Brief regering : Onderzoeksrapport Diversion - vertegenwoordiging werknemers horecasector
29 544 Arbeidsmarktbeleid
Nr. 1268
BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 10 februari 2025
Graag informeer ik u over een inventarisatie naar de vertegenwoordiging van werknemers
in de horecasector, uitgevoerd door onderzoeksbureau Diversion. Hiervoor zijn door
Diversion gesprekken gevoerd met individuele, ongeorganiseerde werknemers. Ik heb
het onderzoeksbureau hiertoe opdracht verstrekt in het kader van de verkenning naar
onderhoud van het cao en avv-stelsel. Tevens kom ik hiermee tegemoet aan de toezegging
bij de motie Smals om ook werknemers die geen lid zijn van een vakbond te betrekken
bij de uitvoering van de motie.1 De motie Smals verzoekt om te onderzoeken hoe alle werkenden voor wie de cao geldt
beter kunnen worden betrokken bij het cao-proces. Bijgevoegd treft u de rapportage
aan.
De vraag die ik het onderzoeksbureau heb gesteld is om kleuring te geven aan het feit
dat een groot percentage werknemers ongeorganiseerd is en hoe zij de cao en arbeidsvoorwaarden
binnen de sector beleven. Er is in overleg met het onderzoeksbureau gekozen voor de
horecasector, omdat het een sector is met weinig vakbondsleden, waar tussen 2014 en
2017 geen cao is geweest.2 De sector kent veel kleinere bedrijven met jongere werknemers die werkzaam zijn op
basis van flexibele contracten, allemaal kenmerken die gelinkt zijn aan een lage organisatiegraad.
Voor de inventarisatie hebben de onderzoekers 1-op-1 interviews met dertig horecamedewerkers
gevoerd. Dit waren overwegend werknemers, maar ook enkele zelfstandigen die voorheen
als werknemer in de sector hebben gewerkt. Met de geïnterviewden is gesproken over
het werk in de horeca, de cao en de vakbond. De bevindingen zijn gebaseerd op deze
dertig gesprekken en vormen dus geen representatief beeld van de horecasector als
geheel. Dat was ook niet het doel van de opdracht. Wel biedt de rapportage inzicht
in hoe individuele werknemers de cao en arbeidsvoorwaarden binnen de sector beleven.
Ook biedt het kleuring aan het feit dat een groot percentage werknemers in de horeca
ongeorganiseerd is.
De geïnterviewden hebben open gesproken met de onderzoekers over de verschillende
aspecten van hun werk. Om de deelnemers op hun gemak te stellen en het gesprek op
gang te brengen is er bewust voor gekozen om eerst te vragen naar de werkbeleving
van de werknemers om vervolgens dieper in te gaan op specifiek de arbeidsvoorwaarden,
de cao en de vakbond. Dat heeft de gevraagde kleuring gegeven, maar biedt ook inzichten
in andere aspecten van het werken in de sector en levert een breder beeld op van hoe
het werk in de horeca ervaren wordt.
De positieve aspecten van het werken in de sector kwamen in die gesprekken naar voren,
zoals de sociale interactie met collega’s en gasten, evenals de gezellige sfeer en
flexibiliteit van werktijden. De meeste geïnterviewden doen hun werk met plezier en
vanuit passie voor het vak. Het geschetste beeld is echter lang niet altijd positief.
Er bestaan ernstige zorgen over de lange werkdagen, hoge fysieke en mentale belasting,
lage lonen en onduidelijke afspraken over uitbetaling en fooien.
De belangrijkste conclusie van het rapport luidt: «(...) dat ongeorganiseerde werknemers in de horeca wel degelijk behoefte hebben aan betere
arbeidsvoorwaarden, duidelijkere regels en een formele route om dit te bewerkstelligen.
De drempels voor vakbondsdeelname zijn echter hoog vanwege de cultuur binnen de sector
en de leeftijden en flexibele contracten van de werknemers. De gebrekkige kennis over
de horeca-cao en vakbonden houdt de drempel voor vakbondsdeelname in stand.»
Deze conclusie strookt met het beeld dat naar voren is gekomen uit de gesprekken die
zijn gevoerd in het kader van de verkenning van mogelijk onderhoud van het cao en
avv-stelsel en waarover ik uw Kamer recent heb geïnformeerd.3 Namelijk dat het in de samenleving ontbreekt aan kennis over het cao-stelsel en dat
het feit dat er een cao is, als vanzelfsprekend wordt beschouwd.
Hoewel de rapportage geen representatieve weergave is van de gehele horecasector noch
van alle ongeorganiseerde werknemers, bieden de gesprekken een verrijking van kwantitatief
onderzoek, zoals de Nationale Enquête Arbeidsomstandigheden (NEA). Het rapport biedt
interessante inzichten in hoe werknemers de cao en hun arbeidsvoorwaarden beleven.
Zoals uit de NEA blijkt bestaat er onder werknemers in het algemeen waardering voor
het feit dat er een cao is en dat er vakbonden bestaan.4 Tegelijkertijd geeft 55% van de werknemers die geen lid is aan, dat zij er nog nooit
serieus over hebben nagedacht zich aan te sluiten bij de vakbond. De bevindingen van
het onderzoeksbureau zijn hier grotendeels mee in lijn. De geïnterviewde werknemers
hebben wel degelijk behoefte aan duidelijkheid en ondersteuning, maar zijn onwetend
over welke rol de vakbond daarbij zou kunnen vervullen en zien de meerwaarde van lidmaatschap
niet in.
Zoals gezegd in mijn brief over de verkenning naar onderhoud van het cao en avv-stelsel
neem ik het punt dat het in de samenleving ontbreekt aan kennis over het stelsel mee
bij het vervolg van de verkenning, waarbij ik samen met sociale partners een viertal
geïdentificeerde aandachtspunten verder ga oppakken.5
De notie van Diversion dat specifieke dynamieken, zoals de (werk)cultuur, een belangrijke
invloed lijken te hebben op de organisatiegraad en het kennisniveau over de cao en
de vakbond, zal ik daarbij betrekken.
Tot slot wil ik nog expliciet benoemen dat ik de signalen van de deelnemers over de
negatieve kanten van het werken in de horeca zeer serieus neem. Ik blijf mij samen
met de Staatssecretaris van Participatie en Integratie onverminderd inzetten voor
een eerlijke en veilige werkomgeving en het bevorderen van goed werkgeverschap. Daarbij
spelen ook de sociale partners een belangrijke rol. De rapportage is daarom ook met
hen besproken. Zij nemen de signalen serieus, maar wijzen er tegelijkertijd op dat
de horecasector omvangrijk en divers is en dat op basis van dit onderzoek geen volledig
beeld van de sector geschetst kan worden.
Om een meer compleet beeld te krijgen en de signalen te delen is mijn ministerie ook
met cao-partijen uit de sector in gesprek gegaan over de bevindingen. Zij geven aan
dat in de Horeca-cao duidelijke kaders zijn opgesteld over werktijden, roostering
en arbeidsomstandigheden.
Ook komt naar voren dat cao-partijen gezamenlijk initiatieven zijn gestart voor de
toekomstbestendigheid van de sector. Een belangrijk voorbeeld is het Horeca Ontwikkel
Platform. Dit platform is opgericht door cao-partijen als onderdeel van de laatste
Horeca cao en wordt gefinancierd vanuit de sector. Het doel van het platform is het
bevorderen van de ontwikkeling van werkgevers en werknemers, voorlichting over arbeidsvoorwaarden,
goede arbeidsverhoudingen en omstandigheden, medezeggenschap en het verbeteren van
de werkgelegenheid binnen de sector.
Ook werken Koninklijke Horeca Nederland en de Horecabond samen met VNO-NCW en MKB-Nederland
aan een sectoraanpak voor grensoverschrijdend gedrag. Hier wordt door partijen nadere
invulling aan gegeven in 2025. Zij zullen bezien welke andere relevante stakeholders
betrokken zullen worden.
Daarnaast heb ik dit rapport onder de aandacht gebracht bij de Nederlandse Arbeidsinspectie
(NLA). De Arbeidsinspectie zet zich met programma’s zoals «Goed werkgeverschap in
sectoren en ketens», dagelijks in voor gezonde en veilige arbeidsomstandigheden en
eerlijk werk en neemt daarbij signalen uit de praktijk mee in haar risico-afwegingen.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
Y.J. van Hijum
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
Y.J. van Hijum, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid