Brief regering : Schriftelijke beantwoording openstaande vragen gesteld tijdens het Commissiedebat discriminatie, racisme en mensenrechten op 29 januari 2025
30 950 Racisme en Discriminatie
Nr. 436
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 4 maart 2025
In het Commissiedebat Discriminatie, racisme en mensenrechten met de vaste commissie
voor Binnenlandse Zaken op 29 januari 2025 (Kamerstuk 30 950, nr. 435), heb ik toegezegd om een aantal vragen gesteld door de leden Ceder (ChristenUnie),
Koops (NSC), Bamenga (D66), en Van Nispen (SP) schriftelijk te beantwoorden. Met deze
brief doe ik deze toezegging gestand.
Briefadvies van de staatscommissie tegen Discriminatie en Racisme
Naar aanleiding van het uitgebrachte briefadvies van de staatscommissie tegen Discriminatie
en Racisme hebben de leden Ceder (CU), Koops (NSC), en Van Nispen (SP) vragen gesteld.
Deze vragen beantwoord ik hieronder. Het lid Van Baarle (DENK) heeft eerder al verzocht
om een reactie op het briefadvies van de staatscommissie.1 Het briefadvies is besproken tijdens het Commissiedebat van 29 januari jl. en de
aanvullende beantwoording hieronder kan worden aangemerkt als mijn reactie op het
briefadvies.
Vraag van het lid Ceder (CU): Wanneer wordt de Kamer geïnformeerd over de uitvoeringstoets
beschreven in het briefadvies van de staatscommissie.2 En, meer specifiek, wordt de discriminatietoets betrokken bij de uitvoeringstoets?
En zijn bij deze discriminatietoets ook alle factoren uit de Leefbarometer meegenomen?
Vraag van het lid Van Nispen (SP): Wat zijn uw plannen als coördinerend Minister met
betrekking tot de door de staatscommissie ontwikkelde discriminatietoets, en hoe gaat
u daar regie op voeren?
De staatscommissie tegen Discriminatie en Racisme heeft in haar briefadvies van 20 januari
2025 een eerste toelichting gegeven op de Discriminatietoets Publieke Dienstverlening
die de staatscommissie ontwikkelt. Op 13 februari 2025 is een nadere rapportage over
deze toets verschenen. Op dit moment rondt de staatscommissie de Discriminatietoets
voor publieke dienstverleners af. De verwachting is dat deze toets rond de zomer gereed
is. De staatscommissie beveelt aan om de aanpak van discriminatie in publieke dienstverlening
– en in het bijzonder het gebruik van de Discriminatietoets – in te bedden in bestaande
Rijksbrede programma’s, zoals Staat van de Uitvoering en Werk in Uitvoering.
In de komende periode zal ik gesprekken voeren met de staatscommissie en de hierboven
genoemde programma’s over het gebruik van de discriminatietoets, over inbedding in
bestaande structuren en over het begeleiden van de organisaties die de toets gaan
gebruiken. Ik wil benadrukken dat de toets is bedoeld voor elke overheidsorganisatie
met burgercontacten en dat daar dan ook een eigenstandige verantwoordelijkheid ligt
om de toets te gebruiken. Maar met deze gesprekken en de begeleiding van (de invoering
van) de toets, voer ik de regie op het vervolg van dit traject. Ik zal uw Kamer na
afronding van de Discriminatietoets door de staatscommissie informeren over hoe er
vervolg aan zal worden gegeven. Daarnaast werkt de staatscommissie aan een advies
over de invoering van een gelijkebehandelingsplicht voor overheidsorganisaties, naar
Brits en Iers model. Dit zou mogelijk kunnen bijdragen aan het gebruik van de discriminatietoets
en de opvolging van de resultaten daarvan door de individuele organisaties.
In het briefadvies beveelt de staatscommissie aan, zoals gezegd, dat publieke dienstverleners
in uitvoeringstoetsen aandacht besteden aan risico’s op discriminatie. De inzichten
die de Discriminatietoets biedt, zouden van nut kunnen zijn bij de verdere ontwikkeling
van de uitvoeringstoets, zoals het lid Ceder voorstelt. De beide Discriminatietoetsen
die de staatscommissie ontwikkelt (naast de Discriminatietoets Publieke Dienstverlening
ook nog een discriminatietoets voor departementen), hebben geen relatie met de Leefbarometer.
Vraag van het lid Koops (NSC): houdt de staatscommissie zich ook bezig met het gebruik
van risicoprofielen binnen banken?
De opdracht aan de staatscommissie is (onder meer) om een brede doorlichting uit te
voeren op discriminatie en etnisch profileren en van de werkwijze en organisatiecultuur
van alle (semi)overheidsinstanties en uitvoeringsinstanties. Daar valt de bankensector
niet onder. De staatscommissie heeft ook (onder andere) de taak om te verkennen wat
de mogelijkheden zijn om onderscheid op grond van ras, nationaliteit en andere potentiële
discriminatiegronden in risicoprofielen alleen toe te passen ter bescherming dan wel
ter ondersteuning van mensen. Daartoe voert zij onderzoek uit. Dit onderzoek richt
zich evenmin op de bankensector of op andere private sectoren, maar uit dat onderzoek
komen wel algemene bevindingen over het gebruik van risicoprofielen die voor elke
sector die met risicoprofielen werkt, relevant kunnen zijn. Het onderzoek loopt nog.
Het is op dit moment te vroeg om daar al meer over te kunnen zeggen.
De rol van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties als Rijkswerkgever
Vraag van het lid Bamenga (D66): waarom wordt toegestaan dat het discriminatiebeleid
binnen de Rijksoverheid wordt afgebroken?
Van het afbreken van discriminatiebeleid binnen de Rijksoverheid is geen sprake. Racisme
en discriminatie horen nergens thuis en zeker niet op de werkvloer. Ook niet bij de
Rijksoverheid. In mijn brief aan uw Kamer van 27 januari jl.3 heb ik uw Kamer geïnformeerd over de toezeggingen die ik heb gedaan met betrekking
tot de uitkomsten van de personeelsenquête Rijk (PER) en de brandbrief van verontruste
ambtenaren.
Daarnaast zet ik me in voor de ontwikkeling van een modelaanpak discriminatie en racisme,
voor een departementale beleids- en effectrapportage waarbij van de departementen
wordt gevraagd deze rapportages bij BZK aan te leveren. Mijn streven is dat dit model
na de zomer kan worden geïmplementeerd.
Vraag van het lid Bamenga (D66): Welke actie neemt u, als Rijkswerkgever, in het geval
van racisme en discriminatie binnen de overheid en welke stappen neemt u om een verandering
van de victimisatiecultuur binnen de overheid teweeg te brengen?
Vraag van het lid Bamenga (D66): wordt er voor de zomer opvolging gegeven aan de aangenomen
motie-Bamenga (Kamerstuk 30 950, nr. 422), die vraagt om het actief tegengaan van racisme op te nemen in de beoordelingscycli
van leidinggevenden en ambtenaren, en het gereed hebben van een escalatieladder?
Voor medewerkers die racisme ervaren op de werkvloer is het van groot belang dat zij
gehoord worden en serieus genomen worden. Erkenning en een luisterend oor bieden zijn
essentieel. Ook alertheid van zowel omstanders, collega’s als leidinggevenden hebben
impact. Iedereen op de werkvloer draagt verantwoordelijkheid voor een sociaal veilige
werkomgeving. Ik vind het belangrijk om daarop in te zetten. Alle medewerkers die
grensoverschrijdend gedrag ervaren, moeten het vertrouwen hebben dat hun ervaring
serieus genomen worden.
De leidinggevende speelt een cruciale rol bij deze cultuurverandering. Daarom is ook
inzet op brede handelingsvaardigheid van de leidinggevenden nodig. Zij moeten kort
gezegd racisme herkennen en erkennen. Dat betekent dat zij de nodige kennis en sensitiviteit
dienen te hebben wat betreft micro-agressies en begrip hebben voor de impact van alledaags
racisme. Tevens dienen leidinggevenden racisme en discriminatie bespreekbaar te kunnen
maken en normstellend te kunnen optreden (waarschuwing, verbetertraject, sanctionering).
Dit is samen te vatten in de term inclusief en integer leiderschap. Met het oog hierop
zullen ook voor leidinggevenden instrumenten zoals een handreiking met stappen van
escalatie bij discriminatie en racisme en een e-learning worden ontwikkeld. De handreiking
met escalatiemodel moet leidinggevenden inzicht geven welke sanctiemogelijkheden in
geval van discriminatie en racisme beschikbaar zijn. Ik verwacht deze handreiking
voor de zomer in ontvangst te kunnen nemen.
Daarnaast wil ik bevorderen dat in de functieomschrijvingen en beoordelingscycli van
ambtenaren met een leidinggevende functie de expliciete verantwoordelijkheid wordt
opgenomen om actief zorg te dragen voor een veilige en inclusieve werkomgeving vrij
van racisme en discriminatie (motie Bamenga). Voorbereidingen hiertoe zijn in gang
gezet. U wordt hierover in het voorjaar van 2025 geïnformeerd.
Vraag van het lid Bamenga (D66): is de Minister op de hoogte van het ziekteverzuim
onder beleidsmedewerkers van I&W vanwege het werkklimaat en de omstreden racistische
uitspraken van de Staatssecretaris van I&W?
Vanuit mijn coördinerende rol zet ik mij daarvoor in. Op basis van de Grondwet is
het echter zo dat elke Minister zijn of haar ministerie inricht naar eigen inzicht.
Dat omvat de verantwoordelijkheid voor de aansturing en begeleiding van het eigen
personeel. Over interne personele aangelegenheden van andere departementen kan ik
daarom geen uitspraken doen.
Vraag van het lid Ceder (CU): zijn de aanbevelingen gedaan door Amnesty International
in het rapport «Etnisch profileren is overheidsbreed probleem» opgevolgd?
Hierop kan ik aangeven dat dit kabinet erkent dat er verbeteringen nodig zijn in het
voorkomen en de aanpak van stelselmatige discriminatie door de overheid. Op 3 februari
jl. heeft dit kabinet schriftelijk reactie gegeven op het rapport «Etnisch profileren
is overheidsbreed probleem» van Amnesty International.4 In deze brief5 is ingegaan op de achttien aanbevelingen gedaan door Amnesty International. De aanbevelingen
zijn opgedeeld in vier onderwerpen: normstelling, strikte regels voor controle, verantwoording
en toezicht. Ik onderstreep het belang van de aanpak van etnisch profileren en er
worden al de nodige stappen gezet. Echter is het een opgave die een lange adem vereist
en steeds dient te worden bijgesteld aan de hand van nieuwe inzichten. Naar aanleiding
van het rapport van Amnesty zal ik de komende tijd gesprekken voeren met verschillende
ministeries over de wettelijke non-discriminatie verplichting in relatie tot risicoprofielen.
Voor verdere toelichting verwijs ik naar de reactie op het Amnesty rapport.
Het onderzoek naar het onderbrengen van eenzijdig overheidshandelen onder de reikwijdte
van de Algemene wet gelijke behandeling
Vraag van het lid Van Nispen (SP): wat is de status van het onderzoek naar het uitbreiden
van de reikwijdte van de Awgb zodat eenzijdig overheidshandelen hier ook onder valt?
Dit onderzoek loopt nog. Het ziet toe op de vraag of na uitbreiding van de Awgb met
eenzijdig overheidshandelen, bij die toetsing van overheidshandelen het open of het
gesloten systeem zal moeten worden gevolgd. Van discriminatie is sprake als voor een
onderscheid in behandeling geen objectieve rechtvaardiging kan worden aangevoerd.
Dit wordt het open systeem genoemd. Dat is het uitgangspunt van artikel 1 Grondwet.
De Awgb kent een gesloten systeem. Dat houdt in dat direct onderscheid op de wettelijk
beschermde persoonskenmerken alleen is toegestaan als daarop een wettelijke uitzondering
van toepassing is.
Zoals ik tijdens het debat ook heb toegezegd zal ik uw Kamer voor de zomer informeren
over de uitkomsten van dit onderzoek. Ook bied ik u aan een technische briefing daarover
te houden. Na uitwerking van het concept wetsvoorstel zal dit begin 2026 in consultatie
worden gebracht.
Discriminatie en racisme ervaren door kinderen en jongeren en de uitkomst van het
onderzoek van de Kinderombudsman Amsterdam
Vraag van het lid Bamenga (D66): wat neemt de Minister mee uit het onderzoek van de
Kinderombudsman Amsterdam en gaat zij daar landelijk opvolging aan geven?
Zoals aangegeven in de brief in reactie op het onderzoek van de Kinderombudsman Amsterdam6 zet dit kabinet zich op verschillende manier in om discriminatie onder kinderen en
jongeren aan te pakken. In opvolging van de aanbevelingen van het VN-Kinderrechtencomité
ben ik in gesprek met Discriminatie.nl om antidiscriminatievoorzieningen kindvriendelijker
te maken. Tijdens de Nederlandse Kinderrechtenconferentie op 20 november jl. in Schiedam
hebben ambtenaren van mijn ministerie ook met kinderen gesproken over de vraag hoe
we antidiscriminatievoorzieningen kindvriendelijker kunnen maken. Ook is er, net zoals
vorig jaar, dit jaar een financiële bijdrage voor gemeenten beschikbaar om in te zetten
op preventie van discriminatie, in de vorm van een decentralisatie uitkering. Voor
meer toelichting verwijs ik u naar mijn eerder genoemde brief.
Het onderzoek van de gemeentelijke kinderombudsman Amsterdam geeft een goed inzicht
in de belevingswereld van kinderen en jongeren. De aanpak van ervaren discriminatie
onder kinderen en jongeren heeft mijn aandacht binnen de stelselherziening van de
antidiscriminatievoorzieningen.
De Nationale Kinderombudsman kiest zelf haar onderzoeksonderwerpen. Ik zal met het
Ministerie van VWS bezien of we de Nationale Kinderombudsman in overweging kunnen
geven om een soortgelijk onderzoek landelijk te gaan doen.
Discriminatie op grond van religie bij de verhuur zaal- en locatieverhuur aan religieuze
instellingen
Vraag van het lid Ceder (CU): heeft de Minister signalen ontvangen over discriminatie
op basis van religie op het terrein van verhuur van zaal- en locatieverhuur aan religieuze
instellingen?
Mijn departement heeft, voor zover het mij bekend is, geen specifieke signalen ontvangen
over discriminatie op basis van religie op het terrein van verhuur.
De vrijheid van godsdienst strekt niet zo ver dat gemeenten de verplichting hebben om voor de belijdenis van godsdienst een gebedshuis ter beschikking te
stellen. Het is aan gemeenten om beleid te maken en uit te voeren op het gebied van
huisvesting. Het staat hen vrij om bij het maken en uitvoeren van beleid speciale
regels te maken voor de huisvesting van religieuze en levensbeschouwelijke organisaties.
Zij zijn daartoe niet verplicht.
De Rijksoverheid doet op verschillende manieren wel een handreiking om gemeenten bij
dit vraagstuk te ondersteunen. Zo is in november 2024 de nieuwe handreiking «Religieus
erfgoed in beweging – samen bouwen aan de toekomst» gepubliceerd. Deze handreiking
is het resultaat van een samenwerking tussen VNG, de Federatie Grote Monumentengemeenten
en het Programma Toekomst Religieus Erfgoed en geeft gemeenten praktische tips voor
het opstellen en de uitvoering van kerkenvisies. Met een kerkenvisie geeft de burgerlijke
gemeente aan hoe om te willen gaan met de gebedshuizen in de betreffende gemeente.
Dit gaat niet alleen over kerkgebouwen, maar alle gebedshuizen.
Het door het College voor de Rechten van de Mens ontwikkelde toetsingskader bij risicoprofielen
Vraag van het lid Van Nispen (SP): hoe gaat het door het College ontwikkelde toetsingskader
bij risicoprofielen in de praktijk gebruikt worden?
Het geactualiseerde toetsingskader zal door BZK en het College zelf onder de aandacht
worden gebracht van de departementen en uitvoeringsorganisaties waarvoor het van belang
is. Het College voert daartoe reeds gesprekken met uitvoeringsdiensten. Bij het eerdere
mensenrechtelijk toetsingskader van het College uit 2021 is in opdracht van het Ministerie
van BZK een training ontwikkeld door Movisie, ter begeleiding van het gebruik van
het toetsingskader. De effecten van deze trainingen zijn geëvalueerd door het Verwey-Jonker
instituut.7 Het evaluatierapport is ontvangen en is op 4 december jl. gepubliceerd op de website
van het Verwey-Jonker instituut.8 Daaruit blijkt dat ook voor dit toetsingskader, net als voor de discriminatietoets
Publieke Dienstverlening van de Staatscommissie, geldt dat het gebruik ervan kan worden
bevorderd door het opnemen ervan in bestaande programma’s en structuren om discriminatie
uit te bannen. Daarover zal BZK het gesprek voeren met alle betrokken partijen.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
J.J.M. Uitermark
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
J.J.M. Uitermark, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties