Brief regering : Reactie op initiatiefnota van de leden Omtzigt en Idsinga over “Realistisch ramen” (Kamerstuk 36672-2)
36 672 Initiatiefnota van de leden Omtzigt en Idsinga over «Realistisch ramen»
Nr. 4
                   BRIEF VAN DE MINISTER VAN FINANCIËN
            
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 5 maart 2025
Hierbij doe ik u de kabinetsreactie op de initiatiefnota van de leden Omtzigt en Idsinga
                  (NSC) over realistisch ramen toekomen.
               
De Minister van Financiën,
                  E. Heinen
Kabinetsreactie op initiatiefnota Omtzigt en Idsinga over realistisch ramen
De Minister van Financiën is verzocht om een kabinetsreactie op de initiatiefnota
                  van de Kamerleden Omtzigt en Idsinga (Kamerstuk 36 672, nr. 2) over realistisch ramen. Met deze brief voldoet het kabinet aan dit verzoek.
               
In de initiatiefnota vragen de leden Omtzigt en Idsinga aandacht voor realistischer
                  ramen. Het kabinet dankt de leden Omtzigt en Idsinga voor de initiatiefnota en onderschrijft
                  het belang van realistische ramingen. De betrouwbaarheid van ramingen is cruciaal
                  voor het parlement om op basis van de best mogelijke informatie zijn budgetrecht uit
                  te oefenen. Afwijkingen tussen ramingen en realisaties leiden begrijpelijkerwijs tot
                  zorgen hierover. Gezien het belang hiervan heb ik al tijdens de Algemene Financiële
                  Beschouwingen aangekondigd een Expertgroep in te richten. De Expertgroep onderzoekt
                  de verschillen tussen de ramingen en de realisatie van het EMU-saldo en doet aanbevelingen
                  om de trefzekerheid van de ramingen te vergroten. Op 14 maart 2025 publiceert de Expertgroep
                  realistisch ramen het rapport. Het kabinet is voornemens op 21 maart 2025 middels
                  een kabinetsreactie toe te lichten op welke manier opvolging wordt gegeven aan de
                  aanbevelingen van de Expertgroep.
               
Hieronder geeft het kabinet een puntsgewijze reactie op de beslispunten uit de initiatiefnota.
Beslispunt 1: De Expertgroep ramingen, die na vragen van Nieuw Sociaal Contract, is
                     ingesteld naar aanleiding van de Algemene Financiële Beschouwingen, wordt gevraagd
                     om openbaar te rapporteren vóór 15 maart en de Kamer organiseert een uitgebreide hoorzitting
                     met de adviesgroep, de Algemene Rekenkamer en internationaal experts in de tweede
                     helft van maart 2025.
Het rapport van de Expertgroep wordt op vrijdag 14 maart aan het parlement verzonden
                  en openbaar gemaakt.
               
Beslispunt 2: De Algemene Rekenkamer wordt vriendelijk verzocht de aangenomen motie-Van
                     Oostenbruggen c.s. (Kamerstuk 36 600 IX, nr. 13) over een onderzoek door de Algemene Rekenkamer naar de oorzaken van de grote verschillen
                     tussen de ramingen van het begrotingstekort en de uitkomsten voor half maart uit te
                     voeren.
Dit beslispunt is gericht aan de Algemene Rekenkamer (ARK) en behoeft zodoende geen
                  reactie van het kabinet.
               
Beslispunt 3: Er wordt onderzoek gedaan naar een meer doeltreffende bijstelling van
                     de ramingen gedurende het jaar en de begrotingscyclus. Dat kan een aanvullende opdracht
                     zijn aan de adviesgroep.
Het kabinet erkent dat bijstellingen van de ramingen gedurende de begrotingscyclus
                  idealiter beperkt van omvang zijn. Tegelijkertijd ontwikkelt de economie zich in positieve
                  dan wel negatieve zin en komen er gedurende het jaar nieuwe inzichten die aanleiding
                  kunnen zijn om het geraamde beeld te actualiseren. Het delen van deze nieuwe inzichten
                  met de Kamer draagt bij aan het budgetrecht van de Kamer.
               
De ramingen aan de inkomstenkant worden gedurende het jaar geactualiseerd op basis
                  van de meest actuele maandelijkse realisaties vanuit de Belastingdienst. Verder heeft
                  het kabinet in de afgelopen budgettaire nota’s aan de uitgavenkant via kasschuiven
                  de begroting gedurende het jaar meer realistisch gemaakt. De Expertgroep kijkt naar
                  oorzaken van de ramingsafwijkingen en hoe de ramingen kunnen worden verbeterd. Het
                  kabinet wacht de aanbevelingen van de Expertgroep af en zal in een kabinetsreactie
                  ingaan op de opvolging van deze aanbevelingen.
               
Beslispunt 4: De regering (of de Belastingdienst) rapporteert openlijk ten minste
                     elke drie maanden over de verwachte en gerealiseerde belasting- en premieopbrengsten
                     in het lopende begrotingsjaar. Indien mogelijk is er gewoon een week of maandrapportage
                     op de site.
Het kabinet publiceert al informatie over de inkomstenontwikkeling op drie momenten
                  over het lopende begrotingsjaar, namelijk in de Voorjaarsnota, Miljoenennota en de
                  Najaarsnota. Het kabinet zal onderzoeken hoe op een informatieve wijze aanvullend
                  over de ontwikkeling van de begroting en de gerealiseerde belasting- en premieopbrengsten
                  kan worden gerapporteerd.
               
Beslispunt 5: De inkomstenraming dient gelijk te zijn aan de groeiraming van het nominale
                     BBP. Indien de regering bij de raming van de inkomsten wil afwijken van de nominale
                     groeiraming van het CPB, treedt zij hierover vooraf met de Tweede Kamer in debat.
Jaarlijks publiceert het kabinet een toelichting op de Financiën-raming bij de Miljoenennota
                  (Bijlage 5 bij de Miljoennota 2025). Hierin wordt per belastingsoort inzichtelijk
                  gemaakt hoe de raming is opgebouwd uit economische verwachtingen en beleidseffecten,
                  en wat hierbij de bijdrage is van geweest van bijstellingen op basis van expert judgment. De commissie Visitatie raming belasting en premieontvangsten concludeerde in 2018
                  dat de ramingssystematiek een betere voorspelkracht heeft dan een zogenoemde «naïeve
                  raming»1 en deed geen aanbevelingen voor een fundamentele wijziging van de systematiek. Indien
                  de rapportage van de Expertgroep ramingen hier wel aanknopingspunten voor biedt, zal
                  het kabinet daar in de kabinetsreactie op ingaan.
               
Voor iedere belastingsoort wordt regelmatig beoordeeld welke macro-economische grootheden
                  de grootste voorspelkracht hebben. Er zijn veel verschillende redenen mogelijk dat
                  de endogene groei van een specifieke belastingsoort, of van de totale belastingontvangsten,
                  afwijkt van de nominale bbp-groei. Drie type oorzaken die veel voorkomen zijn (1)
                  belastingen die een andere trend kennen dan het bbp, (2) belastingen die niet of vertraagd
                  gevoelig zijn voor de conjunctuur, en (3) belastingen met bijzonderheden in het heffings-
                  of inningsproces.2 Voor belastingsoorten waarvoor het nominale bbp wel de beste verklarende factor zou
                  zijn geldt alsnog dat beleidswijzigingen ertoe kunnen leiden dat de ontwikkeling van
                  de betreffende belastinginkomsten daardoor afwijkt van het nominale bbp. Daarom wordt
                  een raming van de impact van beleidswijzigingen in de raming van de belastinginkomsten
                  verwerkt. Ook kunnen er specifieke ontwikkelingen zijn op basis waarvan de raming
                  op basis van expert judgment wordt bijgesteld.
               
Hoewel de bbp-groei een belangrijke indicator is voor de belastinginkomsten, acht
                  het kabinet het om bovenstaande redenen inhoudelijk niet wenselijk de raming van de
                  belastinginkomsten hiertoe te reduceren. Het kabinet hecht veel waarde aan de transparantie
                  over de totstandkoming van de raming en zal verkennen of de huidige toelichting in
                  de begrotingsstukken daarin voldoende voorziet.
               
Beslispunt 6: Een groep onafhankelijke experts evalueert de midden-en lange termijnramingen
                  van zowel het Ministerie van Financiën als het CPB, waarop bijvoorbeeld regeerakkoorden
                  en schuldhoudbaarheidsanalyses gebaseerd zijn. Deze groep analyseert ook de schuldhoudbaarheidsanalyses
                  van de afgelopen jaren en de redenen waarom de voorspelde explosie van de staatsschuld
                  zich niet voordeed.
               
Het kabinet onderschrijft het belang van onafhankelijke en gedegen (middel)lange termijnramingen.
                  Voor deze baseert het kabinet zich op de onafhankelijke ramingen van het CPB. Deze
                  werkwijze met onafhankelijke begrotingsinstellingen staat internationaal heel goed
                  aangeschreven en is wettelijk verankerd in de Wet houdbare overheidsfinanciën.
               
Voor het CPB geldt dat artikel 4 van de Wet op de Voorbereiding van de vaststelling
                  van een Centraal Economisch Plan vereist dat er onafhankelijke adviescommissie, de
                  Centrale Plancommissie (CPC) wordt geïnstalleerd.3 Aanwijzing 5 van de Aanwijzingen voor de Planbureaus verplicht de CPC om regelmatige
                  externe beoordelingen te laten uitvoeren. De CPC, die onafhankelijk van het CPB opereert,
                  laat elke drie tot vijf jaar evaluaties uitvoeren. De beoordeling wordt uitgevoerd
                  door een commissie van onafhankelijke deskundigen, benoemd door de CPC. Het CPC kan
                  ook tussentijdse rapporten laten opstellen. Het CPB neemt doorgaans de aanbevelingen
                  van de CPC over en de opvolging hiervan wordt onderdeel van de volgende externe beoordeling.
                  In de regel geeft het CPB een openbare reactie. Afgezien van periodieke beoordelingen
                  door de CPC publiceert het CPB ook regelmatig analyses van zijn eigen trefzekerheid
                  voor publieke toetsing.
               
Met bovenstaande wordt in de ogen van het kabinet voldaan aan het verzoek van de initiatiefnemers.
Beslispunt 7: Er wordt jaarlijks achteraf een trefzekerheidsanalyse gemaakt van de
                     ramingen van het CPB, door een onafhankelijke partij zoals de Algemene Rekenkamer.
                     Dit draait standaard mee in de begrotingscyclus.
Het kabinet onderschrijft het belang van accurate ramingen. Onzekerheid is inherent
                  aan ramingen, en trefzekerheidsanalyses kunnen behulpzaam zijn bij de ex post beoordeling
                  van ramingen en eventuele verbeteringen. Het kabinet merkt op dat de toegevoegde waarde
                  van een jaarlijkse trefzekerheidsanalyse mogelijk beperkt is. Pas na een langere periode
                  kan worden beoordeeld of een raming trefzeker is. Het risico bij een jaarlijkse beoordeling
                  is dat er wordt bijgestuurd op basis van factoren die achteraf toevallig blijken.
               
