Brief regering : A-brief project ‘Operational Training Infrastructure’
27 830 Materieelprojecten
Nr. 459
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN DEFENSIE
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 3 februari 2025
Om effectief en adequaat te kunnen reageren op uiteenlopende dreigingen en gereed
te zijn voor een mogelijk hoofdtaak 1-scenario, is het voor de Nederlandse krijgsmacht
van belang om goed te kunnen oefenen en trainen voor de bescherming van het eigen
en bondgenootschappelijk grondgebied. Ook de Nederlandse luchtmacht moet kunnen opereren
binnen sterk verdedigde vijandelijke gebieden en heeft hier effectieve en moderne
trainingsmiddelen voor nodig.
Defensie is daarom voornemens om gespecialiseerde infrastructuur te verwerven die
het luchtmachtpersoneel ondersteunt in het effectief trainen in realistische en veilige
omstandigheden. Met deze A-brief informeer ik uw Kamer over de behoeftestelling voor
het project «Operational Training Infrastructure» (OTI).
Behoefte
De effectiviteit van de luchtmacht is sterk afhankelijk van de inzetbaarheid van haar
vliegers in militaire luchtoperaties die zich richten op het onderdrukken of uitschakelen
van vijandelijke luchtverdedigingssystemen. Met een trainingsomgeving die zo is ingericht
dat het defensiepersoneel dagelijks kan oefenen in deze complexe en realistische scenario’s,
zorgt Defensie ervoor dat haar eenheden beter in staat zijn om in een multi-domein
omgeving vijandelijke systemen te bevechten. Dit onder het motto: «Train as you fight».
Kwalitatieve behoefte
OTI verwijst naar de systemen, faciliteiten en technologieën die Defensie gebruikt
om defensiepersoneel op te leiden en voor te bereiden op operationele inzet. Deze
infrastructuur betreft geïntegreerde fysieke en virtuele technologieën die een omgeving
bieden om militaire operaties te oefenen zonder de risico's van daadwerkelijke inzet.
Momenteel kan Defensie enkel in het buitenland trainen in een dergelijk complexe trainingsomgeving.
In een daadwerkelijk inzetscenario heeft gebrek aan deze hoogwaardige en representatieve
trainingen een negatief effect op de getraindheid van Nederlandse vliegers. Tevens
verhoogt dit de overlevingskans van het ingezette defensiepersoneel en draagt daarmee
bij aan het succes van de missie.
Met het project OTI realiseert Defensie een trainingsomgeving in Nederland waardoor
in eerste instantie F-35 vliegers, maar ook gebruikers van andere systemen, realistisch
en hoogwaardig kunnen trainen in een Anti Access Area Denial (A2AD) omgeving voorzien van een geïntegreerd luchtafweersysteem (Integrated Air Defense System, IADS) van een gelijkwaardige tegenstander. In een A2AD-omgeving oefenen vliegers
hoe te opereren in een gebied dat wordt verdedigd, waarbij de vijand probeert toegang
te blokkeren en beweging te beperken. In een training waarin IADS wordt gesimuleerd
oefenen militairen hoe ze deze complexe en goed gecoördineerde luchtafweersystemen
kunnen ontwijken of uitschakelen.
Kwantitatieve behoefte
De kwantitatieve behoefte van Defensie bestaat uit een aantal onderdelen, die samen
de bouwstenen vormen voor deze trainingsomgeving:
– Een war room: een gespecialiseerde ruimte met de data-infrastructuur en software voor het plannen,
coördineren, en simuleren van militaire operaties tijdens trainingsscenario's. De
ruimte fungeert als een centraal commandocentrum waar verschillende aspecten van een
oefening of operatie worden gemonitord en geanalyseerd;
– Threat emittersen replica targets: threat emitters bootsen bedreigingen na waarmee vliegers te maken kunnen krijgen tijdens een missie.
Deze systemen stralen bijvoorbeeld radarsignalen uit die lijken op die van luchtverdedigingssystemen,
raketafweersystemen of andere detectie- en volgsystemen die de vijand gebruikt. Replica
targets zijn fysieke replica’s van echte doelwitten zoals luchtafweersystemen die Defensie
in de OTI gebruikt om vliegers te trainen in het aanvallen of verdedigen tegen specifieke
bedreigingen;
– Adversary Air (ADAIR): vliegcapaciteit die de capaciteiten en tactieken van vijandelijke toestellen
nabootst;
– Live Virtual Constructive (LVC): technologieën die, door de verschillende trainingsmethoden samen te voegen,
de live, virtuele en gesimuleerde elementen combineren;
– Data-infrastructuur: het netwerk en de systemen die nodig zijn om de grote hoeveelheden gegevens die
tijdens trainingsactiviteiten worden gegenereerd, te verzamelen, verwerken, opslaan
en delen. Via de beveiligde verbindingen kan Defensie data van verschillende geclassificeerde
niveaus ontvangen en versturen.
Verwervingsstrategie
Defensie gaat voor dit project uit van verwerving van zo veel mogelijk bestaande commerciële
en/of militaire technologie. In de verwervingsvoorbereidingsfase zal Defensie onderzoeken
welke concrete verwervingsmogelijkheden bestaan om invulling te geven aan haar behoefte.
De uiteindelijke verwervingsstrategie zal afhankelijk zijn van deze mogelijkheden.
Uitwerking
Personeel
Defensie beschikt over voldoende inkoopcapaciteit om het verwervingstraject voor dit
project uit te voeren. Om OTI voor de luchtmacht op te kunnen nemen in de bedrijfsvoering,
heeft Defensie behoefte aan personeel om de trainingsomgeving op te bouwen en in te
richten. Ook dient het huidige personeel te worden opgeleid en getraind om de systemen
te gebruiken. Omdat Defensie de verschillende bouwblokken waaruit dit project bestaat
gefaseerd in gebruik neemt, is de additionele benodigde personele capaciteit aanvankelijk
beperkt. Daar waar Defensie zelf niet beschikt over voldoende personeel, zal zij personeel
inhuren of reservisten inzetten.
Voor ADAIR maakt Defensie nu gebruik van ingehuurde capaciteit. Defensie zal onderzoek
doen naar de mogelijkheden van inzet van onze huidige vliegers voor ADAIR met als
doel een positieve bijdrage te leveren aan het behoud van het vliegerbestand.
Internationale samenwerking
Defensie wil een trainingsomgeving verwerven die aansluit bij de capaciteiten van
NAVO- en EU-partners. Relevante partners in het luchtdomein zijn onder andere de Europese
landen die met de F-35 (gaan) opereren waaronder Noorwegen, Denemarken, België, het
Verenigd Koninkrijk en Duitsland. Defensie verwacht ook voor training meer samen te
gaan werken. Er is internationaal gezien veel behoefte aan deze manier van trainen.
Daarom stelt Defensie de te verwerven OTI-omgeving na ingebruikname, mogelijk tegen
vergoeding, ook beperkt open voor internationale partners.
Om vertraging in het afstemmingstraject te voorkomen en zo tijdig te beschikken over
de benodigde trainingsomgeving, is Defensie niet voornemens om een gezamenlijk ontwikkeltraject
aan te gaan met mogelijke partners. Het aangaan van een dergelijk gezamenlijk ontwikkeltraject
kost meer tijd en capaciteit dan het nationale proces. Door gebruik te maken van standaarden
van onder andere de NAVO richt Defensie de trainingsomgeving wel zo in dat meerdere
buitenlandse systemen kunnen inpluggen in het netwerk. Hiermee kan Defensie de trainingscapaciteit
vergroten, bijvoorbeeld tijdens internationale oefeningen.
Interoperabiliteit en standaardisatie
In de huidige dreigingsomgeving voeren eenheden missies niet individueel uit. Dit
zal altijd een samenspel zijn tussen diverse, vaak internationale, eenheden. Het is
van belang dat de trainingsomgeving aansluit op de behoefte van andere eenheden en
interoperabel is met (internationale) initiatieven zodat het beoefenen van het Multi-Domein
Optreden (MDO) mogelijk wordt. Binnen het project OTI staat interoperabiliteit van
het LVC centraal, omdat alle OTI bouwblokken geïntegreerd dienen te functioneren.
Met betrekking tot ADAIR gaat de luchtmacht het gesprek aan met de ADAIR partijen
en de militaire en civiele instanties zodat de benodigde wet- en regelgeving ingeregeld
en gehandhaafd kan worden.
Industriële participatie
Bij verwervingen van Defensie beoordeelt het Ministerie van Economische Zaken (EZ)
in overleg met Defensie per geval of het Industrieel Participatiebeleid (IP) van toepassing
is. Na de behoeftestellingsfase van dit project volgt de onderzoeksfase. Op basis
van de uitkomsten van de onderzoeksfase, wanneer meer bekend is over de mogelijke
invulling van IP, zal EZ in overleg met Defensie bepalen of IP voor dit project van
toepassing is en of er mogelijkheden zijn voor de Nederlandse industrie. Mogelijkheden
voor industrieversterkend inkopen worden, in nauwe samenwerking met de Nederlandse
kennisinstituten, tijdens het verwervingstraject onderzocht.
Innovatie
Het project OTI is innovatief vanwege het gebruik van nieuwe technologieën zoals de
LVC. Ontwikkelingen op dit terrein evolueren continu. Samenwerking met de kennisinstituten
is daarom belangrijk zodat Defensie aangesloten blijft bij de lopende innovatieve
initiatieven. Hiermee kan Defensie o.a. simulatoren en computergestuurde entiteiten
koppelen aan de inzet van fysieke vliegtuigen. Zo kunnen vliegers trainen met gevechten
waaraan meerdere vliegtuigen deelnemen, zonder dat deze vliegtuigen daadwerkelijk
worden ingezet. Een verdere innovatie betreft het gebruik van de geavanceerde threat emitters met de nieuwste (radar)technologie.
Defensie houdt de mogelijkheid open om eventuele nieuwe capaciteiten in de toekomst
te integreren in de OTI-omgeving.
Duurzaamheid
Momenteel traint Defensiepersoneel dergelijke A2AD scenario’s primair in het buitenland.
Wanneer Nederland beschikt over een eigen trainingsomgeving hoeft Defensiepersoneel
minder vluchten uit te voeren naar verafgelegen oefengebieden om de gewenste trainingen
uit te voeren, waarmee emissies worden beperkt. Bovendien kunnen vliegers hierdoor
meer oefenen dan nu het geval is. Door de virtual en constructive elementen in te brengen kunnen vliegers realistisch trainen zonder meer vlieguren
te hoeven maken.
Het gebruik van gekoppelde simulatoren in een LVC-omgeving vermindert de afhankelijkheid
om grote formaties echte vliegtuigen te gebruiken. Deze zijn in de hedendaagse trainingen
nog steeds noodzakelijk voor de gewenste hoogwaardige training in complexe dreigingsscenario’s.
Met het geïntegreerde gebruik van de simulatoren kan Defensie het brandstofgebruik
en daarmee de emissies reduceren.
Infrastructurele aspecten
Voor dit project maakt Defensie gebruik van de renovatie van bestaande bouw. Naar
verwachting start Defensie in 2026 op vliegbasis Leeuwarden en in 2028 op vliegbasis
Volkel met de verbouwing voor de war room. Het hiervoor benodigde budget valt binnen de scope van project OTI.
Gerelateerde projecten
De volgende projecten hebben een verband met dit project:
– Programma «Doorontwikkeling F-35»: dit programma stelt Defensie in staat om de F-35
te blijven moderniseren. OTI dient gebruik te maken van bestaande en toekomstige capaciteiten
die de F-35 verkrijgt vanuit dit programma. Daarom moet Defensie de ontwikkeling van
OTI optimaal aan laten sluiten op die van de F-35.
– ICT netwerkprojecten zoals GrIT en HGI1.OTI zal in eerste instantie aansluiten op de huidige ICT netwerken binnen Defensie.
Zodra nieuwe netwerken operationeel zijn zal OTI daar op aansluiten.
Doeltreffendheid en doelmatigheid
Met de uitvoering van dit project geeft Defensie, onder verwijzing naar art. 3.1 van
de Comptabiliteitswet 2016, invulling aan doeltreffendheid en doelmatigheid.
– Doeltreffendheid: wanneer Defensie beschikt over de OTI-omgeving stelt dit vliegers
in staat om te trainen in oefenscenario's die de echte gevechtsomstandigheden nauwkeurig
simuleren. Dit draagt bij aan een verhoogde operationele gereedheid en inzetbaarheid
van de Nederlandse vliegers.
– Doelmatigheid: OTI maakt gebruik van LVC-technologieën, waardoor het aantal vliegbewegingen,
met de daaraan gekoppelde geluidsruimte, niet zal toenemen. Hiermee worden hogere
kosten voor brandstof, onderhoud en logistiek vermeden, zonder dat de trainingskwaliteit
afneemt. Ook is sprake van efficiënt gebruik van tijd en middelen. OTI draagt tenslotte
ook bij aan het behoud van vliegers wegens betere, realistische trainingsmogelijkheden.
Risico’s
Voor het project is een risicobeoordeling gemaakt en zijn beheersmaatregelen getroffen.
Een risicoreservering maakt deel uit van het projectbudget.
Eén van de risico’s van dit project is dat OTI vertraagt omdat Defensie de gerubriceerde
netwerken uit andere projecten niet tijdig gereed heeft om de gerubriceerde OTI bouwblokken
op aan te sluiten. De schaarse personele (IT-)capaciteit heeft daarnaast mogelijk
ook tot gevolg dat de koppeling van deze bouwblokken vertraagt. In dat geval kunnen
deze bouwblokken in eerste instantie op bestaande gerubriceerde netwerken worden aangesloten.
Om deze risico’s te mitigeren vindt tijdig overleg plaats tussen de belangrijkste
spelers op gebied van ICT binnen Defensie en reserveert zij een bedrag binnen de risicoreservering
om waar nodig extern personeel in te huren.
Omdat Defensie voornemens is binnen dit project zo veel mogelijk COTS/MOTS te verwerven,
wordt het technologische ontwikkelingsrisico van een compleet nieuw systeem beperkt.
Financiën
Het investeringsvolume van het project OTI valt binnen de DMP-bandbreedte van € 50
miljoen en € 250 miljoen (prijspeil 2024), inclusief BTW en risicoreservering. Het
projectbudget inclusief exploitatiekosten valt binnen de DMP-bandbreedte van € 250
miljoen en € 1 miljard. Het totale projectbudget valt in de hogere bandbreedte omdat
de inhuur van ADAIR resulteert in hogere exploitatiekosten vanwege de complexiteit
en geavanceerde vliegtuigen en technologie die hierbij nodig zijn. Dit budget komt
ten laste van de defensiebegroting.
Planning
Na parlementaire behandeling van de A-brief start Defensie met de initiatie- en onderzoeksfase.
Naar verwachting start Defensie in 2025 met de realisatiefase van het project. OTI
bestaat uit verschillende bouwstenen die Defensie gefaseerd inregelt. De oplevering
van het eerste materieel vindt naar verwachting plaats in 2025, waarna het project
eind 2029 is afgerond.
Vooruitblik
Rekening houdend met het geactualiseerde DMP beleid2 en het investeringsvolume van dit project van minder dan € 250 miljoen ben ik voornemens
om dit project te mandateren aan het Commando Materieel en IT (COMMIT). Over het vervolg
van dit project informeer ik uw Kamer via de begroting van het Defensiematerieelbegrotingsfonds
(DMF) en het Defensieprojectenoverzicht (DPO).
De Staatssecretaris van Defensie,
G.P. Tuinman
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
G.P. Tuinman, staatssecretaris van Defensie