Brief regering : Reactie op verzoek commissie over het ECIO-onderzoek 'De Staat van Inclusief Onderwijs'
31 288 Hoger Onderwijs-, Onderzoek- en Wetenschapsbeleid
Nr. 1184
BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 13 maart 2025
Hierbij stuur ik uw Kamer de reactie op het verzoek van de commissie naar aanleiding
van de vergadering van 23 januari 2025 inzake een brief van het Interstedelijk Studenten
Overleg (ISO) dat aandacht vraagt voor het ECIO-rapport «De Staat van Inclusief Onderwijs
2024».
Het ISO haalt in de brief een aantal bevindingen aan uit het rapport van ECIO. In
deze brief ga ik graag in op de cijfers over studenten met een bijzondere omstandigheid,
de cijfers over financiële druk en werkloosheid en de maatregelen die het kabinet
en OCW treffen om de toegankelijkheid van deze groep studenten te vergroten. Zowel
in de brief van het ISO, De Staat van Inclusief Onderwijs en verschillende monitors
wordt gesproken over functiebeperking, ondersteuningsbehoefte en bijzondere omstandigheden.
Het gaat dan steeds om net weer een andere groep studenten en cijfers worden daardoor
snel door elkaar gehaald. Hierdoor kan verwarring ontstaan over welke studenten we
het nu precies hebben.
Studeren met persoonlijke omstandigheden
Het ISO verwijst in de brief naar het percentage van 57% van de studenten die een
ondersteuningsbehoefte heeft. Bij nadere bestudering van dit percentage blijkt dat
57% van de studenten in de Studentenmonitor van 2021–2022 aangeeft in de afgelopen
12 maanden met één of meerdere omstandigheden te maken hebben gehad, variërend van
«relatieproblemen, echtscheiding van ouders, mantelzorgtaken of verslaving». De grootste
groep binnen de omstandigheden, met 38%, is de student met een functiebeperking. Hiervan
ondervindt ruim twee derde ook hinder bij het studeren. Deze percentages laten zien
dat veel studenten te maken hebben met omstandigheden die impact kúnnen hebben op
hun studie. OCW, de onderwijsinstellingen en studentenorganisaties zetten zich in
om blijvend aandacht te hebben voor goede ondersteuning en informatievoorziening over
informele en formele vormen van steun bij kort- of langdurige tegenslagen.
Werk en financiën
Het ISO vraagt ook aandacht voor de overgang van studie naar werk en de financiële
zekerheid voor studenten met een ondersteuningsvraag. 25% van de studenten met een
ondersteuningsbehoefte uit het hbo geeft aan niet direct een baan te hebben gevonden
na afstuderen, ten opzicht van 13% studenten zonder ondersteuningsbehoefte1. Op dit moment lopen er verschillende maatregelen om de arbeidsmarktkansen te verbeteren.
Dit begint al bij goede stagebegeleiding tijdens de studie en het tegengaan van stagediscriminatie.
Met het Manifest tegen stagediscriminatie en het bijbehorende werkprogramma worden
gewerkt aan het professionaliseren van stagebegeleiders en docenten op het gebied
van stagediscriminatie, het stimuleren van objectief werven en selecteren bij werkgevers
en het informeren en stimuleren van werkgevers om een inclusieve organisatie te zijn
voor stagiairs en om stagediscriminatie te voorkomen. Ook organiseert het Expertisecentrum
Inclusief Onderwijs (ECIO) verschillende regiobijeenkomsten waarbij de gemeente, onderwijsinstellingen
en werkgevers samen werken aan een inclusieve doorstroom van opleiding naar werk.
Uit het Nibud Studentenonderzoek2 blijkt dat ongeveer 90% van de studenten aangeeft (goed) rond te kunnen komen, maar
dat er wel verschillen tussen studenten bestaan. In mijn reactie op het onderzoek
heb ik aangegeven het een probleem te vinden als jongeren zorgen hebben over geldzaken.3 Specifiek voor studenten met een ondersteuningsbehoefte zijn er verschillende regelingen
om hen financieel te ondersteunen. Binnen het studiefinancieringsstelsel bestaat bijvoorbeeld
de verlenging van de prestatiebeurs als studenten door medische omstandigheden vertraging
oplopen. Bij gemeenten kunnen studenten met studiefinanciering de studietoeslag aanvragen.
De studietoeslag geeft studenten een extra financieel steuntje in de rug als zij niet
kunnen werken vanwege hun functiebeperking. Tot slot kunnen ook instellingen financiële
ondersteuning bieden vanuit het Studentenondersteuningsfonds (voorheen Profileringsfonds).
Ik zie dat nog steeds niet alle studenten met een ondersteuningsbehoefte deze voorzieningen
weten te vinden en er gebruik van maken. Door betere informatievoorziening vanuit
de opleiding en overheid willen we ervoor zorgen dat ook studenten met een ondersteuningsbehoefte
geen financiële moeilijkheden meer ervaren.
Naast de bovengenoemde maatregelen wordt, kabinetsbreed, gewerkt aan een werkagenda
voor de implementatie van het VN Verdrag handicap. Deze zal naar verwachting voor
de zomer 2025 naar de Kamer worden gestuurd. Vooruitlopend hierop heb ik al eerder
aangekondigd om onderzoek te doen naar maatwerkvoorzieningen in het hbo en wo4. Naar aanleiding van de motie Tseggai5 wil ik kijken hoe er maatwerk wordt geboden aan studenten met een ondersteuningsbehoefte
en welke verbeteringen mogelijk zijn binnen onderwijsinstellingen. Hierin wordt ook
gekeken naar het Studentenondersteuningsfonds. De resultaten hiervan verwacht ik in
2026.
Tot slot
De cijfers uit de Staat van Inclusief Onderwijs laten zien dat studenten met een functiebeperking
of bijzondere omstandigheid belemmeringen kunnen ervaren tijdens hun studie en het
is belangrijk om deze studenten op een goede manier te ondersteunen. Ik zal de ontwikkelingen
voor deze studenten blijven monitoren. Als overheid zetten we ons, samen met onderwijsinstellingen
en studentenorganisaties, in voor goede informatievoorziening zodat studenten op de
hoogte zijn van regelingen en rechten en tijdig hulp en ondersteuning kunnen inschakelen
wanneer dat nodig is.
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
E.E.W. Bruins
Indieners
-
Indiener
E.E.W. Bruins, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap