Brief regering : Verzamelbrief Sport en Bewegen februari 2025
30 234 Toekomstig sportbeleid
Nr. 401 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 21 februari 2025
Hierbij stuur ik uw Kamer een verzamelbrief toe waarin drie onderwerpen aan bod komen.
U ontvangt mede namens mijn collega Staatssecretaris Langdurige en Maatschappelijke
Zorg (SLMZ) de beleidsreactie op het advies van de Nederlandse Sportraad (NLsportraad)
«Laat ze niet zitten! Advies Bewegen en Sport door 65-plussers». Daarnaast ontvangt u de voortgangsrapportage van het Actieplan Nederland Beweegt
2024. Als laatst voldoe ik aan de toezegging om duidelijkheid te geven over de lokale
budgetten voor sport en bewegen.
Beleidsreactie op het advies Laat ze niet zitten! Advies Bewegen en Sport door 65-plussers
Aanleiding
Op 25 november 2024 heeft de Nederlandse Sportraad (NLsportraad) het advies «Laat
ze niet zitten! Advies Bewegen en sport door 65-plussers» aan mij aangeboden. Dit
advies is tot stand gekomen op verzoek van de voormalige Minister voor Langdurige
Zorg en Sport en naar aanleiding van een motie van uw Kamer.1 Het adviesrapport kan gezien worden als een vervolg op het advies «Nederland, sta
op!» uit 2024 voor de specifieke doelgroep 65-plussers. De adviezen die de NLsportraad
geeft zijn domein overstijgend.
Kern van het advies
De NLsportraad stelt in het advies «Laat ze niet zitten!» dat ouderen vaak niet serieus
genomen worden in hun beweegbehoefte, wat seniorisme wordt genoemd. Terwijl meer bewegen
en sporten belangrijk is voor de gezondheid, het welzijn van ouderen en ook voor hun
maatschappelijke bijdrage zoals werk, vrijwilligerswerk, mantel- en familiezorg. 65-plussers
vertegenwoordigen in 2040 een kwart van de bevolking. Deze groep beweegt te weinig,
wat leidt tot chronische aandoeningen, cognitieve achteruitgang, bijvoorbeeld in de
vorm van dementie en een stijging van de zorgdruk en zorgkosten. Het is van belang
hen te stimuleren meer te bewegen door hun woon- en leefomgeving aan te passen, bijvoorbeeld
door mogelijkheden te bieden voor wandelen, fietsen of sociale ontmoetingen. Beweegactiviteiten
moeten aansluiten bij hun leefwereld. Betere samenwerking tussen lokale organisaties
kan kwetsbare ouderen helpen. Daarnaast is het belangrijk de jeugd al vroeg te stimuleren
om te bewegen. Immers: jong geleerd is oud gedaan en zo kunnen toekomstige 65-plussers
hiervan profiteren. Verder wijst de NLsportraad op het belang om voldoende bewegen
onderdeel uit te laten maken van beleid van alle departementen. Bijvoorbeeld omdat
een aantrekkelijke woon- en leefomgeving al sterk uitnodigt om voldoende te bewegen.
En omdat samenwerking tussen welzijn, zorg en sport en bewegen kan bijdragen aan het
juiste aanbod op lokaal niveau voor de grote diversiteit aan 65-plussers en het bereiken
van die doelgroep.
Tot slot schetst de NLsportraad in het advies vier dilemma’s namelijk:
– De vraag of prioriteit moet worden gegeven aan beweegbeleid voor 65-plussers of voor
de jeugd.
– De vraag of binnen de groep van 65-plussers de prioriteit op de doelen van het Nationaal
Preventieakkoord (NPA) moet liggen of op maatschappelijke impact.
– De vraag of de doelstelling van het NPA moet worden nagestreefd of dat er maatwerk
nodig is voor 65-plussers.
– De vraag of preventie een kostenpost is of winst oplevert.
Leeswijzer
De NLsportraad stelt in het advies dat de door VWS gestelde vragen in de adviesaanvraag
niet los kunnen worden gezien van een bredere context en geeft een groot aantal adviezen.
Ik geef een algemene reactie aan de hand van de thema’s: seniorisme, leefomgeving,
sport- en beweegprofessionals, intramuraal bewegen en financiën. Dit laat echter onverlet
dat het volledige advies van de NLsportraad wordt meegenomen in de uitwerking van
toekomstig beleid.
Seniorisme
De NLsportraad heeft er in dit advies voor gekozen gebruik te maken van de positieve
formulering en een indelingskader op basis van vitaliteit en zelfstandigheid in plaats
van kwetsbaarheid. Daarnaast introduceert de NLsportraad de term «seniorisme» die
stelt dat ouderen onvoldoende serieus worden genomen in hun beweegwensen of sportbehoefte.
Het is van belang deze doelgroep vanuit een positief gezichtspunt te benaderen, zicht
te houden op wat wél kan, mensen naar waarde te schatten op basis van hun kunnen en
niet op basis van hun leeftijd uit te sluiten.2 Ouderen zijn in de totstandkoming van dit adviesrapport betrokken geweest en hebben
hun verhalen gedeeld. Ik heb hierdoor een goed beeld gekregen van de verschillende
perspectieven die van invloed kunnen zijn op het beweeggedrag zoals levensgebeurtenissen,
de omgeving waar ouderen zich in bevinden en het bestaande sport- en beweeglandschap3. Ik wil mijn waardering uitspreken over deze werkwijze. De positieve benadering van
deze doelgroep die beoordeeld wordt op basis van kunnen, geeft een waardevol inzicht,
dat ik zeker ter harte nemen.
Leefomgeving
De NLsportraad stelt dat de voorzieningen in de woon- en leefomgeving en de zorgomgeving
tekort schieten om ouderen optimaal in beweging te houden of te krijgen. Dit kabinet
hecht veel waarde aan voldoende ruimte voor sporten en bewegen ten behoeve van een
gezonde leefstijl en een verhoging van fysiek en mentaal welzijn. Samen bewegen of
sporten in informeel verband (zoals een wandelclubje) of in formeel verband (bij een
sportvereniging) is goed voor de persoonlijke gezondheid en versterkt de sociale cohesie.
Het kan zorgen voor nieuwe ontmoetingen met mensen en gevoelens van eenzaamheid helpen
verminderen. Ik heb mijn visie rondom bewegen en sporten toegelicht in de Najaarsbrief
Sport en Bewegen 2024.4
Voor de doelgroep ouderen vraagt dit echter om specifieke inzet en een integrale aanpak.
Ik volg hierin de beleidsreactie op het advies «Nederland, sta op! Maak voldoende dagelijks bewegen vanzelfsprekend» uit 20245 en sluit me aan bij het advies om gezamenlijke verantwoordelijkheid te pakken en
coalities te smeden. Samen met overheden, het maatschappelijk middenveld, het bedrijfsleven
en burgers stimuleren we gezamenlijk voldoende te bewegen. De grootste uitdaging ligt
hier in het koppelen van de verschillende domeinen. Met de afspraken in de (zorg)akkoorden
(het programma wonen, Ondersteuning en zorg voor ouderen; WOZO, het integraal zorgakkoord
IZA; en het Gezond en Actief Leven akkoord; GALA) werken de Minister van VWS, de Staatssecretaris
LMZ en ik samen aan het versterken van de sociale basis en is hier inhoudelijk en
financieel een impuls aan gegeven. Ook werken we aan een Aanvullend Zorg- en Welzijnsakkoord
(AZWA). Hierin kijken we onder andere naar de samenwerking tussen het sociaal en medisch
domein. Dit is een van de speerpunten van de Staatssecretaris LMZ en dit licht zij
toe in de hoofdlijnenbrief wet Maatschappelijke ondersteuning van december jongstleden.6
Het is echter belangrijk in ogenschouw te houden dat Rijksoverheid een beperkte directe
invloed heeft op het sport- en beweeggedrag van Nederlanders. Wél kunnen we werken
aan optimale randvoorwaarden. Daarom ga ik in op de adviezen van de NLsportraad aan
de hand van elementen van het Beweegvriendelijke Omgeving Model (BVO-model).7 Het BVO-model is ontwikkeld om aan te geven uit welke elementen een beweegvriendelijke
omgeving bestaat: hardware, orgware en software.
Hardware (fysieke leefomgeving)
Zoals de NLsportraad concludeert beïnvloedt de woon- en leefomgeving in hoeverre mensen
worden gestimuleerd naar buiten te gaan (en te bewegen) en elkaar (toevallig) te ontmoeten.
Hier ligt een uitdaging voor gemeenten die op basis van de lokale context verantwoordelijk
zijn voor afwegingen in de ruimtelijke ordening, waaronder ruimte voor sport en bewegen.
Relevante voorbeelden zijn hierbij:
– De samenwerking met het Ministerie van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening binnen
het programma Mooi Nederland.8 In dit programma zijn handreikingen ontwikkeld voor gemeenten bij de inrichting van
gebieden en wijken. Ter illustratie: in de handreiking «Groen en gezond leven in de
stad», is het creëren en faciliteren van ruimte voor bewegen, spelen, sporten en actieve
mobiliteit meegenomen als een van de zes brede inrichtingsthema’s. Dit sluit ook aan
bij het Programma «Wonen en Zorg voor Ouderen». Een van de actielijnen in dit programma is «Een leefomgeving die uitnodigt tot bewegen en ontmoeten». Met de Wet versterking regie Volkshuisvesting wordt geregeld dat gemeenten in de
planvorming hier aandacht aan besteden en daarbij ook verbinding maken met hun Wmo-plan.
– Aanvullend daarop is ruimte voor sport en bewegen opgenomen in het Voorontwerp Nota
Ruimte (2024).9
– Afgelopen jaar heb ik een verkennend onderzoek uitgezet naar de vraag «of sport, bewegen en spelen wordt meegenomen in ruimtelijke ordeningsafwegingen en
of dit onder druk staat. Zoals toegezegd wordt deze aan het eind van het eerste kwartaal van dit jaar met
uw Kamer gedeeld.
Gemeenten hebben daarnaast, op grond van de Wmo 2015, de wettelijke opdracht de sociale
samenhang in wijken en buurten te versterken. Dit kan met inzet van mantelzorgers,
vrijwilligers, het brede welzijnswerk en het ondersteunen van buurt- en burgerinitiatieven.
Vitaal ouder worden is een belangrijk onderdeel van het GALA, dat naast de versterking
van de sociale basis inzet op de bevordering van een gezonde leefomgeving die uitnodigt
tot bewegen en ontmoeten. Dit gebeurt ook middels het Sportakkoord II10 en het Actieplan Nederland Beweegt met als doel een beweegvriendelijke omgeving te
creëren waarin iedereen zich uitgenodigd voelt te gaan bewegen.
Orgware (organisatie van het zichtbare aanbod)
Ik zie net als de NLsportraad dat bewegen en ontmoeten lokaal moet plaatsvinden en
dat het moet aansluiten bij de dagelijkse leefwereld en omgeving van ouderen. Daarom
worden gemeenten gestimuleerd een wijkscan te maken om te bezien in hoeverre de wijk
voldoende uitnodigt tot bewegen en ontmoeten. Via ZonMw11 is een voucher beschikbaar voor gemeenten om deze wijkscan samen met bewoners te
maken. Dit sluit ook aan bij een van de aanbevelingen van de Raad van Ouderen uit
hun advies «Ruimte voor Ouderen»12. Kennisinstituut CROW heeft een factsheet ontwikkeld die gemeenten gratis kunnen
gebruiken bij het maken van een wijkscan.13
Samen met het Nationaal Ouderenfonds verken ik de mogelijkheden van een vernieuwde
samenwerking binnen het programma de «Beweegreis» die de gehele doelgroep 65-plussers
bedient. Dit programma koppelt de verschillende domeinen aan de lokale omgeving en
aan de beweegwensen en mogelijkheden van ouderen. Het Nationaal Ouderenfonds is ook
trekker van een samenwerkingsverband dat met de Beweegalliantie is ontstaan. Onder
het mom «Meer ouderen in beweging» zijn verschillende belangenbehartigers samengekomen om de obstakels rond een levensgebeurtenis
die 65-plussers kunnen ervaren te beslechten. Dit heeft geresulteerd in een integrale
aanpak (de Beweegbackpack) die werkt aan de inrichting van de lokale preventiestructuur
in de wijk: tegen versnippering en voor meer samenwerking tussen professionals en
inwoners om bewegen door de dag heen te stimuleren. Om professionals hierin op weg
te helpen in het beweeg- en sportlandschap heeft het Kennis Centrum Sport en Bewegen
een wijktekening ontworpen. Deze geeft een overzicht van organisaties waar desbetreffende
professionals werken, zodat er doorverwezen kan worden en de samenwerking in een wijk
verbetert.14
Software (lokale programmering en activiteiten die aangeboden worden)
Aan de samenwerking tussen domeinen wordt op verschillende manieren gewerkt als het
gaat om daadwerkelijke programmering. De NLsportraad adviseert in te zetten op deskundige
begeleiding voor de doelgroep en ziet kansen op het snijvlak van het zorg- en sociaal
domein. Een voorbeeld dat deze uitdaging blootlegt, is de pilot Buurtsportcoach plus
die via een subsidie tot en met 2025 bij de Vereniging Sport en Gemeenten loopt. Deze
buurtsportcoach legt contact met verwijzers en bouwt aan lokale netwerken in de zorg,
welzijn en de sport. Het is een als leefstijlcoach geschoolde buurtsportcoach die
de Gecombineerde Leefstijl Interventies (GLI) mag uitvoeren en hiermee een belangrijke
schakel tussen bewegen en zorg kan zijn. Uit het voortgangsrapport van het Mulier
Instituut blijkt echter dat ondanks deze specifieke domeinoverstijgende inzet verschillende
knelpunten blijven bestaan, zoals gebrek aan tijd vanuit zorgprofessionals en de lastige
doorstroom naar regulier sport- en beweegaanbod.15 De koppeling tussen het sociaal domein, de zorg en de sport- en beweegsector blijft
ook met dit soort interventies dus een uitdaging.
Samen met lokale uitvoerders zoek ik naar mogelijke en schaalbare oplossingen die
deze samenwerking bevorderen. Een voorbeeld hiervan is de Nationale wandeluitdaging
van de Bas van de Goor Foundation. Binnen deze erkende interventie gaan mensen met
diabetes of een andere chronische aandoening samen 20 weken wandelen. Dit gebeurt
in de lokale omgeving en veelal vanuit een huisartsenpraktijk of andere zorginstelling.
Potentiële deelnemers worden in dit programma wijkgericht, met specifieke communicatie
door «sleutelpersonen» benaderd. Ik zie dat de aan de zorg gekoppelde activiteit in
combinatie met de persoonlijke aandacht de zogenoemde «warme overdracht» essentieel
is. Dit is echter een tijdrovende en financieel kostbare aangelegenheid. De erkende
interventie Sport Mee16 van Stichting MEE vraagt gemiddeld 8 uur per persoon om mensen met een handicap of
chronische aandoening duurzaam in beweging te krijgen. Wanneer de adviezen van de
NLsportraad ter harte worden genomen, dan zal (lokaal) beleid zich niet langer alleen
moeten richten op programmaring, maar veel meer in de «coaching» naar bewegen toe.
Buurtsportcoaches zouden hier in de toekomst een prominentere rol in kunnen gaan spelen.
Sport- en beweegprofessionals
De NLsportraad adviseert meer gekwalificeerde professionals in te zetten op de doelgroep
en het lokale netwerk en pleit voor een robuuste opleidingsstructuur. De raad ziet
buurtsportcoaches als een belangrijk beleidsinstrument voor gemeenten. De uitdagingen
die de raad noemt in het lokale netwerk dat op orde moet zijn komen naar voren in
de ketenaanpak valpreventie. Hier is het de uitdaging om deelnemers aan een valpreventieve
beweeginterventie uit te laten stromen naar passend en lokaal beweegaanbod. Om dit
op de korte termijn te kunnen ondervangen heeft VWS in 2023 bijgedragen aan de doorontwikkeling
van de opleiding «Sport- en beweegleider senioren». Deze specialisatie biedt ook de
mogelijkheid tot het volgen van de erkende beweeginterventie «In Balans». Hierdoor
wordt de koppeling «zorg en bewegen» makkelijker gemaakt. Ik ben in gesprek met de
verschillende ketenpartners om te kijken waar mogelijkheden liggen om de bijscholing
van geschoolde buurtsportcoaches en zorgprofessionals te verbeteren.
Gemeenten maken zelf de afweging waar de inzet van de buurtsportcoach het hardst nodig
is. Het is dan ook een lokale verantwoordelijkheid. In de meest recente monitor van
de BRC17 is te zien dat in 2023 het aandeel gemeenten dat functionarissen binnen de BRC inzet
op de doelgroep ouderen 80% was. Uitgesplitst naar profielen is de beweegcoach het
meest actief voor deze doelgroep met 73%, gevolgd door de buurtsportcoach met 68%.
Kijkend naar de inzet op fte dan is vanaf 2019–2023 een lichte stijging te zien (van
303 fte in 2019 naar 343 fte in 2023). Op basis van deze data kan ik niet concluderen
of deze inzet te laag is ten opzichte van de vergrijzende bevolking. Uit de monitor
blijkt echter wel dat buurtsportcoaches steeds vaker worden ingezet op specifieke
doelgroepen, zoals achterstand in sport- en beweegdeelname, chronische aandoeningen
of lage sociaal economische positie. De doelgroep 65-plussers kan hier onder vallen
en op deze manier ondervangen worden. Dit is echter niet uit deze data te achterhalen.
Op de lange termijn ligt er een uitdaging die groter is dan alleen voor de sport-
en beweegsector. Ik ben het met de NLsportraad eens dat een opleidingsstructuur die
tegemoet komt aan de benodigde inhoudelijke kennis voor deze doelgroepen essentieel
is. Het schort echter niet alleen aan de beschikbaarheid van voldoende (na)scholingen,
ook in de toekomst zullen meer professionals voor deze doelgroep moeten kiezen zodat
ook op termijn passend aanbod blijft bestaan. Dit vergt enerzijds een investering
van gemeenten en sport- en welzijnsorganisaties en anderzijds een landelijke samenwerking
van opleidingsinstituten om het aanbod van de opleidingen passend te maken. Met OCW
zal ik in gesprek gaan om te bezien of hier stappen kunnen worden gezet.
Intramuraal bewegen
De NLsportraad concludeert dat de zorgdruk een vicieuze cirkel creëert voor bewoners
van zorginstellingen waardoor zij sneller in gezondheid en welzijn achteruit gaan
dan wanneer zij wél voldoende beweging zouden krijgen. Ook stelt de raad dat de beweegrichtlijnen
niet passend zijn voor de groep 65-plussers en dat het zorgelijk is dat de beweegactiviteiten
van deze groep 65-plussers al 14 jaar niet relevant genoeg worden bevonden om te meten
en publiceren. Ik ben het met de NLsportraad eens dat de in Nederland gebruikte beweegrichtlijnen
niet bijdragen aan het stimuleren van bewegen voor deze specifieke groep. De huidige
beweegrichtlijnen zijn vastgesteld door de Gezondheidsraad in 2017, op basis van wetenschappelijk
onderzoek. Hierin is geen specifieke richtlijn voor de doelgroep 65-plussers vastgesteld.
Wel is een extra advies voor balansoefeningen opgenomen. In de huidige WHO richtlijnen
uit 2020 zijn wel specifieke beweegrichtlijnen voor ouderen opgesteld. Deze zijn naast
wetenschappelijk onderzoek aangevuld met expertopinies. Dit maakt het mogelijk specifiekere
adviezen te geven. Wellicht is het in de toekomst, wanneer meer wetenschappelijk onderzoek
beschikbaar is, mogelijk een specifieke beweegrichtlijn voor ouderen op te stellen.
Een specifieke beweegaanpak voor de groep ouderen met dagelijkse zorg die wonen in
een zorginstelling is met steun van VWS ontwikkeld door het Nationaal Ouderenfonds.
Van 2019–2024 heeft VWS de projecten rondom Old Stars gefinancierd waarin alle groepen
ouderen (van vitaal en zelfstandig tot een senior met dagelijkse zorg) worden gestimuleerd
in beweging te komen en te blijven. Met het programma Old Stars vitaal werd een pilot
uitgevoerd binnen verschillende intramurale zorginstellingen om juist ook daar het
sedentaire bestaan van de bewoners tegen te gaan. Een van de conclusies was dat bewegen
niet altijd goed te integreren is met de hoge zorgbehoefte van de bewoners. Dit neemt
niet weg dat dit programma nu onderdeel uitmaakt van de beweegreis die het Nationaal
Ouderenfonds aan het uitzetten is. Zij zoeken hierin in de gehele breedte van het
programma de samenwerking met de buurtsportcoach en het sociaal domein.
Financiën
Net als de NLsportraad onderschrijf ik het belang van onderzoek naar de kosten en
baten van preventie, waaronder bewegen en sporten. Ik werk momenteel aan een investeringsmodel
voor preventie. Met dit model kunnen in de toekomst maatregelen die gezondheidswinst
tot doel hebben op eenzelfde manier met elkaar vergeleken worden. Partijen die willen
modelleren, kunnen dit dan op eenduidige wijze doen, waarna een afgewogen besluit
genomen kan worden. Dit investeringsmodel moet de politieke besluitvorming over het
invoeren van preventieve maatregelen ondersteunen en is bedoeld om investeringsbedragen,
baten en risico's van gezondheidsmaatregelen te berekenen. Een belangrijke stap is
dat voor de mogelijke preventiemaatregelen overeenstemming bestaat over het passende
bewijs voor de kosten en baten, of dit nu is op het terrein van bewegen, sport of
anderszins. Voor de zomer van 2025 ontvangt uw Kamer een tijdlijn met daarin een overzicht
van acties die VWS onderneemt om te komen tot het investeringsmodel voor preventie
en welke tussenproducten mogelijk zijn.
Tot slot
Ik ben tevreden met het advies van de NLsportraad. Uit het advies blijkt dat het zorg-
en sociaal domein én de beweeg- en sportsector moeizaam tot elkaar komen. Vanuit het
veld maar ook uit eigen monitors over het sport- en beweegbeleid komt naar voren dat
deze samenwerking nog versterkt kan worden. Dit adviesrapport heeft bijgedragen aan
het inzichtelijk maken van deze problematiek. Met de huidige inzet van mijn beleid
probeer ik te werken aan het beslechten van deze uitdagingen.
Specifiek ten aanzien van de belangenbehartiging en ondersteuning van 65-plussers
op dit domein ga ik graag met de NLsportraad in gesprek om dit advies goed op te kunnen
volgen en dit zo concreet mogelijk uit te werken.
Voortgangsrapportage van het Actieplan Nederland beweegt 2024
In de bijlage kunt u de voortgangsrapportage vinden. In deze rapportage beschrijft
het RIVM de voortgang op de drie actielijnen van het Actieplan Nederland Beweegt.
De eindevaluatie van het gehele Actieplan volgt begin 2026.
De voortgangsrapportage laat zien dat er in de eerste anderhalf jaar (van mei 2022
tot en met november 2024) positieve ontwikkelingen zichtbaar zijn, zoals meer bewustwording
bij actoren en nieuwe samenwerkingen om bewegen te stimuleren. Bewegen is terug te
vinden in brieven aan uw Kamer van relevante beleidsterreinen binnen en buiten VWS,
zoals gezondheid, mobiliteit en ruimtelijke ordening. Ook hebben in één jaar tijd
drie keer zoveel partijen zich aangesloten bij de Beweegalliantie, tot ruim 400. Vanuit
de Beweegalliantie zijn twintig samenwerkingsverbanden begonnen en worden lokale initiatieven
gericht op bewegen op verschillende manieren ondersteund.
Het RIVM concludeert dat blijvende inzet en tijd nodig is om verdere systeemveranderingen
te bereiken en het beweeggedrag van mensen te verbeteren. Daarom adviseert het RIVM
de ingeslagen weg langer door te zetten, ook na de afronding van het Actieplan. Ik
neem de conclusies en aanbevelingen van het RIVM mee in de uitwerking van de motie
van uw Kamer, welke mij vraagt om voor de zomer van 2025 te schetsen hoe de ambities
uit het Actieplan Nederland Beweegt, mits financieel inpasbaar, gewaarborgd kunnen
blijven.18
Lokale budgetten voor sport en bewegen
Uw Kamer heeft een motie19 ingediend om voor de aankomende Voorjaarsnota duidelijkheid te bieden over lokale
budgetten voor sport en bewegen, zodat gemeenten hier op tijd rekening mee kunnen
houden in hun begroting.
Onderstaande tabel toont de beschikbare budgetten van het Ministerie van VWS voor
gemeenten. Het betreft de Specifieke Uitkering (SPUK) Stimulering Sport, de SPUK BRC
en de SPUK Sportakkoord (als onderdeel van de Brede SPUK). De beschikbare reeksen
zijn ook opgenomen in de Prinsjesdag begroting 2025.20
2025
2026
2027
2028
2029
Artikel 6 Sport en Bewegen
SPUK Stimulering Sport
189,5 mln
177,7 mln
178,7 mln
178,7 mln
178,7 mln
SPUK BRC
65,2 mln
65,2 mln
65,2 mln
Artikel 1 Volksgezondheid
SPUK BRC
(2023–2026 als onderdeel Brede SPUK)
89,5 mln
Waarvan 13,8 mln OCW middelen
86,5 mln
Waarvan 13,8 mln OCW middelen
SPUK Sportakkoord (2023–2026 als onderdeel Brede SPUK)
13 mln
10 mln
In het Hoofdlijnenakkoord is afgesproken dat specifieke uitkeringen worden gekort
met 10% en worden overgeheveld naar het Gemeentefonds. Op bovenstaande reeksen is
deze budgetkorting reeds verwerkt. Daarnaast wordt over iedere specifieke uitkering
op basis van een Rijksbreed afwegingskader besloten of en per wanneer deze omgezet
wordt naar een fondsuitkering. Dit geldt ook voor de specifieke uitkeringen op het
terrein van sport en bewegen. Hierbij wordt meegewogen dat er voor sport en bewegen
momenteel geen wettelijk kader is. In het verlengde hiervan is het van belang dat
er een volwaardig alternatief instrument is voor een specifieke uitkering. De integrale
besluitvorming over welke SPUKs wel en niet worden omgezet naar een fondsuitkering
in 2026 vindt plaats in het eerste kwartaal van 2025.
De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, V.P.G. Karremans
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
V.P.G. Karremans, staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport