Brief regering : Beleidsreactie op adviesrapport van de Evaluatiecommissie van de Nederlandse Gedragscode Wetenschappelijke Integriteit
31 288 Hoger Onderwijs-, Onderzoek- en Wetenschapsbeleid
Nr. 1180
BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 21 februari 2025
Het adviesrapport van de onafhankelijke commissie (hierna: evaluatiecommissie) die
de Nederlandse Gedragscode Wetenschappelijke Integriteit (hierna: NGWI) heeft geëvalueerd,
is in juli vorig jaar verschenen.1 Mijn ambtsvoorganger heeft toegezegd uw Kamer te informeren over de uitkomsten van
deze evaluatie.2 Dat doe ik met deze brief. Een afschrift van het evaluatierapport vindt uw Kamer
in de bijlage.
De NGWI geeft principes, richtlijnen en normen voor goede en integere wetenschapsbeoefening
en is daarmee essentieel voor een integere en betrouwbare wetenschap. De code ondersteunt
de zelfregulering van onderzoekers en onderzoeksinstellingen en heeft een belangrijke
didactische en preventieve functie. Ook biedt de NGWI een toetsingskader waarmee vermeende
schendingen van wetenschappelijke integriteit worden beoordeeld en, indien nodig,
gesanctioneerd kunnen worden. Het is cruciaal dat de NGWI effectief is en wordt nageleefd.
Gezien het belang van de NGWI voor een integere en betrouwbare wetenschap en omdat
zich incidenten voordeden die de onafhankelijkheid van onderzoek en wetenschappelijke
integriteit ondermijnden, heeft mijn ambtsvoorganger de besturen van de opstellende
organisaties van de NGWI (hierna: de opstellers) verzocht deze te laten evalueren
door een onafhankelijke commissie.3 De evaluatiecommissie heeft als taak gekregen te evalueren in hoeverre de huidige
NGWI voldoet aan de eisen die aan een dergelijke code gesteld worden door de wetenschap
en maatschappij.4 Eerder is aan de opstellers gevraagd om aan de volgende punten aandacht te besteden
in de evaluatie:
1. De normen en zorgplichten die gerelateerd zijn aan transparantie en onafhankelijkheid
en het voorkomen van oneigenlijke beïnvloeding door derden.5
2. De toereikendheid en effectiviteit van de zorgplichten en normen van de NGWI voor
het borgen van wetenschappelijke integriteit en of de NGWI aansluit bij de onderzoekspraktijken
van hogescholen en TO2-instellingen.
3. De vraag of wettelijke verankering van enkele normen of zorgplichten ten aanzien van
wetenschappelijke integriteit nodig is.
Daarnaast is een uitnodiging gedaan om zaken te benoemen die OCW vanuit haar stelselverantwoordelijkheid
kan faciliteren of bevorderen.
Bevindingen evaluatiecommissie op hoofdlijnen
De commissie vindt het positief dat de NGWI alle wetenschappelijke disciplines en
typen wetenschappelijk onderzoek omvat. Het is volgens de commissie van belang dat
de NGWI een heldere focus op wetenschappelijke integriteit behoudt. Dat maakt het
mogelijk om dit onderwerp te onderscheiden van verwante, maar andere thema’s (zoals
sociale veiligheid en academische vrijheid). De code blijft zo werkbaar, logisch en
actueel.
De NGWI is volgens de commissie een essentieel instrument om het gesprek op de werkvloer
over wetenschappelijke integriteit te bevorderen. Daarnaast vindt de commissie de
aandacht voor de zorgplichten van de onderzoeksinstellingen ten aanzien van wetenschappelijke
integriteit van belang. Deze zorgplichten benadrukken namelijk dat de verantwoordelijkheid
voor wetenschappelijke integriteit niet uitsluitend op de schouders van de individuele
wetenschapper rust. Verder adviseert de commissie om de NGWI te reviseren en daarvoor
een schrijfcommissie in te stellen. Hiervoor heeft zij aanbevelingen in haar rapport
opgenomen, naast aanvullende aanbevelingen aan onderzoeksinstellingen en OCW. De opstellers
hebben een schrijfcommissie ingesteld die de gedragscode gaat herzien. De nieuwe code
zal naar verwachting begin volgend jaar gereed zijn.6
Beleidsreactie
Ik wil de evaluatiecommissie bedanken voor haar inzet en waardevolle adviezen. Het
is de verantwoordelijkheid van de opstellers om met deze adviezen voor revisie van
de NGWI te zorgen. De instellingen zijn immers verantwoordelijk voor het scheppen
van de juiste cultuur en randvoorwaarden voor een integere wetenschapsbeoefening.
De instellingen dienen te voldoen aan de zorgplichten zoals opgenomen in de NGWI en
wetenschappers behoren de NGWI na te leven. Ik vind het belangrijk dat ieder hierin
zijn verantwoordelijkheid neemt. Op die manier wordt de integriteit van en het vertrouwen
in de wetenschap geborgd.
Vanuit mijn stelselverantwoordelijkheid wil ik de opstellers een aantal aandachtspunten
meegeven. Zoals hierboven aangegeven is gevraagd of de toereikendheid en effectiviteit
van de zorgplichten en normen van de NGWI voldoende zijn en of de NGWI aansluit bij
de onderzoekspraktijken van hogescholen en TO2-instellingen. Ik wil de schrijfcommissie
verzoeken hier bij de revisie van de NGWI nogmaals naar te kijken en gezien eerdere
incidenten, in ieder geval aandacht te besteden aan alle aanbevelingen van de evaluatiecommissie
die raken aan transparantie, onafhankelijkheid en het voorkomen van oneigenlijke beïnvloeding.
Verder wil ik de opstellers meegeven dat, naast het vermelden van het register van
nevenwerkzaamheden van hoogleraren in de NGWI, zoals de evaluatiecommissie adviseert,
het mijns inziens ook van belang is om het register van externe financiering van leerstoelen
in de NGWI te vermelden. Beide registers dragen namelijk bij aan transparantie en
zijn door Universiteiten van Nederland ingericht naar aanleiding van de eerdere incidenten
met als doel om het vertrouwen in de wetenschap te borgen.
Ten aanzien van de vraag of wettelijke verankering van normen of zorgplichten ten
aanzien van wetenschappelijke integriteit nodig is, vind ik op basis van de uitkomsten
van de evaluatie dat het nu te vroeg is om tot een dergelijke fundamentele wijziging
over te gaan. De evaluatie bevat veel aanbevelingen om de doeltreffendheid en doelmatigheid
van de NGWI in de praktijk te vergroten. Ik wil het veld de ruimte geven om eerst
met deze aanbevelingen aan de slag te gaan en te bezien wat het effect hiervan is.
Bovendien geeft de commissie aan dat wettelijke verankering in het buitenland in een
aantal gevallen heeft geleid tot sterke juridisering die gesprekken op de werkvloer
in de weg staan, terwijl het gesprek op de werkvloer mijn inziens juist zo belangrijk
is om het bewustzijn over het belang van wetenschappelijke integriteit te vergroten.
Ik zie daarom nu geen noodzaak tot wettelijke verankering.
Voorts wil ik aangeven dat ik het advies van de evaluatiecommissie onderschrijf dat
ik in het kader van mijn stelselverantwoordelijkheid moet waken voor de risico’s van
prestatiedruk, publicatiedruk en de competitie om schaarse projectfinanciering. Ik
weeg deze risico’s mee in mijn beleidsoverwegingen aangaande de organisatie en financiering
van het wetenschappelijk onderzoek in Nederland.
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
E.E.W. Bruins
Indieners
-
Indiener
E.E.W. Bruins, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap