Brief regering : Reactie op de motie van het lid Ceder over verkennen op welke manier het recht op gegevensverwijdering zo toegankelijk mogelijk kan worden gemaakt (Kamerstuk 36600-VII-60)
32 761 Verwerking en bescherming persoonsgegevens
Nr. 313
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 4 februari 2025
Op 3 december 2024 heeft uw Kamer een motie aangenomen over het verwijderen van persoonsgegevens
van minderjarigen, ingediend door het lid Ceder (ChristenUnie) tijdens het Wetgevingsoverleg
van 11 november 2024 (Kamerstuk 36 600 VII, nr. 118)1. Met deze brief reageer ik op deze motie.
De motie verzoekt de regering om te verkennen op welke manier het recht op gegevensverwijdering
zo toegankelijk mogelijk kan worden gemaakt, bijvoorbeeld door standaard elke 18-jarige
het aanbod te geven om alle gegevens te verwijderen zodat ze met een schone lei kunnen
beginnen.
Net als uw Kamer zie ik het belang dat het recht van betrokkenen om gegevens te laten
verwijderen toegankelijk en effectief moet zijn. Dit geldt in het bijzonder wanneer
het minderjarigen betreft. De Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) biedt
hiervoor een effectief kader, waarbij de Autoriteit Persoonsgegevens (AP) handvatten
geeft voor de praktijk.
Wettelijk kader AVG
De AVG beoogt de controle van betrokkenen over hun persoonsgegevens te vergroten.
Ook het recht op gegevenswissing, dat ook wel het recht op vergetelheid wordt genoemd,
is bedoeld om aan dat doel uitdrukking te geven. Het recht op gegevenswissing is neergelegd
in artikel 17 van de AVG.
Overweging 65 bij de AVG benadrukt dat het recht op gegevenswissing met name relevant
is wanneer de betrokkene toestemming heeft gegeven als kind, toen hij zich nog niet
volledig bewust was van de verwerkingsrisico’s, en hij dergelijke persoonsgegevens
later wil verwijderen, met name van het internet. De betrokkene dient dat recht te
kunnen uitoefenen niettegenstaande het feit dat hij geen kind meer is, aldus overweging
652.
Artikel 17, eerste lid onder f AVG geeft aan deze gedachte verder vorm en is in het
bijzonder bedoeld voor diensten die via internet aan kinderen worden aangeboden; voor
zover daarbij gegevens van minderjarigen zijn verzameld, kan de betrokkene verlangen
dat deze gegevens worden gewist, ook als hij of zij inmiddels meerderjarig is.
Zoals met de motie wordt nagestreefd, geldt dus al het recht op gegevenswissing als
gegevens van kinderen worden verwerkt door diensten van de informatiemaatschappij,
en kunnen ook volwassenen gebruik maken van dat recht met betrekking tot gegevens
die in dat kader tijdens hun minderjarigheid zijn verworven.
Het recht op gegevenswissing is daarbij geen absoluut recht. Artikel 17 AVG noemt
in onderdeel a-f de gevallen waarin het recht op wissing van persoonsgegevens kan
worden ingeroepen en bepaalt in het derde lid wanneer dit recht geen toepassing heeft.3 De mogelijkheid waartoe in de motie wordt opgeroepen om elke 18-jarige álle gegevens
te kunnen laten verwijderen, zou met het normenkader van de AVG niet verenigbaar zijn.
Dat de uitoefening van het recht op gegevenswissing zo toegankelijk mogelijk moet
zijn, is ook mijn opvatting. Dit geldt voor alle rechten die onder de AVG aan de burger
toekomen. Het kabinet onderschrijft daarnaast het belang van het beschermen van kinderrechten
in de digitale wereld4.
Recht op gegevensverwijdering in Nederland
De AP geeft op haar website duidelijke informatie en handvatten ten aanzien van verzoeken
om gegevensverwijdering5. Zo wordt onder meer beschreven wanneer het verwijderen van gegevens wel en niet
mogelijk is en hoe organisaties moeten omgaan met een verzoek om verwijdering. Daarnaast
is op de website van de AP een voorbeeldbrief voor het doen van een verzoek tot het
verwijderen persoonsgegevens te vinden.
De AVG biedt dan ook een evenwichtig juridisch kader met betrekking tot het verwijderen
van persoonsgegevens, waaronder een specifieke regeling ten aanzien van minderjarigen
en hun positie binnen de informatiemaatschappij.
De AP maakt met de voorlichting op haar website bovendien een laagdrempelige en toegankelijke
uitoefening van het desbetreffende recht mogelijk. Ik meen dat hiermee voldoende tegemoet
wordt gekomen aan de gedachte die aan de motie ten grondslag ligt.
De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,
T.H.D. Struycken
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
T.H.D. Struycken, staatssecretaris van Justitie en Veiligheid