Brief regering : Reactie op de motie van de leden Six Dijkstra en Ceder over conform het hoofdlijnenakkoord werk maken van een kaderwet voor autoriteiten (Kamerstuk 36600-VII-75)
36 600 VII Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (VII) voor het jaar 2025
Nr. 130
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 3 maart 2025
De motie van de leden Six Dijkstra en Ceder (Kamerstuk 36 600 VII, nr. 75) verzoekt de regering conform het hoofdlijnenakkoord werk te maken van een kaderwet
voor autoriteiten.
Deze motie die namens het kabinet is ontraden, is door uw Kamer aangenomen. Conform
uw brief aan de Minister-President van 7 november 2024 inzake het beoordelingskader
voor moties, informeer ik u hierbij, dat ik de uitvoering van de motie ter hand zal
nemen en uw Kamer hierover voor 1 juli 2025 nader zal informeren.
Op basis van het advies «Naar een uitvoerende macht» van de Raad voor het Openbaar
Bestuur en de aanbevelingen van de Staatscommissie rechtsstaat betreffende uitvoeringsorganisaties
is mijn ministerie al gestart met het opstellen van een wetsvoorstel tot modernisering
van de Kaderwet zbo’s waarin elementen van de motie voor zbo’s in het algemeen worden
uitgewerkt, zoals het dienen van het publieke belang en versterkte evaluatie.
Het is mijn streven de wens van uw Kamer om bestuursorganen met waarborgen voor een
sterke mate van onafhankelijkheid (autoriteiten) op regelmatige basis onafhankelijk
te laten evalueren, te combineren met bovengenoemd wetsvoorstel. Dit biedt de meest
samenhangende aanpak en ook de snelste route om uitvoering te geven aan de motie.
Ik zal uw Kamer voor 1 juli informeren of dit een haalbare aanpak is, of dat een afzonderlijk
traject zal worden gevolgd.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
J.J.M. Uitermark
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
J.J.M. Uitermark, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties