Brief regering : Kabinetsreactie op het advies van de Commissie Van Dam over de voortgang van de hersteloperatie
36 708 Toeslagen
Nr. 1
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 14 maart 2025
De toeslagenaffaire heeft een enorme impact gehad op het leven van veel Nederlanders.
Om gedupeerde ouders, jongeren en kinderen zo snel en zo goed mogelijk te helpen is
de hersteloperatie Toeslagen opgezet. De afgelopen jaren is er veel gedaan om recht
te doen aan herstel en, waar mogelijk, te werken aan het herstel van het vertrouwen
in de overheid.
Het kabinet heeft de ambitie om het financieel herstel voor gedupeerde ouders uiterlijk
in 2027 af te ronden. Er wordt door alle betrokkenen hard gewerkt om die ambitie te
halen en meerdere onderdelen lopen op koers. Zo heeft op 31 december 2024, 92% van
de gedupeerde ouders een vooraankondiging of een definitieve beschikking van de integrale
beoordeling (IB) ontvangen. Gemiddeld is aan deze ouders – in de eerste toets en IB
– € 40.700 toegekend. Voor alle ouders zal eind 2025 de IB zijn afgerond. Voor vrijwel
alle gedupeerden zijn – voor zover de schulden daarvoor in aanmerking komen – de publieke
schulden kwijtgescholden en zijn betalingsachterstanden op private schulden zoveel
mogelijk afgelost. Bovendien heeft een groot deel van de kinderen van gedupeerde ouders
inmiddels een tegemoetkoming ontvangen. Hiermee zijn belangrijke stappen gezet om
gedupeerde gezinnen voorbij het onrecht te helpen.
Ondanks de grote inspanning van alle betrokkenen binnen de hersteloperatie om gedupeerden
zo snel en volledig als mogelijk te compenseren, ziet het kabinet dat de bredere ambitie
onder druk staat. Op onderdelen is het proces vastgelopen. Zo blijven de wachttijden
bij bezwaren en behandeling van aanvullende schade een zorgpunt, is het aanleveren
van dossiers nog altijd niet op niveau, worden wettelijke termijnen stelselmatig niet
gehaald en geven zowel ouders als gemeenten aan knelpunten te ervaren in de brede
ondersteuning. Daarmee helpt de hersteloperatie juist de zwaarder getroffen groep
gedupeerden nog onvoldoende voorbij het onrecht.
Het kabinet ziet dan ook dat de hersteloperatie niet op alle punten goed loopt en
dat de regie versterkt dient te worden. Er is een doorbraak nodig, om de knelpunten
die er nu zijn in de hersteloperatie op te lossen en om de hiervoor genoemde ambitie
te realiseren. Daarom is de commissie Van Dam gevraagd om een spoedadvies uit te brengen
over de voortgang van de hersteloperatie.
Op 23 januari zond ik uw Kamer het rapport van de commissie Van Dam, «Minder beloven,
meer doen».1 Het kabinet is de commissie erkentelijk voor haar in korte tijd uitgebrachte advies.
De commissie komt in haar advies tot een aantal stevige conclusies. Het advies houdt
een spiegel voor en draagt constructief bij aan het denken over maatregelen om te
komen tot een doorbraak op het gebied van de knelpunten die de commissie constateert.
De commissie noemt in haar advies een aantal knelpunten, dat ertoe leidt dat de hersteloperatie
op een aantal essentiële onderdelen niet voldoende functioneert. Zo constateert de
commissie dat de overheid meer heeft beloofd dan zij kan waarmaken en dat de juridische
kwaliteit van het gehele proces onvoldoende is. Bovendien schetst de commissie dat
de overheid hierdoor het vertrouwensbeginsel en het recht op een zorgvuldige en eerlijke
procedure schendt. Het is, aldus de commissie, in een rechtsstaat onacceptabel dat
toezeggingen worden gedaan en verwachtingen worden gewekt die steeds niet waargemaakt
worden.
Het kabinet onderschrijft deze constateringen en hecht dan ook waarde aan de titel
van het rapport, «minder beloven, meer doen». Dat vereist prioritering en transparantie
over wat wel en (nog) niet gedaan wordt. Het kabinet ziet het dan ook als belangrijkste
taak om zo snel mogelijk knelpunten in de afhandeling van het financieel herstel weg
te nemen.
Het kabinet sluit zich ook aan bij een andere constatering van de commissie, namelijk
dat de hersteloperatie voor velen door de jaren heen een onoverzichtelijke en onuitvoerbare
kluwen is geworden. Wij vinden het belangrijk om te kijken waar, in de lijn van het
advies, vereenvoudigingen in het proces kunnen worden aangebracht, zonder de hersteloperatie
volledig om te gooien. Dit laatste kan immers averechts werken en een verdere vertraging
betekenen. Het kabinet ziet vier grote thema’s waarop een doorbraak noodzakelijk is;
de aanvullende schaderoutes, dossiers & bezwaren, brede ondersteuning en intensieve
ondersteuning.
Uw Kamer wordt met deze brief geïnformeerd over de stappen die nu gezet worden om
– met dit advies in de hand – verbeteringen aan te brengen in de hersteloperatie.
Daarbij zet het kabinet in op rechtdoen waar onrecht is aangedaan, uitlegbaarheid
en uitvoerbaarheid. Een aantal maatregelen wordt op korte termijn ingezet. Andere
maatregelen zijn complexer en vragen meer gedegen uitwerking, samen met relevante
stakeholders. Alle maatregelen worden met grote urgentie in gang gezet.
Aanpak van verstoppingen dossiers en bezwaren
Een van de belangrijkste knelpunten waar een doorbaak nodig is, is de verstopping
bij het samenstellen van dossiers en afhandelen van bezwaren. Ouders moeten te lang
wachten op hun dossier en voor de bezwaarafhandeling zijn wachtrijen te lang. Het
is noodzakelijk om stevige en gerichte ingrepen te doen om deze opstoppingen op te
lossen. Hieronder leest u welke maatregelen ingezet of verder uitgewerkt worden om
tot een doorbraak te komen.
Dossiers
Het kabinet erkent het recht op informatie van ouders volledig. Dat betekent dat informatie
niet alleen beschikbaar is, maar ook dat daar een heldere uitleg bij hoort, ook al
in de fase van de IB. Hoewel een belangrijk deel van de informatie over de beoordeling
standaard bij de IB wordt verstrekt, is er meer nodig. Mede daarom zijn reeds verschillende
verbetermaatregelen in gang gezet om in 2025 ruim 10.000 dossiers te verstrekken,
waarvan een deel beschikbaar is voor de IB-fase. Dit is een forse opschaling ten opzichte
van eerdere jaren, maar is nog niet genoeg om alle ouders die verzoeken om hun dossier
reeds tijdens de IB-fase van alle informatie uit het dossier te voorzien.
Om de verstrekking van dossiers te versnellen gaat het kabinet individuele dossiers
ongelakt aan de advocaat van een gedupeerde verstrekken als we met de betreffende
advocaat afspraken kunnen maken over de vertrouwelijkheid van het dossier. Daarnaast
zullen dossiers ongelakt aan gedupeerden worden verstrekt, tenzij uit een marginale
toets blijkt dat er onderdelen gelakt moeten worden. Bijvoorbeeld omdat de belangen
van derden om deze in dit geval niet te verstrekken, zwaarder wegen. Deze onderdelen
zullen dan alsnog worden gelakt voordat het dossier wordt overhandigd. Over de juridische
implicaties is gesproken met de Autoriteit Persoonsgegevens. Momenteel treft de Uitvoeringsorganisatie
Herstel Toeslagen (UHT) voorbereidingen hiervoor. Om deze stap te laten leiden tot
daadwerkelijke tijdwinst in de verstrekking van dossiers, wordt bovendien in kaart
gebracht hoe dit proces eruit ziet en hoe verstrekking van het dossier te versnellen.
Tot slot heeft de Commissie Van Dam ook geadviseerd om te stoppen met verstrekken
van het persoonlijk dossier. Dit type dossier bevat veel informatie die geen betrekking
heeft op de beoordeling van wat er in het verleden precies fout is gegaan en óf een
ouder gedupeerd is. Het verzamelen van deze informatie is zeer tijdrovend en past
niet logisch binnen de rechtsgang in de hersteloperatie. Daarom nemen wij deze aanbeveling
om direct te stoppen met het samenstellen en verstrekken van het persoonlijk dossier
over. UHT gaat, zodra de capaciteit het toelaat, ouders of hun gemachtigden met een
openstaand verzoek benaderen om op basis van de huidige informatiebehoefte het ouderdossier
of specifieke documenten aan te bieden.
Bezwaarschriften
Om de verstopping rondom de bezwaarafhandeling verder aan te pakken neemt het kabinet
verschillende maatregelen. De eerste inzet is om te voorkomen dat ouders zich genoodzaakt
voelen om een bezwaar in te dienen. En als ouders toch in bezwaar gaan, dan moeten
medewerkers in de uitvoering tijdens het hele bezwaarproces meer ruimte krijgen om
te luisteren naar de ouder. De inzet is om in overleg met de ouder of vertegenwoordiger
er samen uit te komen. Hiervoor kan het soms nodig zijn een stap vooruit te zetten,
in plaats van vast te houden aan het uitlopen van het bezwaarproces. Deze meer «responsieve»
bezwaarbehandeling wordt op zo kort mogelijke termijn in de praktijk gebracht. Dit
moet enerzijds leiden tot meer tevredenheid bij de ouder en anderzijds de druk verderop
in het bezwaar- en beroepsproces verlichten.
Om ouders die wachten op de behandeling van hun bezwaar sneller te helpen, adviseert
de commissie om een prioritering te maken in de werkvoorraad. Het kabinet neemt dit
advies over. Op dit moment zijn er bijvoorbeeld 2.200 bezwaarzaken waarbij het geschil
in de IB gaat over het antwoord op de vraag of een belanghebbende kwalificeert als
gedupeerde. UHT zal in afstemming met de Bezwaarschriftenadviescommissie (BAC) uitwerken
hoe deze bezwaren zo spoedig mogelijk opgepakt kunnen worden.
Daarnaast bekijkt het kabinet op welke manier de instroom van bezwaarzaken richting
de BAC kan worden beperkt. Omdat meer wordt ingezet op responsieve bezwaarafhandeling
wil het kabinet de taak van de BAC herbezien. Hierbij wordt ook gekeken of de ervaring
van de Commissie van Wijzen van toegevoegde waarde kan zijn in deze fase in het proces.
Uitgangspunt is dat zoveel mogelijk kennis en kunde van de BAC wordt gebruikt en een
aanzienlijke versnelling in de behandeling van bezwaarschriften door UHT wordt behaald.
Consequenties overschrijden van beslistermijnen
Het kabinet is het eens met de constatering van de commissie dat de dwangsommen bij
het overschrijden van de wettelijke beslistermijnen binnen de hersteloperatie hun
doel voorbij schieten. Als een beslistermijn door UHT wordt overschreden, kan de ouder
UHT in gebreke stellen zodat een bestuurlijke dwangsom wordt verbeurd en bij de rechtbank
een beroep tegen niet tijdig beslissen (BNTB) indienen. Degenen die zo’n beroep instellen,
worden eerder door UHT geholpen dan ouders die al (veel) langer geleden een aanvraag
hebben ingediend maar geen BNTB hebben ingediend. Dit heeft een ontwrichtend effect
op de hersteloperatie. Doordat bij sommige onderdelen van de hersteloperatie het aantal
BNTB’s groter is dan de behandelcapaciteit, ontstaat een vicieuze cirkel: voor aanvragers
is er een prikkel tot het indienen van een BNTB om te voorkomen dat andere aanvragers
eerder aan de beurt komen. Dit heeft tot effect dat de aanvragen van andere aanvragers
later behandeld worden en er voor hen op hun beurt ook een prikkel is om een BTNB
in te dienen. Om dit tegen te gaan worden maatregelen op zowel korte als langere termijn
genomen.
Binnen de bestaande rechtsruimte worden de mogelijkheden verkend om dwangsommen te
voorkomen, bijvoorbeeld door duidelijke zaken versneld af te doen. Bezien moet worden
of er een eerlijker behandelvolgorde bij bezwaren mogelijk is door bezwaren waarvan
de gronden al zijn aangevoerd sneller te behandelen dan bezwaren waarin nog geen of
maar een deel van de gronden is aangevoerd. Ook zullen in de uitvoering de mogelijkheden
ten volle benut worden om op grond van de Algemene wet bestuursrecht beslistermijnen
eerder op te schorten.
In lijn met het advies van de commissie wil het kabinet bovendien de rechtsmogelijkheden
onderzoeken om dwangsommen, bij een BNTB in het kader van de hersteloperatie, af te
schaffen. Daarnaast wordt onderzocht welke alternatieve maatregelen er ingezet kunnen
worden om te voorkomen dat BNTB’s en bijbehorende dwangsommen knellen met de behandelvolgorde
binnen de hersteloperatie.
De meeste maatregelen op het gebied van dossiers, bezwaren en dwangsommen vragen de
komende periode nog veel uitwerking. Ouders, advocaten en andere relevante stakeholders
worden daar nauw bij betrokken.
Compensatieproces van aanvullende schade
Het tweede onderdeel waar een doorbraak nodig is, is de compensatie van aanvullende
schade. Het kabinet onderschrijft de constatering van de commissie dat het stelsel
voor het vergoeden van aanvullende schade anders moet, binnen de grenzen van wat uitvoerbaar,
juridisch houdbaar is en binnen de huidige budgettaire kaders past. Voor het kabinet
blijft van belang dat aanvullende schadevergoeding op een uitlegbare wijze gebeurt.
Uitlegbaar naar de samenleving – doordat het systeem transparant en met de juiste
governance is ingericht – en naar ouders, doordat het systeem begrijpelijk is en met
voldoende snelheid werkt.
Het kabinet omarmt ten zeerste het advies van de commissie om het schadevergoedingsstelsel
te vereenvoudigen. Daar hoort bij dat wordt gewerkt met één uniform schadekader met
forfaitaire vergoedingen op basis van de uitgangspunten van het civiele schaderecht,
waarna de uitkomst in beginsel wordt vastgelegd in een vaststellingsovereenkomst (VSO).
De commissie adviseert aan te sluiten bij het schadekader van SGH. Het kabinet neemt
dit als vertrekpunt en zal het uniforme forfaitaire schadekader na externe validatie
vaststellen. Wij delen het uitgangspunt dat in de hersteloperatie ruimte moet zijn
voor het vergoeden van complexe schade, maar zien ook in dat dit in een schaalbaar
stelsel eerder de uitzondering dan de regel dient te zijn. Het kabinet streeft ernaar
dit kader binnen drie maanden vast te stellen.
Het kabinet neemt het advies over om te werken met twee schaderoutes. De route van
(Gelijk)waardig Herstel, waarvoor de bestaande SGH-methodiek het uitgangspunt vormt
(route A), en de zelfstandige route, waarin de ouder zelf of met behulp van een gemachtigde
de schade aannemelijk maakt (route B). In de ontwikkeling hiervan worden de lessen
uit eerdere pilots en schaderoutes meegenomen. Daarbij blijft voor ouders het recht
– maar niet de plicht – op rechtsbijstand overeind.
Ouders met complexe schade moeten ook binnen de hersteloperatie terecht kunnen voor
compensatie. Tegelijkertijd is het omwille van de uitvoerbaarheid onwenselijk als
ouders rechtstreeks naar de (nog te vormen) route voor complexe schade gaan, zonder
eerst een schaderoute (A of B) te hebben doorlopen. Daarom is het uitgangspunt om
in eerste instantie een stelsel uit te werken waarin ouders via schikkingsroute A
of B al dan niet bij de schikkingsroute voor complexe schade uitkomen. Het doel is
dat deze complexe schaderoute zich uitsluitend kan richten op complexe casuïstiek.
In de verdere ontwikkeling van dit stelsel zal met name de juridische houdbaarheid
van deze routering verder onderzocht worden. Ook adviseert de Commissie om na een
mislukte schikking de afhandeling van de schade alsnog via een beschikking af te doen.
De verhouding van dit advies met de Wet hersteloperatie toeslagen vergt nadere bestudering.
Centraal blijft daarnaast de vraag in welke gevallen sprake is van een complexe situatie/post,
wie dat bepaalt en op welk moment in het proces, en of gedupeerden meerdere routes
zouden moeten kunnen bewandelen of dat overstapregels nodig zijn om dubbele belasting
van routes te voorkomen. Daar is op dit moment nog geen eenduidig antwoord op te geven.
De beantwoording van dit vraagstuk loopt mee in de doorontwikkeling van het uniforme
schadekader.
Het ontwikkelen van het uniforme schadekader, het uitwerken van route B en de route
voor complexe schade krijgen de hoogste prioriteit. Het kabinet houdt daarbij oog
voor de uitlegbaarheid door de relatie tussen de geleden schade en de toeslagenaffaire
zo goed mogelijk te borgen. Door vooraf heldere kaders te stellen en de onafhankelijkheid
en kwaliteit van de schadebeoordeling te borgen, kan de rol van het Ministerie van
Financiën vervolgens zo veel mogelijk worden beperkt tot het ondertekenen van vaststellingsovereenkomsten.
Het kabinet onderschrijft de visie van de commissie dat de methode van SGH van grote
waarde kan zijn voor veel gedupeerde ouders. Het kabinet heeft veel waardering voor
het werk van de stichting. Daarom wil het kabinet volop blijven inzetten op deze methode.
Tegelijkertijd delen wij met de commissie de zorgen over de opschaling van deze route.
Er ligt nog een enorme opgave bij de uitvoering van de schadeanalyses. Het kabinet
wil zich samen met SGH inspannen de knelpunten in opschaling zo snel mogelijk te verhelpen.
Ook daar speelt de gezamenlijke ambitie de controlerende rol van het ministerie terug
te schalen een belangrijke rol. Ook wordt ingezet op het gezamenlijke werven van Luisterend
Schrijvers.
Het kabinet benadrukt dat SGH in anderhalf jaar tijd een indrukwekkende groei heeft
doorgemaakt. SGH is een groeiende, lerende organisatie die een steeds grotere rol
en verantwoordelijkheid verdient en heeft gekregen in de hersteloperatie. Het kabinet
heeft er vertrouwen in dat SGH en het Ministerie van Financiën deze groei kunnen doorzetten.
De commissie Van Dam stipt terecht aan dat de schaalbaarheid en governance van SGH
aandachtspunten zijn. Om de opschaling van SGH te faciliteren en om mogelijk te maken
dat het Ministerie van Financiën een terugtrekkende beweging maakt bij het beoordelen
en controleren van schade, acht het kabinet het noodzakelijk de governance van SGH
te versterken. Het kabinet treedt daarom in overleg met SGH teneinde hier gezamenlijk
concrete stappen in te zetten, zodat ook aan deze voorwaarden voor een uitlegbaar
stelsel kan worden voldaan.
Overgang naar een nieuw stelsel
Om ouders de tijd te geven zich te oriënteren en te zijner tijd te melden, wordt voor
alle ouders een aanmelddeadline van minstens 1 juli 2025 gehanteerd, of zes maanden
na het onherroepelijk worden van de IB. De ontwikkeling van het centrale aanmeldportaal
gaat onverminderd door.
Gelet op het spoedadvies komt de digitale route te vervallen als separate route voor
ouders om schade vergoed te krijgen. Deze route bevond zich nog in de pilotfase. Ouders
die op dit moment in dit traject zitten, worden in de gelegenheid gesteld hun traject
af te ronden of te kiezen voor een ander traject. De aanpak en methode van schadevergoeding
via de Regieroute VSO en via mediation in een bezwaartraject, blijft vooralsnog behoren
tot de mogelijkheden. Het kabinet onderzoekt of en zo ja hoe, deze methodes een plaats
krijgen binnen het toekomstige schadestelsel.
Brede ondersteuning
Gemeenten spelen een belangrijke rol in de hersteloperatie. Zij staan immers in direct
contact met gedupeerde gezinnen en kunnen daardoor goed inspelen op de persoonlijke
(gezins-)situatie en hulpbehoeften. Voor ouders is het belangrijk dat zij kunnen vertrouwen
op ondersteuning vanuit de gemeente. Het kabinet is de gemeenten en de VNG dan ook
erkentelijk voor de rol die zij hierin spelen.
Het kabinet voelt zich sterk verantwoordelijk voor de brede ondersteuning en is van
mening dat naar aanleiding van de adviezen van de commissie Van Dam op de brede ondersteuning
een doorbraak nodig is. Het ouderbelang moet hierbij steeds voorop staan. De commissie
signaleert dat de verschillen in de brede ondersteuning tussen gemeenten wringen met
het gelijkheidsbeginsel en zorgen voor veel frustratie bij ouders. Daarom adviseert
de commissie om het kader, waarbinnen gemeenten toeslagenouders helpen, te harmoniseren
en vast te leggen. Zo ontstaan er minder onuitlegbare verschillen in de uitvoering.
Het kabinet omarmt het voorstel van de Commissie om hierbij de 35 gemeenten met relatief
veel toeslagenouders het voortouw te laten nemen in de gesprekken met de Rijksoverheid.
Het kabinet benadrukt dat in mei 2024 reeds aanvullende bestuurlijke afspraken tussen
het Rijk en de VNG zijn gemaakt met als doel om de verschillen tussen gemeenten te
verkleinen en de focus meer op de hulpverlening te leggen. Deze zijn geland in een
wijziging van de wet per 1 januari jl. en is in nauw overleg met ervaringsdeskundigen,
gemeenten, de VNG en SZW tot stand gekomen. Met deze belangrijke wijziging is bewerkstelligd
dat het proces en de doorlooptijd van de brede ondersteuning in elke gemeente gelijk
is. Tevens is de rol van materiële verstrekkingen binnen de brede ondersteuning verduidelijkt.
Zo kunnen gemeenten de focus leggen op belangrijke ondersteuning op de vijf leefgebieden,
met als belangrijkste doel een steun in de rug te krijgen om verder te kunnen gaan
met het leven.
Het kabinet wil de komende periode, samen met gemeenten en de VNG, bezien hoe de brede
ondersteuning beter aangesloten kan worden op de vorderingen in het financieel herstel.
Hierbij willen we onderzoeken hoe gemeenten beter geïnformeerd kunnen worden over
waar in het herstelproces ouders zich bevinden en wanneer ze financiële compensatie
(integrale beoordeling, schade) afronden. Ook wil het kabinet hiermee meer focussen
op de oorspronkelijke bedoeling van brede ondersteuning, namelijk het bieden van voornamelijk
immateriële hulp op de vijf leefgebieden. En dit beter laten aansluiten op waar ouders
aanspraak op kunnen maken via de aanvullende schaderoutes (die onder andere ook zien
op dezelfde vijf leefgebieden).
Bij deze harmonisering speelt het ook een rol dat de hersteloperatie inmiddels in
een andere fase is beland dan ten tijde van de start van de brede ondersteuning (toen
nog: gemeentelijke ondersteuning). Immers, inmiddels is voor vrijwel iedereen de eerste
toets afgerond en hebben ouders die erkend zijn als gedupeerde € 30.000,– ontvangen
op grond van de Catshuisregeling, zijn hun schulden kwijtgescholden of zijn achterstanden
op privaatrechtelijke schulden overgenomen of betaald, voor zover deze schulden of
betalingsachterstanden daarvoor in aanmerking komen. Daarnaast is voor veel ouders
ook de integrale beoordeling (deze volgt na de eerste toets) al afgerond.
Conform het advies van de commissie van Dam zal het kabinet samen met VNG/gemeenten
verdere kaders voor brede ondersteuning ontwikkelen, aan de hand waarvan gemeenten
de brede ondersteuning in de praktijk beter kunnen uitvoeren. Het is van belang dat
binnen de kaders ruimte is om recht te doen aan de unieke en vaak diverse problematiek.
Dat betekent logischerwijs dat er ook verschillen zullen blijven bestaan.
Het doel van deze gezamenlijke aanpak van Rijk, VNG en gemeenten is om – op basis
van de recente wetswijziging, de aanbevelingen van de commissie Van Dam en de motie
Heite (Kamerstuk 36 577, nr. 20) – ouders en gemeenten houvast te bieden dat de brede ondersteuning voor rechthebbenden
goed bereikbaar blijft en uitvoerbaar en doelmatig is. Dat er meer duidelijkheid komt
welke uitgangspunten worden gehanteerd bij de verschillende vormen van ondersteuning.
Waardoor de – door ouders en de commissie van Dam geconstateerde – grote verschillen
tussen gemeenten minder en tevens beter uitlegbaar worden. Het kabinet zal financieel
zorg dragen voor plannen van aanpak die door gemeenten onder de huidige kaders met
ouders zijn afgesproken. Zodat gedupeerden verzekerd zijn dat ze door de dienstverlening
van hun gemeente ondersteund kunnen worden om hun persoonlijke leefsituatie weer op
orde te krijgen, aanvullend op de financiële herstelprocessen van het Rijk.
Tenslotte hechten kabinet en gemeenten, net als de commissie, waarde aan een goede
overdracht naar het reguliere sociaal domein. De brede ondersteuning is een tijdelijke
regeling. Om ouders duidelijkheid en finaliteit te bieden is het daarom belangrijk
de vraag te beantwoorden waar de brede ondersteuning ophoudt en ouders met een hulpvraag
weer een beroep moeten doen op ondersteuning uit het regulier sociaal domein. In dat
verband gaan het kabinet de VNG, het Ministerie van SZW en VWS met de betrokken partijen
preciezer kijken waar de rol van brede ondersteuning ophoudt en ondersteuning vanuit
het regulier sociaal domein begint en gaan we in gesprek over de warme overdracht
van brede ondersteuning naar reguliere dienstverlening in het sociaal domein.
Het kabinet streeft ernaar om samen met de VNG, gemeenten en ouders rond het meireces
de aanbevelingen van de commissie van Dam uit te werken langs de hiervoor beschreven
uitgangspunten voor het verder harmoniseren van de brede ondersteuning. Dat zal geen
sinecure zijn, maar het is noodzakelijk voor zowel een goede uitvoering als voor een
zorgvuldige ondersteuning van gedupeerde gezinnen.
Intensieve begeleiding van gezinnen die de regie kwijt zijn
Het kabinet ziet, net als de commissie, dat er gezinnen zijn die problemen op verschillende
leefgebieden hebben en als gevolg daarvan de regie kwijt zijn. Het lukt deze gezinnen
niet om zelf de regie terug te krijgen. Het gaat naar de inschatting van de commissie
om 2.000 tot 3.000 gezinnen. Gemeenten en hulpverleners hebben vaak een goed beeld
om welke gezinnen het gaat.
Het kabinet ziet grote voordelen in een integrale aanpak van problemen van deze gezinnen.
Dit geldt ook voor de aanbeveling om jongeren die geen deel meer uitmaken van het
gezin – zeker als zij ook geen regie meer hebben over hun problematiek – als afzonderlijke
casus in de brede aanpak mee te nemen. Daarom omarmt het kabinet deze aanbevelingen.
De aanpak die de commissie voorstelt lijkt bovendien op de aanpak die op dit moment
door Instituut voor Publieke Waarden (IPW) wordt toegepast voor nabestaanden. Het
kabinet was al van plan om te bezien voor welke specifieke groepen deze aanpak nog
meer zou kunnen werken. De aanpak van IPW (de doorbraakmethode) bestaat er in de kern
uit dat zij met gedupeerden en alle maatschappelijke partners om tafel gaat en vervolgens
een gezamenlijk plan van aanpak opstelt, waarin alle herstelbehoeften worden samengebracht.
Hierna regisseert IPW samen met alle ketenpartners de parallelle uitvoering van het
herstel. Het kabinet meent dat een dergelijke doorbraak- en totaalaanpak een goede
basis vormt voor de beoogde begeleiding van gezinnen die de regie kwijt zijn.
Het opschalen van de huidige aanpak die door IPW wordt toegepast voor nabestaanden
is op dit moment echter nog niet op de schaal die in het advies wordt beoogd. Om te
komen tot een aanpak die voor 2.000 tot 3.000 gezinnen kan worden ingezet, wordt nog
uitgewerkt hoe de werkwijze er precies uit komt te zien, welke gezinnen toegang kunnen
krijgen tot deze werkwijze en hoe die toegang geregeld wordt. Het kabinet is van plan
om deze vragen zo snel mogelijk uit te werken met in ieder geval gemeenten, VNG, IPW,
SGH en Stichting lotgenotencontact. De ambitie is om voor de zomer te starten met
een eerste kleine groep gezinnen, en vervolgens in september op te schalen.
Nazorg en herdenking
Gedupeerde ouders en hun kinderen hebben baat bij eerlijkheid, rust en nazorg. Hoewel
deze waarden centraal staan in de hersteloperatie toeslagen, wordt dit niet altijd
zo ervaren. Het kabinet erkent het belang van herstelrecht, dat naast juridische afhandeling
ook gericht is op emotioneel herstel en verzoening. Herstel van onrecht betreft mensen
en relaties: die van ouders met zichzelf, hun kinderen, hun omgeving en de overheid.
Het doel is om ouders en gezinnen de ruimte en ondersteuning te geven om hun verleden
af te sluiten en verder te kunnen met hun leven.
Eerlijkheid betekent ook duidelijkheid over wat ouders kunnen verwachten van de overheid.
Aan het begin van de brief heeft u kunnen lezen dat wij vasthouden aan de ambitie
om het compenseren van de aanvullende schade in 2027 af te ronden, maar dit betekent
geenszins dat op dat moment alle inspanningen op het gebied van herstel eindigen.
Het kabinet zal duidelijk blijven communiceren over haalbaarheid, over wat wel en
niet mogelijk is, en over hoelang ouders en kinderen ondersteuning krijgen. Ook zal
bij het verbeteren van het herstelproces geluisterd worden naar de behoeften van ouders.
Het kabinet onderschrijft het standpunt van de commissie om geen nieuwe regelingen
op te zetten.
Het kabinet blijft werken aan het creëren van stabiliteit en eigen regie, ook voor
hun emotioneel herstel. Daartoe wordt de komende periode gewerkt aan tijdelijke voorzieningen,
die zo nodig kunnen opgaan in een centrale nazorgvoorziening: landelijke aanvullende
hulp voor mentaal welzijn en traumaverwerking, het uitbouwen van (lokale)lotgenoten
netwerken gericht op ervaringskennis en veerkracht, herdenking en ritueel. Het kabinet
steunt de adviezen van de commissie op dit punt en gaat in overleg met de Oudercommissie,
ouders en jongeren, en andere relevante partijen, om te onderzoeken of en hoe we vanuit
de tijdelijke voorzieningen één centrum kunnen oprichten dat aansluit bij de behoeften
en dat voortbouwt op de trajecten en gesprekken die al zijn gestart.
Het kabinet beseft dat het verantwoordelijk is voor het aangedane onrecht en erkent
daarmee dat het de morele plicht heeft om dat onrecht te helpen oplossen waar en voor
zover mogelijk. Het herstel van vertrouwen is voor het kabinet dan ook een hoger doel,
waar wij als overheid een bijdrage aan kunnen en willen leveren. Dit is nauw verbonden
met de lessen die we hebben geleerd: het waarborgen van de menselijke maat, het transparanter
en begrijpelijker maken van en inrichten van bureaucratische processen. We realiseren
ons dat we nog niet bij ons einddoel zijn, maar we zijn vastbesloten en blijven werken
aan de weg ernaartoe. Hierbij betrekken we ook de lessen van de rapporten van de Nationale
ombudsman. Het kabinet wijst hierbij in het bijzonder op de samenhang in het rapport
van de Commissie Van Dam en het rapport van de Nationale ombudsman, «herstel bieden,
een vak apart». Op het laatste rapport heeft het kabinet in december 2024 een kabinetsreactie
aan uw Kamer gezonden, waarin is toegezegd om een leernetwerk in te richten om structureel
te leren van erkenning een herstel, waarbij de lessen worden teruggebracht richting
politiek, beleid en uitvoering. We zorgen voor samenhang tussen deze toezegging en
de uitvoering van de in deze brief genoemde aanbevelingen.
Kinderen en jongeren
Het kabinet ziet en erkent dat de toeslagenaffaire een grote impact heeft op de levens
van getroffen kinderen en jongeren. Veel kinderen zijn buiten hun schuld onder problematische
omstandigheden opgegroeid. Jongeren geven aan dit lang met zich mee te dragen, bijvoorbeeld
vanwege psychische impact of verstoorde familierelaties. Daarom is samen met kinderen
en jongeren de kindregeling vormgegeven. Deze bestaat uit erkenning, een financiële
tegemoetkoming, voorzieningen op het gebied van mentale gezondheid, persoonlijke ontwikkeling
en financiële educatie, en het recht op brede ondersteuning bij gemeenten op vijf
leefgebieden.
De commissie gaat in haar rapport mede in op de situatie van kinderen en jongeren
binnen de hersteloperatie. De commissie adviseert geen nieuwe regelingen toe te voegen
maar jongeren waar nodig te betrekken bij de integrale aanpak voor gezinnen die de
regie kwijt zijn geraakt. Ook als jongeren geen deel meer uitmaken van het gezin,
wordt geadviseerd deze jongeren als afzonderlijke casus in de integrale aanpak mee
te nemen. Het kabinet omarmt deze adviezen.
Tot slot merkt de commissie op te weinig tijd te hebben gehad om de problematiek van
jongeren goed in beeld te krijgen. De commissie raadt daarom aan meer inzicht hierin
te krijgen. Het kabinet hecht er net als de commissie waarde aan de behoeften van
kinderen en jongeren centraal te stellen in de hersteloperatie en zal het perspectief
van jongeren betrekken bij de uitwerking van de verschillende maatregelen die in deze
brief benoemd zijn.
Versterken van de regierol op de hersteloperatie
De primaire verantwoordelijkheid om de hersteloperatie in goede banen te leiden ligt
bij het kabinet, waar de Staatssecretaris van Financiën – Herstel en Toeslagen is
aangesteld om de regie hierop te voeren en intensief contact te onderhouden met de
belangrijke stakeholders binnen de hersteloperatie. Binnen het Ministerie van Financiën
is het tijdelijk programmadirectoraat-generaal Herstel opgericht voor het opstellen
van herstelbeleid, het invullen van het opdrachtgeverschap in de hersteloperatie en
het organiseren van de zogenoemde ketenregie. Om meer grip en overzicht te krijgen
op de ontwikkelingen en uitdagingen waar de hersteloperatie nu voor staat, zal het
kabinet het programmadirectoraat-generaal Herstel verstevigen.
De commissie Van Dam heeft een aantal adviezen gegeven voor het hervormen van de hersteloperatie
waardoor de regierol des te belangrijker wordt. Het kabinet wil daarom onderdelen
van de hersteloperatie gericht versterken. Met name de benodigde aanpak voor gezinnen
die de regie op hun leven kwijt zijn, de verbeteringen rondom de brede ondersteuning
en de aanpassingen van de schaderoutes vragen mogelijk een extra impuls. Voor de aanpak
voor gezinnen die de regie kwijt zijn en de rol van de brede ondersteuning hierbij,
is het kabinet in gesprek met onder andere de VNG om te bekijken of er bestuurlijke
versterking nodig is. Zoals eerder beschreven zal ook het uniforme schadekader extern
gevalideerd worden.
Budgettaire consequenties
Het kabinet beziet hoe de hersteloperatie verder vormgegeven kan worden in lijn met
het advies van de commissie-Van Dam, waarbij goed gekeken wordt naar uitvoerbaarheid,
uitlegbaarheid en tijdige afronding van financieel herstel voor de ouders. Leidend
hierbij is dat de uitwerking van de adviezen in beginsel past binnen het huidige budget
van € 11,7 mld. dat meerjarig voor de hersteloperatie beschikbaar is. Op basis van
de actuele inzichten inzake aantallen, bedragen, nu adequaat geachte aannames en gekozen
richting is de verwachting dat er op dit moment niet meer budget benodigd is. Hierbij
wordt opgemerkt dat deze prognose een momentopname is; bij de verdere uitwerking van
de verschillende aanbevelingen zal de exacte budgettaire impact verder duidelijk worden.
Daarvoor geldt net als voor andere ontwikkelingen binnen de hersteloperatie die losstaan
van de adviezen van de commissie-Van Dam, dat er altijd onzekerheden zijn en dat u
via de reguliere begrotingscyclus en de voortgangsrapportage geïnformeerd wordt over
eventuele bijstellingen in de prognose als daar op daar op een later moment reden
toe is.
Tot slot
Het kabinet kiest ervoor naar een hersteloperatie te bewegen die zo snel, simpel,
integraal en uitlegbaar mogelijk is, beter wordt uitgevoerd maar die bovenal ouders
en kinderen zekerheid biedt. We zullen verbeteringen zo snel mogelijk doorvoeren,
maar vanzelfsprekend is nog niet alles duidelijk over hoe de exacte uitwerking van
de in deze brief beschreven maatregelen eruitzien en op welke termijn die gerealiseerd
kunnen worden. Dat dit onzekerheid kan veroorzaken onder ouders weegt het kabinet
zwaar. Wij doen er daarom alles aan zo snel mogelijk duidelijkheid te bieden op punten
waar dit voor ouders de meeste vragen op kan roepen.
Op 21 februari jl. heeft de Nationale ombudsman een advies aangeboden met verbetervoorstellen
voor de hersteloperatie vanuit het perspectief van de ouders. Uw kamer heeft een afschrift
van dit advies ontvangen. Ik zal voor het debat met uw Kamer op 27 maart een reactie
op dit advies sturen, waarvan ik uw kamer ook een afschrift doe toekomen.
Op basis van de uitgangspunten in deze brief ga ik samen met alle betrokkenen met
voorspoedige en volledige inzet met dit advies aan de slag. Ik streef ernaar om u
bij de voortgangsrapportage over de periode januari–april 2025 nader te informeren
over de verdere opvolging.
In het kader van de actieve openbaarmaking zal ik u de onderliggende stukken bij deze
brief zo spoedig mogelijk doen toekomen.
De Staatssecretaris van Financiën,
S.Th.P.H. Palmen
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
S.T.P.H. Palmen, staatssecretaris van Financiën
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.