Brief regering : Appreciatie van de motie van het lid Graus over een onderzoek naar het verhalen van de kosten voor veterinaire zorg en opvang op veroordeelde dierenbeulen (Kamerstuk 36600-XIV-33)
29 279 Rechtsstaat en Rechtsorde
Nr. 925
BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 17 februari 2025
Tijdens de begrotingsbehandeling van het Ministerie van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid
en Natuur (XIV) en het Diergezondheidsfonds (F) voor het jaar 2025 (36 600 XIV) op 17 oktober 2024, heeft het lid Graus (PVV) een motie ingediend met het verzoek
aan de regering om de mogelijkheden te onderzoeken tot het verhalen van kosten ten
behoeve van veterinaire zorg en opvang van inbeslaggenomen dieren op veroordeelde
dierenbeulen.1 De Staatssecretaris van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur heeft deze
motie naar mij doorgeleid met het verzoek deze van een schriftelijke appreciatie te
voorzien. Ik laat het oordeel over deze motie aan uw Kamer. Aangezien er een wat langere
periode tussen het indienen en de appreciatie van de motie zit, ga ik in deze brief
meteen in op het onderzoek waar in deze motie om gevraagd wordt. Dat onderzoek heeft
ondertussen al plaatsgevonden.
Er is een ambtelijke verkenning gedaan naar de uitvoering van het verhalen van de
kosten op de plegers van dierenmishandeling.
Binnen de strafwetgeving is het uitgangspunt dat de kosten voor de strafrechtspleging,
waaronder ook voor inbeslagname, niet op veroordeelden worden verhaald.2 Dit geldt ook voor de kosten van veterinaire zorg en opvang van de dieren.
Binnen het strafrecht bestaat geen (algemene) grondslag om bij strafrechtelijke veroordelingen
de gemaakte kosten te verhalen. Een verdachte hoeft immers niet mee te werken aan
zijn eigen veroordeling en hoeft niet bij te dragen aan de kosten van (de tenuitvoerlegging
van) zijn of haar eigen veroordeling. Dit geldt ook voor veroordeelden voor dierenmishandeling.
Als uw Kamer het verhalen van deze kosten mogelijk wil maken, zal in ieder geval het
Besluit inbeslaggenomen voorwerpen moeten worden gewijzigd en waarschijnlijk ook het
Wetboek van Strafvordering en/of het Wetboek van Strafrecht. Als deze zijn gewijzigd
en het verhalen van deze kosten mogelijk is, is het nog steeds aan de rechter om dit
op te leggen. Hierbij kan de rechter het verhalen van de kosten op veroordeelden zien
als een strafverzwarende maatregel en een lagere straf opleggen. Dat laatste vind
ik onwenselijk.
In 2014 is eerder gepoogd om veroordeelden voor kosten voor hun verblijf in een justitiële
inrichting te laten betalen. Toen heeft de Raad van State een advies uitgebracht over
het «voorstel van wet tot wijziging van het Wetboek van Strafvordering in verband
met de eigen bijdrage van veroordeelden aan de kosten van de strafvordering en de
slachtofferzorg en voorstel van wet tot wijziging van de Penitentiaire beginselenwet,
de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden, de Beginselenwet justitiële
jeugdinrichtingen en enige andere wetten in verband met de eigen bijdrage voor verblijf
in een justitiële inrichting.»3
De Afdeling advisering was er niet van overtuigd dat de baten (met inbegrip van de
beoogde besparingen) die met de wetsvoorstellen behaald zouden moeten worden, opwegen
tegen de maatschappelijke en financiële lasten van de wetsvoorstellen. Daarnaast wijst
zij in haar advies op de problematiek waarmee veroordeelden te maken hebben – beperkte
financiële middelen, schuldenlast en zwakke sociale positie.
Voorts kan de Staat in een strafrechtelijke procedure alleen schadevergoeding eisen
in gevallen waarin de Staat kan worden aangemerkt als benadeelde partij.4 Dat is in dit soort zaken echter niet het geval. De kosten die de Staat maakt komen
voort uit het uitvoeren van haar wettelijk taak met betrekking tot de opsporing en
vervolging van criminaliteit. Zij neemt deze kosten op zich om de samenleving en de
dieren te beschermen.
Samenvattend zie ik, gezien het voorgaande, geen goede mogelijkheden en vind ik het
onwenselijk om het pad op te gaan om veroordeelden voor de kosten van hun straf te
laten betalen. Nader onderzoek daarnaar is wat mij betreft niet van meerwaarde. Ik
hoop uw Kamer hiermee voldoende te hebben geïnformeerd over deze motie. Als de motie
wordt aangenomen, acht ik die met deze verkenning afgedaan.
De Minister van Justitie en Veiligheid,
D.M. van Weel
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
D.M. van Weel, minister van Justitie en Veiligheid