Zoals beschreven in de reactie op beslispunt 6, wordt het CPB periodiek beoordeeld
                  door een commissie van onafhankelijke deskundigen die is benoemd door de CPC. Daarnaast
                  laat het CPB ook tussentijdse rapporten opstellen en publiceert het CPB regelmatig
                  analyses van eigen voorspellingsfouten voor publieke toetsing. Ook de Expertgroep
                  is gevraagd om te kijken naar de totstandkoming van de macro-economische ramingen
                  van het CPB en de (verklarende factoren voor) ramingsafwijkingen.4 Op basis van bovenstaande en gezien de onafhankelijke status van het CPB acht het
                  kabinet het niet nodig om additionele trefzekerheidsanalyses uit te laten voeren.
               
Beslispunt 8: Er vindt een betere rapportage van budgetflexibiliteit plaats. De regering
                     rapporteert budgetflexibiliteit ook in de Voorjaarsnota en Najaarsnota. Verder rapporteert
                     de regering wanneer en waarom juridisch verplichte uitgaven niet tot uitkering zijn
                     gekomen. Op die manier kan het parlement zijn grondwettelijke budgetrecht (art. 105
                     GW) waarmaken.
Het kabinet zal het toevoegen van budgetflexibiliteit aan de eerste suppletoire begrotingen
                  bij Voorjaarsnota meewegen in de overwegingen voor de verbetering, modernisering en
                  vereenvoudiging van het begrotings- en verantwoordingsproces, zoals aangekondigd in
                  de Kamerbrief Agenda toekomstbestendig begroten en verantwoorden. De toegevoegde waarde
                  van inzicht in budgetflexibiliteit bij Najaarsnota is echter gering, omdat er weinig
                  tijd in het uitvoeringsjaar resteert.
               
Het kabinet kan zich verder voorstellen dat er soms behoefte is aan informatie op
                  het niveau van individuele maatregelen of verplichtingen, maar is niet overtuigd van
                  de noodzaak van een aanpassing van de rapportage over juridisch verplichte uitgaven.
                  Juridisch verplichte uitgaven ontstaan op basis van een vastgelegde afspraak met een
                  derde partij, bijvoorbeeld een overeenkomst, een contract, een convenant of een schriftelijke
                  opdracht met een opdrachtbevestiging. Het is ongebruikelijk dat die niet tot uitkering
                  komen. Het is daarnaast wettelijk zo vastgelegd dat het parlement maximumbudgetten
                  autoriseert op het niveau van een begrotingsartikel, niet individuele maatregelen
                  of verplichtingen. Rapportage vindt daarom in de regel niet plaats op dat niveau.
               
Beslispunt 9: De Kamer richt het Bureau Begroting en Verantwoording op conform het
                     onderzoek van de aangenomen motie-van Hijum (36 560, nr. 22) en verankert dit in het Reglement van Orde van de Tweede Kamer van de Staten-Generaal.
Het kabinet onderschrijft het belang van onafhankelijke analyses van en toezicht op
                  de doeltreffendheid en doelmatigheid van uitgaven en inkomsten van de overheid. Naast
                  de VS hebben ook bijvoorbeeld Griekenland en Italië een parlementaire budget office.
                  Het is aan uw Kamer om de interne organisatie te wijzigen. Het kabinet ziet echter
                  wel een aantal aandachtspunten bij het voorstel.
               
De taken die het Amerikaanse Congressional Budget Office (CBO) op dit gebied vervult,
                  waar de initiatiefnota naar verwijst, zijn vergelijkbaar met de rollen die in Nederland
                  belegd zijn bij het CPB, de ARK en de Auditdienst Rijk (ADR). Een belangrijk verschil
                  is dat het CBO deze rol vervult in opdracht van het parlement, terwijl het CPB, de
                  ARK en de ADR onafhankelijk opereren.5 Naast deze instituties zijn er verschillende instrumenten en initiatieven die bijdragen
                  aan de uitoefening van het budgetrecht door de Kamer. Voorbeelden hiervan zijn de
                  beleidsevaluaties, de evaluatie van de Comptabiliteitswet en het programma Versterking
                  Financieel Beheer.
               
Ondertekenaars
- 
              
                  Eerste ondertekenaar
E. Heinen, minister van Financiën