Brief regering : Beleidsreactie Monitor Integrale Veiligheid MBO 2023
29 240 Veiligheid op school
31 524
Beroepsonderwijs en Volwassenen Educatie
Nr. 158
BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 15 januari 2025
Een veilige leeromgeving is cruciaal in het onderwijs, ook voor mbo-studenten. Alleen
als je je veilig voelt kan je je optimaal ontwikkelen. Ook voor medewerkers is het
van belang dat zij zich veilig voelen en zichzelf kunnen zijn op de instelling om
zo het beste onderwijs te kunnen bieden en een voorbeeld te zijn richting de studenten.
Met het uitbrengen van de Monitor Integrale Veiligheid 2023 is inzicht gegeven in
hoe het ervoor staat met de veiligheid in het mbo. Op 20 december 2023 heeft mijn
ambtsvoorganger de eerste editie van deze monitor aan uw Kamer aangeboden, met de
toezegging om een beleidsreactie te sturen.1 Uit de monitor komt het beeld naar voren dat de meeste studenten en medewerkers zich
veilig voelen in het mbo. Tegelijkertijd valt op dat een aantal typen studenten en
medewerkers zich minder veilig voelt. Het vergroten van de sociale veiligheid is een
gezamenlijke verantwoordelijkheid. In deze brief zet ik de belangrijkste resultaten
van de monitor op een rij. Vervolgens geef ik een beleidsreactie op de resultaten.
Daarbij ga ik ook uitgebreider in op het huidige beleid om te bevorderen dat studenten
en medewerkers zich veilig voelen in het mbo, aangezien hierover de afgelopen periode
niet is gerapporteerd aan uw Kamer.
Monitor Integrale Veiligheid mbo
De Monitor Integrale Veiligheid mbo (hierna: monitor) is een doorontwikkeling van
de eerdere monitor sociale veiligheid mbo2. De nieuwe monitor is in samenwerking met de MBO Raad ontwikkeld met als doel een
uitgebreider beeld te schetsen van de integrale veiligheidssituatie op mbo-instellingen
en daarmee zicht te houden op de stand van de veiligheid in de sector en binnen individuele
scholen. In het sectorrapport dat aan uw Kamer is aangeboden is het landelijke beeld
geschetst. Daarnaast hebben de deelnemende mbo-instellingen een instellingsrapportage
ontvangen, waarmee zij inzicht kregen in de specifieke situatie van hun instelling
en hun veiligheidsbeleid kunnen bijstellen.
Het sectorrapport bestaat uit een kwantitatief deel, dat voornamelijk is gebaseerd
op al bestaande bronnen. Daarnaast bevat de monitor een kwalitatief deel waarvoor
focusgesprekken en interviews zijn gehouden met studenten en medewerkers. Tijdens
deze gesprekken zijn de volgende thema’s besproken: discriminatie, racisme en vooroordelen,
online veiligheidsbeleving, veiligheidsbeleving lhbtiq+, diversiteit, inclusie en
gelijke kansen, agressie en geweld, seksueel geweld en discussies met gevolgen. Tot
slot is onderzocht wat mbo-instellingen doen om de veiligheid binnen de instelling
te vergroten.
Belangrijkste resultaten
Algemene veiligheid
Uit het onderzoek blijkt dat het merendeel van de mbo-studenten zich veilig voelt.
Het aandeel studenten dat zich veilig voelt is vanaf 2016 jaarlijks toegenomen. In
2022 voelde 81 procent van de studenten zich veilig. 3,9 procent heeft aangegeven
zich onveilig te voelen, de rest heeft neutraal aangegeven (niet veilig/niet onveilig).
Ook van de medewerkers geeft de meerderheid aan zich veilig te voelen op het werk.
Daarbij geldt dat er een sterke samenhang is tussen de ervaren veiligheid en de algemene
tevredenheid: hoe meer tevreden het personeel is op een instelling, hoe veiliger men
zich voelt. Het veiligheidsgevoel van studenten en personeel hangt ook samen: instellingen
met personeel dat zich gemiddeld veiliger voelt hebben veelal ook studenten die zich
gemiddeld veiliger voelen.
Kwetsbare studenten en medewerkers
Uit de monitor komt ook naar voren dat een aantal typen studenten zich minder vaak
veilig voelt in het mbo: studenten met een functiebeperking, vrouwelijke studenten
en LHB-studenten3. Dat geldt ook voor studenten in de Beroeps Opleidende Leerweg (BOL), waarvan niveau
2-studenten in het bijzonder. Studenten met een functiebeperking geven vaker aan dat
zij zich niet veilig voelen dan studenten zonder een functiebeperking: het percentage
studenten met een functiebeperking dat zich veilig voelt is vijf procentpunt lager
dan studenten zonder een functiebeperking (78% en 83%). Vrouwelijke studenten voelen
zich minder vaak veilig (78%) dan mannelijke studenten (83%). Van de medewerkers blijkt
dat vrouwelijk personeel en personeel dat meer contact heeft met studenten zich minder
veilig voelen dan mannen en onderwijspersoneel dat in mindere mate direct contact
heeft met studenten. BOL-studenten voelen zich minder vaak veilig dan studenten in
de Beroeps Begeleidende Leerweg (BBL). BOL-niveau 2 studenten (78%) en niveau 3 studenten
(79%) voelen zich het minst veilig. Uit oudere cijfers blijkt dat LHB-studenten zich
vaker minder veilig voelen ten opzichte van niet-LHB-studenten. Daaruit blijkt ook
dat LHB-studenten vaker slachtoffer zijn geweest van materieel en psychisch fysiek
geweld4. Ook blijkt dat LHB-medewerkers vaker slachtoffer zijn geweest van psychisch fysiek
geweld.
Verschillen tussen instellingen en regio’s
De onderzoekers hebben ook gekeken naar verschillen in veiligheidsgevoel tussen instellingen
en regio’s. Uit het onderzoek blijkt dat op instellingen waar studenten zich gemiddeld
het veiligst voelen meer dan 90 procent van de studenten aangeeft zich veilig te voelen.
Voor instellingen waar studenten zich het minst veilig voelen ligt dit op minder dan
75 procent. Studenten op grotere instellingen en studenten op instellingen in West-Nederland
voelen zich gemiddeld minder veilig.
Het veiligheidsgevoel van studenten hangt ook in sterke mate samen met de tevredenheid
over de opleiding en tevredenheid over de instelling; studenten die meer tevreden
zijn over deze aspecten voelen zich vaker veilig en vice versa. Opvallend is dat medewerkers
in Noord- en Oost-Nederland zich iets veiliger lijken te voelen. Personeel op grotere
instellingen, met meer dan 15.000 studenten, voelt zich gemiddeld iets onveiliger.
Het is mogelijk dat de grootstedelijke problematiek in deze regio’s een rol speelt.
In de monitor wordt ook beschreven dat er verschillen bestaan in de manier waarop
instellingen met veiligheid omgaan. Uit de vragenlijst die is afgenomen onder veiligheidscoördinatoren
blijkt dat minder dan de helft van de scholen een uitgewerkt schoolveiligheidsplan
heeft en dat er op bestuurlijk niveau niet altijd voldoende aandacht is voor schoolveiligheid.
De veiligheidscoördinatoren geven aan het laatste jaar vooral extra aandacht te hebben
voor fysieke veiligheid, ongewenst en grensoverschrijdend gedrag. Tegelijkertijd wordt
door medewerkers genoemd dat er knelpunten zijn met betrekking tot studenten door
invloeden van buiten school (zoals jeugdcriminaliteit), online risico’s, mondigheid
en aanspreekbaarheid. Medewerkers geven ook aan onvoldoende zicht te hebben op incidenten
en onvoldoende kennis te hebben hoe te handelen. Instellingen registreren op verschillende
manieren incidenten; een substantiële groep instellingen was niet in staat om gegevens
aan te leveren. Verder zijn er verschillen in de mate waarin instellingen samenwerken
met partners en met betrekking tot hun veiligheidsvoorzieningen. Volgens veiligheidscoördinatoren
zou (nog) meer aandacht moeten uitgaan naar thema’s als ondermijning, ongewenst gedrag
gericht op anderen, seksueel grensoverschrijdend gedrag en seksuele weerbaarheid.
Bijna alle mbo-instellingen en locaties hebben een vertrouwenspersoon. Ook zijn er
vaak één of meerdere medewerkers verantwoordelijk voor de sociale veiligheid.
Ervaren veiligheid en geaccepteerde onveiligheid
Om bovengenoemde cijfers verder te duiden zijn focusgroepen gehouden met studenten
en docenten. Hoewel deze gesprekken niet representatief zijn, illustreren ze wel hoe
studenten en medewerkers de veiligheid op het mbo kunnen ervaren. Vaak bleek dat onderwerpen
veel genuanceerder liggen dan studenten in eerste instantie aangeven. Zo geven studenten
vaak aan dat zij niet het gevoel hebben dat discriminatie, racisme en vooroordelen
spelen op de instelling, maar bleek het toch onderhuids te spelen wanneer daar op
werd doorgevraagd. Studenten geven aan te ervaren dat ze anders worden behandeld door
hun achtergrond en geven aan dat er geen ruimte is voor mensen die anders denken.
Ook geven studenten aan te maken te hebben met discriminatie op de stage. En hoewel
meerdere studenten aangeven dat er voor lhbtiq+ studenten geen onveilige sfeer is
en dat hun instelling mee heeft gedaan met Paarse Vrijdag, wordt er ook aangegeven
dat men niet verbaasd moet zijn als men wordt nagekeken of wordt nageroepen als men
zich «anders» profileert. Het open uitdragen van een andere geaardheid dan heteroseksueel
werd genoemd als een manier waarop iemand zich «anders» kan profileren en is volgens
sommige studenten dan ook een reden om nagekeken of uitgelachen te worden of zelfs
(fysiek) bedreigd. Ook geven studenten aan dat nakijken en naroepen van meiden vaak
voorkomt en dit lijkt eigenlijk genormaliseerd te zijn in het leven van de studenten.
Uit de gesprekken komt naar voren dat studenten een situatie pas als onveilig en grensoverschrijdend
bestempelen als het gaat over ongewenste aanrakingen en/of fysiek gedrag.
Beleidsreactie
Dit kabinet zet in op een veilig leerklimaat waarin ieder talent telt. Om goed te
kunnen leren en jezelf te ontplooien is mentaal welzijn van leerlingen en studenten
van groot belang. Je moet veilig jezelf kunnen zijn. Ongeacht waar je wortels liggen,
van wie je houdt en of je man of vrouw of je geen van beiden voelt.5 De resultaten van de monitor geven aan dat er verschillen zijn in hoe veilig het
mbo wordt ervaren. De ene student of medewerker voelt zich er minder veilig dan de
ander. En dat geldt nog specifieker voor bepaalde typen studenten en medewerkers:
studenten met een functiebeperking, studenten van de BOL-leerweg, studenten van mbo-niveau 2,
LHB-studenten en vrouwelijke studenten en medewerkers voelen zich vaker onveilig.
Dit is een verontrustende constatering, want een veilige werk- en leeromgeving is
een belangrijke randvoorwaarde voor iedere student en medewerker.
Ook de voorbeelden van geaccepteerde onveiligheid die voortkomen uit de focusgroepen
baren mij zorgen. Discriminatie en grensoverschrijdend gedrag horen niet thuis in
een veilige mbo-instelling. Maar het wijst er mogelijk ook op dat de normen over wat
kan in het onderwijs aan het verschuiven zijn, net als dat gebeurt in de maatschappij.
Dit terwijl onderwijs voor iedereen veilig zou moeten zijn, ongeacht je geaardheid
of achtergrond. Dit kabinet treedt daarom daadkrachtig op tegen discriminatie, racisme,
antisemitisme en moslimhaat. Dit wordt onder andere gerealiseerd met de OCW-agenda
tegen discriminatie en racisme6 en de Strategie Bestrijding Antisemitisme7.
Het zorgen voor een veilig leerklimaat vraagt veel van mbo-instellingen. Ik waardeer
dan ook de docenten, conciërges en alle andere medewerkers die zich in hun dagelijkse
werk inzetten voor de veiligheid, waarbij ze soms te maken krijgen met complexe situaties.
Ook bestuurders hebben een belangrijke verantwoordelijkheid om zich in te zetten om
een veilige omgeving voor alle studenten en medewerkers te realiseren. Dat vraagt
op allerlei fronten inzet, preventief, beleidsmatig, maar ook als zich incidenten
voordoen. Hieronder ga ik in op wat we doen om dit te ondersteunen zodat instellingen
er niet geheel alleen voor staan, maar ook wat instellingen zelf al doen om de sociale
veiligheid te vergroten.
Bestuurlijke verantwoordelijkheid en wetsvoorstel zorgplicht sociale veiligheid
Met de Werkagenda mbo8 geven we een impuls aan de versterking van sociale veiligheid. Mbo-instellingen zetten
in op het verbeteren van het studentenwelzijn en de integrale veiligheid op mbo’s
en leerbedrijven. In de kwaliteitsagenda’s hebben mbo-instellingen aangegeven hoe
zij inzetten op sociale veiligheid. 77 procent van de instellingen geeft in hun kwaliteitsagenda
aan hun sociale veiligheidsplan uit te breiden. In het najaar van 2025 volgt de midtermreview
van de Werkagenda mbo. Aan de hand daarvan zal ik bezien hoe mbo-instellingen vorderen
met deze doelstelling en wat daarin ondersteunend kan zijn.
Met het Stagepact9 zetten we gezamenlijk in op het uitbannen van stagediscriminatie. Alle partners,
instellingen en leerbedrijven zijn hier hard mee bezig. Zo is afgesproken dat iedere
school een meldpunt inricht voor ondersteuning, nazorg en opvolging van meldingen
over stagediscriminatie en stagemisbruik. Onlangs is hiervoor het Servicedocument
Melden en Registreren van Klachten en Meldingen Stagediscriminatie mbo10 gepubliceerd. Daarnaast wordt er gewerkt met objectieve stagematching bij eerstejaarsstudenten,
een maatregel uit het Stagepact 2023–2027 om studenten een eerlijke kans te geven
op een stageplek.
Om de verantwoordelijkheid van mbo-instellingen verder te versterken kom ik met een
wetsvoorstel voor een zorgplicht sociale veiligheid voor het vervolgonderwijs (mbo,
hbo en wo). Daarin leggen we nadrukkelijker vast dat instellingen zorg moeten dragen
voor sociale, psychische en fysieke veiligheid op school en hiervoor ook beleid moeten
opstellen. Daarnaast zal het wetsvoorstel een aantal verplichtingen bevatten die dit
ondersteunen, zoals de monitoring van de sociale veiligheid en de registratie van
incidenten. Hoe vervolg wordt gegeven aan de Monitor Integrale Veiligheid mbo zal
bij de vormgeving van het wetsvoorstel worden meegenomen. Daarover zal OCW ook in
gesprek gaan met de sector zelf om aan te sluiten bij de behoeften van het mbo.
Ook werk ik een wetsvoorstel uit om de burgerschapsopdracht te verduidelijken. Daarbij
staat centraal dat de instelling zorgdraagt voor een cultuur in overeenstemming met
basiswaarden van de democratische rechtsstaat, waarin studenten zich veilig en geaccepteerd
weten. Dat is een belangrijke randvoorwaarde voor studenten om te kunnen oefenen met
hun rol als burger in de samenleving en op de arbeidsmarkt. De verwachting is dat
dit wetsvoorstel voor het mbo in het eerste kwartaal van 2025 in consultatie zal gaan.
Ondersteuning van mbo-instellingen
Om het veiligheidsgevoel onder studenten en medewerkers verder te vergroten, specifiek
voor studenten en medewerkers die zich minder veilig voelen, is het nodig dat mbo-instellingen
hun veiligheidsbeleid versterken. Daarbij gaat het om verschillende thema’s zoals
discriminatie, seksueel grensoverschrijdend gedrag en criminaliteit. Omdat dit geen
gemakkelijke opgave is zet ik in op een aantal concrete ondersteunende maatregelen.
OCW subsidieert Stichting School en Veiligheid (SSV), de landelijke expertorganisatie
die scholen in het funderend onderwijs en het mbo ondersteuning biedt bij het creëren
van een veilig schoolklimaat. Scholen en mbo-instellingen kunnen met een gerichte
vraag een beroep doen op het Adviespunt van School & Veiligheid en gebruik maken van
de vele handreikingen en instrumenten zoals het digitaal veiligheidsplan. De Staatssecretaris
van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heeft SSV daarom gevraagd extra aandacht te besteden
aan het ondersteunen van het po, vo en mbo op het terrein van goed veiligheidsbeleid.
Ik vind het belangrijk dat studenten en onderwijspersoneel weten bij wie ze terecht
kunnen als zij zich niet veilig voelen. Dit kan natuurlijk bij de mentor als het om
studenten gaat of de leidinggevende voor personeel, maar ook het beter bekend maken
van de vertrouwenspersoon binnen de instelling kan helpen om de meldingsbereidheid
te vergroten. Het is belangrijk dat de route om te melden helder en bekend is binnen
de instelling en dat professionals voldoende zijn toegerust om meldingen te behandelen.
Mbo-instellingen kunnen hiervoor ondersteuning krijgen van SSV, gebruik maken van
de Leidraad vertrouwenswerk op school (mbo)11 en het professionaliseringsaanbod voor vertrouwenspersonen in het onderwijs.
Om te bevorderen dat studenten en onderwijsprofessionals die te maken hebben met sociale
onveiligheid de weg weten te vinden naar advies en informatie, ga ik in gesprek met
het expertisenetwerk sociale veiligheid om het netwerk en de bestaande wegwijzerwebsite
voor het funderend onderwijs, jouwveiligeschool.nl, uit te breiden naar het mbo. Daar
is ook voor onderwijsprofessionals informatie te vinden over het verbeteren van de
sociale veiligheid, maar over het lesgeven over het aangeven van grenzen, seksuele
vorming, seksuele oriëntatie of genderidentiteit.
Kwetsbare studenten
Het werken aan een sociaal veilig leerklimaat voor alle studenten is en blijft een
belangrijke opdracht voor mbo-instellingen. Voor bepaalde kwetsbare groepen vraagt
dat om extra aandacht omdat zij vaker te maken hebben met sociale onveiligheid. Van
onderwijsprofessionals vraagt dat om alertheid en een handelingsrepertoire om dit
goed te begeleiden. OCW verleent subsidie voor het project All Inclusive. Dit project
is een samenwerking tussen SSV, Theater AanZ en COC Nederland en heeft als doel om
samen met docenten en studenten in het mbo de sociaal veilige en inclusieve norm te
stellen. Daarbij gaat het om het in brede zin tegengaan van uitsluiting en discriminatie,
met oog voor seksuele en genderdiversiteit. Dit project is recent verlengd tot juli
2025.
Ook verleent OCW subsidie aan SSV voor het verzorgen van actuele informatie en deskundig
advies aan scholen op het thema diversiteit. Een voorbeeld daarvan is de website Externe link:www.gendi.nl met inspiratie, (les)materialen en kennis voor leraren en onderwijspersoneel op het
gebied van gender- en seksuele diversiteit. In 2025 publiceert SSV een handreiking
voor schoolleiders (po, vo en mbo) over het creëren van een veilig schoolklimaat voor
lhbtiq+ leerlingen en studenten. Daarnaast ondersteunt mijn collega, Staatssecretaris
van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (portefeuille Emancipatie), verschillende initiatieven
van COC Nederland. COC Nederland helpt scholen diversiteit bespreekbaar te maken door,
onder andere, het jaarlijks organiseren van Paarse Vrijdag, het faciliteren van Gender
& Sexuality Alliances (GSA) en het bouwen aan een GSA-docentennetwerk.
Seksueel grensoverschrijdend gedrag
Seksueel grensoverschrijdend gedrag is een actueel thema in de samenleving dat ook
speelt op het mbo. Dit blijkt ook uit de focusgesprekken waarin studenten aangeven
o.a. last te hebben van naroepen en nakijken. Tegelijkertijd valt op dat zij dit niet
bestempelen als grensoverschrijdend of onveilig, waardoor er sprake lijkt te zijn
van geaccepteerde onveiligheid.
In de gesprekken die regeringscommissaris Hamer met mbo-studenten voert, benoemen
studenten veel vormen van seksueel grensoverschrijdend gedrag, die zij ook zo ervaren.
Deze gesprekken zijn onderdeel van activiteiten die de regeringscommissaris uitvoert
met verschillende mbo-instellingen, in het kader van het aanjagen van een doorlopende
lijn van leren en aanpak van primair tot en met het vervolgonderwijs. Het doel hiervan
is om seksueel grensoverschrijdend gedrag meer bespreekbaar te maken en samen met
de instellingen duurzaam te integreren in hun aandacht voor sociale veiligheid. Ze
werkt hiervoor samen met de MBO Raad, SBB, JOB MBO en de bestuurders van de instellingen.
Om mbo-instellingen verder te ondersteunen om het gesprek tussen studenten onderling
te versterken, maak ik mogelijk dat het GELIJKSPEL-programma over omgangsnormen rondom
seks, dat is ontwikkeld voor hbo- en wo-studenten, in een pilot wordt doorontwikkeld
voor het mbo. Aan de hand van casussen gaan studenten het gesprek met elkaar aan.
Criminaliteit
Net als in het vo geven ook mbo-instellingen aan dat zij te kampen hebben met steeds
heftiger wordende problematiek op het terrein van agressie en criminaliteit. Hoewel
de kwantitatieve resultaten van de monitor niet ingaan op criminaliteit en agressie,
blijkt wel uit de reactie van de veiligheidscoördinatoren dat dit speelt. Zij geven
aan dat er meer aandacht uit zou moeten gaan zijn naar o.a. ondermijning en noemen
jeugdcriminaliteit als knelpunt. Onderwijsinstellingen weten niet altijd welke interventies
het best werken en soms gaat het ook voorbij de grens van wat redelijkerwijs bij het
onderwijs hoort in het oplossen van deze problematiek.
SSV gaat in 2025 een aanpak uitwerken hoe zij, samen met relevante partners, scholen
(po en vo) en mbo-instellingen beter kunnen ondersteunen bij de toenemende uitdagingen
rondom harde veiligheid, zoals geweld, drugs en criminaliteit. Daarnaast wordt vanuit
gemeenten en het kabinet al langer samengewerkt in en om de school om geweldsdelicten
tegen te gaan. Hierbij valt te denken aan het thema wapens en jongeren, waarin mijn
ministerie samenwerkt met het Ministerie van Justitie en Veiligheid. In de gemeente
Arnhem zijn in het kader van de preventie van jeugdcriminaliteit, met behulp van het
Ministerie van Justitie en Veiligheid, al positieve ervaringen opgedaan in een werkwijze
Veiligheid in en om de School (VIOS). Ook in andere gemeenten wordt volgens gelijkluidende
methoden gewerkt. De inzet op preventie van (ondermijnende en georganiseerde) jeugdcriminaliteit
gaat onder andere middels het programma Preventie met Gezag (PmG). Met PmG wil het
kabinet jongeren in een kwetsbare positie (in de leeftijd van 8 tot 27 jaar) kansen
bieden en grenzen stellen om te voorkomen dat zij in aanraking komen met criminaliteit,
daarin terechtkomen of daarin verder afglijden. Dat doet het kabinet sinds 2022 door
gericht te investeren in de meest kwetsbare gebieden in Nederland waar de risico’s
op het afglijden in criminaliteit het grootst zijn, samen met de diverse betrokken
partners uit het veiligheids- en sociaal domein, zoals scholen, de politie, de Raad
voor de Kinderbescherming en gemeenten.
Tot slot
De bevindingen uit de Monitor Integrale Veiligheid mbo onderstrepen het belang van
het bevorderen van een veilige leer- en werkomgeving binnen het mbo. Het is duidelijk
dat er ruimte is voor verbetering. Met de ondersteuning vanuit bovengenoemde organisaties,
de inzet vanuit de mbo-sector zelf en daarnaast een wettelijke borging in de vorm
van een zorgplicht voor sociale veiligheid, verwacht ik dat de ervaren veiligheid
van studenten en medewerkers in het mbo verder verbetert.
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
E.E.W. Bruins
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
E.E.W. Bruins, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap