Brief regering : Gezondheidsraadadvies Neonatale hielprikscreening op ernstige afweerstoornissen anders dan SCID
29 323 Prenatale screening
Nr. 182
                   BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT
            
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 20 februari 2025
Hierbij bied ik uw Kamer het vandaag verschenen advies «Neonatale screening op ernstige afweerstoornissen anders dan SCID» van de Gezondheidsraad aan.
Severe combined immunodeficiency (SCID) is een verzamelnaam voor meerdere zeldzame,
                  ernstige ziekten van het afweersysteem (specifieke T-celdeficiënties). De ziekte maakt
                  kinderen vatbaar voor ernstige infecties (bijvoorbeeld de longen en het maag-darmkanaal)
                  en kan de groei van het kind belemmeren. Sinds 1 januari 2021 is SCID een ziekte die
                  met de hielprikscreening wordt opgespoord (ook wel: doelziekte). Vanwege de huidige
                  definitie van de doelziekte SCID zijn er veel fout-positieve uitslagen, waardoor de
                  screening voor deze ziekte een lage voorspellende waarde kent. De kinderen met een
                  fout-positieve uitslag hebben niet de doelziekte SCID, maar wel vaak een andere ernstige
                  T-celdeficiëntie. In die gevallen gaat het om nevenbevindingen van de screening op
                  SCID. De vraag rees of ook de ernstige T-celdeficiënties die als nevenbevinding worden
                  opgespoord formeel onderdeel moeten worden van de hielprikscreening. Dit kan door
                  uitbreiding van de doelziektedefinitie voor SCID, waarvoor betrokken professionals
                  een voorstel hebben gedaan. Zoals eerder met uw Kamer gedeeld1, heeft de voormalig Staatssecretaris van VWS de Gezondheidsraad op 30 januari 2024
                  gevraagd hierover advies uit te brengen.
               
Het advies van de Gezondheidsraad is om de doelziektedefinitie van SCID in de hielprikscreening
                  voorlopig niet uit te breiden. Een reden hiervoor is dat wetenschappelijke gegevens
                  over ernstige T-celdeficiënties anders dan SCID ontbreken, waardoor de Gezondheidsraad
                  niet kan beoordelen of screening op deze aanvullende ziekten aanmerkelijke gezondheidswinst
                  oplevert. Ook is de voorgestelde doelziektedefinitie niet werkbaar voor screening.
                  Het voorstel is namelijk om te screenen op ernstige T-celdeficiënties met een bepaalde
                  behandelindicatie (stamcel- of thymustransplantatie of gentherapie), terwijl met vervolgdiagnostiek
                  niet direct vastgesteld kan worden of en welke behandeling nodig is voor een kind
                  met ernstige T-celdeficiënties anders dan SCID. Bij een goede doelziektedefinitie
                  kan de diagnose wel betrouwbaar vastgesteld of uitgesloten worden na een afwijkende
                  hielprikuitslag. De Gezondheidsraad benadrukt dat binnen de groep T-celdeficiënties
                  in de toekomst toch aandoeningen aangewezen kunnen worden waarop formeel gescreend
                  zou kunnen worden: hiervoor is een eenduidige doelziektedefinitie nodig, bijvoorbeeld
                  gebaseerd op concrete oorzaken van de betreffende T-celdeficiëntie die na een afwijkende
                  screeningsuitslag snel uitgesloten of bevestigd kunnen worden. De commissie adviseert
                  hier onderzoek naar te doen. Verder beschouwt de commissie het hoge percentage nevenbevindingen
                  niet als reden om op dit moment te twijfelen aan de rechtvaardiging van de screening
                  op SCID. Bovendien zouden kinderen die met een nevenbevinding aan het licht komen
                  juist baat kunnen hebben bij vroege opsporing en behandeling. In het bijgevoegde advies
                  licht de Gezondheidsraad zijn standpunt zoals hierboven omschreven toe.
               
Ik dank de Gezondheidsraad voor dit advies. Ik zal, zo mogelijk binnen de gebruikelijke
                  termijn van drie maanden na publicatie, uw Kamer informeren over mijn beleidsreactie
                  op dit advies.
               
De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
                  V.P.G. Karremans
Indieners
- 
              
                  Indiener
V.P.G. Karremans, staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport