Brief regering : Verslag van de informele Europese Raad van 3 februari 2025
21 501-20 Europese Raad
Nr. 2186 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 11 februari 2025
Hierbij bied ik u, mede namens de Minister-President, het verslag aan van de informele
Europese Raad van 3 februari 2025.
De Minister van Buitenlandse Zaken,
C.C.J. Veldkamp
Verslag informele bijeenkomst Europese Raad, 3 februari 2025
Op 3 februari jl. vond de informele bijeenkomst van de leden van Europese Raad (ER)
plaats in het Egmontpaleis in Brussel. De Minister-President kon deze bijeenkomst
wegens ziekte niet bijwonen. Conform staande afspraken werd Nederland tijdens de bijeenkomst
vertegenwoordigd door de Luxemburgse premier Luc Frieden als huidig voorzitter van
de Benelux.
In zijn uitnodigingsbrief omschreef de voorzitter van de Europese Raad Antonio Costa
het doel van deze informele bijeenkomst («retreat») als het voorbereiden van de ER van juni a.s., waar regeringsleiders zich zullen buigen
over vraagstukken van defensie en veiligheid. De bijeenkomst moest eveneens inbreng
opleveren voor het witboek over de toekomst van Europese defensie dat de Europese
Commissie naar verwachting eind maart zal presenteren. SG NAVO Mark Rutte was uitgenodigd
een deel van de bijeenkomst bij te wonen, alsook de Britse premier Keir Starmer.
Defensie en veiligheid
De voorzitter van de ER leidde de discussie in op basis van twee door hem geformuleerde
uitgangspunten: het eerste is dat Europa een grotere verantwoordelijkheid moet aangaan
voor zijn eigen verdediging; het tweede dat EU-lidstaten, die verantwoordelijk zijn
en blijven voor hun eigen krijgsmacht, een gezamenlijk belang hebben in nauwere samenwerking
op Europees niveau. Deze nauwere samenwerking levert schaalvoordelen op en bespaart
kosten, maakt interoperabiliteit mogelijk, zorgt voor een stabiele en lange termijn
vraag – en levert daarmee de industrie meer zekerheid op – en voorkomt duplicatie.
Effectieve defensie is kortom een algemeen belang waarvan alle Europeanen profiteren,
aldus Costa.
SG NAVO Mark Rutte wees in zijn interventie op de noodzaak Europese defensiecapaciteiten
te versterken en hiervoor meer middelen beschikbaar te maken, gezien de dreigingen
waaraan Europa is blootgesteld en de noodzaak Oekraïne onverminderd te blijven steunen.
Er was in deze omstandigheden een andere mindset nodig en een veel stevigere inzet op gereedheid en weerbaarheid. Rutte verwachtte
dat de NAVO-top in juni aanstaande zou uitkomen op een percentage boven de drie procent.
Deze «én-én-én-benadering» was volgens hem ook nodig: én meer geld, én meer Europese
inzet én meer trans-Atlantische samenwerking. De laatste twee sluiten elkaar zeker
niet uit, maar moeten hand in hand gaan. Er zou dus geen sprake zijn van een (gepercipieerde)
keuze tussen Europa of de VS. Ook premier Starmer wees op het belang van partnerschap
en stevige gezamenlijke inzet op defensie en veiligheid, niet in de laatste plaats
om Oekraïne te kunnen blijven steunen. De aanwezigheid van de Britse premier in een
ER in informele setting, de eerste keer sinds Brexit, werd positief ontvangen. De
voorziene Top tussen de EU en het VK werd later op de dag aangekondigd voor 19 mei
a.s.
Er was brede overeenstemming over de noodzaak meer te doen en beter samen te werken.
Die aanpak moet beginnen vanuit een duidelijke needs assessment. De Commissie gaf aan in het witboek uit te gaan van het overzicht van benodigde
capaciteiten zoals dat door de NAVO wordt ingeschat, alsook de door NAVO geconstateerde
gaten in capaciteiten, en die relateren aan de versterking van de defensie-industrie.
Naar verwachting zal de Commissie in het witboek ook voorsorteren op een aantal toonaangevende
Europese defensieprojecten van algemeen belang rondom munitie, lucht- en raketverdediging
en militaire mobiliteit. Op die basis moet dan vervolgens het gesprek over financiering
worden gevoerd, aldus de Commissie.
Tijdens de informele bijeenkomst werd over het financieringsvraagstuk in brede zin
gesproken zonder dat dit tot conclusies leidde. Europese landen zouden aan de huidige
NAVO-norm moeten voldoen; dat zou al tot een aanzienlijke verhoging van defensie-uitgaven
leiden. Daarnaast was er veel aandacht voor het vergroten van private financiering
door grote institutionele beleggers aan te zetten in de defensie-industrie te investeren,
en door investeringen te bevorderen via de Europese Investeringsbank (EIB). Nederland
ondertekende hiertoe een door Finland geïnitieerde brief, die een aantal opties in
relatie tot de EIB suggereert.1 Von der Leyen noemde dat de Commissie de mogelijkheid zal verkennen defensie-uitgaven
uit te zonderen onder het Stabiliteits- en Groeipact (SGP); niet door het SGP zelf
aan te passen maar door flexibiliteit te zoeken binnen de bestaande regels van het
Pact. Zodra de precieze gedachten en voorstellen van de Commissie hierover bekend
zijn, zal het kabinet deze appreciëren en met uw Kamer delen. Namens Nederland heeft
de Luxemburgse premier Frieden aangegeven dat het aangaan van gemeenschappelijke schuld
voor nieuwe instrumenten voor Nederland een no go is. Daarmee is de motie Omtzigt uitgevoerd.2
EU-VS
Tijdens de bijeenkomst is ook gesproken over de EU-VS betrekkingen in het licht van
het aantreden van president Trump. Onder regeringsleiders was het beeld dat een calm, composed and calculated benadering aangewezen was. De Verenigde Staten is als bondgenoot en grootste contribuant
aan NAVO van onmisbaar belang voor de Europese veiligheid, en Amerikaanse steun aan
Oekraïne blijft hard nodig. De EU zet dan ook in op een constructief partnerschap
vanuit gedeelde belangen, maar is, bij monde ook van Commissievoorzitter Von der Leyen,
ook doordrongen van de eigen Europese belangen. De EU zal deze belangen onverminderd
blijven behartigen en met gepaste reactie komen, mochten deze bijvoorbeeld door tarieven
onder vuur komen te liggen.
In relatie tot de uitspraken van president Trump over Groenland spraken regeringsleiders
volle steun uit aan de Deense premier Frederiksen en onderstreepten zij het beginsel
van territoriale integriteit, de soevereiniteit en de onschendbaarheid van grenzen,
zoals dat is vastgelegd in het VN Handvest, van het Koninkrijk Denemarken. Hiermee
is de motie Dassen/van der Werf uitgevoerd.3
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C.C.J. Veldkamp, minister van Buitenlandse Zaken