren ondersteunen, onderworpen
moeten worden aan zo’n ingrijpende registratieplicht, terwijl er in deze Kamer politieke
partijen zijn die gefinancierd worden door islamofobe miljardairs? Zij kunnen prima
anoniem blijven. Hoe oneerlijk is dit?
• In het wetsvoorstel is «onwenselijk gedrag» geobjectiveerd.
• Voor het opvragen van informatie door de burgemeester is bijvoorbeeld vereist dat
de informatie noodzakelijk is voor het handhaven van de openbare orde (artikel 3 Wtmo).
• Over de toepassing van dat instrument is de burgemeester uiteindelijk verantwoording
verschuldigd aan de gemeenteraad (artikel 180 Gemeentewet bepaalt dat de burgemeester
verantwoording schuldig is aan de gemeenteraad over gevoerd bestuur).
• Bij het treffen van verdergaande maatregelen, zoals bevriezing van donaties, geldt
het strenge(re) criterium van ondermijning van de democratische rechtstaat. En dat
loopt altijd via de rechter, waarmee willekeur kan worden voorkomen.
• In de brief waarbij deze bijlage is gevoegd, is nader ingegaan op wat onder «ondermijning»
moet worden verstaan.
B5. Buitenland
60.
(NSC) Zijn er landen waarbij maatschappelijke organisaties aan de voorkant al duidelijk
kunnen weten dat giften uit die landen niet toegestaan zijn?
61.
(CU) Waarom komt de Minister niet met een verbod op financiële inmenging uit onvrije,
deels onvrije of andere risicolanden of, in een variatie daarop, met een nee-tenzijbeleid
waarin dergelijke geldstromen getoetst worden voorafgaand aan toelating?
• Het voorstel kiest voor een individuele, organisatiegerichte benadering.
• De Raad van State acht een landenspecifieke aanpak onhaalbaar (zie advies/voorlichting
bij het wetsvoorstel Wtmo).
• Daarom is nu gekozen voor een neutrale aanpak van financieringsstromen. Daarmee volgen
we het advies van de Raad van State.
63.
(GL-PvdA) Kan het gericht verbieden van expliciet ongewenste buitenlandse financiering
niet veel gerichter en wellicht effectiever dan met het nu voorliggende wetsvoorstel?
Waarom volstaan de bestaande maatregelen niet en zijn de meer gerichte toekomstige
maatregelen beter?
• Nee.
• Zoals duidelijk blijkt uit de voorlichting van de Raad van State, is het zeer kwetsbaar
om gericht bepaalde financiering op herkomst te verbieden.
• De Raad van State vond dit ineffectief, in strijd met de grondrechten en disproportioneel.
• Er kan inderdaad al een hoop op basis van bestaande wetgeving.
• Maar een individuele organisatiegerichte aanpak en zicht op donaties ontbrak nog.
Vandaar dat de Wtmo is voorgesteld.
64.
(SP) Vraag over het begrip «herkomst» (van donaties). Gaat dat enkel over de naam
en het bankrekeningnummer van de donateur? Of moet er een grondige zoektocht aan voorafgaan
à la het «know your customer»-principe?
65.
(DENK) Moeten maatschappelijke organisaties net als banken gaan opereren om de herkomst
van donateursgelden te achterhalen?
66.
(CDA) In hoeverre verwacht de regering dat donaties duidelijke informatie zullen bevatten
over de afzender en diens intentie?
• Artikel 3 Wtmo verlangt – desgevraagd – allereerst opgave van herkomst, doel en omvang
van de donatie.
• Dan kan geanonimiseerd geschieden.
• Het doel zal niet altijd direct door de gever worden vermeld; dan is het aan de organisatie
om aan te geven waaraan de gift is besteed.
• T.a.v. de notie «herkomst»: bedoeld is de geografische herkomst, voor zover bekend.
• Gegevens die de organisatie niet heeft, hoeven niet te worden overgelegd. Tot het
onmogelijke is niemand gehouden.
• Blijkt naar aanleiding van dit verzoek van substantiële giften, dan mogen – als stap
2 – ook persoonsgegevens worden gevraagd: naam, adres, woonplaats, als dat nodig is
voor de taakuitoefening van de burgemeester/het OM (functionele noodzaak).
• Grotere donaties brengen immers een groter risico van beïnvloeding met zich mee.
67.
(SP) Wat wordt bedoeld met het doel van donatie? Is dat niet hetzelfde als het doel
van de maatschappelijke organisatie of wordt er meer verwacht aan gegevens over waarom
de betreffende donatie gedaan is? Zo ja, wat is dat dan?
• Bedoeld is om, waar mogelijk, te achterhalen waaraan de gift volgens de gever moest
worden besteed of, bij gebreke daaraan, waaraan de organisatie het geld heeft besteed.
• Als het doel bekend is, zegt dat meer over de activiteiten van de organisatie, dan
wanneer bijvoorbeeld bekend is dat er € 5.000 is ontvangen, maar niet bekend is waaraan
die gift is besteed.
• In die zin kan de bekendheid van het doel – wellicht indirect – iets zeggen over de
al dan niet ongewenste activiteiten van de organisatie.
B6. Gegevensbescherming
68.
(GL-PvdA) Hoe kunnen donateurs er zeker van zijn dat hun (persoons)gegevens bij maatschappelijke
organisaties goed worden beschermd?
• Maatschappelijke organisaties zijn op grond van de Algemene verordening gegevensbescherming
(AVG) gehouden om te voorzien in «passende technische en organisatorische maatregelen»
om persoonsgegevens te beveiligen.
• De autoriteit persoonsgegevens (AP) houdt hierop toezicht.
• Daarmee is voldoende geborgd dat persoonsgegevens goed worden beschermd.
69.
(GL-PvdA) Waarom is het noodzakelijk dat persoonsgegevens ook via deze wet met zo
veel instanties kunnen worden gedeeld? Deelt de Minister de zorg dat dit donateurs
en vrijwilligers kan afschrikken en dat het kan leiden tot minder inkomsten voor maatschappelijke
organisaties?
• Het delen van gegevens is noodzakelijk voor (strikt) in de wet bepaalde gevallen.
• Denk aan bespreking in de lokale driehoek, maar ook aan het delen met het OM met het
oog op het indienen van een verzoek om handhavingsmaatregelen te treffen.
• Maatschappelijke organisaties dienen zich al te houden aan de Algemene verordening
gegevensbescherming (AVG) om veilig met persoonsgegevens om te gaan. Dit zal dus geen
nieuwe situaties opleveren voor vrijwilligers en/of donateurs.
• Ik denk daarom niet dat dit zorgt voor vermindering van inkomsten van maatschappelijke
organisaties
70.
(NSC) Ik ben benieuwd hoe de Minister tegen dit amendement over beveiliging persoonsgegevens
in AMvB (nr. 23) aankijkt. Mocht het amendement worden aangenomen, zou ik de Minister
willen oproepen om die regels voor basismaatregelen ook duidelijk op te stellen en
conform de toelichting van mijn amendement in te richten.
• Hierop is ingegaan in de brief waarbij deze bijlage hoort.
B7. Overig
71.
(SGP) Hoe voorkomt de Minister dat het verbod op het als tussenpersoon optreden bij
donaties vanuit het buitenland aan een Nederlandse organisatie omzeild wordt door
in Nederland gevestigde rechtspersonen op te laten treden als tussenpersoon?
• Artikel 5 gebruikt de overkoepelende notie «tussenpersoon». Hieronder vallen zowel
natuurlijke als rechtspersonen.
• Op grond van die bepaling moet een tussenpersoon in Nederland aan een maatschappelijke
organisatie informatie doorgeven over een donateur (met name naam; woonplaats) wanneer
hij namens die donateur/opdrachtgever een donatie doorgeeft aan een maatschappelijke
organisatie.
• Als een tussenpersoon niet voldoet aan de eisen van artikel 5 Wtmo, levert dat een
economisch delict op.
• Dat betekent strafrechtelijke handhaving, via de Wet economische delicten (artikel
9 Wtmo).
• Denkbare sancties: voorlopige hechtenis van 6 maanden, taakstraf of geldboete van
de vierde categorie (€ 25.750).
• Hiermee kan in voorkomend geval krachtig worden opgetreden tegen omzeiling.
72.
(CU) Valt – naast andere voorbeelden – de inzameling van geld of voedselpakketten
door een kerk voor de voedselbank onder artikel 5? Moet de kerk dan namen aan de voedselbank
doorgeven op straffe van een verbod, of gaat artikel 5 alleen over geld en bijdragen
vanuit het buitenland en moet een kerk dát op dat moment doorgeven? De vraag ziet
dus op de begrippen «opdrachtgever», «in opdracht van» en «tussenpersoon». Wie vallen
hieronder en zijn dat bijvoorbeeld ook particulieren?
• Over het algemeen zal het gaan om anonieme donaties die bovendien (ver) beneden de
grens van € 15.000 zullen vallen. Als amendementen nr. 13 of nr. 14 (inmiddels vervangen
door nr. 26) worden aangenomen, zullen deze donaties buiten de reikwijdte van de Wtmo
en dus ook van artikel 5 vallen.
• Tussenpersonen kunnen ook particulieren zijn.
• Artikel 5 gaat over de tussenpersoon en bedoeld is om omzeiling te voorkomen. Met
andere woorden: je schakelt iemand in, om de herkomst van donaties te verhullen.
• Als je als tussenpersoon donaties in ontvangst neemt en je deze «doorgeeft» aan een
maatschappelijke organisatie, dan zul je onder andere wel moeten bijhouden van wie
je de donatie hebt gekregen.
73.
(CDA) Vrijwilligers die belangeloos een bestuurstaak op zich nemen, kunnen sinds het
invoeren van de Wet bestuur en toezicht rechtspersonen persoonlijk in grote problemen
komen. Is de Minister het met het CDA eens dat we niet op deze manier met onze vrijwillige
bestuurders om moeten gaan? Is de Minister bereid om te laten onderzoeken hoe we de
Wet bestuur en toezicht rechtspersonen kunnen wijzigen zodat juist ook vrijwillige
bestuurders beter beschermd kunnen worden?
• Ik ben het er van harte mee eens dat we onze vrijwillige bestuurders moeten koesteren.
• Ik verwijs over de aansprakelijkheid van bestuurders als eerste graag naar de beantwoording
van de Staatssecretaris Rechtsbescherming van 2 december 2024.14
• Ik voeg hier aan toe dat het goed is om te gaan kijken hoe de wet in de praktijk heeft
uitgepakt.
• Mij is bekend dat de Staatssecretaris Rechtsbescherming, onder wie deze wet nu valt,
van plan is om deze wet te gaan evalueren.
• Deze evaluatie vangt dit jaar aan.
• Uiteraard wordt de Kamer van de uitkomsten van deze evaluatie op de hoogte gesteld.
74.
(SGP) Heeft de Minister een idee van de enorme impact die dit wetsvoorstel heeft op
maatschappelijke organisaties als ze iedere donatie, zowel financieel als in natura,
moet registreren? Is de Minister bereid een uitvoeringstoets te laten uitvoeren?
• Ja, ik begrijp deze wens aldus dat wordt verzocht om een invoeringstoets. Dat is een
begrijpelijke wens.
• Wel wil ik graag flexibiliteit houden over de vormgeving van een invoeringstoets.
• Houd ook rekening met beperkte inzichten in de werking in de praktijk, aangezien we
verwachten dat de instrumenten op grond van de Wtmo slechts enkele malen per jaar
ingezet zullen worden.
• Vanuit het ministerie zullen we kijken hoe we dit praktisch vorm kunnen geven, bijvoorbeeld
in de vorm van een expertbijeenkomst, bijeenkomst met organisaties of een (klein)
extern onderzoek.
• In de brief waarbij deze bijlage is gevoegd, is nader ingegaan op de gevolgen van
de Wtmo voor maatschappelijke organisaties.
75.
(SGP) In hoeverre is het nodig dat gedachtegoed zich toespitst op buitenlandse beïnvloeding,
om onderzoek te laten verrichten door de burgemeester of het OM? Hoe voorkomt de Minister
dat dit voorstel een dekmantel wordt om organisaties met onwelgevallige meningen of
standpunten aan te kunnen pakken?
• Het is niet nodig dat de ongewenste beïnvloeding vanuit het buitenland plaatsvindt.
• In het geval van een informatieverzoek is doorslaggevend in hoeverre er sprake is
van een noodzaak in het kader van het beschermen van de openbare orde (burgemeester)
of het algemeen belang (Openbaar Ministerie).
• Bij het handhavingsinstrumentarium is doorslaggevend of er sprake is van (klaarblijkelijk
dreigende) ondermijning van de democratische rechtstaat.
• Er zijn uiteraard waarborgen om te voorkomen dat onwelgevallige meningen worden aangepakt.
We willen niet dat deze wet een instrument voor censuur wordt.
• Deze waarborgen zijn:
− Criteria waaraan moet zijn voldaan, voordat de instrumenten kunnen worden ingezet.
Naarmate het instrumentarium verder gaat, zijn de normen strenger. Er kunnen bijvoorbeeld
pas tegoeden worden bevroren als er sprake is van (klaarblijkelijk dreigende) ondermijning
van de rechtstaat of het openbaar gezag.
− Procedurele waarborgen, in de vorm van voorafgaande toetsing van maatregelen door
de rechter. Het verzoek wordt gedaan door het Openbaar Ministerie.
76.
(D66) In de context van «dark money», waarbij een organisatie reclame inkocht namens
een andere organisatie, werd gewezen naar de Europese Verordening betreffende transparantie
en gerichte politieke reclame die dit najaar in werking treedt. Daarnaast wordt nog
onderhandeld over transparantie van namens derde landen uitgevoerde belangenvertegenwoordiging
en activiteiten. Hoe verhoudt de Wtmo zich tot Europese regelgeving?
• De Wtmo heeft een ander doel en reikwijdte vergeleken met de door de heer Sneller
genoemde Europese regelgeving.
• Het zijn afzonderlijke trajecten zonder directe overlap.
• De Wtmo richt zich op maatschappelijke organisaties die in Nederland activiteiten
ontplooien die mogelijk in strijd zijn met de openbare orde; de Europese regelgeving
heeft een breder doel en reikwijdte.
• Ik snap de vraag van de heer Sneller goed. Uiteraard kijkt het kabinet – in algemene
zin – wel naar samenhang van Europese voorstellen in relatie tot Nederlands beleid
en wetgeving.
• Waar het gaat om heimelijke beïnvloeding en ondermijning moeten de instrumenten elkaar
versterken.
77.
(FVD) Kan de Minister garanderen dat de bevoegdheden van dit wetsvoorstel niet worden
ingezet tegen kritische media of vreedzame actiegroepen?
• Er is alle ruimte om je mening te uiten, ook als die kritisch is.
• Je mag alleen niet de democratische rechtstaat ondermijnen.
• Het wetsvoorstel geeft duidelijk aan wanneer er (1) een informatieverzoek kan worden
gedaan en (2) wanneer maatregelen kunnen worden getroffen.
78.
(NSC) Heeft een stichting nog wel toegang tot de middelen om haar rechtsbijstand te
betalen wanneer het geld bevroren is? Op welke manier wordt daarmee rekening gehouden?
• Ik kan de heer Six Dijkstra gerust stellen. Bevriezing kan alleen door tussenkomst
van de rechter worden opgelegd. De organisatie kan zich dus volledig verweren bij
de rechter.
• Wordt de bevriezing opgelegd, dan kan de rechter zo nodig nog bepalen tot welk bedrag.
Daarmee kan hij rekening houden met eventueel toekomstige rechtsbijstand.
79.
(NSC) Zijn er objectieve criteria kenbaar voor maatschappelijke organisaties voor
wat wel/niet mag qua accepteren van giften? Als er geen heldere, meetbare en objectieve
criteria zijn, hoe kan de rechter deze criteria dan beoordelen? Hoe kan de rechter
dan beoordelen of maatschappelijke organisaties al dan niet over de schreef gaan?
Verwacht de Minister dat een eventuele veroordeling dan ook standhoudt bij het Europese
Hof?
• Doneren mag, graag zelfs. Doneren juichen wij als overheid toe, omdat ze een belangrijke
geldstroom zijn voor ons maatschappelijke middenveld en goede doelen in het bijzonder.
• Waar het om gaat, is wat wordt gedaan met het geld.
• De grens ligt daar, waar er duidelijke aanwijzingen zijn dat de gelden gebruikt worden
voor activiteiten om de democratische rechtsstaat of het openbaar gezag te ondermijnen.
Zijn dat helder met een schaartje te knippen criteria? Nee. Dat komt omdat de casuïstiek
eindeloos is. Maar de gehanteerde criteria zijn ook niet bepaald een lage drempel.
• En er zit een belangrijke waarborg aan vast, namelijk dat maatregelen als het bevriezen
van donaties of een verbod om donaties te ontvangen, alleen via de rechter kunnen
worden opgelegd.
• Rechters weten bovendien hoe om te gaan met het toepassen van dergelijke criteria
in concrete gevallen.
80.
(NSC) Bij de grijze zone: krijgen organisaties een waarschuwing van de burgemeester
voordat tot bevriezing wordt overgegaan? Hoe wordt die afweging gemaakt? Wanneer er
sprake is van een duidelijke aanleiding om onderzoek te starten en activiteiten stil
te leggen, wanneer vindt in het proces dan zo’n bevriezing plaats, en op basis van
welk misdrijf? Wordt een gewone stichting dan ook in staat gesteld om aan te tonen
dat deze wel binnen de grenzen van de wet zou handelen? Welke rechtsmiddelen heeft
een stichting? Hoe kan zij haar positie kenbaar maken?
• Deze vragen van NSC gaan over toepassing van het handhavingsinstrumentarium.
• We hebben gekozen voor een strenge norm. Er moet sprake zijn van ondermijning van
de democratische rechtstaat. Het grote belang van de rechtstaat wordt onderstreept
in de algemene bepaling in de Grondwet. Aan de norm is niet snel voldaan. De maatregelen
zijn bovendien in tijd beperkt.
• In de brief waarbij deze bijlage is gevoegd, is nader ingegaan op wat onder «ondermijning»
moet worden verstaan.
• Elke maatregel wordt vooraf door de rechter getoetst. Daarin zit dus een stevige waarborg
voor een maatschappelijke organisatie. Die kan zich dus ook voor de rechter verweren
tegen een maatregel.
• Wordt een maatregel opgelegd, dan kan de getroffen organisatie bovendien om opheffing
vragen.
• Wij achten dit houdbaar, ook vanuit het perspectief van het EVRM. Immers, er is een
gang naar de rechter. En er staan belangrijke waarborgen tegenover die in het EVRM-perspectief
houdbaar zijn: je mag als overheid maatregelen treffen om de eigen samenleving en
rechtstaat te beschermen. De maatregelen voldoen aan de eisen van proportionaliteit
(treft alleen uitzonderlijke situaties) en subsidiariteit (gaan niet verder dan nodig
om het doel te bereiken).
• De maatregelen zijn ook voorzienbaar. Weliswaar is de norm ondermijning een (gedeeltelijk)
open norm, maar deze wordt in de toelichting en in de jurisprudentie (onder meer uitspraken
die in het kader van de toepassing van 2:20 BW, het verbieden van organisaties zijn
gegeven) nader ingevuld. Dat mag volgens het EHRM.
81.
(GL-PvdA) Wanneer is sprake van ondermijning van de democratische rechtstaat door
antidemocratisch en anti-integratief gedrag?
82.
(CU) Als het bijvoorbeeld gaat over het begrip «antidemocratisch», wat bedoelen we
daar dan precies mee? Kan de Minister helderheid geven op de voorzienbaarheid? Kan
hij enige onduidelijkheid wegnemen door deze begrippen een materiële invulling te
geven?
• U kunt hierbij denken aan gedragingen van personen bij een stemlokaal om mensen dusdanig
te beïnvloeden en/of onder druk te zetten dat hun vrijheid van stemmen bij bijvoorbeeld
verkiezen wordt beperkt.
• Maar u kunt ook denken aan haatzaaien, intimidatie, isolatie, oproep tot antisemitisme,
moslimhaat, mensen weerhouden van mogelijkheden die de Nederlandse democratische rechtstaat
biedt. Hierdoor kan openbare orde onder druk komen te staan.
• In de brief waarbij deze bijlage is gevoegd, is nader ingegaan op wat onder «ondermijning»
moet worden verstaan.
83.
(DENK) Wat vindt de Minister ervan dat de wet enerzijds problematisch gedrag bestrijdt,
maar tegelijkertijd dit gedrag volgens de toelichting niet strafbaar hoeft te zijn.
Bij niet-strafbaar gedrag moet de overheid zeer terughoudend zijn. De overheid heeft
geen glazen bol waarmee ze kan voorspellen of problematisch gedrag daadwerkelijk tot
strafbaar gedrag leidt.
• In de brief waarbij deze bijlage is gevoegd, is nader ingegaan op wat onder «ondermijning»
moet worden verstaan.
C. Deponeringsplicht stichtingen
84.
(VVD) Hoe staat het met de Kamer van Koophandel? Zijn de systemen klaar voor de deponeringsverplichting
voor stichtingen en wanneer verwacht de Minister dat de wet van kracht kan gaan?
• De voorgestelde deponeringsverplichting van de Wtmo sluit aan bij bestaande deponeringsprocessen
voor jaarrekeningen bij de Kamer van Koophandel.
• De voorbereiding en implementatie zal in samenspraak met de Kamer van Koophandel tijdig
in gang worden gezet.
• Ik streef ernaar om de wet in werking te laten treden per 1 juli 2026.
85.
(CU) Waarom is gekozen voor een bewaartermijn van zeven jaar voor financiële gegevens
die de burgemeester kan opvragen? Zou het niet logischer zijn om aan te sluiten bij
de termijnen uit de Wet politiegegevens, nu de burgemeester een taak krijgt die daar
raakvlakken mee heeft?
86.
(SP) Kan de Minister de bewaartermijn van zeven jaar toelichten? Is deze lange termijn
niet riskant voor organisaties die het niet gewend zijn om grote hoeveelheden gegevens
veilig te bewaren?
• De zevenjaarstermijn is gebruikelijk in het Burgerlijk Wetboek voor het bewaren van
administratie van stichtingen en andere rechtspersonen.
• En de zevensjaarstermijn is ook gebruikelijk voor de bewaarplicht in het fiscale recht.
• Maar ik sta ervoor open om aan te sluiten bij de vijfjaarstermijn van de Wet politiegegevens,
omdat het gaat om de informatie die de burgemeester moet en mag bewaren.
• Het amendement op dit punt heb ik positief geapprecieerd, waarvoor ik verwijs naar
de brief waarbij deze bijlage hoort.
87.
(SP) Wat is de toegevoegde waarde bovenop artikel 2:297 BW?
• Artikel 297 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek geeft het Openbaar Ministerie de
bevoegdheid om informatie op te vragen bij de stichting in de volgende gevallen:
○ als er ernstige twijfel is of de stichting de wet of de statuten getrouw naleeft;
of
○ als het bestuur niet naar behoren wordt gevoerd.
• Toepassing van artikel 2:297 BW is gericht op het optreden tegen wanbeleid, wanbestuur
en het niet-naleven van statuten. Dat gaat vooral over het functioneren van de stichting
zelf.
• De bevoegdheid van de Wtmo daarentegen geldt specifiek voor het kunnen opvragen van
informatie bij vermoedens van ongewenste beïnvloeding door middel van financiering
door derden van ontwrichtende handelingen. Dit gaat dus meer over handelingen van
derden die externe invloed op de stichting hebben.
D. Rechterlijk bevel
88.
(VVD) Start het OM naar verwachting echt juridische procedures op basis van de zogenaamde
open norm die in het wetsvoorstel is geformuleerd? In de toelichting wordt geschreven
dat het hooguit zal gaan om twee zaken per jaar. Waarop baseert het kabinet dit?
• Laat ik voorop stellen: het gaat om ernstige zaken waarbij dit instrumentarium wordt
ingezet. Ik verwacht zeker dat het OM op basis van het voorstel aan de slag gaat.
• Op basis van de ervaringen met de verbodenverklaring van artikel 2:20 BW is de inschatting
gedaan dat het hooguit om enkele zaken per jaar gaat.
• In de brief waarbij deze bijlage is gevoegd, is nader ingegaan op wat onder «ondermijning»
moet worden verstaan.
89.
(NSC) Kan de Minister concreet aangeven wanneer activiteiten van organisaties de democratische
rechtsstaat klaarblijkelijk dreigen te ondermijnen?
90.
(VVD) Hoe zal de norm ondermijning in de praktijk worden toegepast?
91.
(VVD) Schat de Minister in dat het wetsvoorstel soelaas zou kunnen bieden voor het
type voorbeelden As-Soennah moskee; Samidoun, Hizb ut Tahrir en PFLP; Confucius Instituut?
92.
(SP) Wanneer is er precies sprake van ondermijning van de democratische rechtsstaat
of het openbaar gezag? Druist het niet in tegen het voorzienbaarheidsvereiste in dat
dit niet volstrekt helder is voor de maatschappelijke organisaties waar dit over gaat?
Anders biedt dit ruimte voor willekeur en ontstaat het risico dat een activiteit als
ondermijnend wordt gekwalificeerd als deze niet in lijn ligt met het overheidsbeleid.
Kan de Minister daarop reageren?
• In de brief waarbij deze bijlage is gevoegd, is nader ingegaan op wat onder «ondermijning»
moet worden verstaan.
93.
(VVD) «The proof of the pudding is in the eating». Is de Minister dat met ons eens?
Kan hij bevestigen dat er sprake zal zijn van scherpe monitoring van dit nieuwe instrument,
met tussentijds overleg met het OM? Weet hij of er ook binnen het OM wordt aangedrongen
op een richtlijn voor toepassing van deze wet?
• Ik ben dat met de VVD eens.
• We moeten gaan kijken hoe de toepassing van de Wtmo zich in de praktijk zal uitkristalliseren.
Ik ben bereid om in het kader van de monitoring ook met het OM te spreken.
• Ik ben ook bereid om tijdens regulier overleg met het college van PG’s dit onderwerp
(ook) onder de aandacht te brengen, zodat zij goed voorbereid met deze wet aan de
slag gaan. Ik geef de mogelijkheid van een richtlijn daarbij in overweging.
94.
(CU) Is het gigantische sleepnet dat we met deze wet optuigen niet eenvoudig te omzeilen
door bijv. een BV te gebruiken?
• Een BV is een commerciële rechtspersoon, gericht op het maken van winst. Er is een
aandeelhoudersvergadering en er moet jaarlijks een jaarverslag openbaar gemaakt worden.
Dat is toch iets anders dan een stichting of een vereniging met een ideële doelstelling.
• BV’s en NV’s hebben niet vaak met donaties te maken, maar vooral met investeringen
vanuit bijvoorbeeld aandeelhouders.
• Ik verwacht niet heel snel dat we een verschuiving gaan zien naar het gebruik van
BV’s.
• Ik zal dit uiteraard in het kader van monitoring en evaluatie goed in de gaten houden.
95.
(BBB) Niet voldoen aan een informatieverzoek van de burgemeester/OM zijn strafbaar
gesteld als overtreding in de WED. Dit is opzettelijk en niet een foutje. Wij gaan
er wel van uit dat de burgemeester en het OM niet bij vijf tientjes gaan aanbellen
met een verzoek om informatie. Hoe kijkt de Minister hiernaar?
• Dit klopt. Als je niet voldoet aan het verzoek van de burgemeester en het OM is dit
strafrechtelijk vervolgbaar.
• Het zal heel duidelijk zijn wanneer je aan een verzoek moet voldoen en wat je moet
verstrekken.
• Per ongeluk hier niet aan voldoen, lijkt dus niet goed voorstelbaar. Uiteraard zal
in het kader van de strafvervolging en evt. strafoplegging wel worden gekeken naar
de omstandigheden van het geval
96.
(BBB) Op pagina 32 van de memorie van toelichting staat: «op grond van het zesde lid
(van artikel 3) kan de burgemeester de rechter vragen om een bestuursverbod op te
leggen aan de bestuurder van een maatschappelijke organisatie als die herhaaldelijk
weigert aan het verzoek mee te werken. Maar in lid 6 staat: «die in ernstige mate
tekort is geschoten». Dat is niet helemaal hetzelfde. Graag duidelijkheid van de Minister.
• Het criterium «in ernstige mate tekort is geschoten» is het criterium zoals in de
wet neergelegd. In de toelichting is aangegeven dat daarvan (bijvoorbeeld) sprake
is, wanneer men herhaaldelijk niet meewerkt.
• De toelichting beoogt hier dus een nadere duiding te geven van het wettelijke begrip.
97.
(BBB) We zijn het eens met de toevoeging van het stakingsbevel als instrument, maar
wat is precies de bedoeling? Er staat dat het stakingsbevel is bedoeld om de ondermijning
of de gevolgen ervan zo veel mogelijk af te wenden of eventuele gevolgen tegen te
gaan. Dat is ook alweer iets ernstiger dan het niet voldoen aan het verzoek van de
burgemeester dan wel het OM tot transparantie. Ik zou daar graag een reflectie van
de Minister op willen.
• Er is nu geen wettelijk instrument beschikbaar om effectief de (financiële en andere)
middelen van maatschappelijke organisaties aan te kunnen pakken die met hun door donaties
of anderszins gefinancierde activiteiten de democratische rechtstaat ondermijnen of
dit klaarblijkelijk dreigen te doen.
• We willen hiermee de leemte die bestaat tussen het inzichtelijk maken van donaties
(waarin de Wtmo voorziet) en – als uiterste middel – het ontbinden en verbieden van
een organisatie waarvan het doel of de werkzaamheden in strijd zijn met de openbare
orde.
• We vullen hiermee ook bestaande mogelijkheden aan om bijvoorbeeld via het strafrecht
individuen en organisaties aan te pakken
• Dit instrument komt bovenop de mogelijkheid voor de burgemeester en het OM om informatie
op te vragen. Niet voldoen aan zo’n verzoek, hebben we ook voorzien van sancties (bestuursverbod,
last onder dwangsom). Dat is inderdaad een lichter instrumentarium.
98.
(PVV) Hoe ziet de Minister de mogelijkheid van een verbod op het ontvangen van bepaalde
donaties (in artikel 4a) in de praktijk? Onder welke voorwaarden kan zo’n verbod worden
opgelegd? Wat zijn die bepaalde donaties?
• Heel kort gezegd, maakt artikel 4a het mogelijk om een bevel aan een organisatie,
op te leggen door de rechter op voordracht van het OM, van bepaalde duur (maximaal
twee jaar), waarbij de organisatie zich moet onthouden van bepaalde activiteiten.
• De rechter kan, op voordracht van het OM, als bijkomende maatregelen opleggen:
− verval van gelden aan de Staat bij overtreding van het bevel in de vorm van een dwangsom;
− bevriezing van bepaalde tegoeden;
− verbod op ontvangst van bepaalde donaties; (denk hierbij aan een verbod op categorieën
donaties of donaties van bepaalde ontvangers);
− meldplicht aan het OM van bepaalde donaties/geldstromen; of
− (periodiek en op verzoek) inzicht verschaffen aan het OM in de financiële administratie.
• Maatregelen (bevel en bijkomende maatregelen) kunnen zo nodig ook cumulatief worden
opgelegd door de rechter, waardoor maatwerk mogelijk is.
• Een bevel met maatregelen kan worden getroffen wanneer er sprake is van «ondermijning
van de democratische rechtsstaat». In de toelichting is dit nader geduid, aan de hand
van: (1) ondermijning van statelijke instituties en (2) ondermijning van fundamentele
rechten.
• In de brief waarbij deze bijlage is gevoegd, is nader ingegaan op wat onder «ondermijning»
moet worden verstaan.
99.
(SP) Verzoek aan de Minister: kan voortaan niet beter inzichtelijk worden gemaakt
wat er na de consultatie en adviezen nog is veranderd?
• Naar aanleiding van de consultatie en adviezen is het niet ongebruikelijk om (forse)
wijzigingen door te voeren.
• Dit is in de Wtmo ook gedaan, juist ook om tegemoet te komen aan de soms terechte
kritiek die in de verschillende consultatiereacties en adviezen naar voren is gekomen.
• Hierover is ook verantwoording afgelegd, in de consultatieparagraaf.
100.
(SP) Hoe wordt voorkomen dat deze wet zo wordt uitgelegd dat in de praktijk enkel
specifieke organisaties met een bepaalde achtergrond worden aangepakt? De Minister
geeft in de toelichting aan dat dat niet gebeurt, maar voelt blijkbaar wel de noodzaak
dat te benoemen.
101.
(DENK) Wat te denken van het begrip «anti-integratief»? Ik heb het vermoeden dat deze
term vooral wordt gebruikt om mensen met een migratieachtergrond weg te zetten. Graag
een reflectie van de Minister op het voorgaande.
• Dit is geborgd door de voorname rol van de rechter en – bij het instrumentarium van
artikel 4a – de rol van het Openbaar Ministerie.
• De aangehaalde opmerking is onder meer gemaakt naar aanleiding van zorgen die in de
consultatie zijn geuit.
102.
(SP) Kan de Minister bevestigen dat de uitspraken op grond van artikel 4a openbaar
zullen zijn?
• Ja, we kennen het beginsel van openbaarheid van rechtspraak.
• Ik zie geen dringende reden om hier in dit geval een uitzondering op te maken.
• Dat doet deze wet dan ook niet.
103.
(SP) Rechtsbescherming: kan een maatschappelijke organisatie inzage krijgen in de
motivering van een informatieverzoek? Is voor een organisatie steeds duidelijk waarom
ze gevraagd wordt om inzage te verstrekken? Kan dat altijd gedeeld worden? Is vervolgens
bij het opleggen van een sanctie of maatregel, een dwangsom of bevriezing, steeds
duidelijk op basis waarvan dat gebeurt? Zijn er voldoende waarborgen om inzage te
krijgen in het dossier en om effectief bezwaar te kunnen maken en daartegen in beroep
te gaan?
104.
(VVD) Ik heb het idee dat de rechtsbescherming op dit moment effectief is door de
mogelijkheid van een voorzieningenrechter, door de mogelijkheid van hoger beroep.
Ik zou graag in antwoord op de vragen die de heer Van Nispen daar ongetwijfeld over
gaat stellen, van de Minister horen of daar nog iets aan toegevoegd zou moeten worden.
• Het is aan de burgemeester om te beoordelen in hoeverre de openbare orde vereist dat
er inzage wordt verstrekt over de achtergrond van het informatieverzoek.
• De burgemeester is bij het doen van het informatieverzoek uiteraard gebonden aan de
beginselen van goed bestuur zoals vastgelegd in de Algemene wet bestuursrecht, waaronder
de motiveringsplicht.
• Worden er maatregelen opgelegd, dan staat een gang naar de rechter open. De behandeling
bij de rechter is openbaar.
• De burgemeester is bovendien verantwoording verschuldigd aan de gemeenteraad over
de inzet van de bevoegdheid om informatie op te vragen (artikel 180 Gemeentewet).
• Ten aanzien van artikel 4a: het Openbaar Ministerie zal een verzoekschrift indienen
met de gronden om een stakingsbevel te vragen, met eventueel aanvullende maatregelen.
• De maatschappelijke organisatie zal zich hiertegen kunnen verweren via een verweerschrift
en ook tijdens de zitting bij de rechter.
105.
(D66) Dan het type organisatie waar het over gaat. Hoe kan met dit wetsvoorstel dreigende
ondermijning worden aangepakt door bijvoorbeeld een (in nota van wijziging genoemde)
criminele organisatie of statelijke actoren die trollen inzetten, die dat niet doen
via een vereniging of stichting in Nederland?
• Dit wetsvoorstel ziet op maatschappelijke organisaties die vallen binnen de reikwijdte
van artikel 1 Wtmo.
• Als er sprake is van criminele activiteiten of ondermijning vanuit georganiseerde
verbanden die niet handelen vanuit een maatschappelijke organisatie, dan zal gebruik
moeten worden gemaakt van het reguliere strafrechtelijk of bestuursrechtelijk arsenaal.
• Als er sprake is van een maatschappelijke organisatie, geldt ten aanzien van «dreigende
ondermijning» dat er aanleiding van het advies van de RvS ook verder is verduidelijkt
dat ook klaarblijkelijk dreigende ondermijning onder het voorstel moet vallen.
• We willen niet wachten totdat het leed is geschied. Tegelijk: de drempel ligt ook
hier hoog. De term «klaarblijkelijk» betekent dat er hele duidelijke aanwijzingen
moeten zijn dat ondermijning zal gaan plaatsvinden, en ook op afzienbare termijn.
106.
(D66) De Raad van State zegt in het advies over de nota van wijziging dat de invulling
die de toelichting aan de norm «ondermijning van de democratische rechtstaat» geeft,
bestaat uit uiteenlopende voorbeelden en maatstaven die eveneens een weinig eenduidige
interpretatie kennen. Wat heeft kabinet nu gewijzigd in de definitieve wettekst naar
aanleiding van dit advies?
• Naar aanleiding van het advies van de Raad van State, hebben wij de nodige aanpassingen
gedaan.
• Advies RvS: de gebruikte norm «ondermijning van de democratische rechtsstaat en van
het openbaar gezag» is onduidelijk. De term «klaarblijkelijke dreigende ondermijning»
gaat volgens de Afdeling te ver.
• Naar aanleiding hiervan is in de nota van toelichting de notie «ondermijning van de
democratische rechtsstaat» verder toegelicht, aan de hand van: (1) ondermijning van
statelijke instituties en (2) ondermijning van fundamentele rechten. Verder is ook
toegelicht waarom het belangrijk is dat ook dreigende ondermijning kan worden aangepakt.
• Overigens is onder meer de vervallenverklaring van gelden naar aanleiding van het
kritische advies van de RvS geschrapt als mogelijke maatregel.
E. Overig
107.
(VVD) Ik wil de Minister vragen wanneer hij verwacht de afspraak in het regeerakkoord
uit te voeren om te onderzoeken of een slim verbod mogelijk is op dergelijke financiering
[van één specifiek buitenlands regime zoals een door Diyanet gefinancieerde moskee]?
• Er kan inderdaad al een hoop op basis van bestaande wetgeving.
• Maar in elk geval een individuele organisatiegerichte aanpak en zicht op donaties
ontbraken nog. Hierop richt zich Wtmo.
• Naast de Wtmo heb ik twee inventarisaties in voorbereiding, namelijk:
1. Hoe andere landen in de EU omgaan met organisaties die mogelijke banden hebben met
terroristische organisaties, waarbij ook specifiek wordt gekeken welke mogelijkheden
zij hebben tot het verbieden van deze organisaties.
2. Welke maatregelen andere landen nemen om ongewenste buitenlandse financiering tegen
te gaan.
• Als uit deze inventarisaties blijkt dat er nog onvoldoende middelen zijn om effectief
op te kunnen treden, zullen we passende aanvullende maatregelen nemen.
• Over de uitkomsten zal ik uw Kamer in het voorjaar van 2025 informeren.
108.
(VVD) Er is, rond de POCOB, de afspraak gemaakt dat we meer diplomatieke informatie
zouden krijgen over eventuele ondermijnende activiteiten vanuit het buitenland of
financiering vanuit de Golfstaten. Kan de Minister die informatie met de Kamer delen?
• Ik neem aan dat u doelt op de Note verbales.
• Het kabinet deelt sinds 2018 informatie over note verbales met de Kamer.
• Hierbij gaat het om een diplomatieke nota van een ambassade van een land zoals een
Golfstaat aan het Ministerie van Buitenlandse Zaken waarin melding wordt gemaakt van
een Nederlandse organisatie die bij het desbetreffende land een aanvraag voor financiering
heeft gedaan.
• Sinds de totstandkoming van de mondelinge bilaterale afspraken met de Golfstaten over
transparantie van financieringsaanvragen vanuit Nederland is het aantal ontvangen
note verbales beperkt.
109.
(VVD) Hoe staat het met de uitvoering van mijn drie aangenomen moties (Kamerstuk 35 228, nr. 8, Kamerstuk 32 824, nr. 427 en Kamerstuk 32 824, nr. 432
) om te komen tot een juridische definitie van problematisch gedrag?
• De Staatssecretaris voor Participatie en Integratie heeft aangegeven te verkennen
of het mogelijk is uw moties inzake de juridisering van problematisch gedrag meer
specifiek op sectorniveau vorm te geven zijn. Aangezien het komen tot één brede definitie
niet mogelijk is.
• Hiertoe zal hij een juridische verkenning laten uitvoeren. Mijn ministerie en het
Ministerie van BZK zullen hierbij worden betrokken.
110.
(VVD) Kan de Minister met de Minister van Buitenlandse Zaken buitenlandse regimes
steviger aanspreken daar waar een ondermijnende agenda gefinancierd wordt?
• Laat ik beginnen met zeggen dat financiering van een ondermijnende agenda niet acceptabel
is.
• Waar het gaat om ongewenste buitenlandse financiering bijvoorbeeld uit de Golfstaten,
blijft Buitenlandse Zaken in gesprek met de Golfstaten.
• Daarbij blijven we duidelijk maken dat financiering die in Nederland kan bijdragen
aan problematisch gedrag onwenselijk is.
• Het al dan niet toekennen van een concrete financieringsaanvraag blijft een beslissing
van de autoriteiten van het desbetreffende land.
• Daarnaast wordt, door mijn ministerie, met enige regelmaat in internationaal verband
aandacht gevraagd voor ongewenste buitenlandse financiering. Met name binnen Europa
heeft Nederland andere EU-lidstaten gewezen op het risico van ongewenste buitenlandse
financiering en is van gedachten gewisseld over mogelijke oplossingen.
111.
(VVD) Hoe worden gemeenten ondersteund die met zorgelijke signalen worstelen? Hoe
zit het met de, rondom de POCOB opgerichte, al een tijd slapende taskforce? Hoe worden
signalen naar aanleiding van diplomatieke informatie en onderzoeken van de AIVD nu
tussen ministeries en gemeenten gedeeld? Is de Minister bereid om samen met zijn collega
van SZW snel een besluit te nemen over de positionering en het voortbestaan van de
taskforce?
• In oktober 2023 heeft de toenmalig Minister van SZW uw Kamer geïnformeerd over het
stopzetten van de Taskforce Problematisch gedrag en ongewenste buitenlandse financiering.
• Daarbij is aangegeven dat al sinds april 2021, vanwege het ontbreken van wettelijke
grondslagen bij het merendeel van de partners, geen sprake meer is van casuïstiek
behandeling.
• Signalen uit diplomatieke informatie of onderzoeken kunnen alleen gedeeld worden tussen
overheidsinstellingen die daarvoor een wettelijke grondslag hebben.
• De betrokken departementen zijn blijven samenwerken in de aanpak van problematisch
gedrag en buitenlandse financiering, maar binnen hun eigen wettelijke grondslag en
niet onder de noemer van de Taskforce.
• Deze vorm van samenwerking past ook beter bij het veranderde dreigingsbeeld, namelijk dat de dreiging voor de democratische rechtsorde die uitgaat van de salafistische
beweging als geheel beperkt is, en bij de behoeften van gemeenten aan ondersteuning. Zie op dit punt ook de brief
waarbij deze bijlage hoort.
112.
(D66) Welke ruimte geven we het kabinet met dit wetsvoorstel om bij AMVB dingen te
regelen over anonieme donaties?
• Het is nog open of dan wel in welke mate straks anonieme donaties onder de Wtmo zullen
voorkomen. Dat is inherent aan de door de Wtmo bestreken geldstromen.
• Een aantal fracties heeft er terecht op gewezen dat anonieme donaties kunnen worden
gebruikt om de Wtmo te omzeilen.
• Dat geldt met name als anonieme donaties ook nog opgeknipt worden om zo onder de grens
van € 15.000 te blijven. Deze grens wordt door een amendement voorgesteld.
• De delegatiegrondslag in artikel 6 biedt de mogelijkheid om hier bij AMvB nadere regels
over te stellen.
• Het is geen ongeclausuleerde AMvB grondslag. Er is een limitatief rijtje onderwerpen
opgenomen in artikel 6 waar de AMvB over mag gaan.
113.
(DENK) Waarom wordt salafisme er als specifieke stroming uitgelicht? Waarom wordt
geen enkele andere stroming van andere religies zelfs maar genoemd?
• Allereerst: de Wtmo is ideologie neutraal.
• Ik herken niet het beeld dat salafisme wordt uitgelicht.
• Salafisme wordt genoemd in het kader van het Dreigingsbeeld Terrorisme Nederland uit
2020 in de memorie van toelichting.
• Zoals ik eerder heb aangegeven in de beantwoording van vragen 35 en 36 van de VVD,
is het dreigingsbeeld sindsdien veranderd.
• Zie op dit punt ook de brief waarbij deze bijlage hoort.
114.
(DENK) Waarom zwijgt de Minister over buitenlandse inmenging uit bijvoorbeeld Israël?
• Ik herken het beeld niet dat Nederland zwijgt over inmenging vanuit Israël.
• Zo heeft het kabinet naar aanleiding van het rapport dat door het Israëlische Ministerie
van Diaspora en Antisemitismebestrijding via sociale media is verspreid over de rellen
in Amsterdam, de Israelische autoriteiten over deze gang van zaken aangesproken.
• Hierover is uw Kamer in november geïnformeerd.
115.
(SGP) Geeft de Minister zich rekenschap van de gevolgen voor de financiële positie
van goede doelen en voor de mogelijkheden voor goede doelen en instellingen om hun
waardevolle taken te blijven uitvoeren?
• Hierop bestaat geen concreet zicht. De categorie «maatschappelijke organisaties» is
enorm divers, in omvang, financiële positie en activiteiten, waardoor de effecten
van de Wtmo heel uiteenlopend kunnen neerslaan.
• Juist daarom ben ik bereid deze aspecten mee te nemen bij de evaluatie van de Wtmo.
• Ik zie overigens geen aanwijzingen dat de Wtmo goede doelen zou beletten hun taken
te blijven uitoefenen.
116.
(NSC) Kan de Minister aangeven of de toezegging over de evaluatie van de wet na vijf
naar nog staat, los van de vraag of de amendementen worden aangenomen of niet?
• Ja, die toezegging staat.
117.
(SGP) Wat de SGP betreft moet de aanpak van ongewenste buitenlandse financiering van
maatschappelijk organisaties veel risicogerichter vormgegeven worden. Is de Minister
bereid te verkennen of een uitzondering voor laag-risico organisaties ook bij dit
wetsvoorstel gemaakt kan worden?
• We kiezen voor een organisatiegerichte aanpak, waarbij we een gelijke maatstaf voor
iedereen hanteren.
• Ik zie niet goed hoe we onderscheid zouden kunnen maken tussen hoog- en laag risico
organisaties.
• Wat voor een objectiveerbare risicobepaling kan helpen, is een objectief onderscheid
maken naar grootte van de ontvangen donaties (zoals werd voorgesteld in amendement
SGP/CU).
• We kunnen niet aansluiten bij bestaande instrumenten, zoals doorlopende controle op
rechtspersonen, omdat die gericht is op financieel-economische criminaliteit en niet
op ondermijnende of orde verstorende acties.
118.
(D66) Er zijn ook allerlei organisaties of soms bedrijven die direct gelieerd zijn
aan politieke partijen, maar dat zijn geen formele neveninstellingen. Vallen die wel
onder de reikwijdte van deze wet?
• Politieke partijen en hun neveninstellingen als bedoeld in artikel 1, onderdeel b,
respectievelijk onderdeel f, van de Wet financiering politieke partijen zijn uitgesloten
van deze wet.
• Gaat het om maatschappelijke organisaties die politiek actief zijn die buiten deze
definitie, dan vallen ze onder de reikwijdte van de Wtmo.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
D.M. van Weel, minister van Justitie en Veiligheid