Brief regering : Kamerrapportage Nationaal actieplan versterken zoönosenbeleid
25 295 Infectieziektenbestrijding
29 683
Dierziektebeleid
Nr. 2220
BRIEF VAN DE MINISTERS VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT EN VAN LANDBOUW, VISSERIJ,
VOEDSELZEKERHEID EN NATUUR EN VAN DE STAATSSECRETARIS VAN LANDBOUW, VISSERIJ, VOEDSELZEKERHEID
EN NATUUR
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 3 februari 2025
De afgelopen jaren hebben we ervaren dat een uitbraak van een zoönose wereldwijd en
langdurig tot ontwrichtingen kan leiden. De coronapandemie begon als zoönose en wees
ons op de grote impact die een uitbraak kan hebben, en hoe belangrijk het is deze
zoveel mogelijk te voorkomen. Het toonde daarmee ook de noodzaak om het bestaande
zoönosenbeleid te versterken. Dat is belangrijk om de weerbaarheid van Nederland op
dat vlak te vergroten. Daarom is in 2022 het Nationaal actieplan versterken zoönosenbeleid
(hierna: actieplan) opgesteld.1 Ook dit kabinet vindt het van groot belang om het risico op het ontstaan van een
zoönose(uitbraak) zoveel mogelijk te verkleinen en om goed zicht te hebben op waar
dat desondanks toch gebeurt. We willen weerbaar zijn om hier tegen op te treden en
om de impact op de volksgezondheid, diergezondheid en de maatschappij zo klein mogelijk
te maken.
Het Nationaal actieplan versterken zoönosenbeleid in het kort
In het actieplan is beschreven hoe het zoönosenbeleid verder wordt versterkt. Het
actieplan strekt zich uit over de volle breedte van One Health (leefomgeving, veterinair
en humaan), nationaal en internationaal, en richt zich op preventie, detectie en respons.
Daarnaast wordt aandacht besteed aan twee doorsnijdende thema’s: de internationale
inzet en onderzoek. Het doel van het actieplan is om risico’s op het ontstaan en de
verspreiding van zoönosen in de toekomst verder te verkleinen en voorbereid te zijn
op een eventuele uitbraak. Dit actieplan wordt uitgevoerd in de periode 2022–2026.
Dat betekent dat we nu halverwege zijn. Verschillende adviezen zijn benut bij de totstandkoming
van het actieplan: het rapport «Zoönosen in het vizier» van de expertgroep onder leiding
van dhr. Bekedam2, een evaluatie van de aanpak van SARS-CoV-2 bij nertsen, verschillende adviezen van
het Deskundigenberaad Zoönosen en consultatie bij een groot aantal partners uit alle
One Health domeinen.
Het is onmogelijk om het risico op een zoönose(uitbraak) volledig weg te nemen. We
hebben geen geheim wapen om alle zoönosen te voorkomen. Wel kunnen we op alle aspecten
van het zoönosenbeleid (preventie, detectie, respons, internationaal en onderzoek)
een extra stap zetten om onze aanpak te versterken. De kracht van het actieplan is
dat hierin alle acties – groot en klein – samenkomen en dat het totaal van alle acties
een substantiële bijdrage levert aan het versterken van het zoönosenbeleid. Volksgezondheid
staat daarbij voorop; geen onnodige risico’s voor de gezondheid voor burgers. Maar
ook voor veehouders en hun dieren en voor de leefomgeving als geheel is het voorkómen
van en voorbereid zijn op uitbraken van zoönosen van belang.
In deze brief wordt uw Kamer op hoofdlijnen geïnformeerd over de voortgang van het
actieplan, geïllustreerd met een aantal voorbeelden. Ook wordt ingegaan op de resultaten
van tussentijdse evaluaties die in 2024 zijn uitgevoerd. In de bijgevoegde Kamerrapportage
wordt per actie de voortgang toegelicht. Deze Kamerrapportage betreft een update van
de rapportage die uw Kamer in 2023 heeft ontvangen.3 U wordt ongeveer gelijktijdig met deze brief in een aparte brief geïnformeerd over
de voortgang van het Intensiveringsplan preventie vogelgriep, waarin ook enkele acties
uit het actieplan zijn opgenomen. Met beide brieven en rapportages informeren we uw
Kamer over onze stevige inzet op de volle breedte van het zoönosenbeleid.
Highlights versterken zoönosenbeleid 2024
In 2024 zijn mooie verdere stappen gezet in het versterken van het zoönosenbeleid.
Een aantal acties van het actieplan is afgerond, een groot deel is in uitvoering en
enkele acties zijn in voorbereiding om de komende jaren mee aan de slag te gaan. Hieronder
wordt een aantal belangrijke gerealiseerde mijlpalen uit 2024 uitgelicht.
Bijeenkomst versterken zoönosenbeleid: samenwerking met het veld
De uitvoering van het actieplan en het versterken van het zoönosenbeleid is alleen
mogelijk als partners in de volle breedte van het One Health domein (humaan, veterinair,
leefomgeving) samenwerken en elkaar gemakkelijk weten te vinden. Op 17 september 2024
organiseerden de ministeries van VWS en LVVN daarom een stakeholderbijeenkomst waar
zo’n 180 One Health professionals bijeen kwamen. Het doel van deze bijeenkomst was
enerzijds het faciliteren van de verbinding binnen en tussen de One Health domeinen,
en anderzijds het ophalen van concrete input voor het vervolg van de uitvoering van
het actieplan. Ook is deelnemers de gelegenheid geboden om te reflecteren op de voortgang
van de uitvoering van het actieplan en het identificeren van eventuele blinde vlekken.
De inbreng is verwerkt in bijgevoegde Kamerrapportage.
Surveillance influenza bij varkens
Een andere belangrijke mijlpaal betreft het opzetten van One Health surveillance van
influenza bij varkens. Het varken staat in de wetenschappelijke literatuur bekend
als een dier waar potentieel vermenging van influenzavirussen van verschillende diersoorten
(waaronder de mens) kan plaatsvinden. Daarom heeft het RIVM in 2022 en 2023, samen
met de Royal GD (GD), Wageningen Bioveterinary Research (WBVR) en Erasmus Medical
Center (Erasmus MC) een pilot4 uitgevoerd naar surveillance van influenzastammen op Nederlandse varkensbedrijven
en zijn geïsoleerde varkensinfluenzastammen verder gekarakteriseerd. Als vervolg op
de pilot is in 2024, met inachtneming van de aanbevelingen uit de pilot, de surveillance
voortgezet waarbij oog wordt gehouden voor het borgen van een landelijke dekking van
deze surveillance. In 2025 wordt bezien of en hoe deze surveillance na 2026 kosteneffectief
voortgezet kan worden. Uw Kamer is op 28 mei 2024 nader geïnformeerd over deze surveillance.5
Bioveiligheidsplan
In de Nederlandse veehouderij is veel aandacht voor bioveiligheid. Dat is ook belangrijk,
want een goede bioveiligheid helpt om infecties met dierziekten, waaronder zoönosen,
buiten de deur te houden. Dit maakt bedrijven weerbaarder. Het is echter wel van belang
om continu kritisch te blijven op de bioveiligheid op een bedrijf, en die te blijven
optimaliseren. Dat kan met een bedrijfsspecifiek bioveiligheidsplan. Daarbij kiezen
we voor een gefaseerde aanpak; eerst wordt het bioveiligheidsplan verplicht voor de
pluimveesector, daarna volgen andere sectoren, waarbij de varkenssector prioriteit
heeft. De verwachting is dat de regeling ter introductie van het bioveiligheidsplan
voor de pluimveesector begin 2025 kan worden gepubliceerd. U wordt hier in de voortgangsrapportage
van het Intensiveringsplan preventie vogelgriep nader over geïnformeerd. In 2025 zal
worden bekeken hoe dit traject met de andere sectoren kan worden opgestart.
Zoönosengeletterdheid
Iedereen kan in aanraking komen met (wilde) dieren of vectoren, wat kan leiden tot
zoönosenrisico’s. Het is daarom belangrijk dat mensen in staat zijn om informatie
over zoönosen te vinden, te begrijpen, te beoordelen en toe te passen, zodat de kans
op een besmetting zoveel mogelijk wordt verkleind. Dit noemen we «zoönosengeletterdheid.»
We vinden het belangrijk om de zoönosengeletterdheid bij zowel burgers als professionals
te vergroten. Dat doen we op verschillende manieren. Het RIVM heeft in 2024 het kwantitatieve
onderzoek dat eerder onder burgers werd uitgevoerd, voortgezet in kwalitatief onderzoek
naar specifieke manieren om een zoönose op te lopen, zoals infecties via teken.
Om de zoönosengeletterdheid onder professionals te vergroten lopen verschillende initiatieven.
Dutch Wildlife Health Centre (DWHC) heeft een cursus zoönosen ontwikkeld voor wildopvangmedewerkers.
Verder werkt het Nederlandse Huisartsen Genootschap (NHG) aan het ontwikkelen van
een e-learning voor huisartsen, mede gefinancierd vanuit het actieplan. Ook hebben
de ministeries van VWS en LVVN het afgelopen jaar een serious game laten ontwikkelen:
«R-factor». Dit spel is een meer laagdrempelige versie van de One Health Game en is
nationaal en internationaal verspreid onder stakeholders binnen het One Health domein.
Versterking van Europese samenwerking
Zoönosen houden zich niet aan landsgrenzen. We zetten daarom niet alleen in op het
versterken van ons nationale beleid, maar ook op het versterken van internationale
initiatieven. Op die manier proberen we bij te dragen aan het verkleinen van het risico
dat zoönosen elders ter wereld ontstaan en dat deze naar Nederland komen.
Met het One Health Strengthening Europe (OHSE)-project versterkt het RIVM de samenwerking
op het gebied van One Health in Europa. Daarvoor is door het RIVM de samenwerking
gezocht met de European One Health Association (EOHA) (een doorstart van de Medvetnet6 association). Veel humane en veterinaire instituten van de Europese lidstaten zijn
hiervan lid, waaronder Nederland (RIVM en WBVR). Een belangrijk aspect van het OHSE-project
is de betrokkenheid van het One Health domein «leefomgeving». Naast het EOHA zijn
ook het European Centre for Disease Control (ECDC), European Food Safety Authority
(EFSA), en het European Environmental Agency (EEA) betrokken. Via dit project steunt
Nederland dit EOHA-netwerk, zodat ook op Europees niveau problemen als zoönosen steeds
meer integraal vanuit One Health perspectief kunnen worden aangepakt. Daarmee wordt
een betere samenwerking tussen de One Health domeinen en tussen de Europese landen
bereikt, en worden andere landen gestimuleerd een zoönosenstructuur7 of iets soortgelijks op te zetten. Dit sluit aan bij de internationale ambities die
zijn beschreven in het actieplan.
Internationale detacheringen
Nederland heeft op het gebied van zoönosen een sterke internationale oriëntatie en
reputatie. We hebben veel kennis en expertise en we vinden het belangrijk om die beschikbaar
te stellen aan andere landen, bijvoorbeeld via detacheringen bij internationale organisaties.
Daarmee kunnen we direct bijdragen aan het versterken van diverse Europese en internationale
trajecten op het gebied van One Health en zoönosen. Daarnaast kan Nederland ook leren
van het zoönosenbeleid in andere landen en is samenwerking binnen de Europese Unie
en ook mondiaal essentieel om de risico’s van zoönotische uitbraken te verkleinen.
In 2024 zijn bij drie toonaangevende organisaties op het gebied van One Health detacheringen
van Nederlandse experts geregeld: de World Health Organization (WHO), de Food and
Agricultural Organization (FAO) en de World Organization for Animal Health (WOAH).
Belangrijk daarbij is de implementatie van de One Health Joint Plan of Action. Dit plan schetst de inzet van de Quadripartite (WHO, FAO, WOAH en United Nations
Environment Program (UNEP)) om landen te ondersteunen bij de implementatie van een
nationale One Health aanpak. Nederland draagt financieel bij aan de implementatie
van dit plan.
Onderzoek
De ontwikkeling van kennis over zoönosen, transmissieroutes en toepasbare diagnostiek
draagt bij aan het tijdig signaleren van zoönosen om zo nodig te kunnen ingrijpen.
De afgelopen jaren is daarom ook geïnvesteerd in (academische) kennis o.a. bij ZonMw,
het RIVM en de WUR (onderzoeksprogramma ERRAZE8). Een concreet voorbeeld van opgedane kennis over diagnostiek is de ontwikkeling
van verschillende detectiemethoden waarmee enerzijds nog onbekende ziekteverwekkers
in het lab of anderzijds bekende ziekteverwekkers snel en goedkoop in het veld of
bij een patiënt opgespoord kunnen worden. Zulke detectiemethoden kunnen bijdragen
aan een snellere signalering en ziektesurveillance. Een ander voorbeeld is de geïntegreerde
inzet van epidemiologische en gedragsmodellen bij het beoordelen van mogelijke interventies
om uitbraken van zoönosen vroeg te detecteren en in te dammen.
Tussentijdse evaluaties
Evaluatie beleidsprogramma pandemische paraatheid
Het beleidsprogramma pandemische paraatheid, waar het actieplan onderdeel van uitmaakt,
is in 2024 ex durante geëvalueerd door Significant.9 Uit de evaluatie komt naar voren dat het actieplan de nodige houvast biedt in het
versterken van het zoönosenbeleid, zowel nationaal als internationaal. Daarnaast wordt
positief gereflecteerd op de wijze waarop het rapport «Zoönosen in het vizier» van
de expertgroep onder leiding van de heer Bekedam is vertaald naar het actieplan. Ook
zijn de 54 acties in het actieplan veelal concreet geformuleerd, al blijkt wel dat
het vaak lastig meetbaar is wanneer ze daadwerkelijk gerealiseerd zijn en ontbreekt
er een concrete tijdslijn op sommige acties. Als voorbeeld wordt zoönosegeletterdheid
genoemd. Geconcludeerd wordt dat de beoogde output is gerealiseerd volgens planvorming
en dat het bereiken van de nog niet-behaalde output realistisch is. De beoogde output
draagt naar verwachting in redelijke mate bij aan het behalen van de beoogde uitkomsten,
al blijft het een uitdaging om de output van de 54 acties te laten samenkomen in een
geïntegreerde One Health aanpak.
Verkend wordt of de monitor gedrag & gezondheid van het RIVM de effecten van de inzet
op zoönosegeletterdheid inzichtelijk kan maken. Ook zetten de ministeries van VWS
en LVVN zich continu in om (de werkzaamheden van) de partners uit de One Health domeinen
aan elkaar te verbinden.
Evaluatie Dutch Wildlife Health Centre (DWHC)
Een andere evaluatie die heeft plaatsgevonden op het gebied van het zoönosenbeleid
is de evaluatie van de werkzaamheden van DWHC. DWHC is het nationale expertisecentrum
voor gezondheid en ziekten van in het wild levende dieren in Nederland. DWHC monitort
infectieziekten, inclusief zoönosen, bij in het wild levende dieren, verspreidt de
kennis en adviseert over eventuele risico’s voor mens en dier. DWHC kan zo op basis
van relevante signalen met betrekking tot infectieziekten en zoönosen snel risico’s
voor de humane en diergezondheid gezondheid signaleren, die zo nodig de basis vormen
voor actie. In 2013 en 2019 zijn er eerder evaluaties gedaan van de werkzaamheden
van DWHC. Nu, vijf jaar later, heeft opnieuw een evaluatie plaats gevonden om de doelmatigheid
en doeltreffendheid van de inzet van de beschikbare middelen voor DWHC inzichtelijk
te maken. Deze evaluatieopdracht is gegeven aan het advies- en onderzoeksbureau Significant
Public. Over het algemeen wordt een positief beeld geschetst in het rapport. Het bureau
doet ook enkele aanbevelingen voor de toekomst. De ministeries van VWS en LVVN zullen
samen met DWHC en de Universiteit Utrecht (UU, die medeopdrachtgever is van DWHC)
de aanbevelingen meenemen in de opdracht voor DWHC in de komende jaren. Het rapport
is te vinden op rijksoverheid.nl10.
Financieel
Het actieplan loopt tot en met 2026 en voor deze periode zijn financiële middelen
beschikbaar. Het kabinet verwacht medio 2025 duidelijkheid te kunnen geven over structurele
financiering van de versterkingen van het zoönosenbeleid.
Afsluitend
Het is belangrijk dat Nederland goed voorbereid is op dreigingen die volksgezondheid
en de samenleving kunnen verstoren, zoals het ontstaan van nieuwe (uitbraken van)
zoönosen. Het actieplan draagt eraan bij Nederland op dit punt weerbaarder te maken.
Er zijn in 2024, maar ook de jaren daarvoor, grote stappen gezet om het zoönosenbeleid
in Nederland én internationaal te versterken. We blijven ons inzetten om uitvoering
te geven aan de acties uit het actieplan, om zo bij te dragen aan het verder versterken
van het zoönosenbeleid. Dat doen we in nauwe samenwerking met mede-overheden, GGD’en,
artsen, dierenartsen, kennisinstituten, sectorpartijen, ngo’s, internationale organisaties,
en alle andere betrokken partijen, in de volle breedte van het One Health domein.
Wij zullen uw Kamer begin 2026 opnieuw informeren over de voortgang van de uitvoering
van het actieplan.
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,M-F. Agema
De Minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur, F.M. Wiersma
De Staatssecretaris van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur, J.F. Rummenie
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M. Agema, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport -
Mede ondertekenaar
J.F. Rummenie, staatssecretaris van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur -
Mede ondertekenaar
F.M. Wiersma, minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur