Brief regering : Handreiking zorgplicht onder artikel 13 van de Wet bodembescherming bij bodemverontreiniging met PFAS
30 015 Bodembeleid
35 334 Problematiek rondom stikstof en PFAS
Nr. 129 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 13 maart 2025
Er wordt steeds meer bekend over de aanwezigheid van PFAS in de Nederlandse bodem.
Op sommige locaties zijn door verontreiniging de concentraties PFAS zo hoog, dat risico’s
ontstaan voor volksgezondheid of milieu en er moet worden bepaald of bodemsaneringsmaatregelen
nodig zijn. Veel van deze PFAS-verontreinigingen zijn ontstaan door handelingen of
activiteiten na de inwerkingtreding van de Wet bodembescherming en voor de inwerkingtreding
van de Omgevingswet. Daarom kan de wettelijke zorgplicht uit artikel 13 van de Wet
bodembescherming van toepassing zijn op deze verontreinigingen, via overgangsrecht
uit de Aanvullingswet Bodem.
Mijn voorganger heeft uw Kamer toegezegd samen met de bevoegde overheden te kijken
hoe deze zorgplicht ingevuld kan worden.1 Het resultaat hiervan is de «Handreiking zorgplicht onder artikel 13 van de Wet Bodembescherming
bij bodemverontreiniging met PFAS», die u als bijlage bij deze brief aangeboden wordt.
Focus van de handreiking
Op veel plekken in het land komen PFAS in lage concentraties voor. Dat noemen we diffuse
achtergrondbelasting met PFAS. Voor deze situaties is eerder het handelingskader PFAS
aan uw Kamer aangeboden.2 De voorliggende handreiking is bedoeld voor bronlocaties met verhoogde gehalten aan
PFAS in de bodem en/of het grondwater. Voor deze PFAS-verontreinigingen zal het veelal
gaan om bodem- en grondwaterverontreinigingen die zijn veroorzaakt in de periode van
1 januari 1987 tot 1 januari 2024, de datum van de inwerkingtreding van de Omgevingswet.
Vanuit de uitvoeringspraktijk kwamen vragen op over wanneer en hoe de zorgplicht specifiek
voor PFAS-verontreinigingen moet worden toegepast. Gemeentes en provincies zijn voor
bodem- en grondwaterverontreinigingen het bevoegd gezag. Bevoegde gezagen zijn zelf
verantwoordelijk voor het nemen en motiveren van besluiten. Zij dienen te beoordelen
of er in een concrete situatie sprake is van een overtreding van de wettelijke zorgplicht
op grond van de Wet bodembescherming, of dat de Omgevingswet van toepassing is. Daarnaast
dient het bevoegd gezag de situatiespecifieke omstandigheden per casus te beoordelen
en ook welke herstelmaatregelen er verwacht worden.
De voorliggende handreiking is een verduidelijking van bestaande wet- en regelgeving
en met name de zorgplicht onder de Wet bodembescherming, en omvat geen aanvullend
of nieuw beleid.
Bredere context
Deze handreiking is een belangrijke stap binnen bredere ontwikkelingen op het gebied
van bodemregelgeving. Voor vragen rond het overgangsrecht uit de Aanvullingswet bodem
en de Omgevingswet en de ontwikkeling van toekomstig beleid lopen afzonderlijke trajecten.
Ik licht hierna een aantal van deze sporen toe.
Bevoegd gezag en overgangsrecht
In oktober 2023 heeft het Ministerie van IenW aan alle provincies en gemeenten een
brief gestuurd, waarin staat toegelicht hoe het overgangsrecht voor de Wet bodembescherming
voor lopende saneringen moet worden gelezen. Ook op de website van het Informatiepunt
Leefomgeving (IPLO) staat dit toegelicht.3 Eind vorig jaar is de «redeneerlijn overgangsrecht lopende saneringen Aanvullingswet
bodem» aangepast. Aan deze redeneerlijn is uitleg toegevoegd over het overgangsrecht
voor de zorgplicht uit de Wet bodembescherming, in de vorm van Q&A’s. De aangepaste
redeneerlijn is gepubliceerd op de website van IPLO.4
Dat neemt niet weg dat overheden vragen hebben over wie er aan de lat staat bij PFAS-verontreinigingen.
Dat heeft onder meer te maken met de vraag wie in een bepaald geval bevoegd gezag
is en wie de aangewezen partij is om regie te nemen. Die vragen worden belangrijker,
omdat we aan het begin staan van de inventarisatie van locaties met hoge PFAS-concentraties
(zogenaamde aandachtslocaties), die mogelijk om maatregelen vragen. De opgave om zicht
te krijgen op de omvang is belegd bij de bevoegde gezagen op grond van de Wet bodembescherming.
Voorkomen moet worden dat door rolonduidelijkheid de inventarisaties van aandachtslocaties
en het treffen van noodzakelijke maatregelen onnodige vertraging oplopen. Na de publicatie
van deze handreiking zal het Ministerie van IenW daarom met de koepels van provincies
en gemeenten bekijken of en hoe de resterende vragen hieromtrent beantwoord kunnen
worden, binnen de rollen en verantwoordelijkheden van alle partijen.
Herijking bodemregelgeving
Op 12 november jl. heb ik uw Kamer ingelicht over de voortgang van het project Herijking
bodemregelgeving.5 In dit project wordt in een eerste fase gekeken naar het aanpakken van actuele knelpunten
in de uitvoeringspraktijk binnen het huidige wettelijke kader. Op dit moment wordt
een analyse gemaakt van uitvoeringsknelpunten op het gebied van saneringen, waarover
uw Kamer voor de zomer wordt geïnformeerd. Daarnaast worden knelpunten met betrekking
tot de bodemregelgeving in de Omgevingswet besproken met medeoverheden in de werkgroep
«Bodemregels in de Omgevingswet».
In de tweede fase van het project Herijking bodemregelgeving wordt gekeken naar de
noodzakelijke modernisering/herinrichting van de wet- en regelgeving om deze toekomstbestendig
te maken. In dit spoor kunnen ook de punten die raken aan toekomstig beleid voor bodemverontreiniging
met PFAS worden meegenomen.
Kennis- en innovatieprogramma PFAS
Een ander aandachtspunt is dat de technieken om PFAS uit de bodem te verwijderen nog
beperkt voorhanden en kostbaar zijn. Daarom werkt het Ministerie van IenW aan een
Kennis- en Innovatieprogramma PFAS, om de sanering van met PFAS vervuilde locaties
met behulp van innovatieve technieken te kunnen versnellen.6 Ik verwacht u dit voorjaar nader te informeren over de invulling van dit programma.
Tot slot
Ik vertrouw erop met deze handreiking een duidelijk afwegingskader te bieden voor
de uitvoeringspraktijk, over hoe om te gaan met de invulling van de bestaande wet-
en regelgeving en met name de zorgplicht onder de Wet bodembescherming. Komend jaar
zal het Ministerie van IenW samen met het veld de werking van deze handreiking in
de praktijk monitoren.
De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, C.A. Jansen
Indieners
-
Indiener
C.A. Jansen, staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat